Opdrachten, woordenlijsten en stellingen behorende bij Cxx55 Vocht en elektrolyten huishouding, uitscheiding, warmteregulatie en hormonaal stelsel Inleiding Uit recent startbekwaamhedenonderzoek en uit studentevaluaties, is naar voren gekomen dat ten aanzien van het curriculum HBOV meer behoefte is aan kennis van de anatomie/fysiologie van de vitale systemen in relatie tot de verpleegkundige toepassing ervan. Niet gek natuurlijk, de verpleegkundige praktijk is voor een groot deel gebaseerd op het falen en in stand houden van de vitale systemen. Kennis van deze systemen is daarom onontbeerlijk om adequaat te kunnen inspelen in allerlei verpleegkundige situaties. Met deze cursus wordt een pakket aangeboden waarmee de student aan de hand van opdrachten en colleges zoveel mogelijk zelfstandig aan de slag kan. Hij/zij kan zich hiermee verdiepen in de vitale systemen, waarbij de anatomie/fysiologie een essentieel onderdeel, en onderwijskundig gezien, een van de basisvoorwaarden is. Echter, t.a.v. de anatomie maakt het bestuderen van plaatjes en benoemen van structuren, geen onderdeel uit van het lesmateriaal. Wel zal de student gestuurd worden door gerichte opdrachten de nodige kennis van de anatomie te verwerven. De anatomie vormt dus uitsluitend in een opdrachttaak de basis tot verdere studie. In dezelfde taak worden de bijbehorende fysiologische begrippen en mechanismen bestudeerd. Opbouw van de cursus Colleges worden steeds per 2 colleges samengevoegd. Dus ook de opdrachten en stellingen. De cursus bestaat uit opdrachten en stellingen behorende bij colleges. De bedoeling ervan is, dan je voorafgaande aan het volgen van het college de opdrachten maakt. Je zult al snel merken dat het niet maken van de opdrachten ertoe leidt dat je de colleges niet kunt volgen. Zo staat er bijvoorbeeld bij elk college een woordenlijst die je moet kennen alvorens aan het college deel te nemen, om de docent te kunnen volgen. Het tempo ligt hoog, dus een goede voorbereiding is vereist. Bij de woordenlijst is het de bedoeling dat je de woorden opzoekt in Coëlho, zakwoordenboek der geneeskunde, en de woorden splitst in onderdelen. Vaak helpt het om voor jezelf een voorbeeld te bedenken met daarin het woord. Zo kun je bij het woord 'inter' denken aan internet en bij 'intra' aan intranet. De stellingen zijn allemaal Ja/Nee/? Vragen, maar het gaat niet zozeer om het goede antwoord dan wel om de redering erachter. De cursus bestaat uit 4 onderdelen: 1. Cxx53 Circulatie, spieren en skelet 2. Cxx54 Respiratie en digestivus 3. Cxx55 Vocht en elektrolytenbalans, thermoregulatie en hormonale regulatie 4. Cxx56 Neurologisch systeem. Succes met deze cursus. Namens het team anatomie/fysiologie Matthieu Berenbroek Cxx55 Opdrachten, woordenlijst, stellingen College Cxx55 1 en 2 Opdracht Zoek uit het verschil tussen een nefron en de nier. Zoek uit het verschil tussen ureter en urethra. Bereken de bloeddoorstroming per dag als de nier 20% van het rustvolume krijgt. Bereken de hoeveelheid ultrafiltraat (voorurine) als 20% van het door de nier stromende bloed wordt gefilterd. Verklaar waarom de druk in het niercapillairen (glomeruli) hoger moet zijn dan in de 'reguliere' capillairen. Woordenlijst Cystis Glandula suprarenalis Ren Nefron Ureter Urethra Peritoneum Peri-renaal Retroperitoneaal Nefrologie Nefrectomie Niercortex Niermerg Pyelum Osmose, osmotische waarde, colloïdosmotische waarde Zuurbase huishouding Regulatie bloeddruk Calciummetabolisme Fosfor Macula densa Juxta glomerulaire cellen Afferente arteriolen/vas afferens Efferente arteriolen/vas efferens Kapsel van Bowman Glomerulus Excretie Resorptie Filtratie Verzamelbuis Lis van Henle Tubulus contortus (I en II) Proximale tubulus Distale tubulus Cardiac output GFR (Glomerulaire filtratie snelheid) Tubulus flow Autoregulatie ADH (antidiuretisch hormoon) Vasopressine Aldosteron Elektrolyten balans Carrier eiwitten Tegenstroomprincipe Creatinine Clearance Diurese Inuline Ureum Urinezuur Glomerulonefritis Diabetes mellitus Ketonen Hematurie Terugresorptie Stellingen 1. De filtratie vindt plaats in het kapsel van Bowman. Dit is meer een actief proces dan een passief proces. (N) 2. De nieren liggen retroperitoneaal. (J) 3. Het ultrafiltraat komt in samenstelling overeen met bloedplasma. 4. Het bloed in de v. renalis bevat meer afvalstoffen dan het bloed in de a. renalis. 5. De mate van glomerulaire filtratie is afhankelijk van de bloeddruk. (J) 6. Bij een stijging van de ADH-spiegel vermindert de urineproductie. (J) 7. In het ultrafiltraat bevindt zich onder andere glucose. Onder normale omstandigheden wordt de glucose geheel teruggeresorbeerd. Boven een bepaalde drempelwaarde wordt glucose ook uitgescheiden. (J) 8. De TC II is selectief permeabel. 9. De resorptie van glucose vindt meer plaats in de lis van Henle dan in de tubulus contortus I. (N) (J) (J) (J) College Cxx55 3 en 4 Woordenlijst Eliminatie Nierpapil Intrinsiek Extrinsiek Anti-reflux Rekkingssensoren Rekreceptoren Sfincter Oligurie Dehydratie Hypovolemische shock Nierinsufficiëntie Anurie Polyurie Polydipsie Diabetes insipidus Diabetes mellitus Diureticum Hematurie Nycturie Renine Prostaathypertrofie Enuresis nocturne Dysurie Retentie Neurogeen Incontinentie RAS Intravasculair Angiotensine Angiotensinogeen Aldosteron Isotoon Hypotoon Hypertoon ECR Waterintoxicatie Calcium metabolisme Calcitonine Calcitriol Parathyroïdaal hormoon Osteoclasten Blaasretentie Blaasresidu Hyperhydratie Stellingen 1. Na het drinken van grote hoeveelheden vocht moet de nier de urine meer concentreren. 2. Het hormoon renine geeft verhoging van de bloeddruk. (J) (J) 3. Het hormoon aldosteron geeft een stijging van de bloeddruk. • Deze stijging komt meer tot stand door vasoconstrictie dan resorptie van Na+. (J) 4. Bij acidose pH < 7,35 zal de nier eerder meer dan minder H+ vasthouden. (N) College Cxx55 5 en 6 Woordenlijst Oedeem Renale bloeddrukregulatie Elektrolyten balans Mineralen Ionen Anion Kation Hyponatriëmie Hypovolemie Hypervolemie Nefritis Infusie Hemolyse Vasomotorisch sympaticus parasympaticus Histamine Shock Forward failure Vasovagaal Anafylactische shock Septische shock Acidose Alkalose Hypoproteïnemie Lymfoedeem Carcinogeen erytropoëtine (EPO) Weefselhypoxie Stellingen 1. Een sporter kan zijn prestatie verbeteren door te trainen op grote hoogte. (J) 2. Oedeem veroorzaakt door eiwittekort gaat eerder gepaard met een verhoogde dan een verlaagde osmotische waarde van het bloed. (N) 3. Cardiaal oedeem ontstaat door een vermindering van de cardiac output. (J) College Cxx55 7 en 8 Opdracht Zoek uit hoe de regulatie van de lichaamstemperatuur gaat. Zoek uit wanneer er sprake is van koorts. Zoek uit wat een koude rilling is. Zoek uit het verschil tussen kern en schil. Wat is de deltatemperatuur? Verklaar hoe je een afterdrop kunt krijgen bij zowel onderkoeling als wel bij juist vrijwel het tegenovergestelde een hitteberoerte. Woordenlijst Warmteregulatie Temperatuurregulatie Homeotherm Warmtebalans Kerntemperatuur Schiltemperatuur Perifere circulatoire compensatie Perifere circulatoire insufficiëntie Koorts Pyrogenen Radiatie Conductie Convectie Evaporatie Perspiratio insensibilis Perspiratio sensibilis Sensoren Thermosensoren Thalamus Hypothalamus Rudimentair Thyroxine CIVD (cold induced vasodilation) Spiertonus CZS (centraal zenuwstelsel) Pyrexie Febris Koude rilling Onderkoeling Hyperpyrexie Setpoint (hypothalamus) Toxische stoffen Toxinen Exogeen Endogeen Warmtestuwing Hitteberoerte Hitte uitputting Hyperthermie Hypothermie Afterdrop Stellingen 1. Een hitteberoerte treedt eerder op bij een temperatuur van 33°C en een droge lucht, dan bij een temperatuur van 28°C en een erg vochtige lucht. (N) 2. Koorts is een normaal fysiologisch proces bij bepaalde ziekten. Het onderdrukken van koorts heeft daarom weinig zin. (J) 3. De omgevingstemperatuur is erg laag, -10°C, het is dus erg koud. • Om warm te blijven is het beter warme kleding aan te trekken dan met minder kleding te gaan hardlopen. (J) 4. Alcoholgebruik leidt eerder tot onderkoeling dan tot oververhitting. (J) 5. Als een patiënt die al enkele dagen koorts heeft het erg warm krijgt en hevig begint te transpireren betekent dit dat de koorts gaat dalen. (J) College Cxx55 9 en 10 Opdracht Verklaar waarom een exocriene klier een afvoergang heeft en waarom een endocriene er geen nodig heeft. Verklaar de betekenis van het wordt negatief in negatieve feedback van hormoonregulatie. Zoek de ligging van de eilandjes van Langerhans uit. Woordenlijst Hormoonaanmaak Homaein Systemische hormonen Endocriene klieren Exocriene klieren Trope Glandotrope Effector hormoon Hypofyse Hypothalamus Adenohypofyse Neurohypofyse Releasing factor Epifyse Glandula Glandula thyroïdea Glandula parathyroïdea Thymus Uterus Ovaria Scrotum Glandula suprarenalis Pancreas Cutis CZS Hypofyse poortader systeem GH TSH ACTH PRL FSH LH GHRIH GHRH TRH CRH Cortisol Prostaglandines Prolactine Oxytocine Corpus luteum Testosteron Gameten Exocytose Adrenaline Noradrenaline College Cxx55 11 en 12 Opdracht Zoek de verschillen uit tussen de woorden glyco, gluco, genese, genolyse en neogenese. Verklaar tevens de relatie ertussen. Verklaar waarom lensbandjes langer worden als de accommodatiespier van het oog juist verslapt. Woordenlijst Eilandjes van Langerhans Gluconeogenese Insuline Glucagon Glycogeen Glucogeen Lipogenese Glycogenolyse Glyconeogenese Lien Medulla CZS Pancreas Epifyse Epifyse cerebri Melatonine Slaap / waakritme Eliminatie Prostaglandines NSAID Histamine Allergische reactie Receptor Sensor Accommodatie Cornea Pupil Iris Sclera Choroidea Retina Macula lutae Nervus opticus Corpus vitreum Pupilreflex Vegetatieve reflex M. constrictor pupillae M. dilatator pupillae Ovale venster Trommelvlies