Inleiding - Matthieu Berenbroek

advertisement
Opdrachten, woordenlijsten en stellingen behorende bij Cxx56
Neurologisch systeem / Zenuwstelsel
Inleiding
Uit recent startbekwaamhedenonderzoek en uit studentevaluaties, is naar voren gekomen dat ten
aanzien van het curriculum HBOV meer behoefte is aan kennis van de anatomie/fysiologie van de
vitale systemen in relatie tot de verpleegkundige toepassing ervan.
Niet gek natuurlijk, de verpleegkundige praktijk is voor een groot deel gebaseerd op het falen en in
stand houden van de vitale systemen. Kennis van deze systemen is daarom onontbeerlijk om
adequaat te kunnen inspelen in allerlei verpleegkundige situaties.
Met deze cursus wordt een pakket aangeboden waarmee de student aan de hand van opdrachten en
colleges zoveel mogelijk zelfstandig aan de slag kan. Hij/zij kan zich hiermee verdiepen in de vitale
systemen, waarbij de anatomie/fysiologie een essentieel onderdeel, en onderwijskundig gezien, een
van de basisvoorwaarden is. Echter, t.a.v. de anatomie maakt het bestuderen van plaatjes en
benoemen van structuren, geen onderdeel uit van het lesmateriaal. Wel zal de student gestuurd
worden door gerichte opdrachten de nodige kennis van de anatomie te verwerven. De anatomie
vormt dus uitsluitend in een opdrachttaak de basis tot verdere studie. In dezelfde taak worden de
bijbehorende fysiologische begrippen en mechanismen bestudeerd.
Opbouw van de cursus
Colleges worden steeds per 2 colleges samengevoegd. Dus ook de opdrachten en stellingen.
De cursus bestaat uit opdrachten en stellingen behorende bij colleges. De bedoeling ervan is, dan je
voorafgaande aan het volgen van het college de opdrachten maakt. Je zult al snel merken dat het niet
maken van de opdrachten ertoe leidt dat je de colleges niet kunt volgen. Zo staat er bijvoorbeeld bij
elk college een woordenlijst die je moet kennen alvorens aan het college deel te nemen, om de docent
te kunnen volgen. Het tempo ligt hoog, dus een goede voorbereiding is vereist.
Bij de woordenlijst is het de bedoeling dat je de woorden opzoekt in Coëlho, zakwoordenboek der
geneeskunde, en de woorden splitst in onderdelen. Vaak helpt het om voor jezelf een voorbeeld te
bedenken met daarin het woord. Zo kun je bij het woord 'inter' denken aan internet en bij 'intra' aan
intranet.
De stellingen zijn allemaal Ja/Nee/? Vragen, maar het gaat niet zozeer om het goede antwoord dan
wel om de redering erachter.
De cursus bestaat uit 4 onderdelen:
1. Cxx53 Circulatie, spieren en skelet
2. Cxx54 Respiratie en digestivus
3. Cxx55 Vocht en elektrolytenbalans, thermoregulatie en hormonale regulatie
4. Cxx56 Neurologisch systeem.
Succes met deze cursus.
Namens het team anatomie/fysiologie
Matthieu Berenbroek
Cxx56 Opdrachten, woordenlijst, stellingen
College Cxx56 1 en 2
Opdracht
 Zoek uit het verschil tussen centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel
 Zoek de essentiële verschillen tussen sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel
 Verklaar de werking van de bloedhersenbarrière.
Woordenlijst
Encephalon
Spinalis
Medulla
Medulla spinalis
Somatisch
Autonoom
Vegetatief
Grensstreng
Truncus cerebri
diëncephalon
Cerebrum
Cerebellum
Frequentiemodulatie
Actiepotentiaal
Sensorische zenuw
Motorische zenuw
Sympatisch
Parasympatisch
Interosensoren
Viscera
Intramurale ganglia
Gliacellen
Dendriet
Axon
Neuriet
Neuron
Interneuron
Perikaryon
Myeline schede
Synaps
Motorisch neuron
Neurotransmitter
Nucleus
Cel van Schwann
Insnoeringen van Ranvier
Actiepotentiaal
Influx
Efflux
Membraanpotentiaal
Transmissie
Faciliterend
Exciterend
Inhiberend
Vacuolen
exocytose
Postsynaptisch
Presynaptisch
Telodendriet
Acetylcholine
Stellingen
1. Pijnprikkels verlopen via de afferente zenuwen. (J)
2.
Hoe dikker de zenuw, des te trager verloopt de prikkelgeleiding. (N)
3.
Acetylcholine is een neurotransmitter.
 Acetylcholine speelt een rol in de prikkeloverdracht van neuron naar spier.
(J)
4.
Acetylcholine is een neurotransmitter die een rol speelt in de prikkeloverdracht van neuron naar
spier.
 De neurotransmitter wordt eerder gevormd dan afgebroken door acetylcholine-esterase.
(N)
5.
Een dendriet is een uitloper van een neuron.
 Deze uitloper voert prikkels van het cellichaam af. (N)
College Cxx56 3 en 4
Woordenlijst
Depolarisatie
Hyperpolarisatie
Repolarisatie
Refractaire periode
Saltatorische impulsgeleiding
Neuromusculaire transmissie
Neuro-neurale transmissie
Motorisch eindplaatje
Catecholamine
Serotonine
Dopamine
Histamine
GABA
Exciterend
Inhiberend
astrocyt
Oligodendriet
Ependymcellen
Ganglion
Tractus
Plexus
Preganglionair
Postganglionair
Lobus frontalis
Lobus pariëtalis
Lobus temporalis
Lobus occipitalis
Hemisfeer
Anastomose
Primaire motorische schors
Primaire sensorische schors
Homunculus
Motorische homunculus
Sensibele homunculus
Gebied van Broca
Gebied van Wernicke
Auditieve schors
Zeikte van Pick
Retardatie
Associatiebanen
Commissuurbanen
Corpus callosum
Split brain
Piramidaal
Extrapiramidaal
Heterolateraal
Homolateraal
Capsula interna
Striatum
Pallium
Putamen
Nucleus caudatus
Corpus striatum
Foramen magnum
Hemiplegie
Contralateraal
Hemiparalyse
Parese
Circumscripte
Fasciculaties
Spieratrofie
Quadriceps
Dura mater
Arachnoïdea
Pia mater
Liquor cerebrospinalis
Meningen
Subarachnoïdale ruimte
Subdurale ruimte
Epidurale ruimte
Epi
Dorsale wortel
Ventrale wortel
Dura sinus
Emissaria venen
Subarachnoïdale granulatie
Superior sagittal sinus
Superior cerebrale vene
Falx cerebri
Tentorium cerebelli
Aquaduct cerebri
Plexus choroideus
Kanaal van Sylvius
Kanaal van Sylvii
Promontorium
Os ilium
Symfyse
Symphysis ossium
Cauda equina
Cisterna terminalis
Suboccipitaal
Cisterna cerebellomedullaris
A carotis interna
A cerebri
A vertebralis
A subclavia
Cirkel van Willis
A basilaris
Stellingen
1. Hyperpolarisatie wordt veroorzaakt door een verlengde kalium efflux.
(J)
2. In de grijze stof van de hersenen bevinden zich meer cellichamen van de neuronen dan uitlopers.
(J)
3. De plexus brachialis bestaat zowel uit motorische als sensorische zenuwvezels. (J)
4. De zone van Broca bevindt zich in de hoek tussen de temporale- en occipitaal lob van de
hersenen. (N)
5. Een stoornis in de functie van de basale kernen veroorzaakt eerder onwillekeurige bewegingen
dan verlamming.
(J)
6. De motorische homunculus heeft een grote duim.
- De reden hiervan is dat de duim altijd dikker is dan de vingers.
(N)
7. Personen met een 'split brain' zullen de meeste voorwerpen aan de rechterkant kunnen
benoemen
(J)
8. Beschadiging van het spraakcentrum van Broca kan leiden tot woordvinding problemen
(N)
9. De auditieve schors (gehoorschors) is het hersenschorsgebied waar we geluidsprikkels bewust
worden.
- Dit schorsgebied bevindt zich in de occipitaalkwab
(N)
10. De basale kernen hebben een taak bij het coördineren van bepaalde bewegingen.
- De rode kern is gestoord bij de ziekte van Parkinson
(J)
11. Na het passen van 10 verschillende truien ontstaat er twijfel welke je zult nemen. Uiteindelijk kies
je voor de blauwe trui.
- Dit keuzemoment wordt bepaald in het gnostisch centrum(J)
College Cxx56 5 en 6
Opdracht
 Zoek voorbeelden bij de verschillende soorten sensoren, mechanische, thermische, chemische,
elektromagnetische en nocisensoren.
 Benoem een voorbeeld van perifere en van centrale adaptatie
Woordenlijst
Mesencephalon
Medulla oblongata
Pons
Mechanische sensoren
Thermische sensoren
Chemische sensoren
Elektromagnetische sensoren
Nocisensoren
Exteroceptief
Exterosensoren
Proprioceptief
Propriosensoren
Enteroceptief
Enterosensoren
Adaptatie
Perifere adaptatie
Centrale adaptatie
Bottom-up
Top-down
Perceptuele constante
Retina input
Cerebellum
Pendunculi
Nystagmus
Dysartrie
Epithalamus
Diëncephalon
Thalamus
Hypothalamus
Tremor
Oxytocine
Formatio reticularis
ARAS
DRAS
Stellingen
1.
Een gestoorde werking van het cerebellum uit zich eerder in loopstoornissen (ataxie) dan in
communicatiestoornissen (afasie). (J)
College Cxx56 7 en 8
Opdracht
 Zoek het verschil tussen onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reflexen
Woordenlijst
Substantia nigra
Ziekte van Parkinson
Nervus olfactorius
Nervus trigeminus
Nervus facialis
Nervus vestibulocochlearis
Nervus vagus
Nervus recurrens
Vertebra cervicalis
Vertebra thoracalis
Vertebra lumbalis
Vertebra sacralis
Os coccygis
Kyfose
Lordose
Scoliose
Atlas
Axis
Processus spinosus
Arcus
Processus tranversus
Foramen vertebra
Corpus
Foramen intervertebralis
Discus intervertebralis
Reflex
Spinaal
Corticaal
Monosynaptisch
Multisynaptisch
Dorsale ganglion
Stellingen
1. Bij een reflex komt de informatie het ruggenmerg binnen via de achterwortel (radix posterior)
(J)
2. De zuurstofvoorziening van de hersenen wordt verzorgd door meerdere arteriën.
- Een van deze arteriën is de a. vertebralis (J)
3. Door middel van een lumbaalpunctie wordt een hoeveelheid liquor afgetapt. Hierbij gaat de
naald door een aantal lagen.
- Eén van deze lagen is de pia mater
(N)
4. De grootte van de pupil wordt onder andere gereguleerd door het sympathische- en
parasympathische systeem.
- mydriase (pupilverwijding) is eerder een uiting van het overwicht van het sympathische
systeem dan van het parasympathische systeem
(J)
5. Bij een daling van de cerebrale bloedflow (CBR) zal het verschil tussen het arteriële
zuurstofgehalte en veneuze zuurstofgehalte van de hersenen eerder stijgen dan dalen.
(J)
6. Bij een daling van de cerebrale bloedflow (CBR) zal het verschil tussen het arteriële
zuurstofgehalte en veneuze zuurstofgehalte in het lichaam eerder stijgen dan dalen.
(N)
7. Het centraal zenuwstelsel wordt beschermd door de bloedhersenbarrière.
- De bloedhersenbarrière wordt onder andere gevormd door de hersenvliezen (N)
8. Rondom het cerebellum ontbreken de hersenvliezen
(N)
9. De hersenzenuwen verzorgen in grote lijnen de innervatie van de in het hoofd en de hals gelegen
zintuigen en spieren.
- Een uitzondering hierop is de n. vagus (J)
10. Het ruggenmerg eindigt op wervelkolomniveau L1/L2.
- Ook de 3 omhullende ruggenmergvliezen eindigen op dit niveau
(N)
11. Een toename van de parasympathische invloed op de sinusknoop van het hart geeft een
verhoging van de hartfrequentie
(N)
Download