Opdrachten, woordenlijsten en stellingen behorende bij Cxx56 Neurologisch systeem / Zenuwstelsel Inleiding Uit recent startbekwaamhedenonderzoek en uit studentevaluaties, is naar voren gekomen dat ten aanzien van het curriculum HBOV meer behoefte is aan kennis van de anatomie/fysiologie van de vitale systemen in relatie tot de verpleegkundige toepassing ervan. Niet gek natuurlijk, de verpleegkundige praktijk is voor een groot deel gebaseerd op het falen en in stand houden van de vitale systemen. Kennis van deze systemen is daarom onontbeerlijk om adequaat te kunnen inspelen in allerlei verpleegkundige situaties. Met deze cursus wordt een pakket aangeboden waarmee de student aan de hand van opdrachten en colleges zoveel mogelijk zelfstandig aan de slag kan. Hij/zij kan zich hiermee verdiepen in de vitale systemen, waarbij de anatomie/fysiologie een essentieel onderdeel, en onderwijskundig gezien, een van de basisvoorwaarden is. Echter, t.a.v. de anatomie maakt het bestuderen van plaatjes en benoemen van structuren, geen onderdeel uit van het lesmateriaal. Wel zal de student gestuurd worden door gerichte opdrachten de nodige kennis van de anatomie te verwerven. De anatomie vormt dus uitsluitend in een opdrachttaak de basis tot verdere studie. In dezelfde taak worden de bijbehorende fysiologische begrippen en mechanismen bestudeerd. Opbouw van de cursus Colleges worden steeds per 2 colleges samengevoegd. Dus ook de opdrachten en stellingen. De cursus bestaat uit opdrachten en stellingen behorende bij colleges. De bedoeling ervan is, dan je voorafgaande aan het volgen van het college de opdrachten maakt. Je zult al snel merken dat het niet maken van de opdrachten ertoe leidt dat je de colleges niet kunt volgen. Zo staat er bijvoorbeeld bij elk college een woordenlijst die je moet kennen alvorens aan het college deel te nemen, om de docent te kunnen volgen. Het tempo ligt hoog, dus een goede voorbereiding is vereist. Bij de woordenlijst is het de bedoeling dat je de woorden opzoekt in Coëlho, zakwoordenboek der geneeskunde, en de woorden splitst in onderdelen. Vaak helpt het om voor jezelf een voorbeeld te bedenken met daarin het woord. Zo kun je bij het woord 'inter' denken aan internet en bij 'intra' aan intranet. De stellingen zijn allemaal Ja/Nee/? Vragen, maar het gaat niet zozeer om het goede antwoord dan wel om de redering erachter. De cursus bestaat uit 4 onderdelen: 1. Cxx53 Circulatie, spieren en skelet 2. Cxx54 Respiratie en digestivus 3. Cxx55 Vocht en elektrolytenbalans, thermoregulatie en hormonale regulatie 4. Cxx56 Neurologisch systeem. Succes met deze cursus. Namens het team anatomie/fysiologie Matthieu Berenbroek Cxx56 Opdrachten, woordenlijst, stellingen College Cxx56 1 en 2 Opdracht Zoek uit het verschil tussen centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel Zoek de essentiële verschillen tussen sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel Verklaar de werking van de bloedhersenbarrière. Woordenlijst Encephalon Spinalis Medulla Medulla spinalis Somatisch Autonoom Vegetatief Grensstreng Truncus cerebri diëncephalon Cerebrum Cerebellum Frequentiemodulatie Actiepotentiaal Sensorische zenuw Motorische zenuw Sympatisch Parasympatisch Interosensoren Viscera Intramurale ganglia Gliacellen Dendriet Axon Neuriet Neuron Interneuron Perikaryon Myeline schede Synaps Motorisch neuron Neurotransmitter Nucleus Cel van Schwann Insnoeringen van Ranvier Actiepotentiaal Influx Efflux Membraanpotentiaal Transmissie Faciliterend Exciterend Inhiberend Vacuolen exocytose Postsynaptisch Presynaptisch Telodendriet Acetylcholine Stellingen 1. Pijnprikkels verlopen via de afferente zenuwen. (J) 2. Hoe dikker de zenuw, des te trager verloopt de prikkelgeleiding. (N) 3. Acetylcholine is een neurotransmitter. Acetylcholine speelt een rol in de prikkeloverdracht van neuron naar spier. (J) 4. Acetylcholine is een neurotransmitter die een rol speelt in de prikkeloverdracht van neuron naar spier. De neurotransmitter wordt eerder gevormd dan afgebroken door acetylcholine-esterase. (N) 5. Een dendriet is een uitloper van een neuron. Deze uitloper voert prikkels van het cellichaam af. (N) College Cxx56 3 en 4 Woordenlijst Depolarisatie Hyperpolarisatie Repolarisatie Refractaire periode Saltatorische impulsgeleiding Neuromusculaire transmissie Neuro-neurale transmissie Motorisch eindplaatje Catecholamine Serotonine Dopamine Histamine GABA Exciterend Inhiberend astrocyt Oligodendriet Ependymcellen Ganglion Tractus Plexus Preganglionair Postganglionair Lobus frontalis Lobus pariëtalis Lobus temporalis Lobus occipitalis Hemisfeer Anastomose Primaire motorische schors Primaire sensorische schors Homunculus Motorische homunculus Sensibele homunculus Gebied van Broca Gebied van Wernicke Auditieve schors Zeikte van Pick Retardatie Associatiebanen Commissuurbanen Corpus callosum Split brain Piramidaal Extrapiramidaal Heterolateraal Homolateraal Capsula interna Striatum Pallium Putamen Nucleus caudatus Corpus striatum Foramen magnum Hemiplegie Contralateraal Hemiparalyse Parese Circumscripte Fasciculaties Spieratrofie Quadriceps Dura mater Arachnoïdea Pia mater Liquor cerebrospinalis Meningen Subarachnoïdale ruimte Subdurale ruimte Epidurale ruimte Epi Dorsale wortel Ventrale wortel Dura sinus Emissaria venen Subarachnoïdale granulatie Superior sagittal sinus Superior cerebrale vene Falx cerebri Tentorium cerebelli Aquaduct cerebri Plexus choroideus Kanaal van Sylvius Kanaal van Sylvii Promontorium Os ilium Symfyse Symphysis ossium Cauda equina Cisterna terminalis Suboccipitaal Cisterna cerebellomedullaris A carotis interna A cerebri A vertebralis A subclavia Cirkel van Willis A basilaris Stellingen 1. Hyperpolarisatie wordt veroorzaakt door een verlengde kalium efflux. (J) 2. In de grijze stof van de hersenen bevinden zich meer cellichamen van de neuronen dan uitlopers. (J) 3. De plexus brachialis bestaat zowel uit motorische als sensorische zenuwvezels. (J) 4. De zone van Broca bevindt zich in de hoek tussen de temporale- en occipitaal lob van de hersenen. (N) 5. Een stoornis in de functie van de basale kernen veroorzaakt eerder onwillekeurige bewegingen dan verlamming. (J) 6. De motorische homunculus heeft een grote duim. - De reden hiervan is dat de duim altijd dikker is dan de vingers. (N) 7. Personen met een 'split brain' zullen de meeste voorwerpen aan de rechterkant kunnen benoemen (J) 8. Beschadiging van het spraakcentrum van Broca kan leiden tot woordvinding problemen (N) 9. De auditieve schors (gehoorschors) is het hersenschorsgebied waar we geluidsprikkels bewust worden. - Dit schorsgebied bevindt zich in de occipitaalkwab (N) 10. De basale kernen hebben een taak bij het coördineren van bepaalde bewegingen. - De rode kern is gestoord bij de ziekte van Parkinson (J) 11. Na het passen van 10 verschillende truien ontstaat er twijfel welke je zult nemen. Uiteindelijk kies je voor de blauwe trui. - Dit keuzemoment wordt bepaald in het gnostisch centrum(J) College Cxx56 5 en 6 Opdracht Zoek voorbeelden bij de verschillende soorten sensoren, mechanische, thermische, chemische, elektromagnetische en nocisensoren. Benoem een voorbeeld van perifere en van centrale adaptatie Woordenlijst Mesencephalon Medulla oblongata Pons Mechanische sensoren Thermische sensoren Chemische sensoren Elektromagnetische sensoren Nocisensoren Exteroceptief Exterosensoren Proprioceptief Propriosensoren Enteroceptief Enterosensoren Adaptatie Perifere adaptatie Centrale adaptatie Bottom-up Top-down Perceptuele constante Retina input Cerebellum Pendunculi Nystagmus Dysartrie Epithalamus Diëncephalon Thalamus Hypothalamus Tremor Oxytocine Formatio reticularis ARAS DRAS Stellingen 1. Een gestoorde werking van het cerebellum uit zich eerder in loopstoornissen (ataxie) dan in communicatiestoornissen (afasie). (J) College Cxx56 7 en 8 Opdracht Zoek het verschil tussen onvoorwaardelijke en voorwaardelijke reflexen Woordenlijst Substantia nigra Ziekte van Parkinson Nervus olfactorius Nervus trigeminus Nervus facialis Nervus vestibulocochlearis Nervus vagus Nervus recurrens Vertebra cervicalis Vertebra thoracalis Vertebra lumbalis Vertebra sacralis Os coccygis Kyfose Lordose Scoliose Atlas Axis Processus spinosus Arcus Processus tranversus Foramen vertebra Corpus Foramen intervertebralis Discus intervertebralis Reflex Spinaal Corticaal Monosynaptisch Multisynaptisch Dorsale ganglion Stellingen 1. Bij een reflex komt de informatie het ruggenmerg binnen via de achterwortel (radix posterior) (J) 2. De zuurstofvoorziening van de hersenen wordt verzorgd door meerdere arteriën. - Een van deze arteriën is de a. vertebralis (J) 3. Door middel van een lumbaalpunctie wordt een hoeveelheid liquor afgetapt. Hierbij gaat de naald door een aantal lagen. - Eén van deze lagen is de pia mater (N) 4. De grootte van de pupil wordt onder andere gereguleerd door het sympathische- en parasympathische systeem. - mydriase (pupilverwijding) is eerder een uiting van het overwicht van het sympathische systeem dan van het parasympathische systeem (J) 5. Bij een daling van de cerebrale bloedflow (CBR) zal het verschil tussen het arteriële zuurstofgehalte en veneuze zuurstofgehalte van de hersenen eerder stijgen dan dalen. (J) 6. Bij een daling van de cerebrale bloedflow (CBR) zal het verschil tussen het arteriële zuurstofgehalte en veneuze zuurstofgehalte in het lichaam eerder stijgen dan dalen. (N) 7. Het centraal zenuwstelsel wordt beschermd door de bloedhersenbarrière. - De bloedhersenbarrière wordt onder andere gevormd door de hersenvliezen (N) 8. Rondom het cerebellum ontbreken de hersenvliezen (N) 9. De hersenzenuwen verzorgen in grote lijnen de innervatie van de in het hoofd en de hals gelegen zintuigen en spieren. - Een uitzondering hierop is de n. vagus (J) 10. Het ruggenmerg eindigt op wervelkolomniveau L1/L2. - Ook de 3 omhullende ruggenmergvliezen eindigen op dit niveau (N) 11. Een toename van de parasympathische invloed op de sinusknoop van het hart geeft een verhoging van de hartfrequentie (N)