Handleiding Medicatie NOVO Voorwoord Veel cliënten in de gehandicaptenzorg gebruiken medicijnen. Voor onze cliënten geldt, dat de mate van medicijngebruik dikwijls meer dan gemiddeld is. Ook zijn er veel cliënten waarbij extra toezicht op- en instructie bij hun medicijngebruik onontbeerlijk is. Tegelijkertijd is er een ontwikkeling gaande waarbij gehandicapte mensen in toenemende mate kleinschalig en zelfstandig gaan wonen, waardoor zij terecht komen in een meer informeel georganiseerde situatie waarin medische en verpleegkundige kennis niet altijd onmiddellijk voorhanden is. Dat maakt de medicatieveiligheid van onze cliënten kwetsbaar en vraagt dus extra om heldere afspraken en het gedisciplineerd toepassen daarvan. Dit mag worden beschouwd als een onderdeel van de in onze branche aanwezige afspraken rond professionaliteit van medewerkers. Deze handleiding beschrijft de voorwaarden van het medicatiebeleid bij NOVO. De uitwerking ervan in locatie gebonden protocollen, werkinstructies en voorbeeldformulieren maakt geen deel uit van deze handleiding. Als bijlage zijn wel voorbeelden opgenomen van formulieren en lijsten die gebruikt kunnen worden. NOVO vertrouwt er op dat deze handleiding een bijdrage zal leveren aan de kwaliteitszorg op het gebied van de medicatieverstrekking aan onze cliënten. En dat deze de helderheid zal vergroten over de eisen die op dit gebied aan onze medewerkers mogen worden gesteld. Inhoudsopgave Hoofdstuk 1Uitgangspunten medicatiebeleid NOVO 1.1 medicatiebeleid 1.2 kwaliteitsbeleid 1.3 personeelsbeleid Hoofdstuk 2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Hoofdstuk 3 Scholing Hoofdstuk 4 Informatie voorziening en beheer Hoofdstuk 5 Richtlijn tijdige toediening medicatie Hoofdstuk 6 Eigen beheer medicatie Hoofdstuk 7 Weigeren van medicatie Hoofdstuk 8 Medicatie bij uitstapjes en vakantie Hoofdstuk 1 Uitgangspunten medicatiebeleid NOVO 1.1 Medicatiebeleid Doel van het medicatiebeleid van NOVO is dat de juiste cliënt de juiste medicatie op het juiste tijdstip en in de juiste dosering en toedieningsvorm krijgt. Om dat te realiseren zijn de volgende randvoorwaarden ingevuld: a. Een heldere toedeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van diegenen die bij het medicatieproces zijn betrokken. Daarbij is onderscheid gemaakt naar taken rond de organisatie en de uitvoering van het beleid. b. De afspraken zijn doorgesproken met externe betrokkenen (huisartsen, apotheken, specialisten) en waar mogelijk schriftelijk vastgelegd. c. Fouten en bijna fouten worden gemeld via de MOG systematiek. Tevens worden ze besproken in het werkoverleg met speciale aandacht voor het in de toekomst voorkomen van die (bijna) fouten. d. Afwijkingen van de afspraken worden in de lijn gemeld en leiden (na overleg met alle betrokkenen) tot bijstelling van de afspraken die schriftelijk vastgelegd worden. Het Handleiding medicatie NOVO 2 kan gaan om een locatiegebonden afspraak, maar ook om een aanpassing van de afspraken in de procedures, werkinstructies en formulieren. e. Alle afspraken zijn getoetst aan wettelijke kaders rond medicatiebeleid. f. Er zijn, waar nodig, specifieke protocollen rond bepaalde medicatie of specifieke doelgroepen zoals bijv. diabetici, opiaten en epilepsie. 1.2 Kwaliteitsbeleid Het kwaliteitsbeleid richt zich permanent op het bewaken en borgen van de veiligheid rond medicatie voorschrijven, controle, beheer en toedienen. Daarnaast richt het zich op borgen van de afspraken in de praktijk. De instrumenten waarvan gebruikt gemaakt wordt om de kwaliteit te bewaken zijn: a. melden en analyseren van (bijna) fouten, lokaal door de teams, overkoepelend via de MOG commissie (zie de bijlage ‘werkinstructie: medicatiefouten’). b. er is daarbij regelmatig aandacht voor het identificeren van risicomomenten en foutenbronnen in de eigen situatie en in de relatie met de huisarts(en) en (externe) apotheker(s) c. periodieke controle op uitvoering van de beleidafspraken door de aandachtsfunctionaris van het team d. beoordeling van de uitvoering van het beleid via de interne audit e. periodieke analyses op aanvraag van betrokkenen De afspraken zijn zodanig opgesteld dat ze een bijdrage leveren aan de bewaking van de veiligheid van de omgang met medicatie. Dat betekent dat ze gebaseerd zijn op wettelijke voorschriften en het zoveel mogelijk terugdringen van de kans op fouten. Dat laatste voornamelijk door het leren van (bijna) fouten en het formuleren van good practices. 1.3 Personeelsbeleid Het personeelsbeleid rond medicatie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: a. er zijn voldoende gekwalificeerde medewerkers voor de uitvoering van het medicatiebeleid. b. er is systematische deskundigheidsbevordering op het gebied van medicatiebeleid c. waar sprake is van voorbehouden en risicovolle handelingen in het kader van de wet BIG zijn voldoende medewerkers geschoold en geautoriseerd (zie beleid Voorbehouden en risicovolle Handelingen) d. er is sprake van een veilig arbeidsklimaat voor medewerkers als uitvoering van een no blame beleid. Hoofdstuk 2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Overzicht van taken en verantwoordelijkheden van de betrokken functionarissen in het algemeen 1. Raad van bestuur • eindverantwoordelijk voor het medicatiebeleid • aanstellen van verantwoordelijke functionaris of commissie voor signaleren van knelpunten. Handleiding medicatie NOVO 3 2. Regiomanagers • overeenkomsten sluiten met externe partners (apotheek, artsen); kan gedelegeerd worden aan de unithoofden • zorg dragen voor een klimaat gericht op het serieus nemen van het medicatieproces en no blame beleid bij melden fouten • zorg dragen voor bespreken van foutmeldingen met de unithoofden. 3. Manager Consult • ontwikkelen algemeen beleid • evalueren algemeen beleid 4. Arts voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG) • waar nodig vindt overleg met betrokken huisarts en apotheek plaats: Op verzoek van de begeleiders Op verzoek van de AVG zelf Op verzoek van de huisarts/ apotheek De AVG zorgt ervoor dat de nodige informatie uit het gesprek met de huisarts of apotheek teruggekoppeld wordt naar de locatie. De AVG kan begeleiders ook vragen om vragen door te spreken met de huisarts of apotheek. In dat geval zorgen begeleiders voor terugkoppeling van de gegevens. NB: bij het voorschrijven van medicatie is de huisarts of specialist leidend. • de AVG kan een bijdrage leveren aan evaluatie van medicijngebruik van cliënten: Op verzoek van de begeleiders Op eigen verzoek Op verzoek van de huisarts Er is geen automatisme voor wat betreft de bijdrage van de AVG bij de evaluatie van medicatie, ook niet bij gedragsbeïnvloedende medicatie. Afspraken over de rol van de AVG worden zo veel mogelijk vastgelegd in het Zorgplan. • mede ontwikkelen van procedures en voorschriften 5. Huisarts / specialist • voorschrijven van medicatie • zorg dragen voor veilige aanvragen bij apotheek • evaluatie van medicijngebruik van cliënten 6. Apotheek • op de juiste wijze afleveren van aangevraagde medicatie • zorg dragen voor correcte medicatie overzichten • zorg dragen voor bewaren van medicatie opdrachten volgens de daartoe geldende voorschriften • indien overeengekomen: zorg dragen voor uitzetten en afleveren van dag- en weekmedicatie per cliënt • indien overeengekomen: controle voorraadbeheer • indien overeengekomen: scholing en toetsing van deskundigheid van medewerkers • indien overeengekomen: mede ontwikkelen van procedures en voorschriften • indien overeengekomen: algemeen toezicht op het medicatiebeheer en het melden van tekortkomingen daarin. Handleiding medicatie NOVO 4 7. Unithoofd •organisatie van het medicatiebeleid • er voor zorg dragen dat het medicatieproces correct en veilig verloopt • organisatie van medicatie- en informatieoverdracht rondom individuele cliënt tussen woonsituatie en dagcentrum • voorzien in de nodige voorwaarden op gebied van personeelsbeleid • voorzien in de nodige voorwaarden op gebied van deskundigheidsbevordering • zorg dragen voor bespreken van gemelde medicatie fouten tijdens een AWO 8. Aangestelde aandachtsfunctionaris op locatieniveau • bewaken en evalueren van de uitvoering van het medicatieproces • toetsen in de praktijk van werkbaarheid van ontwikkelde procedures en voorschriften • controle en beheer van de medicijnvoorraad en informatie rond medicatie ( zie hoofdstuk 4). Bij dagbesteding ligt de nadruk op de laatste taak. 9. Medewerkers: Begeleider en assistent begeleider, nachtaanwezigheidsdienst: • Bestellen van de medicatie, indien door NOVO uitgevoerd • Aftekenen bestellijst na controle • Uizetten van medicijnen indien door NOVO uitgevoerd (dat is feitelijk de taak van de apotheek; bij apotheekhoudende huisartsen draagt NOVO zorg voor uitzetten) • Toedienen van medicijnen indien door NOVO uitgevoerd • Bijhouden en verwerken van medicatiewijzigingen die door de huisarts worden voorgeschreven • Aftekenen van medicatie die is toegediend • Signaleren en melden van problemen rond medicatie (voorschrijffouten, afleverfouten, weigeren, problemen bij eigen beheer door cliënten, mogelijke bijwerkingen: zie werkinstructie te melden fouten medicatie) • Bespreken problemen rond medicatie met direct betrokkenen (in ieder geval naar aanleiding van een MOG melding) N.B.: voor een uitwerking van de uit te voeren controles wordt verwezen naar de werkinstructie “controle van medicatie”. Verzorgingsassistent, beheerder en assistent-beheerder: • toedienen van medicijnen indien door NOVO uitgevoerd en indien geen controle meer uitgevoerd hoeft te worden op juistheid van de medicatie • Aftekenen van medicatie die is toegediend • Signaleren en melden van problemen rond medicatie (weigeren, problemen bij eigen beheer door cliënten) Iedere medewerker beschikt over voldoende kennis en ervaring om zijn of haar taak uit te kunnen voeren (zie hoofdstuk 3: scholing). Voor medicatie die onder de voorbehouden en risicovolle handelingen vallen gelden aparte afspraken! Locaties werken zelf uit hoe zij hun taken uitvoeren. Zij kunnen daarbij gebruik maken van standaardformulieren die NOVO heeft ontwikkeld. Deze zijn in PCK te vinden. De beschreven taken en verantwoordelijkheden zijn van toepassing op alle onderdelen van NOVO. Handleiding medicatie NOVO 5 Voor dagbesteding gelden nog de volgende aanvullingen: a. Het dagcentrum is bij voorkeur op de hoogte van de totale medicatieoverzichten (schriftelijk) van de cliënten. Als het niet mogelijk of nodig is om het totale medicatieoverzicht van de cliënt te hebben, dan is ieder geval wel bekend welke cliënten de volgende medicatie gebruiken: bloedverdunnende medicatie, zware pijnstillers, medicatie in verband met epilepsie, diabetes, copd en hartklachten. b. Er worden duidelijke afspraken gemaakt wie wijzigingen in de medicatie van de cliënten doorgeven aan het dagcentrum (zowel voor cliënten die thuis wonen als voor cliënten in een woonvoorziening). Wijzigingen in de medicatie van de cliënten worden bij voorkeur schriftelijk doorgegeven en in ieder geval schriftelijk vastgelegd c. Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de wijze waarop medicijnen worden meegegeven/meegenomen naar het dagcentrum. Kern van de afspraken is dat alle medicijnen zijn voorzien van de bijsluiter en een etiket met volledige informatie (naam, medicijn, naam cliënt, sterkte, dosering, wijze/ tijdstip van toedienen). Voor logeeropvang gelden dezelfde aanvullingen. Hoofdstuk 3 Scholing Scholing richt zich op het bevoegd en bekwaam maken van medewerkers met betrekking tot medicatietoediening en -bewaking. Rond de voorbehouden en risicovolle handelingen wordt verwezen naar het beleid daaromtrent. Medewerkers hebben, voor zij daadwerkelijk het medicatiebeleid uit gaan voeren, in ieder geval kennis van: a. de algemene informatie over medicatie die NOVO heeft opgesteld b. de werking en (belangrijkste) bijwerkingen van de op de locatie verstrekte medicatie Scholing op deze punten maakt deel uit van de inwerkafspraken rond nieuwe medewerkers. Periodiek organiseert de locatie bijscholing (in de vorm van een klinische les, informatieverstrekking o.i.d.) over ontwikkelingen op het gebied van medicatie. De frequentie hangt af van de snelheid waarmee de medicatie op de locatie wijzigt, de complexiteit van de gebruikte medicatie en de snelheid waarmee personeelswisselingen plaatsvinden. Bij de scholing wordt de apotheek of huisarts in principe betrokken. Scholing vindt tenminste jaarlijks plaats. Hoofdstuk 4 Informatievoorziening en beheer van medicatie NOVO hanteert de volgende uitgangspunten rond informatievoorziening met betrekking tot medicatie: a. Voor actuele medicatie wordt gebruik gemaakt van door de apotheek aangeleverde uitgeprinte lijsten. De locatie houdt actuele gegevens bij op een voor alle medewerkers toegankelijke en eenduidige plek in het zorgplan. Ook wijzigingen worden daar vermeld. b. Medicatiewijzigingen worden, behalve in noodsituaties, schriftelijk doorgegeven aan de locatie door de huisarts. c. Aftekenlijsten worden ingevuld en bewaard. De lijsten worden zes maanden bewaard en daarna wordt een samenvatting van de gegevens opgenomen in het cliëntdossier Handleiding medicatie NOVO 6 d. Locaties zorgen voor gemakkelijk toegankelijke informatie rond werkingen en bijwerkingen van medicatie (bijvoorbeeld via een informatiemap waarin de bijsluiters of de patiënteninformatie wordt bijgehouden of via internet). e. Bij nieuwe medicatie wordt in de overdracht duidelijk beschreven welke medicatie nieuw is. Medewerkers worden geacht de informatie daarover tot zich te nemen voor zij die gaan uitzetten of toedienen. f. Instructies voor de wijze van toedienen van de aanwezige medicijnen. Dit betreft toedienen per sonde of katheter, injectievloeistoffen, druppels, oplossingen, inhalatie,dranken, oraal of rectaal, op de huid (dermatica); g. Steeds goed zichtbaar staat duidelijk vermeld wie/welk nummer gebeld kan worden in geval van fouten, met daarbij een vervanger (de arts, AVG, de bereikbaarheidsdienst of het alarmtelefoonnummer 112) NOVO hanteert de volgende uitgangspunten rond beheer van medicatie op locaties: a. Medicatie wordt bewaard in een afgesloten kast. b. Indien nodig wordt de medicatie in een afgesloten kast in de koelkast bewaard. c. Opiaten worden in een kluis bewaard waarvan slechts één sleutel beschikbaar is voor de dienstdoende medewerker. Voorraad en gebruik van de opiaten worden geregistreerd. d. De aandachtsfunctionaris houdt een inventarisatie van aanwezige medicatie op de locatie bij. Maandelijks wordt gecontroleerd of er sprake is van (bijna) vervaldata van aanwezige medicatie. Niet meer in gebruik zijnde en “over datum’ medicatie wordt verwijderd. e. Voor dagbesteding: medewerkers zorgen ervoor dat tijdig aan ouders of thuissituatie wordt doorgegeven op welk moment de medicatie aangevuld dient te worden. Hoofdstuk 5 Richtlijn tijdige toediening medicatie Het toedienen van medicatie dient op het daarvoor voorgeschreven tijdstip te gebeuren. Dit tijdstip is duidelijk herkenbaar aangebracht op de verpakking of dosette. Als de medicatie meer dan een uur vroeger of later dan het aangegeven tijdstip wordt toegediend dan is er sprake van een medicatiefout die gemeld dient te worden. Melden van het niet tijdig toedienen van medicatie wordt altijd gedaan aan de betrokken arts. Deze zal aangeven welke actie gewenst is. Tevens wordt een MOG melding gedaan. Indien het regelmatig voorkomt dat medicatie te vroeg of te laat gegeven wordt, dan dient de begeleider contact op te nemen met de huisarts en/of de AVG om te bekijken welke maatregelen noodzakelijk zijn om het niet tijdig toedienen van medicatie te voorkomen. Individuele afspraken daaromtrent worden in het zorgplan van een cliënt vastgelegd. Hoofdstuk 6 Eigen beheer medicatie In principe is de cliënt zelf verantwoordelijk voor zijn/haar medicijnbeheer en -gebruik tenzij er redenen zijn om dit anders te regelen. De mogelijkheden tot het dragen van eigen verantwoordelijkheid op het gebied van medicijnbeheer en -gebruik kunnen van cliënt tot cliënt verschillen. Voor elke cliënt dienen hierover duidelijke afspraken te worden gemaakt op de volgende wijze: a. Voor elke cliënt wordt bij de intake of bij duidelijke veranderingen in de situatie of gesteldheid van de cliënt besproken en overeengekomen of en in hoeverre de cliënt Handleiding medicatie NOVO 7 zelf verantwoordelijkheid draagt over zijn/haar medicijngebruik en beheer of dat de instelling deze verantwoordelijkheid (gedeeltelijk) overneemt. b. De overdracht van verantwoordelijkheden aan de zorgaanbiedende instelling wordt schriftelijk vastgelegd en ondertekend. c. De concrete afspraken over de uitvoering van het toedienen en beheren van de medicatie voor de cliënt worden standaard vastgelegd in het ondersteuningsplan en zorgdossier (zie hieronder). De mogelijkheden tot eigen beheer worden vertaalt in een code. Deze code wordt opgenomen in het Zorgplan van de cliënt. De volgende codes worden gebruikt: CODE 1 De bewoner is zelfstandig. De verzorging is niet verantwoordelijk voor inname, gebruik of bestelling van medicatie. CODE 2 De bewoner bewaart de rol in het appartement. De bewoner is zelf verantwoordelijk voor de juiste inname en het juiste gebruik. Bestelling geschiedt door de verzorging. CODE 3 De verzorging geeft op het afgesproken tijdstip de bewoner de medicatie voor de hele dag. De bewoner is zelf verantwoordelijk voor de juiste inname en het juiste gebruik. Bestelling geschiedt door de verzorging. CODE 4 De verzorging beheert de medicatie van de bewoner en geeft bij de bewoner per tijdstip de medicatie af. De bewoner is zelf verantwoordelijk voor de juiste inname en het juiste gebruik per tijdstip. Bestelling geschiedt door de verzorging. CODE 5 De verzorging beheert de medicatie van de bewoner en biedt ondersteuning bij en is verantwoordelijk voor de juiste inname en het juiste gebruik per tijdstip (ingeven). Bestelling geschiedt door de verzorging. Hoofdstuk 7 Weigeren van medicatie Het uitgangspunt van NOVO is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is voor het wel of niet innemen van zijn medicatie. In de praktijk wordt veel medicatie door medewerkers aangeboden aan cliënten. Er zijn twee situaties te onderkennen waarin een cliënt medicatie weigert: 1. de cliënt weigert de medicatie incidenteel 2. de cliënt weigert de medicatie structureel (d.w.z. dat de cliënt een aantal keer per week zijn medicatie weigert of dat toediening eigenlijk altijd problematisch verloopt of geweigerd wordt) Het handelen van begeleiders in situatie 1 en situatie 2 loopt in elkaar over. Bij het structureel weigeren is er immers een eerste keer geweest die als incidenteel beschouwd werd. In incidentele gevallen wordt geprobeerd de cliënt de medicatie alsnog te laten innemen. Als dat niet lukt volgt een MOG melding. Meld de weigering ook bij de huisarts, tenzij anders is afgesproken. Als de incidenten toenemen en er een patroon van weigeren van medicatie ontstaat dan betrekt de begeleider de AVG en/of de gedragswetenschapper erbij. Vanuit een multidisciplinaire invalshoek wordt bekeken welke interventie wellicht tot verbetering kan Handleiding medicatie NOVO 8 leiden. Meldt de problemen ook bij de huisarts die de medicatie voorschrijft. Deze dient ook betrokken te worden bij het oplossen van de problematiek. Leg de afspraken die gemaakt worden m.b.t. het weigeren van medicatie vast in het zorgplan en handel daarnaar. Hoofdstuk 8 Medicatie bij uitstapjes en vakantie Bij uitstapjes en vakantie worden ten aanzien van de medicatie van cliënten de volgende regels in acht genomen: a. uitzetten medicatie De benodigde medicatie wordt vooraf uitgezet en gecontroleerd. b. toedienen medicatie Medicatie toediening gebeurt door daartoe bekwame medewerkers. c. registratie toediening Het toedienen van medicatie wordt afgetekend. Bij uitjes door na afloop te controleren of de medicatie die meegegeven is daadwerkelijk is toegediend. In geval van vakantie kan direct na toediening afgetekend worden. d. uitjes en vakantie door derden Bij uitjes en vakantie die door derden voor cliënten van NOVO georganiseerd worden, maakt de locatie (schriftelijke) afspraken met hen over het toedienen en registreren van de medicatie per cliënt. Indien de afspraken niet nagekomen worden, spreken de medewerkers de betrokkenen daarop aan. Bovendien registreren zij dat de afspraken niet zijn nagekomen via een MOG melding. Handleiding medicatie NOVO 9 Werkinstructie: Medicatiefouten NOVO onderscheidt de volgende medicatiefouten die via een MOG formulier gemeld dienen te worden: Voorkomende medicatie-incidenten 1. Met betrekking tot de PIL: - over- of onderdosering - onjuiste toediening - polifarmacie: gebruik van veel medicatie waarbij twijfel bestaat of alles noodzakelijk is - bijwerking - interactie tussen medicijnen - contra-indicatie 2b. Afleverfouten - op verkeerde naam cliënt/afdelingsnaam - verkeerde geneesmiddel - in verkeerde toedieningsvorm - verkeerde sterkte - op verkeerde tijdstip 2c. Toedienfouten - niet toegediend - een niet voorgeschreven geneesmiddel toegediend - verkeerde cliënt - verkeerd klaargemaakt - verkeerde toedieningsvorm (bv zetpil ingeslikt) - verkeerde toedienwijze (bv onterecht vermalen) - verkeerde dosis/oplossing - verkeerd tijdstip (minimaal 60 minuten te laat/te vroeg) - medicatie over datum - medicijndoos niet of verkeerd gevuld - medicatie niet afgetekend 2. Met betrekking tot het PROCES 2a. Voorschrijffouten * administratieve en procedurele fouten: - algemeen (bijvoorbeeld leesbaarheid) - cliëntgegevens kloppen niet - gegevens voorschrijver en afdeling - geneesmiddelnaam - geneesmiddelvorm of wijze van toedienen - wijzigingen niet (goed) doorgevoerd * doseerfouten - sterkte - doseerfrequentie - overdosering - geen maximum dosis bij “zo nodig” - onderdosering - duur therapie - aanwijzingen voor gebruik 3. Fouten in gebruik door de cliënt PATIËNT - geweigerd - uitgespuugd - verkeerd medicijn genomen - niet ingenomen - verkeerde hoeveelheid genomen * therapeutische fouten - onterechte monotherapie - (pseudo)dubbelmedicatie Handleiding medicatie NOVO 4. Anders 10 Werkinstructie “Controle van medicatie” Apotheek De apotheek is verantwoordelijk voor het uitzetten en controleren van de medicatie die zij aan cliënten levert. Het maakt daarbij niet uit of de medicatie per weekdoseersysteem, baxter of anderszins wordt aangeleverd. Controle van NOVO bij al uitgezette medicatie richt zich op de volgende punten: Komt het geleverde overeen met de bijgeleverde bestellijst Komt het geleverde overeen met de eigen actuele medicatiegegevens van de cliënt Komt, bij baxter en weekdoseersystemen, het aantal pillen per zak/ doseervak overeen met de vermelding op de verpakking Controle van het aantal pillen per zak/ doseervak kan op twee momenten plaatsvinden: Bij binnenkomst door de (assistent) begeleider, in dat geval mag de medicatie ook verstrekt worden door VZA, beheerders en assistent- beheerders Bij toedienen aan de cliënt: in dat geval wordt de medicatie uitsluitend verstrekt door de (assistent) begeleider In situaties waarbij de medicatie door de locatie uitgezet wordt (kuurtje, zo nodig medicatie) zijn de (assistent) begeleiders verantwoordelijk voor het uitzetten en controleren. Uitzetten en controleren wordt door twee verschillende personen gedaan. Afhankelijk van het moment van de controle (voor of bij toediening) wordt bepaald wie de medicatie toedient. De VZA, beheerders en assistent- beheerders dienen alleen medicatie toe als de controle al uitgevoerd is. Het doorvoeren van medicatiewijzigingen wordt gedaan door de (assistent) begeleider. Tenzij met de apotheek afspraken zijn gemaakt dat deze de wijzigingen uitvoert. Apotheekhoudend huisarts Indien de huisarts de medicatie voorverpakt per tijdseenheid aanlevert, gelden dezelfde regels als bij de apotheek. Als de huisarts niet uitzet, dan geldt dat de locatie extra regelt dat het uitzetten door een medewerker gecontroleerd wordt door een collega. Uitzetten gebeurt door (assistent) begeleiders. Voor toedienen van medicatie gelden de zelfde regels als bij de apotheek. Handleiding medicatie NOVO 11