Samenvatting Nederlands hoofdstuk 4 Over lezen Bij tijdsprongen spoelt de schrijver als het ware het verhaal door. Onbelangrijke dingen worden niet verteld om vaart in het verhaal te houden zodat het niet saai wordt. Te herkennen aan een witregel. Ook gebeurd het als je naar een nieuw hoofdstuk gaat. Bij tijdverdichting wordt de tijd juist kort samengevat. Bij tijdverdichtingen komt er een versnelling, om ervoor te zorgen dat het verteltempo hoog blijft liggen. Verschil tijdverdichting/versnelling: bij versnelling worden de gebeurtenissen kort vertelt, bij verdichting wordt de tijd samengevat. Bij vertraging gaat het verhaal juist langzamer om het spannend te houden op spannende stukken. Bij vooruitwijzing wordt er iets vertelt wat nog moet komen. Zorgt voor spanning In een dagboek schrijven mensen hun intiemste gevoelens en geheimen. Als daar alleen feiten in staan, heet het een logboek. Wanneer een dagboek op het internet wordt bijgehouden, heet dat een weblog. Het verschil tussen een dagboek en een weblog is dat een dagboek voor je zelf is en een weblog voor iedereen is. We hebben echte en verzonnen dagboeken: echte zijn non-fictie en dus echt gebeurd met echte gebeurtenissen. Deze boeken worden vaak niet uitgebracht, behalve als het om een bijzonder iemand gaat (Anne Frank). Bij verzonnen dagboeken, hebben we te maken met fictie, wat we vaak in boeken terugzien. Grammatica Het voorzetselvoorwerp (VZV) is een zinsdeel en begint altijd met een voorzetsel en heeft een relatie met het werkwoord. Het voorzetsel is bijna nooit te vervangen door een ander voorzetsel. Als het voorzetsel iets over plaats of tijd zegt, is het een BWB Als het voorzetsel kan worden vervangen, is het een BWB De bijvoeglijke bepaling (BVB) is een deel van een zinsdeel, wat iets zegt over het belangrijkste woord in een zinsdeel. Er kunnen meerdere BVB zijn. Dat belangrijkste woord is een ZNW. De BVB kan voor of/en na het ZNW staan. Als die er na staat begint die met een voorzetsel Het verschil tussen BVB en BWB is dat een BVB een deel van een zinsdeel is en iets meer zegt over een ZNW. Een BWB is een apart zinsdeel. Voornaamwoorden: 1. Vragend voornaamwoord: Meestal aan het begin van een vragende zin. Als ze midden in de zin staan moet je er een vraagzin van maken. De voornaamwoorden: wie, wat, welke en wat voor (een) LET OP: hoe, waar, wanneer, waardoor, waarom, waarmee enz. zijn bijwoorden 2. Aanwijzend voornaamwoord Wijst iets aan Kan i.p.v. een lidwoord voor een ZNW staan De voornaamwoorden: deze, dit, dat en die Spelling Het liggend streepje gebruik je in samenstellingen, de trema in niet-samenstellingen Het liggend streepje wordt ook wel koppelteken genoemd Regels voor gebruik: 1. Bij twee klinkers 2. Het ontstaan van letterverwarring 3. Volledige naam van gehuwde vrouwen 4. Tussen gelijkwaardige delen: café-restaurant 5. Samenstelling met letters, cijfers en andere tekens en samenstellingen met Sint of St. 6. Na aantal voorvoegsels en vóór een aantal achtervoegsels 7. Woorden met meer dan 1 streepje Trema (deelteken) Regels voor gebruik: 1. Letterverwarring 2. Getallen 3. Géén trema in worden die overgenomen zijn soms 4. Géén trema als het woord niet verkeerd kan worden gelezen De apostrof Regels voor gebruik: 1. Meervoud zelfstandig naamwoorden op –a, 0i, -o, -u of –y (met daarvoor een medeklinker) 2. Meervoud letters en afkortingen 3. Verkleinwoorden van letters, afkortingen of cijfers en van woorden met een y (met medeklinker ervoor) 4. Bij een achtervoegsel 5. Woorden die bezit aanduiden 6. Woorden waar letters zijn weggelaten De lastige gevallen met een l-klank moet je leren! Taalschat Van deze woorden moet je de betekenis leren! Lees vaardig 6.1: Zins- en alineaverbanden: oorzaak-gevolg, vergelijking, overeenkomst-verschil, reden Oorzaak-gevolg: Een uitspraak bevat een oorzaak, daarna wordt het gevolg verteld. Signaalwoorden: daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor Uitspraak vergelijking: Er worden meerdere dingen met elkaar vergeleken Signaalwoorden: zoals, hetzelfde, in vergelijking met Overeenkomst-verschil Is een verdere uitwerking op het verband uitspraak-vergelijking Signaalwoorden overeenkomst: net zoals, hetzelfde, ook Signaalwoorden verschil: in tegenstelling tot, maar, echter Uitspraak-reden Bij een uitspraak wordt een reden genoemd Signaalwoorden: daarom, want, omdat 6.2: Tekst en beeld Bij teksten staan soms afbeeldingen (illustraties, in de vorm van, foto’s, tabellen en tekeningen), met verschillende doelen: 1. Aandacht trekken, voegt niks nieuws toe 2. Ondersteunt de tekst , zodat je die beter begrijpt 3. De afbeelding is zo belangrijk, dat ze zonder de afbeelding de tekst niet zou begrijpen 4. Voegt een nieuw inhoudselement toe, laat zien wat in de tekst staat. 6.3: Tekstvormen: reclametekst Er zijn 2 soorten reclameteksten: 1. Commerciële reclameteksten: probeert producten te verkopen 2. Ideële reclame: vraagt aandacht voor goede doelen Doelen: overtuigen, maar het vormelijkste doel is aansporen iets te kopen Reclame makers laten hun teksten zoveel mogelijk opvallen en maken ze zo aantrekkelijk mogelijk: mooi uiterlijk, verassende tekst of foto, humor Reclameteksten richten zich vaak tot een speciale doelgroep Sluikreclame: stiekeme reclame, zoals een soap, door een voorwerp vaak te laten zien Advertorial: een tekst die een informatieve tekst lijkt, maar toch een reclametekst in. Meestal is tijdschriften te vinden. 6.4: Tekstvormen: verslag Verslag = een bijschrijving van 1 of meer gebeurtenissen. Er zijn twee soorten: 1. Zakelijk en objectief: nauwkeurig mogelijk weergegeven, alleen feiten en geen persoonlijke mening 2. Persoonlijk en subjectief: de schrijver vertelt wat er is gebeurd en geeft hierover zijn persoonlijke (subjectieve) mening Welk soort verslag hangt af van het doel. Schrijf vaardig Als je een signaalwoord voor tegenstelling, oorzaak-gevolg of reden gebruikt in een zin, zet je er meestal een komma voor. In een uiteenzetting leg je uit hoe iets in elkaar zit. Let altijd goed op of je bronnen betrouwbaar zijn, helemaal op het internet. Reclame is meestal niet betrouwbaar, schoolboekteksten en nieuwsberichten wel. Ze zijn objectief. Teksten kunnen ook eenzijdig zijn, dan wordt de tekst al snel subjectief. Over taal Oude woorden noemen we archaïsmen, zoals beroepsnamen. Ken deze ook! Familienamen kunnen ook afkomstig zijn van oude beroepsnamen Gedicht 3 vormen van beeldspraak: 1. Vergelijking met van: twee dingen worden vergeleken door middel van het woordje van. 2. Metafoor: wanneer je alleen een beeld noem en geen vergelijking, noemen we dat een metafoor. 3. Personificatie: bij deze beeldspraak worden voorwerpen/niet-levende dingen als mensen voorgesteld. Ze worden als een ‘mens’ gemaakt.