3. Het Lezen EN leren van een tekst LEREN 1. Maak een startschema a. Titel. Schrijf de titel op een leeg blaadje. b. Voorkennis. Zet boven de titel wat je er al van weet: je voorkennis. c. Kopjes. Lees alle kopjes en zet die er in een boomschema onder. Schrijf van de kopjes ook je voorkennis op. d. Plaatjes. Vul de voorkennis van de kopjes aan met wat je daarbij in de plaatjes ziet. 2. Zoek signaalwoorden en structuren Wat belangrijk is om te leren, ontdek je als je de structuren in een tekst herkent. Structuren ontdek je meestal door signaalwoorden die zo’n structuur aangeven. a. Structuur: Opsommingen (2 soorten). Opsomming in de tijd signaalwoorden: alle jaartallen, allereerst, vervolgens, daarna, uiteindelijk, ... Opsomming van kenmerken signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, vervolgens, ook nog, en, bovendien, tot slot, ... | 3. Leren: Het lezen & leren van een tekst b. Structuur: Iets belangrijks + uitleg (3 soorten). Nieuw begrip + uitleg Feit + bewijs Mening + argument signaalwoorden (niet altijd aanwezig): want, immers, omdat, doordat, bijvoorbeeld, ... c. Structuur: Oorzaak gevolg. Komt vaak ook omgekeerd voor: eerst het gevolg en dan pas de oorzaak signaalwoorden: daardoor, met als gevolg, om de reden dat, toen, vervolgens, ... 3. Zet de kernwoorden in een schema Uit de structuren haal je de belangrijkste woorden: de kernwoorden. Daarvan maak je schema’s met behulp van: a. Opsommingsstreepjes, letters, nummers. - comfortabel - hoge snelheid - lage prijs a. zachte vacht b. grote oren c. spitse neus 1. abstract 2. primaire kleuren 3. rechte lijnen b. Boomschema’s. beplanting tulpen appelbomen rozenstruiken c. Oorzaak - gevolgpijlen. het water kookt Kijk ook op www.zakboek.nl de ketel fluit 3. Het lezen & leren van een tekst | d. Begrippennetten. zon opwarming ander klimaat broeikas effect smelten polen verbrandingsgassen e. Strepen onder feiten. De industriële revolutie begon rond 1750 in Engeland. Je zou kunnen zeggen dat de industriële revolutie wereldwijd nog steeds voortduurt. 4. Maak begrippennetten In een tekst staan vaak nieuwe begrippen uitgelegd. Daarvan maak je steeds een begrippennet (vaardigheid 2). De gegevens voor je nieuwe begrip vind je meestal in de structuur ‘iets belangrijks + uitleg’. 5. Controleer je kennis Je hebt de hele tekst in een schema gezet. We noemen dat je tekstschema. Vertel nu het verhaal uit het boek na met behulp van je schema. Je schema zou je daarna uit het hoofd opnieuw moeten kunnen maken. Feiten die je onderstreept hebt, moet je uit het hoofd leren. Nieuwe begrippen moet je kunnen uitleggen met eigenschappen en met voorbeelden. Je moet met behulp van je schema een leg-uitvraag kunnen beantwoorden. 10 | 3. Leren: Het lezen & leren van een tekst Kijk ook op www.zakboek.nl 3. Het lezen & leren van een tekst | 11