Preek 3-11-2013 Immanuëlkerk Broeders en zusters, jongens en meisjes, Je leven in eigen hand houden. Dat doet het goed in onze tijd. Je kunt iemand horen zeggen: ik heb er niet voor gekozen om geboren te worden, maar ik wel zelf kiezen hoe alles verder gaat. En als er zelfs spirituele stromingen zijn die beweren, dat je vóór je geboorte je ouders uitkiest – ik geloof er niets van – dan scoren ze daarmee, want veel mensen vinden zoiets een prettige gedachte: ook dat doe je zelf. Mensen willen zelf bepalen hoe ze hun leven inrichten, hoe ze met relaties omgaan en hoe ze met geloof en kerk omgaan. Zelfbeschikking wordt als een recht gezien, bijna het hoogste goed in onze samenleving. Dat je het leven ontvangt uit Gods hand, is een gedachte die hier ver van af lijkt te staan. Maar wie een bevalling heeft meegemaakt, zit daar juist weer dichtbij ( Dia 1): het besef dat je zo’n wonder ontvangt uit Gods hand. Gods vinger die de mens heeft geschapen, zoals Michelangelo dat schilderde. Dan weet je hoe klein wij zijn en hoe ontzagwekkend het is: dat grote geheel waar wij deel van mogen uitmaken, waar wij ook een actieve rol in mogen spelen, maar waar wij toch maar heel beperkt invloed op kunnen uitoefenen. We hebben vanmorgen een danklied van David gelezen. Hij staat op het punt afstand te doen van zijn troon en die over te dragen aan zijn zoon Salomo. Hij had voor God graag een tempel willen bouwen, maar dat is aan zijn opvolger. Wel heeft David nog van alles mogen voorbereiden: bouwlieden contracteren, bouwplannen opstellen, de materialen bijeenbrengen: goud en zilver, koper en hout, allerlei gesteente. Veel door hem geschonken, en ook overvloedig door het volk bijeengebracht. Daar dankt hij nu voor. Hierbij valt op hoe hij alles aan God toeschrijft: U ben groots en machtig, alles in de hemel en op aarde behoort U toe. Rijkdom en roem komen van U. Wat ben ik, en wat is mijn volk, dat wij in staat zijn gebleken zoveel kostbaars af te staan? Alles is van u afkomstig, en wat wij U schenken komt uit uw hand. God is de Gever van alle dingen, en wij houden vooral onze hand op. ( Dia 2). Alles wat wij mogen geven, ach, wij hebben het zelf ook maar gekregen. Als David iemand was die alles zelf in de hand wilde hebben, was hij waarschijnlijk hevig teleurgesteld geweest over het feit dat hij Gods tempel niet mocht bouwen. Maar hier zien we iemand die erop vertrouwt dat ook Salomo uit de handen van God alles zal ontvangen wat hij nodig heeft om het werk te voltooien dat zijn vader heeft voorbereid. De toekomst zal goed zijn, ook voor zijn zoon. En wij: willen wij alles zelf in de hand houden? Hoeveel control freaks zitten hier? Of kunnen wij wat ons lief is overdragen aan anderen om ons heen of na ons? Is wat ons drijft iets van ons alleen, of beseffen we aan wie wij onze bezieling te danken hebben en kunnen we dat vuur ook weer overdragen aan de volgende generatie? ( Dia 3). Tijdens het doopgesprek vertelden Sjaak en Margreet wat zij graag aan Anne willen overdragen. Het staat in 1 Korinthe 13: alles wat je hebt, of weet of kunt of bent, het is betekenisloos als het niet door liefde wordt gedragen en gevoed. Dat zij die liefde hebben leren kennen in hun leven is voor hen reden tot grote dankbaarheid, en ze willen niets liever dan dat doorgeven. Doorgeven wat je zelf hebt ontvangen. Het is belangrijk om te kunnen ontvangen. Voor nu en voor later. Als ons lichaam ons in de steek laat. Als we steeds meer dingen niet meer in eigen hand hebben. Hebben we dan de flexibiliteit om los te laten, over te geven, zelfs als we hulp moeten vragen, hulp moeten aanvaarden? Voor velen is dàt het allermoeilijkst. Zelfs onze persoonlijke verzorging: kunnen we die uit handen geven, toevertrouwen aan anderen? Of doen we dan weer alsof dat een recht is, iets dat wij nemen, waarover we zelf beslissen? Die tien melaatsen ontvangen alles uit de hand van Jezus. Dat Gods hand zegenend over ons bestaan is uitgestrekt ( Dia 4), daar kunnen zij over meepraten. De Heer geneest hen op een prachtige manier: hun eigen handelen wordt niet uitgeschakeld maar juist ingeschakeld. Zegen ontvangen betekent niet dat je eigen gedrag er niet meer toe doet, integendeel, het is beslissend. Ga en laat je aan de priesters zien. Pas wanneer ze op weg gaan, gebeurt het: En het geschiedt – het signaalwoord bij Lucas: nu komt het! - het geschiedt, als ze gaan, dat zij worden gereinigd. Dàt moeten ze dus zelf doen: erin geloven. Terwijl ze nog steeds ziek zijn, moeten ze al op weg naar Gods heiligdom, om hun genezing te laten constateren. Hun eigen inzet geeft de doorslag, hun wil om er te komen, hun geloof in het woord van de Heer. En ze worden genezen. Maar de dankbaarheid daarvoor wordt maar bij één zichtbaar. Zagen die anderen hun genezing als een recht? Kon alleen die Samaritaan het als genade zien? Zijn genezing ontving hij als een geschenk. Hij gaf het terug aan God ( Dia 5), hij kon als David zeggen: wij geven het U uit uw hand. Handen die licht geven, omdat ze naar het licht geheven zijn. Je geloof heeft je gered, zegt Jezus tegen hem. Jezus had deze man al gezond gezien. En deze man durfde bij voorbaat zo naar zichzelf te kijken, in geloof, met Jezus’ ogen. Dan denk ik aan al die mensen die zichzelf lelijk vinden, ontoonbaar of belachelijk in de ogen van anderen. Hoe anders zou dat worden als ze konden toelaten, durfden te voelen dat er ogen vol liefde op hen gericht zijn, vanuit de hemel en hier op aarde. Als zij door hun lage zelfbeeld overal meewarige ogen zien - dat ze blikken gaan ontvangen die hen aanmoedigen: ik zie wat in jou, je bent een prachtig kind van God; wees dat dan ook! Zoiets doen we straks bij de doop: een nieuw mensenkind begroeten, haar liefde en aanvaarding laten voelen. Met zijn allen roepen: welkom, kind van God, welkom hier en overal op Gods aarde! Zo volgen we Jezus na in zijn acceptatie van mensen. Wie heeft dat niet nodig? Zeg me dat ik mij mag laten zien. Aan de priesters, de gemeenschap, aan alle mensen. Zeg me dat ik de moeite waard ben. Zeg het, in Jezus’ naam. Laat mij het van een ander horen. Iemand die iets in mij ziet. Een stem die mij uitdaagt: ga maar. Trek erop uit. Laat jezelf zien. Toe maar. Durf maar. Ik had donderdag catechese. In het kader van een project over de diaconie kregen de kinderen plaatjes te zien van de werken van barmhartigheid, op het Bilts Hoogkruis. Handen die te eten geven ( Dia 6); de aanwezige diaken herinnerde ook hen aan het meenemen van voorraad voor de Voedselbank (en één van de volgende keren gaan ze daar ook kijken). Handen die te drinken geven ( Dia 7) - en we lazen uit het evangelie: als je dat aan één van de minsten hebt gedaan, heb je het voor Mij gedaan, zegt de Heer. Een hand die wenkt ( Dia 8): welkom thuis, de deur staat voor je open. Dat mensen daarin de zegenende hand van God kunnen voelen, zoals het hoogkruis laat zien als je daar omhoog kijkt. Of Gods oog dat vol liefde naar ons kijkt ( Dia 9). Wie daarvoor open staat, wie dat kan ontvangen zoals een kind, die kan ook geven. Die kan delen. Die leeft voor Gods aangezicht, alle dagen - met de blijken van zijn goedheid om zich heen. Samen met allen die leven van Gods genade. In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Amen.