MARCUS 8,34-38 EN 9,1… Op deze tweede zondag van de veertigdagentijd lezen we uit Marcus 8,34-38 en 9,1… Lieve mensen, om de dieperliggende betekenis van deze evangelietekst te begrijpen, is het vooreerst belangrijk na te gaan in welke context Jezus deze - toch wel uitdagende - toespraak heeft gehouden. Het is het vervolg van Zijn zogenaamde ‘eerste lijdensvoorspelling.’ Hij is met Zijn leerlingen onderweg en leert hen in alle vrijmoedigheid dat Hij veel zal moeten lijden en door de vooraanstaande religieuze leiders verworpen worden en ter dood gebracht, maar dat Hij drie dagen later zal verrijzen. Petrus snapt er helemaal niets van: een Messias die moet lijden en sterven… dat kan toch niet! Vervolgens roept Jezus de menigte die Hem gevolgd was samen met Zijn leerlingen bij Zich en zegt tegen hen: ‘Laat wie achter Mij wil komen zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen’ (v.34). Hiermee maakt Jezus hen duidelijk wat het betekent Hem te volgen. Het gaat hierbij om een bewuste keuze, die niet vrijblijvend is! Deze oproep moet voor Zijn toehoorders heel schokkend zijn geweest. Het is alsof het volgen van Jezus uitloopt op het kruis! En daar kan toch niemand vrij en bewust voor kiezen?! Deze woorden zijn ook vaak misbruikt in de zin van ‘je moet je kruis dragen’ alsof het God is die je die ziekte, handicap of tegenslag geeft. En zo werd het lijden bijna verheerlijkt. Uit het vervolg blijkt dat dit niet de bedoeling is. ‘Want’, zo zegt Hij verder: ‘wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het evangelie, die zal het behouden’ (v.35). Het is jammer dat onze vertalingen over ‘leven’ spreken. Daardoor zouden wij kunnen denken dat het volgen van Jezus een kwestie is van leven of dood, alsof je als volgeling van Jezus bij wijze van spreken de doodstraf ondergaat! En ook al zijn er in de kerkgeschiedenis en tot op de dag van vandaag mensen, die omwille van hun christelijke overtuiging, gemarteld worden en gedood, toch kan je niet zeggen, dat alle mensen die Jezus volgen, dat met de dood moeten bekopen. Het woord dat Jezus in deze verzen voortdurend gebruikt, is ‘psyche’. Het gaat daarbij meer om je innerlijk, om je geestelijke gesteldheid, je persoonlijkheid, je ‘ik’. Voor iedereen die Jezus wil volgen, geldt: ‘Je zult jezelf met heel je wezen aan Hem en aan Zijn evangelie moeten verliezen, wil je ten volle leven.’ Hiermee klaagt Marcus heel concreet de Joden aan die mee heulen met de Romeinen of liever zwijgen. Uit eigen belang behouden ze hun leven liever rustig en veilig. Daarom geven ze niet te veel kritiek op de onderdrukkers en durven ze het onrecht niet aanklagen. Vandaar dat Jezus hen oproept om zichzelf te verliezen aan Hem en Zijn evangelie en Hem te volgen om het Rijk van God te verwezenlijken hier op aarde, om elke vorm van onrecht aan te klagen en op te komen voor het recht van ieder mens, wie hij ook is. Maar als we daarvoor strijden, zullen we onvermijdelijk tegenstand ervaren. Ook Jezus heeft dit zelf aan de lijve ervaren. Daarom geeft Hij nogmaals een motivering voor Zijn oproep om Hem te volgen. ‘Want’, zo gaat Hij verder, ‘wat zal het een mens baten als hij heel de wereld wint en aan zijn ziel schade lijdt?’ (v.36). Hiermee bedoelt Jezus dat je je leven niet moet bouwen op bezit. Hoe rijk je ook bent op materieel vlak, zelfs al heb je al het geld van de hele wereld en kun je alles kopen wat je hart begeert, tegenover God betekent al die rijkdom niets. Je kunt jezelf er niet mee vrijkopen. Vandaar ook het vervolg van Zijn toespraak:‘Wat zal een mens geven als losprijs voor zijn ziel?’ (v.37). Losprijs of losgeld is datgene wat je betaalt om je schuld in te lossen. Zo maakt Jezus ons duidelijk dat, hoe rijk we ook zijn, we onze schuld bij God niet kunnen inlossen en dat we dus uit onszelf alleen niet gered of bevrijd kunnen worden. We hebben immers het leven niet helemaal in eigen handen; dat ervaren we maar al te goed als we ziek zijn. 'Jezus volgen' betekent, dat we uiteindelijk ons heil, ons geluk, onze verlossing van Hem verwachten, die Zijn leven heeft gegeven ‘als losgeld voor velen’ (Marcus 10,45). Als we zo rijk zijn door ons geloof in Jezus Christus, dan zal dat ook ons leven kenmerken. We zullen niet anders kunnen dan dat we van Jezus en Zijn evangelie getuigen en naar Zijn voorbeeld opkomen voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. Daartoe roept ook de vastenactie ‘broederlijk delen’ ons op. Een bekend spreekwoord zegt: ‘Waar het hart van vol is, daar stroomt de mond van over.’ Welnu, als ons hart zo vol is van Jezus, dan kunnen we over Hem niet zwijgen! Dat blijkt eveneens uit het laatste gedeelte van Zijn toespraak, waarmee Hij Zijn toehoorders motiveert om Hem te blijven volgen: ‘Want wie zich voor Mij en Mijn woorden geschaamd zal hebben in dit overspelig en zondig geslacht, voor hem zal de Mensenzoon Zich ook schamen wanneer Hij zal komen in de heerlijkheid van Zijn Vader, met de heilige engelen’ (v.38). Als volgelingen hoeven we ons niet te schamen voor Jezus en Zijn blijde boodschap . Integendeel, we verlangen dat ook onze medemensen Jezus leren kennen, Hem volgen en van Hem en Zijn evangelie getuigen omdat we ervan overtuigd zijn dat Hij een mens ten diepste toe zin en geluk kan schenken, ‘volheid van leven’ (Johannes 10,10). Als wij ons niet voor Jezus schamen, zal Hij zich niet voor ons schamen. Als wij Hem als onze redder en bevrijder erkennen, zal Hij op Zijn beurt erkennen dat we bij Hem horen. Jezus verwijst daarbij naar de heerlijkheid van God, Zijn Vader, die ook is weggelegd voor ieder die Hem hoe dan ook blijft volgen. Die geloofsovertuiging maakt dat je als christen bereid bent achter Jezus aan te gaan en Hem te volgen op de weg van de gekruisigde liefde die geen doodlopende weg is, maar een weg die dwars doorheen lijden en dood leidt naar de heerlijkheid van Zijn en onze hemelse Vader, die ons grenzeloos en onvoorwaardelijk lief heeft. En Paulus schrijft hierover dat niets ons nog kan scheiden van die liefde van God, die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer (Romeinen 8,39). Tot slot nog dit: zoals reeds gezegd veronderstelt ‘Jezus volgen’ dat we ons overgeven aan Hem en Zijn evangelie, maar… dat lukt niet altijd even goed. Het is een groeiproces. Het is de kunst om met vallen en opstaan ons leven niet krampachtig in eigen handen vast te houden, dan geraken we het kwijt… maar wél uit handen te geven, dan zullen we het vinden. Het is met lukken en mislukken de weg gaan van de graankorrel die aan de aarde moet worden toevertrouwd, die moet sterven… dan pas kan hij rijke vruchten voort brengen. ‘Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen, maar wie in deze wereld zijn leven uit handen durft te geven, die zal het eeuwige leven behouden’ (Johannes 12,25). Zo nodigt Jezus ons uit om te ‘groeien in overgave’. ‘Wat betekent ‘Jezus volgen’ voor ons?’ Dat is op deze tweede zondag van de veertig-daagse tijd van herbronning dé vraag. Aan ieder van ons om er een persoonlijk antwoord op te geven. Hopelijk kan deze overweging bij de toespraak van Jezus naar aanleiding van Zijn eerste lijdensvoorspelling ons hierbij inspireren. Lieve mensen, als volgelingen van Jezus mogen we ons gezegend weten. En of we nu ziek zijn of gezond, ieder van ons kan op zijn of haar eigen plek, hier in het UZA of waar dan ook, die warme liefde van Jezus doorgeven en zo tot zegen zijn! In die zin wensen we mekaar van harte een ‘gezegende’ veertigdagentijd… AMEN.