Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Les 24 Weet je het nog? Het voorzetsel is het eerste woordje van het waar-deel Het voorzetsel zegt precies waar iets is. Voorbeeld: Er draait een film in de bioscoop. Opdracht 1: Schrijf het voorzetsel op. 1-Pien en Sofie gaan naar de bioscoop. 2-Josje zit naast Ramona. 3-Max zit op een lekkere stoel. 4-De film zie je op het scherm. 5-De stoorsteen staat op het dak 6-De koekjes zitten in de trommel 7- Mama zit in de auto 8- Joost fietst naar school 9- De eens zwemt in de vijver 10- De vogel vliegt in de lucht 11- De kippen zitten op de stok 12- Het is laat, ik ga naar bed 13- Ik heb het koud, ik ga naar binnen 14- Ik verstop mij onder het bed 15- Jan verstopt zich achter de kast 16- Mira zet haar paard in de stal 17-Kim legt een tand onder haar kussen 18- Erik verstopt zich op de zolder Voorzetsel naar pagina 1 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Opdracht 2: Kleur het waar-deel: Voorbeeld: Janneke zwemt in de zee. Waar? Nu jij! 1 Trees springt voor de zandbak. 2 Iris rent op hardloopschoenen. 3 Taco sluipt naar de dief. 4 Pim gooit een bal tegen de muur. 5 Dorus speelt op de zolder. 6 Yannick loopt op een tafel. 7 Jenny rijdt achter de auto aan. 8 Berrie fietst naar haar tante. 9 Fenna gooit de bal naar de basket. 10 Imke tekent op het papier. Opdracht 3: Schrijf zinnen met de volgende voorzetsels: Voorzetsel naar Ik loop naar mama. voor op naar achter naast onder pagina 2 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Opdracht 4: Maak de woordspin af: Kies uit: beeldscherm-afstandsbediening-rand-veer-zenderbinnenkant-pootje-geluidsknop-schanier-glas-schroefjes Opdracht 5: Maak de woordspin af: Kies uit: beeldscherm-afstandsbediening-rand-veer-zenderbinnenkant-pootje-geluidsknop-schanier-glas-schroefjes pagina 3 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Opdracht 6: Teken een bril, een televisie en een hoed. __________________________________________________ __________________________________________________ __________________________________________________ __________________________________________________ Opdracht 7: Schrijf een grappige zin met deze 3 woorden onder jouw tekening. pagina 4 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Opdracht 8: Schrijf, samen met een maatje lange zinnen. Het gaat zo: Kind 1: Kies een werkwoord. Kind 2:Vraag Wie? Wat? Waar? Samen: Maak er een mooie lange zin van. Voorbeeld: werkwoord lezen. Wie? De beer Wat? leest Waar? in de tuin. Nu een mooie zin maken: De beer leest in de tuin een boek. Nu samen verder: werkwoord mooie lange zin dansen harken schrijven planten rennen zingen gooien pagina 5 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Weet je het nog? In elke zin horen groepjes woorden bij elkaar. Die groepjes heten zinsdelen. De volgorde van zinsdelen kunnen veranderen. Mama geeft aan Joep een glas cola. Geeft mama aan Joep een glas cola? Een glas cola geeft mama aan Joep. Opdracht 8: Schrijft de zin in een andere volgorde: Papa geeft het boek aan mama. __________________________________________________ __________________________________________________ __________________________________________________ _________________________________________________? Mama rent naar Kees met een koek. __________________________________________________ __________________________________________________ __________________________________________________ _________________________________________________? pagina 6 van 7 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 24 Weet je het nog? Een werkwoord is een doe-woord. Voorbeeld: Guus speelt buiten. Speelt is het werkwoord, want dat is wat Guus doet. Opdracht 9: Kleur het werkwoord: Kaatje fietst naar huis. Irma geeft een koekje. Pakt Irisr een stripboek? Lotte wint een beker. Alex breekt een kopje. Klaas valt over zijn veter. Tim krijgt een medaille. Fien heeft een zus. Opdracht 10: Teken één van de zinnen uit opdracht 9. pagina 7 van 7