Rechtenvrij Interview Yora Rienstra Door Jan J. Pieterse Yora Rienstra: ‘Er huise ineens een man in mij’ “Ik vertel een verhaal met daaromheen uitstapjes in liedjes of personages die ontstaan vanuit dat verhaal. Het is voor mij prettig om af en toe in een type te schieten. Mensen observeren en imiteren vond ik altijd al leuk.” Yora Rienstra deed Toneelschool/Kleinkunstacademie en won het Amsterdams Kleinkunstfestival. Naast haar solovoorstelling speelt zij in het theater mee in de combivoorstelling Club Sandwich en is ze te horen op zondagavond in Ha! Die Yora op NPO radio 2, waarin kleinkunst centraal staat. “Je kunt in deze tijd niet zomaar verwachten dat je kunt leven van een eigen theaterprogramma. Ik ben blij dat er ook andere dingen op mijn pad komen.” De basis blijft het theater en daar try-out de cabaretière momenteel met haar derde programma. In Drukt haar snor, met sterke mimiek en droogkomische en ontroerende liedjes, verhaalt zij over een bijzondere vorm van moederschap, “Ik ben nu twee jaar medemoeder en er is een nieuwe wereld opengegaan. Ik ben op zoek naar mijn functie als moeder van een kind dat door mijn vrouw is gebaard. Wie ben ik in die situatie en hoe ziet mijn kind mij?” Vragen, die Rienstra in het dagelijks leven tegenkomt zijn dankbaar materiaal voor haar voorstelling. “Mensen permitteren zich de meest intieme dingen te vragen: Is de vader bekend? Hoe is de bevruchting gegaan? Wie krijgt het kind bij een scheiding, want het is natuurlijk niet jóuw kind? Een Jehovagetuige zei letterlijk: Sorry, maar wij geloven niet in jou situatie.” Dat kan je dus zomaar gebeuren op klaarlichte dag!” Op zoek naar ‘lotgenoten’ stuit zij op weinig vergelijkingsmateriaal. “Op tekeningen in kinderboeken met gezinnetjes wijst ons kind naar de moeder en zegt: ‘Hé mama!’ Dan wijst hij naar de vader, vaak met baard, en zegt: ‘Mama Yora!’ Dat is zijn beeld. Hij moet dat gaan plaatsen en ik ook. Ons kind heeft de achternaam van mijn vrouw en ik moest hem adopteren. Een stief-vader heeft nog een beeld hoe een vader kan zijn, maar – zeg maar – ‘mijn soort’ is een nieuw ras. Ik ben op zoek naar een voorbeeld of ga ik misschien zelf het voorbeeld zijn. Het is eigenlijk een zoektocht naar identiteit. Weet je wat ook raar was: toen mijn vrouw zwanger bleek, kreeg ik last van mannelijke hormone. Ik verlangde naar de jaren vijftig waarin het vrouwtje thuis bleef en de man na het werk thuiskomt. Er huisde, heel tradioneel, een man in mij, met snor en aktetas. Terwijl ik helemaal niet zo ben opgevoed. Mijn voorstelling is dan ook voor mannen en vrouwen herkenbaar. Het is mijn persoonlijke verhaal dat ik op het podium breng.”