kijkwijzer context snor

advertisement
Hoe
SNOR
zit het in onze vakgroep wat taalgericht vakonderwijs betreft?
?
B. Klare taal schrijven

Ik gebruik afbeelding met een kort onderschrift.
D. Een taalrijke omgeving creëren

Ik heb een fotomap met woordenlijsten.

Ik voorzie belangrijke materialen van woordlabels.

Ik schakel internet in om afbeeldingen en filmpjes te tonen i.v.m.
het onderwerp.

Ik leg iets uit door het te laten zien, horen, ruiken of voelen.

Ik heb aandacht voor kernbegrippen.
E. Woorden uitleggen
1

Ik leg kernbegrippen uit door:
- het woord te omschrijven
- een voorbeeld te geven in een betekenisvolle context
- een synoniem te geven
- het tegengestelde woord te geven
- het woord te ontleden
- het woord aan te geven op een schaal
- het woord te vertalen

Ik blijf nieuwe woorden/begrippen herhalen.
De context bestaat uit allerlei verbanden tussen de nieuwe lesstof en de wereld van de leerlingen en – in
ruimer verband – in maatschappij en beroep. De context geeft aanknopingspunten om de nieuwe stof te
koppelen aan de aanwezige kennis... Aan het belang van het leren in zinvolle contexten wordt gestalte gegeven
bij het inbrengen van alledaagse en vakspecifieke voorkennis tijdens de lessenreeks en door een grote variatie
aan tekstsoorten en media. Hajer, M., Meestringa, T., Handboek taalgericht vakonderwijs, uitgeverij Coutinho,
Bussum, 2009.
Helemaal snor
Redelijk snor
Een beetje snor
Niet snor
Taalgericht vakonderwijs is CONTEXTRIJK1 vakonderwijs met taalsteun en vol interactie.
I. Een korte instructie geven

Ik visualiseer de instructie.

Ik geef de instructie op de plaats waar ze wordt uitgevoerd.

Ik gebruik foto’s en voorwerpen om de instructie te
verduidelijken.
Ik toon het materiaal dat leerlingen nodig hebben bij de
uitvoering van de opdracht.
Ik ondersteun de instructie met een goed gekozen voorbeeld of
demonstratie.


J. Lange instructie geven

Ik verwijs naar vorige opdrachten die aansluiten bij deze
opdracht.

Ik haal op wat leerlingen al weten.
K. Een theoretische uitleg geven

Ik link de inhoud aan voorkennis en ervaringen.

Ik formuleer de doelen duidelijk.

Ik gebruik authentiek materiaal: krantenartikel, folder,…

Ik ondersteun mijn uitleg visueel a.d.h.v. een filmfragment,
foto’s, gebaren, pictogrammen.
N. Groepswerk

Ik toon het materiaal dat leerlingen nodig hebben.

Ik stel vragen om groepjes op de goede weg te helpen.
Download