Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Les 16 Weet je het nog? Boven aan de parachute staat 1 woord. Onder de parachute staan meer woorden. Deze woorden zijn voorbeelden van het bovenste woord. Opdracht 1: Schrijf de volgende woorden in de woordparachute: fruit - appels - peer - kers - banaan Schrijf de volgende woorden in de woordparachute: sla - bloemkool - groente - wortel - rode biet pagina 1 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Dit ga je leren: Je leert nieuwe woorden: voorgrond en achtergrond. De voorgrond staat dichtbij De achtergrond staat verder weg Opdracht 2: Welk woord hoort er bij? Trek een lijn naar het juiste woord. achtergrond - voorgrond - landschap - portret Als iets dichtbij staat, staat het op de………………… Als iets ver weg staat, staat het op de………………….. De fotograaf maakt een………………………………… Ik zag een heel mooi…………………………………….. Dit ga je leren: Je leert een zin langer maken met een wanneer-deel. pagina 2 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Het wanneer-deel vertelt wanneer iets gebeurt Voorbeeld: Morgen gaat Renske naar oma. Morgen is het wanneer-deel. Morgen gebeurt het. Opdracht 3: Kleur het wanneer-deel: Morgen gaat de juf nakijken. Vandaag gaat Jordi rekenen. Gister keek Rien televisie. Morgen heeft Cindy een proefwerk. Morgen gaat papa naar het werk. Overmorgen wordt de dag leuk. Volgende week tekent Ivo een taart. Vorige week hadden we een storm. Opdracht 4: Rijmen op -ooi en -aai woorden. Schrijf een rijmwoord. mooi - …………………………… haai - …………………………… dooi - …………………………… draai - …………………………… pagina 3 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Opdracht 5: Maak er meer van, schrijf het meervoud-woord op. kooi - kooien prooi - …………………………. gooi - …………………………. dooi - …………………………. strooi - …………………………. haai - …………………………. draai - …………………………. kraai - …………………………. vlaai - …………………………. maai …………………………. - naai - …………………………. graai - …………………………. waai - …………………………. zwaai - …………………………. pagina 4 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Opdracht 7: Schrijf een versje over een haai. ………………………………. (titel) ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… ………………………………………………………………… Opdracht 8: Maak een tekening bij jouw versje. pagina 5 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Weet je het nog? Het wanneer-deel vertelt wanneer iets gebeurt. Je vindt het wie-deel door te vragen: wanneer? Opdracht 9: Schrijf het wanneer-deel op. Kies uit: gisteren - vandaag - na schooltijd - vorig jaar – straks Ik ga ……………………………….. bij mijn vriend spelen. …………………………………………. was ik ziek. We vieren …………………….. de verjaardag voor de pauze. Ga je …………………………………. mee naar voetbal? ……………………………………….. was Erik nog 10 jaar. Weet je het nog? Het wie-deel vertelt wie iets doet. Je vindt het wie-deel door te vragen: wie? Opdracht 10: Kleur het wie-deel. Mama eet een noot. Papa drinkt melk. Rogier gooit de bal. Axel aait een paard. Imme draait de knop om. Fen ziet een bloem. pagina 6 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Dit ga je leren: Wat een werkwoord is. Een werkwoord geeft aan wat je DOET. Opdracht 11: Jasper rent. Wat doet Joris? Hij ……………… De juf lacht. Wat doet de juf? Zij ………………… Guus leest. Wat doet Guus? Hij ………………… David fietst. Wat doet David? Hij ………………… Pepijn zingt. Wat doet Pepijn? Hij ………………… Lotte springt. Wat doet Lotte? Zij ………………… Basia helpt Isis. Wat doet Basia? Zij ………………… Tim speelt. Wat doet Tim? Hij ………………… Papa eet. Wat doet Papa? Hij ………………… Jan gooit een bal. Wat doet Jan? Willem voetbalt. Hij ………………… Wat doet Willem? Hij ………………… Rik schrijft mooi. Wat doet Rik? Hij ………………….. Laura vertelt. Zij …………………… Wat doet Laura? pagina 7 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Opdracht 12: Teken de zin. Tosca speelt met de bal. Kleur het wie-deel in deze zin. Teken de zin. Sinterklaas zwaait naar Roos. Kleur het wie-deel in deze zin. pagina 8 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Opdracht 13: Wat zie je? Schrijf het woord op. Dit is een ………………………… Dit is een ……………………….. Dit is een …………………………. De koeien ………………………… pagina 9 van 10 Taal actief aangepaste werkbladen. Groep 4 / Les 16 Opdracht 14: Lees het verhaal “Speurtocht.” (Taal actief 4B Blz. 48/49) Hoe vond je het verhaal: O Leuk O Spannend O Grappig O Eng Opdracht 15: Maak er meer van. Schrijf het meervoud woord op. koek - koeken kooi - …………………………………….. boek - …………………………………….. tafel - ……………………………………. vogel - ……………………………………. Hoe gingen de lessen? De lessen waren: makkelijk gewoon moeilijk pagina 10 van 10