Depressie

advertisement
Depressies in het onderwijs
Omgaan met balende jongeren
Eveline van Dijck
Vivianne van den Boom
Vakgroep Geschiedenis
Vakdifferentiatie: Zorgverbreding
A. Paijmans
December 2001
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Inhoudsopgave
1. Inleiding
a. Wist je dat…
b. Drie korte verhalen van leerlingen met depressies
2. Algemene informatie over depressies
a. Definities en kenmerken
b. Oorzaken en achtergronden
c. Verwijzing en hulpverlening
d. Een onderzoek onder jongeren in Nederland
e. Actuele informatie en adressen
3. Depressies in het onderwijs
a. Gedrag in de klas
b. De rol van de leraar
c. De gevolgen voor de les en de medeleerlingen
d. Hulpverlening in klassenverband
4. Anti-Depressie Projecten
a. Anti-baalcursus voor jongeren
b. De Baalmeter
c. Ratelband
d. Sekserol
e. Probleemwijzer voor docenten
f. Naslagwerk
g. Christelijke hulpverlening
5. Conclusie
3
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Inleiding
Wist je dat…..
1 op de 20 jongeren last heeft van een depressie.
een depressie niet vanzelf over gaat. Het is belangrijk dat je hulp
zoekt.
je kunt leren om met je sombere gevoelens om te gaan.
gesprekken kunnen helpen om je sombere gevoelens te herkennen.
depressie een ziekte is en geen aanstellerij. Wel is het een ziekte waar
je iets aan
kunt doen.
men het een depressie noemt als je sombere gevoelens meer dan twee weken
duren en dat je je in die twee weken de hele dag door rot voelt.
Ik deed hartstikke mijn best op school, maar het ging niet goed. Ik kon
mijn gedachten er niet bijhouden. Ik dacht veel aan mijn oma waar ik vijf
jaar bij heb gewoond. Ze is ziek en omdat ik nu in Nederland ben, kan ik
niet voor haar zorgen. Met de meisjes in de klas kon ik er niet over
praten. Ik wist niet meer wat ik moest doen en voelde me al lange tijd erg
rot. Ik kon ook niet meer slapen. Mijn mentor op school vroeg wat er was.
Ik moest vreselijk huilen. Ik heb haar alles verteld. Ik praat nu met een
groepje mensen van mijn leeftijd en met iemand die veel weet over mijn
problemen. Ik hoef nu niet meer alles zelf op te lossen.
Mijn moeder is regelmatig depressief. Ze ligt dan dagen in haar bed. Zelf
voelde ik me ook erg vaak down. Maar dat wilde ik niet laten merken. Ik
ging stoer doen, bushokjes in elkaar trappen, mensen beledigen. Maar dan
voelde ik me eigenlijk nog rotter. Ik dacht ”wat is er toch met me?” Mijn
moeder zei dat ik misschien ook last had van een depressie. Ik ben
informatie gaan zoeken op het internet. Het bleek dat kinderen van
depressieve ouders gevoeliger kunnen zijn voor een depressie. Via de
huisarts ben ik doorverwezen naar een psycholoog. Het was inderdaad een
depressie. Door de gesprekken met de psycholoog leer ik met mijn sombere
gevoelens om te gaan.
Makkelijk is het niet, maar ik zie de toekomst nu meer zitten.
Ik voelde me al weken moe en ik had nergens zin in. Ik snapte mezelf niet
zo goed meer. Soms moest ik opeens huilen zonder dat ik wist waarom. Ik kon
niet meer denken en op school ging het gewoon slecht. Ik ben naar de
huisarts gegaan. Hij dacht aan een depressie. Dit kon te maken hebben met
de scheiding van mijn ouders, al was dat al twee jaar geleden. Ik heb nu
gesprekken. Ik kwam er achter dat ik me altijd schuldig voelde. Bij mijn
vader dacht ik aan mijn moeder die alleen zat en bij mijn moeder dacht ik
aan mijn vader. Nu weet ik dat die scheiding niet aan mij ligt en probeer
ik een relatie op te bouwen, met alle twee apart. Ik heb weer wat meer
energie en ook op school gaat het een stuk beter.
4
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Depressies in het algemeen
Een van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen is depressie.
Tussen 20 en 40% van de jonge adolescenten heeft wel eens depressieve
symptomen. Een depressie betekent dat jongeren verminderd functioneren, een
verhoogd risico hebben op blijvende depressieve klachten op latere leeftijd
en dat zij soms een suïcide poging doen. De prognose voor kinderen is dus
ongunstig.
Bij jongens loopt 8 tot 11% en bij vrouwen 18 tot 23% het risico om
tenminste eenmaal in hun leven een ernstige depressie door te maken.
De term depressie is een vaag begrip, ook in wetenschappelijk opzicht. Het
wordt vaak op verschillende manieren geïnterpreteerd. Er wordt vaak geen
onderscheid gemaakt tussen normale depressieve klachten vanwege
traumatische gebeurtenissen (bijvoorbeeld blijvende letsel overgehouden aan
een ongeval) en een depressieve stoornis.
Definities en kenmerken van depressie
Wanneer iemand een depressieve stemming heeft voelt deze zich voornamelijk
bedroefd, neerslachtig, moedeloos, somber, gedeprimeerd of in de put. Een
depressieve stemming kan bij sommige mensen zichtbaar zijn, ook al wordt
ontkend dat men zich depressief voelt. Depressieve mensen hebben vaak
nergens meer zin in en kunnen meestal nergens meer van genieten. In de
omgeving is dit te merken aan de verwaarlozing van sociale contacten en
activiteiten.
Depressieve symptomen duiden op een depressieve gemoedstoestand, een
sombere stemming, een negatieve beleving van zichzelf en de buitenwereld.
De symptomen kunnen bestaan uit somberheid, lusteloosheid, pessimisme,
verlies van belangstelling voor en bevrediging in gebeurtenissen en
activiteiten, en een beschouwing van zichzelf als schuldig, minderwaardig
en slecht.
Met de term stemmingsstoornis wordt verwezen naar depressieve stoornissen
en bipolaire stoornissen (ook wel manische depressiviteit genoemd).
Stemmingsstoornissen worden net als suïcidaliteit, psychosen,
angststoornissen, eetstoornissen en verslaving gerekend tot psychiatrische
stoornissen.
Kenmerken
Er zijn een groot aantal kenmerken van depressieve stoornissen te noemen.
Hierbij moet worden benadrukt dat het voorkomen van deze kenmerken bij een
adolescent niet per definitie wijst op een depressieve stoornis.
 gebrek aan zelfwaardering;
 verminderde of verhoogde eetlust;
 pessimistische kijk op het leven;
 twijfel aan de zin van het leven;
 geen plezier kunnen beleven aan alledaagse dingen;
 lusteloosheid.
De depressie in de adolescentie vertoont veel overeenkomsten met de
depressieve beelden die bij volwassenen worden aangetroffen. Er zijn ook
een aantal kenmerken die typisch zijn voor depressieve adolescenten:
 allerlei angsten die leiden tot slaapstoornissen;
 somatische klachten: buikpijn, duizeligheid en hoofdpijn;
 sterke stemmingswisselingen;
 provocerend of agressief gedrag;
 maskering van depressieve gevoelens: vandalisme, spijbelen, leer- en
concentratieproblemen, lichamelijke klachten, alcohol- en
drugsgebruik;
 onopgeloste conflicten rondom afhankelijkheid;
 toenemende behoefte aan zelfstandigheid vs. onzekerheid en twijfel
over het vermogen om zelfstandig te worden;
5
Depressies bij leerlingen


Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
weglopen van huis en spijbelen vs. (schuldbeladen) thuiskomen en
braaf naar school gaan.
kwetsbaarheid (een chronisch gevoel van tekortschieten en falen).
Typen van depressie in de adolescentie
Bipolaire depressieve stoornis (manisch-depressieve stoornis)
Kenmerkend voor de manisch-depressieve stoornis:
 depressieve stemmingen worden afgewisseld door eenuitbundige
stemming, soms door prikkelbaarheid en lichte ontvlambaarheid,
rusteloosheid en overactiviteit;
 een sterke drang om te praten;
 sterk associatief denken dat moeilijk is te volgen;
 gevoel van minderwaardigheid is omgeslagen in een overdreven
inschatting van eigen kunnen (grootheidswanen);
 overactiviteit is ongecontroleerd, onttrekt zich aan
realiteitstoetsing en kan aanmerkelijke risico's met zich meebrengen
voor de omgeving en/of voor de adolescent zelf.
Schaamtedepressie
Kenmerkend voor een schaamtedepressie is een groot schaamtegevoel:
 een sterk gevoel van minderwaardigheid;
 een gevoeld dat er niemand is die van hem kan houden;
 voortdurend op zoek naar bevestiging en aandacht;
 grote angst om in de steek gelaten te worden (de adolescent kan
aandacht trekken om dit te voorkomen door bv. suïcide)
Schulddepressie
Kenmerkend voor een schulddepressie is een groot schuldgevoel:
 een verlangen naar erkenning en goedkeuring;
 schuldgevoelens (vaak over seksuele kwesties);
 een gevoel van 'slecht' zijn;
 een gevoel niet te voldoen aan de (vaak te) hoge eisen die de
adolescent aan zichzelf stelt;
 angst om de liefde van een ander te verliezen;
 omzetting van schuldgevoel in actie door het provoceren van straf en
afwijzing, wat leidt tot meer schuldgevoelens.
Normale en pathologische depressie in de adolescentie
De adolescentie is een risicovolle ontwikkelingsfase, die vaak met
depressieve stemmingen gepaard gaat. Depressieve gevoelens zijn min of meer
een normaal verschijnsel tijdens de adolescentie. Ze horen bij de
turbulenties van deze ontwikkelingsfase. Voor het merendeel van de
adolescenten zijn deze gevoelens niet onbekend. Depressieve gevoelens
kunnen de normale ontwikkeling belemmeren en de adolescent in grotere
problemen brengen. Vanuit dit perspectief gezien is de adolescentie een
duidelijke risicoperiode. Daar staat tegenover dat er een aantal
adolescenten is die in deze ontwikkelingsfase een meer pathologische
stemmingsstoornis ontwikkelen. Het is geen eenvoudige zaak om het
onderscheid te maken tussen de normale depressieve stemmingen van de
adolescentie en de depressie in engere zin. Voor jongeren die met dat
laatste type depressie worden geconfronteerd, is de adolescentie een
probleemperiode die zijn zonder professionele hulp niet doorkomen.
Het is niet eenvoudig om de min of meer ormale depressieve stemmingen, die
een uiting zijn van de moeilijkheden en problemen met actuele
ontwikkelingstaken, te onderscheiden van depressie in engere zin. Een
belangrijke complicerende factor is dat de intensiteit van het depressieve
gevoel niet doorslaggevend is voor de ernst van de depressieve stoornis. De
normale depressieve stemmingen tijdens de adolescentie hebben vaak een
tijdelijk karaketer. De adolescent groeit eruit. Wanneer dit proces om wat
voor redenen ook stagneert, kunnen de depressieve stemmingen zich
ontwikkelen tot een depressie in engere zin. Dit betekent dat ook de
6
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
normale depressieve stemmingen gedurende de adolescentie serieus genomen
moeten worden, omdat het risico van het ontstaan van een depressieve
stoornis groot is. Veel depressieve adolescenten groeien op tot depressieve
volwassenen.
Er zijn belangrijke signalen waaruit blijkt dat het bij sommige
adolescenten om meer gaat dan om voorbijgaande depressieve stemminge. De
depressieve buien komen bij hen vaker voor en duren langer. Ook lijken de
depressieve stemmingen minder verband te houden met actuele situaties en
gebeurtenissen. Opvallend is dat gesprekken met vertrouwenspersonen van de
adolescent, zoals een leraar of vriend, geen verlichting geven .Niet zelden
gaan deze sombere buien gepaard met een verslechtering van
schoolprestaties. Regelmatige opmerkingen als 'ik zie het al een tijd niet
meer zitten' of 'voor mij hoeft het allemaal niet meer' zijn uitingen van
een diep gevoel van malaise en wijzen eveneens in de richting van
suïcidaliteit. Ook als de depressieve stemmingen gepaard gaan met
aanhoudende somatische klachten als buikpijn, hoofdpijn en rugklachten, of
samengaan met een slechte eetlust, slaapproblemen en een overbezorgdheid
over de eigen gezondheid, kan er een depressieve stoornis aanwezig zijn,
die professionele aandacht vergt.
Een aanvullende belangrijke diagnostische aanwijzing voor een depressieve
stoornis is de aanwezigheid van eerdere significante stemmingsstoornissen
in de kindertijd of een gezinsgeschiedenis waarin depressieve of andere
psychiatrische problematiek een rol heeft gespeeld.
Oorzaken en achtergronden
Het is ongelijk en onjuist om één enkele oorzaak voor een depressie aan te
wijzen. Er is altijd sprake van een samenhangsel van vele factoren
tegelijk. Deze factoren liggen op sociaal-cultureel, psychologisch en
lichamelijk gebied.
Chemische oorzaken
Er is geen specifieke stoornis in de chemische stofwisseling van de
hersenen aangetoond. Depressies gaan waarschijnlijk gepaard met een
stoornis in de hersenfunctie. De hersenen van een depressiepatiënt gaan
anders werken. Aangenomen wordt dat er een bepaalde kwetsbaarheid bestaat,
die door een bepaalde aanleiding 'naar buiten wordt gebracht'.
In de hersenen vindt er tussen de daar lopende zenuwen een voortdurende
uitwisseling plaats van chemische stoffen (neurotransmitters). Bij
depressieve mensen wordt het evenwicht tussen de neurotransmitters
verstoord.
Er is geen bewijs dat het gebruik van drugs of alcohol oorzaak kan zijn van
een langer durende depressie.
Erfelijkheid
Depressie is geen erfelijke ziekte. Vrijwel zeker zijn sommige mensen op
grond van hun aanleg meer dan gemiddeld kwetsbaar voor het krijgen van een
depressie. De erfelijke aanleg kan dus wel van belang zijn bij het ontstaan
van depressies.
Persoonlijkheidsfactoren
een aantal karaktertrekken maken mensen vatbaar tegen depressies:
 een sterk ontwikkeld vermogen tot medeleven met het leed van anderen;
 een gevoel dat het toch niets uitmaakt wat ze doen;
 een onvermogen om van zich af te bijten of voor zichzelf op te komen;
 de strengheid van het geweten. Mensen met een overmatig streng
geweten kunnen gebukt gaan onder overmatige schuldgevoelens;
 de eisen die mensen aan zichzelf stellen. Mensen die geneigd zijn
onrealtische hoge eisen aan zichzelf te stellen zullen nooit de kans
krijgen een gevoel van eigenwaarde op te bouwen;
 de mate waarin mensen geneigd zijn zich onbegrepen te voelen. De
verwachting om weer afgewezen te worden, maakt dat men overmatig
rekening gaat houden met anderen en dus weinig zichzelf kan zijn,
d.w.z. weinig ruimte kan maken voor eigen belangen, wensen, etc.
7
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001

overmatige gevoeligheid voor kritiek en afhankelijkheid van
lofprijzingen van anderen.
 hoe wordt gereageerd op tegenslag, ongeluk, nara berichten, kritiek?
Er zijn geen specifieke spanningsverwekkende gebeurtenissen die als de
oorzaak voor een depressie aangewezen kunnen worden. Wel zijn er bepaalde
gebeurtenissen die voor het eerst in de adolescentie zichtbaar worden en
een grote rol spelen in het ontstaan van een depressie.
Ernstige traumatisering en chronische verwaarlozing
Ontwrichtingen in de kindertijd kunnen in de adolescentie een depressie tot
gevolg hebben:
 mishandeling
 seksueel misbruik
 verwaarlozing (vb. onvoldoende zorg bij ziekte, onverschilligheid,
veel en onverwacht wisselen van verzorgers, slechte lichamelijke
verzorging, excessief straffen)
 opgroeien in een onveilig omgeving.
Elke intieme band met een ander is in beginsel onbetrouwbaar. Deze kinderen
groeien op in de overtuiging dat hun belangen er niets toe doen. Ze voelen
zich niets waard en verwachten van de wereld niets dan onheil.
Verlies of separatie van een belangrijk persoon (in de kindertijd)
Een verlies in de kindertijd wordt vaak pas verwerkt in de adolescentie.
Kinderen hebben een gebrekkig idee van de dood en kunnen daarom pas een
rouwproces doormaken in de adolescentie.
Ook de emotionele afwezigheid van een belangrijk persoon in de vroege
kindertijd is een predisponerende factor voor latere depressie.
Depressieve stemmingen van de moeder gedurende de eerste twee jaar na de
geboorte vergroten de kans op gelijksoortige stemmingen bij he tkind. Het
kind voelt zich verantwoordelijk voor de stemming van de moeder en staat er
tegelijkertijd machteloos tegenover.
Ook tijdens de adolescentie zelf kan het verlies van een belangrijk persoon
leiden tot een acute depressieve reactie: ouders die gaan scheiden, het
plotseling overlijden van grootouders, een boezemvriend(in) die verhuist.
Samenhangend met de adolescentie als ontwikkelingsfase
Jongeren gaan tijdens de adolescentie door een aantal ontwikkelingen, die
depressieve gevoelens kunnen opwekken:
 de losmaking uit het ouderlijk gezin; Een aantal factoren spelen een
rol bij het zich losmaken van de jongere uit het ouderlijk gezin:
 de adolescent wordt geconfronteerd met z'n eigen beperkingen;
 de ouders blijken niet zo alwetend en almachtig te zijn als door het
kind gedacht is;
 eigen normen en waarden worden getoetst aan die van leeftijdsgenoten.
Hiermee zetten ze zich af tegen de ouders;
 de adolescent verplaatst zijn interesse- en activiteitensfeer steeds
meer buiten het gezin.
De devaluatie van het ouderlijk gezag gaat vaak gepaard met gevoelens
van depressie, aangezien de losmaking van het gezin in een bepaald
opzicht het verlies betekent van de belangrijkste personen van de
adolescent. Het loslaten van het gezin kan gepaard gaan met een
gevoel van isolement en eenzaamheid.
 de psychoseksuele ontwikkeling; De adolescent wordt geconfronteerd
met een nieuw lichaam, waarmee hij zich vertrouwd moet maken. Dit kan
gepaard gaan met gevoelens van twijfel over de eigen
aantrekkelijkheid. Ook afgewezen liefdes kunnen een sterke invloed
hebben op het gevoel van eigenwaarde van de adolescent.
 de ontwikkeling van een sociale identiteit. De losmaking uit het
gezin betekent voor de adolescent dat hij zich een beeld vormt van
zijn plaats in de maatschappij. Voor meisjes kan het conflict tussen
het traditionele moederschap en een carrière erg verwarrend zijn.
8
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Jeugdwerkloosheid kan ook een belangrijke sociale bron zijn voor de
depressie van een adolescent.
Verwijzen en hulpverlening
Sommige depressieve adolescenten vragen zelf duidelijk om hulp bij een
leraar, de huisarts of een ander vertrouwenspersoon. Er zijn enkele
belangrijke richtlijnen voor het voeren van een gesprek met een adolescent
die mogelijk last heeft van depressiviteit. Deze richtlijnen komen voort
uit het idee, dat de adolescent nauwelijks gevoel van eigenwaarde heeft:
 Neem de gevoelens van de adolescent altijd serieus!
 Laat de adolescent merken dat hij begrepen wordt!
 Nodig de adolescent uit om zijn gevoelens onder worden te brengen!
 Praat met een erg depressief lijkende adolescent over suïcideplannen!
 Onderschat suïcidale of depressieve gevoelens niet!
 Praat de adolescent geen schuldgevoel aan!
 Beloof de adolescent niets dat niet nagekomen kan worden (bv. beloven
om de door de adolescent verschafte informatie niet door te spelen)!
 Laat het bij het doorverwijzen niet bij het geven van een
telefoonnummer van een hulpinstantie!
De hulpverlening bij adolescenten met depressieve stoornissen gebeurt
meestal bij inrichtingen voor ambulante psychotherapeutische hulp bij bv:
 RIAGG;
 psychiatrische klinieken met speciale adolescentenafdelingen met
mogelijkheden voor ambulante psychotherapie en/of dagbehandeling;
 gespecialiseerde (poli) klinieken voor kinder- en jeugdpsychiatrie;
 zelfstandig gevestigde psychotherapeuten.
Behandeling van depressieve stoornissen kan ondersteund worden met
antidepressieve farmaca.
Tevens zijn er een aantal instellingen die preventieve cursussen houden:
 Hou de stemming erin! een cursus voor jongeren vanaf 15 jaar die meer
controle willen over hun leven. Gegeven door Parnassia (psychomedisch centrum) [1];
Stemmingmakerij, een cursus voor scholieren die 'te veel en te vaak balen
naar hun zin'. Gegeven door verschillende RIAGG's.




Een onderzoek onder jongeren in Nederland
In 1993 is een Nederlands screeningsonderzoek gedaan [1] om inzicht te
krijgen in het voorkomen van depressieve klachten onder schoolgaande
jongeren. Dit onderzoek bestond uit de eenmalige afname van een korte
schriftelijke vragenlijst. De vragenlijst was een aan de doelgroep
aangepaste versie van de Beck Depression Inventory (BDI). De BDI meet de
intensiteit van depressieve symptomen en geeft een score die kan variëren
van 0 tot 63. Hoe hoger de score, hoe meer last van depressieve symptomen.
De volgende indeling is gemaakt:
score < 10: geen of lichte depressie
score tussen 10 en 18: lichte tot matige depressie
score tussen 19 en 29: matige tot ernstige depressie
score > 29: ernstige depressie
De resultaten van dit onderzoek staan in tabel 1.
Geen of weinig depressieve klachten: 84,4 %
Lichte tot matige depressieve klachten: 13,0 %
Matige tot ernstige depressieve klachten: 2,4 %
Ernstige depressieve klachten: 0,2 %
Uit dit onderzoek blijkt dat 15,6% van de jongeren last hebben van een hoog
niveau van depressieve symptomen.
Uit dit onderzoek blijkt tevens dat op basis van demografische kenmerken,
potentieel stressvolle gebeurtenissen, de waardering van dagelijkse
omstandigheden en de ervaren gezondheid, het gezondheidsgedrag en
9
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
leefwijzen groepen jongeren kunnen worden onderscheiden die meer
depressieve klachten rapporteren dan andere groepen jongeren.
 Meisjes, leerlingen van 18 jaar en ouder, jongeren uit de stad en
jongeren die niet bij beide ouders wonen rapporteerden gemiddeld
significant meer depressieve klachten dan respectievelijk jongens,
jongere adolescenten, jongeren die in een dorp woonden en jongeren
die bij beide ouders woonden;
 Jongeren die de volgende gebeurtenissen meemaakten hadden gemiddeld
meer depressieve symptomen dan jongeren die deze gebeurtenissen niet
meemaakten: het einde van een verkering of vriendschap, slachtoffer
zijn geweest van criminele handelingen, van school veranderd zijn,
een verkeersongeluk meemaken, verandering van gezinssamenstelling
meemaken, geconfronteerd worden met problemen van gezinsleden op het
werk, ziekte en dood van een vriend(in);
 Jongeren die hun dagelijkse omstandigheden, met uitzondering van hun
woonsituatie, negatiever waardeerden hadden significant meer last van
depressieve klachten;
 Jongeren die hun gezondheid als matig of slecht betitelden, de
afgelopen twee maanden hun huisarts hadden geraadpleegd (m.n. geldig
voor meisjes) of de afgelopen twee weken geneesmiddelen hadden
gebruikt, hadden gemiddeld meer last van depressieve klachten;
 Jongeren die de afgelopen maanden herhaald hadden verzuimd (vanwege
ziekte of om andere redenen) rapporteerden gemiddeld meer depressieve
klachten.
Het al dan niet bezoeken van een hulpverlener, het al dan niet roken,
drinken en sporten vertoonde geen relatie met depressieve klachten.
Actuele informatie
Wetenschappelijke informatie
 Ruiter, M., Preventie van depressie bij jongeren; probleemanalyse,
ontwikkeling en evaluatie van de cursus "Stemmingmakerij" [2]
 Meeus, W., Adolescentie; een psychosociale benadering, p.221-235 [1].
Internetsites
 http://www.zwaarweer.nl
Informatieve site van de stiching Korrelatie over depressiviteit bij
jongeren voor jongeren. Een zeer interessante, volledige site met
onder andere:
 Test jezelf. Een test van tien vragen aan de hand waarvan een
conclusie getrokken kan worden over hoe de jongere zich voelt.
 Tips. Wat kan je doen aan rottige en sombere gevoelens. bv. "Ga
fietsen, wandelen of sporten. Ook al ben je moe, zorg toch dat
je in beweging blijft." en "Zoek je vrienden op, ook al zie je
er tegenop of heb je er eigenlijk geen zin in."
10
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Vormen van depressieve stoornissen
Voor het diagnosticeren van een depressieve stoornis moet volgens de DSM-IV
(Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) aan twee criteria
voldaan:
Aantal depressieve symptomen en de duur daarvan. Dat betekent dat een
depressieve persoon tegelijkertijd een aantal depressieve kenmerken of
symptomen heeft voor een bepaalde tijd. Mensen met een depressie zijn
eigenlijk altijd depressief gesteld en hebben interesse en plezier in hun
activiteiten verloren.
De DSM-IV hanteert als grens dat minstens vijf van de negen kenmerken
aanwezig dienen te zijn voordat je van een depressie in ergere zin kunt
spreken.
1. depressieve stemming
2. verlies van interesse of plezier
3. gewichtsverlies
4. insomnie of hypersomnie(slaapstoornissen)
5. psychomotorische rusteloosheid
6. Vermoeidheid, verlies van energie
7. gevoelens van waardeloosheid, schuldgevoelens
8. verminderd vermogen na te denken, zich te concentreren
9. terugkerende gedachten aan de dood, suïcide gedachten
In het DSM-IV wordt echter vier vormen van depressie onderscheiden
Overzicht stemmingsstoornissen
1. Depressieve stoornissen
- Depressie in engere zin, éénmalige periode
- Depressie in engere zin recidiverend(teugkerend)
2. Dysthyme stoornis
3. Bipolaire stoornis
4. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
Depressie in engere zin
Naast ernstige neerslachtigheid of interesseverlies heeft iemand met een
depressie in enger zin nog vier andere klachten uit de boven genoemde
opsomming. Deze vorm van depressie omvat de meer lichamelijke reacties. Een
de depressie in engere zin wordt niet veroorzaakt door organische factoren.
Daarnaast is deze vorm van depressie geen onderdeel van een primair
psychotisch proces en treden er tijdens deze depressie geen manische
periodes op, zoals bij de bipolaire stoornis.
Dysthyme stoornis
Een lichtere vorm van depressie is de dysthyme stoornis. De verschijnselen
bij deze stoornis zijn minder ernstig en minder in aantal dan bij een
depressie in enger zin. Het gaat bij beide stoornissen om dezelfde
klachten. Wel heeft iemand met deze stoornis langere tijd chronisch last
van de verschijnselen en is minimaal twee jaar meer dagen wel dan niet het
grootste deel van de dag depressief gestemd.
Bipolaire stoornis
Hier gaat het om de depressieve periode van een manisch-depressief persoon.
Mensen met een bipolaire stoornis (manisch-depressief) voldoen de ene
periode aan de kenmerken van de depressie in engere zin. In de andere
periode zijn ze opgewekt, vol energie en hebben het gevoel alles aan te
kunnen.
Aanpassingsstoornis met depressieve stemming
Hierbij ontstaan depressieve klachten als gevolg van een hevige reactie op
een duidelijk aanwijsbaar gebeurtenis (bijvoorbeeld het verlies van een
geliefd persoon of een ernstige
11
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
ziekte). De reactie op een dergelijke gebeurtenis is heviger dan men zou
mogen verwachten.
12
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Depressies en het onderwijs
Gedrag in de klas
Een depressie leidt tot een verandering in het functioneren, niet alleen
thuis maar ook op school. Vaak gaan leerlingen dagdromen, is er sprake van
onoplettendheid en een slechte concentratie, werkt het geheugen niet
optimaal en is het schoolwerk niet af. De schoolresultaten zijn dan ook
meestal een stuk slechter dan voor de depressie. Het geen plezier in of
angst hebben voor de school is ook kenmerkend voor een stemmingsstoornis.
Leerlingen die depressief zijn uiten dit ook op school. Het gedrag in de
klas van een depressieve leerling verandert hierdoor. Het kan een docent
opvallen, wanneer een leerling hinderlijk gedrag vertoont. Het kan ook zo
zijn dat het gedrag van de leerling de
docent geeneens opvalt. Over het algemeen wordt er bij depressieve jongeren
gedacht
aan sombere jongeren. Maar dit hoeft niet het geval te zijn. Sommige
depressieve jongeren voelen zich zichtbaar futloos. Ze hebben geen puf meer
om iets te gaan doen. Ze liggen de hele dag op bed, maar rusten niet uit.
Vaak zorgen ze slecht voor zichzelf.
Sommige depressieve jongeren overschreeuwen zichzelf juist. Ze willen
iedereen laten zien dat het hun allemaal niets kan schelen. Ze kalken
graffiti op gebouwen om 'een daad te stellen', of ze hebben vast een grote
mond om niet door anderen op hun kop te worden gezeten.
Zo’n houding kan een teken zijn van een zogeheten ‘gemaskeerde depressie’.
Vooral als zulk gedrag lang blijft bestaan is er reden tot zorg.
Algemeen voorkomende kenmerken zijn rusteloosheid, snelle geïrriteerdheid
en eindeloos argumenteren en het oneens zijn met volwassenen en docenten.
Sommige depressieve jongeren vertonen moeilijk gedrag zoals agressiviteit,
diefstal, alcohol- en drugsmisbruik. Anderen trekken zich juist erg terug
en isoleren zich in de klas. Verder kan de leerling de langdurige droefheid
zichtbaar maken door het dragen van zwarte kleren, een voorkeur voor
macabere onderwerpen, literatuur of muziek. Droefheid kan zich ook uiten
als verveling, slaapproblemen (dit merk je indirect, wanneer een leerling
in slaap valt tijdens de les of moeite heeft om wakker te blijven),
motivatie- en energiegebrek. Doordat er verschillende vormen zijn van
depressies en deze niet allemaal dezelfde kenmerken hebben, zullen de
bovengenoemde kenmerken niet alle depressies typeren.
Sommige leerlingen kunnen hun bedrag wel benoemen, anderen niet. Het is
niet zo dat ze niet willen, ze kunnen gewoon niet uit die ‘somberheid’
komen.
De rol van de leraar
Ondanks het feit dat sinds tientallen jaren het besef is doorgebroken dat
ook kinderen een depressieve stemmingsstoornis kunnen hebben, komt het nog
steeds zeer regelmatig voor dat signalen van depressie niet door docenten
worden herkend. Ook zijn er nog nauwelijks manieren van aanpak voorhanden
voor opvoeders en docenten om kinderen met een depressie te helpen.
Het is natuurlijk ook niet verwonderlijk dat een docent niet op alle
problemen gespitst kan zijn. Een docent heeft toch al snel zo’n
vijfentwintig tot dertig leerlingen in de klas en in het voortgezet
onderwijs heeft men verschillende klassen, dus een veelvoud aan leerlingen.
Wanneer een kind niet erg storend is, maar zijn depressie juist uit met
stil en onopvallend gedrag, kan het al snel gebeuren dat dit gedrag als
rustig en kalm wordt geïnterpreteerd. Vaak worden deze leerlingen als
‘voorbeeldig’ bestempeld en blijft een depressie onopgemerkt. Zeker in het
voortgezet onderwijs lijkt de kans minder groot dat leerkrachten een
depressie bij een leerling opmerken, doordat ze ten eerste de leerling
gemiddeld maar twee uur in de week zien en ten tweede de leerling in de
pubertijd komt. Als leerlingen dan stil zijn, wordt het al snel afgedaan
als kenmerken van de pubertijd.
13
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Bovendien zullen er bepaalde tekenen die op een depressie kunnen wijzen
juist voor een docent niet waarneembaar zijn. Van een geringe (of
toegenomen) eetlust of van slaapproblemen merk je op school immers maar
weinig. Ook zullen lang niet alle leerlingen hun problemen, angsten en
verdriet op school uiten, laat staan eventuele zelfmoordgedachten.
Toch is de leerkracht/ leerkrachten vaak de aangewezen persoon om de
signalen van een depressie bij een van zijn leerlingen op te merken. Het
kind brengt immers een groot gedeelte van de dag op school door en de
docent kan het gedrag van de leerling vergelijken met dat van klasgenoten.
De docent heeft tevens iets meer afstand tot de leerling, waardoor hij wat
objectiever naar hem kan kijken.
Het is heel belangrijk om bij leerlingen met problemen te kijken onder
welke omstandigheden die problemen zich voordoen. Mensen en dus ook
docenten hebben vaak erg de neiging om het gedrag dat ze van iemand zien
als een persoonlijkheidskenmerk te zien. Het effect van de omstandigheden
en van de rollen die iemand speelt, worden onderschat. Bij jezelf zie je
goed hoe omstandigheden invloed hebben op je gedrag in de klas:
vermoeidheid, problemen in je familie, enz. Je weet ook van jezelf dat je
je anders gedraagt in de klas, dat je daar een andere rol speelt, dan
bijvoorbeeld thuis. Bij anderen zie je die omstandigheden minder duidelijk.
Daardoor ben je geneigd het belang van de situatie te onderschatten. Steeds
moet je proberen onderscheid te maken tussen de waarneembare problematiek
en de oorzaak van de problemen.
Je kunt als docent de leerling gedurende een dag observeren. In het
voortgezet onderwijs kun je dit met meerder leerkrachten doen. Hierbij kun
je je beter beperken tot een observatievraag, bijvoorbeeld:
 Wat gaat er vooraf aan het probleemgedrag dat je vaak bij deze leerling
ziet?
 Hoe vaak zoekt de leerling contact met jou en waarvoor?
 Hoe verlopen de interacties tussen jou en de leerling?
 Hoe verlopen de interacties tussen de leerling en de andere leerlingen?
 Welke emoties signaleer je bij de leerling?
 Weet je wat er in de leerling omgaat?
 In welke situaties functioneert de leerling goed en ik welke niet?
Het is goed om een leerling te observeren, maar naast de observatievraag
zijn er een aantal depressiesignalen waar je op moet letten.
 De leerling kan snel gefrustreerd zijn en (veel) moeite hebben met het
opvangen van
tegenslagen. Hij is snel van slag en kan in tranen
uitbarsten wanneer iets niet lukt.
 De leerling heeft vaak klachten over met name hoofdpijn en buikpijn.
 De leerling is lusteloos, hangerig en kan in slaap vallen tijdens de
les.
 Concentratieproblemen: de leerling heeft er moeite mee zijn aandacht bij
de les te houden en is dingen weer snel vergeten.
 De leerling heeft weinig tot geen vriendjes en wordt door de klasgenoten
niet of nauwelijks geaccepteerd. Hij zal zich vaak buitengesloten
voelen.
 De leerling toont in de regel weinig initiatief en zal zich (sterk) op
de achtergrond houden, ‘onzichtbaar’ maken, bij allerlei activiteiten in
de klas.
 Een depressie komt vaak samen voor met een leer- en/ of gedragsstoornis,
bijvoorbeeld ADHD: bij kinderen die hieraan lijden moet je extra bedacht
zijn op tekenen van een depressie.
 Verslechtering van de schoolprestaties.
 Geen plezier in of angst voor school hebben. Dit kan resulteren in
schoolziek zijn of spijbelen.
14
Depressies bij leerlingen


Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Te laat op school komen. Dit kan veroorzaakt worden doordat de leerling
een hekel aan school heeft, door slaapproblemen of doordat de leerling
dwarsligt (zich afzet tegen de ouders).
Weinig interesse in schoolse zaken. Depressieve kinderen zien vaak het
nut van school niet in. Zij geloven niet dat hun ploeteren op school
iets nuttigs oplevert voor de toekomst. (‘Waarom zou ik me inspannen, ik
haal toch geen diploma’ of ‘Ik vind later toch geen baan.’)
Natuurlijk is het niet zo dat alle leerlingen die één of meer van
dergelijke symptomen vertonen depressief zijn, maar een aantal van deze
symptomen bij elkaar, gedurende eerdere weken waargenomen, moet eigenlijk
toch wel een lampje doen branden en in ieder geval leiden tot een nadere
observatie van de desbetreffende leerling. Een onopgemerkte depressie kan
immers verergeren en zo het leven van de leerling gedurende lange tijd
grondig verstoren, terwijl tijdige signalering en hulp zoeken dit zou
kunnen voorkomen.
Gevolgen in de les (voor de medeleerlingen)
Leerlingen die depressief zijn, kunnen niet altijd op het begrip van
klasgenoten rekenen. Iemand die altijd vrolijk is geweest en nu somber of
futloos is, vertoont voor klasgenoten een onbegrijpelijk gedrag. Ook al
vertelt de leerling, waarom hij zich zo voelt (als hij zelf dit inzicht
heeft en zijn gevoel en gedrag kan verwoorden), wordt het door vrienden en
klasgenoten niet altijd begrepen. De leerling kan buitengesloten worden of
zelfs het slachtoffer van pesterijen worden. Jongeren die gedrag van een
ander niet (willen) begrijpen, kunnen hem daardoor gebruiken als zondebok.
Er zijn ook depressieve leerlingen die wel begrepen worden door vrienden en
wel met hun verhaal bij hen terechtkunnen. Omdat die vrienden de oorzaak
wel weten, zouden zij daardoor beter kunnen reageren op de leerling die
depressief is.
Het kan ook zijn dat die ene goede vriend of vriendin zelf zo betrokken
raakt bij deze ziekte, dat ze er in meegetrokken worden. Als jij als docent
weet, dat één van je leerlingen depressief is en je weet ook wie zijn
deelgenoot daarin is, zul je ook die persoon steun moeten geven.
Leerlingen zouden eigenlijk op de hoogte moeten zijn welke problemen er
onder jongeren en dus misschien wel in hun klas kunnen spelen. Als ze weten
wat voor problemen er zijn, hoe het kan ontstaan en hoe het leven en leren
van iemand kan beïnvloeden, kunnen ze het zelf misschien signaleren en/ of
er tenminste begrip voor op kunnen brengen.
Hulpverlening in klassenverband
Een kind is verplicht een groot deel van zijn leven op school door te
brengen. De leerling moet zich schikken naar de eisen die dag in dag uit
aan hem gesteld worden en dat zonder dat hij daar nu zelf veel invloed op
kan uitoefenen. Kinderen en jongeren zijn voor hun emotionele ontwikkeling
nog erg afhankelijk van de reacties van hun omgeving. De reacties van
volwassenen zijn erg belangrijk voor hen en beïnvloeden hun gedrag. Wanneer
de jongere aan de reacties van een volwassene merkt dat hij niet serieus
genomen wordt, kan hij aan zichzelf gaan twijfelen en wordt zijn
onzekerheid versterkt. Al zijn sterke en zwakke punten, al zijn falen en
slagen is zichtbaar voor alle anderen die op school aanwezig zijn, waarbij
met name het oordeel van de klasgenoten van cruciaal belang is.
Als docent ben je een belangrijk persoon in het leven van de leerling.
Docenten hebben vaak meer invloed in het leven van het kind dan ze zelf
beseffen en zijn daarom vaak de aangewezen persoon om het depressieve kind
te helpen. Het scheppen van een goede sfeer in de klas is daarbij van het
allergrootste belang. Het al dan niet geaccepteerd worden door de
klasgenoten is voor ieder kind belangrijk en zeker voor iemand die
depressief is. Doordat een depressief kind wellicht sociaal gezien wat
minder vaardig is, niet zo snel een weerwoord heeft en minder goed voor
zichzelf kan opkomen, bestaat de kans dat het kind extra plagerijen en
15
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
afwijzend gedrag oproept en weer versterkt door zijn eigen reacties. Op
deze manier kunnen er geen goede relaties tussen de leerling en zijn
klasgenoten ontstaan. Door deze afwijzingen krijgt de leerling een naar
gevoel over zichzelf en kunnen bepaalde depressieve gevoelens (‘ik ben
eigenaardig, ik ben minder dan anderen, niemand vindt mij aardig’)
versterkt worden.
Een positief schoolklimaat kan veel bijdragen tot het welbevinden van de
leerling. Het is van het allergrootste belang dat een leerling zich op
school thuis voelt, geborgen en op zijn gemak voelt. Hij moet naar school
kunnen gaan in de wetenschap dat hij daar geaccepteerd wordt en veilig is,
dat het daar niet op zijn hoede hoeft te zijn voor medeleerlingen of bang
hoeft te zijn voor een bepaalde docent.
Niet alleen een schoolwerkplan of een leerlingvolgsysteem waarin precies
genoteerd wordt wanneer wat aan de orde moet komen en hoe ver iedere
leerling is met vaardigheden, is van belang voor het wel en wee van de
leerling. Er moet ook aandacht zijn voor zaken die niet direct de
leerprestaties betreffen, zaken die van belang zijn voor de sfeer op
school.
(Hierbij moet wel je als docent wel rekening houden dat niet alle
leerlingen depressief zijn door zaken die met school te maken hebben.
Leerlingen kunnen ook depressief worden door gebeurtenissen die ze thuis,
dus buiten schooltijd, meemaken. Bijvoorbeeld de dood van een dierbaar
iemand.)
Verder kun je als docent van een depressieve leerling rekening houden met
een aantal zaken die van belang kunnen zijn:
 Confronteer de leerling niet voortdurend met zijn falen.
Het is voor een leerling heel frustrerend te merken dat het ondanks zijn
inspanningen en zijn keiharde werken toch niet de resultaten behaalt die
hij bij anderen wel ziet. Ben opbouwend bij het maken van opmerkingen.
Probeer opmerkingen als ‘ben niet (zo)…’ of ‘doe niet (zo) …’ zoveel
mogelijk te vermijden. Angst, schaamte en vernedering gaan niet samen
met leren. Ze hebben slechts een korte termijneffect.
 Benadruk de dingen die wel goed gaan.
Door de leerling niet steeds te confronteren met de dingen die niet
lukken, maar door juist de nadruk te leggen op de dingen die wel goed
gaan (en zelfs als dat er maar heel weinig zijn, dan in ieder geval de
inspanning te belonen!), verhoog je het gevoel van eigenwaarde van de
leerling. Door de leerling positief te benaderen en te bemoedigen, geef
je hem zelfvertrouwen en maak je hem zelfstandig. Een positieve reactie
geven aan slechts enkele leerlingen heeft een positief effect op de hele
klas. Door meer te prijzen voor goed gedrag dan te straffen voor slecht
gedrag, veranderen leerlingen hun gedrag in positieve zin. Dit heeft als
neveneffect dat leerlingen die veel positieve feedback krijgen, door hun
klasgenoten positiever beoordeeld worden (het werkt statusverhogend).
Dit is dus uitstekend te gebruiken voor sommige depressieve kinderen:
hun sociale status kan wel wat opwaardering gebruiken.
 Maak gebruik van de sterke punten van de leerling.
 Door een beroep te doen op die dingen waar de leerling goed in is, kun
je het gevoel van eigenwaarde van het depressieve kind versterken.
Iedere leerling heeft immers zijn eigen kwaliteiten. Door het stimuleren
van groepswerk, waarbij het samenwerken en niet het concurreren voorop
staat, leren kinderen inzien dat ze elkaar nodig hebben en dat het
handig is van mekaars creativiteit en talenten gebruik te maken.
 Stel niet te hoge eisen aan de leerling.
 Wanneer een leerling het gevoel heeft voortdurend op z’ n tenen te
moeten lopen, zal hij steeds meer moeite hebben zich te motiveren. Hij
krijgt immers het gevoel van onmacht: ‘hoe hard ik ook werk, het is
nooit goed (genoeg)’. Door aan te sluiten bij wat ze wel kunnen, kunnen
ze aan een taak beginnen in de wetenschap dat het goed te doen is. Je
16
Depressies bij leerlingen







Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
kunt een leerling met een taak op gang helpen door erbij te gaan zitten
en een stukje van het werk samen te doen.
Ben consequent.
Net als voor iedere andere leerling is het voor een depressieve leerling
erg belangrijk dat hij weet waar hij aan toe is. Wanneer hem de ene dag
iets wordt toegestaan dat de volgende dag verboden is, weet hij niet
goed wat hij daarmee aan moet. Wanneer een depressieve leerling wordt
geconfronteerd met een inconsequente aanpak zal hij nog sterker het
gevoel krijgen in een onzekere en onveilige wereld te leven, waardoor de
depressie kan toenemen.
Bevorder het sociale functioneren van de leerling.
Leg niet alleen maar de nadruk op intellectuele prestaties. Bedenk
speciale klusjes voor de leerling, waardoor hij het gevoel krijgt
belangrijk te zijn, dat hij zich nuttig maakt en behulpzaam is.
Leg contact met de ouders.
Ouders en school hebben vaak een heel verschillend beeld van het kind.
Als docent moet je proberen de ouders te erkennen als experts met
betrekking tot hun eigen kind en moet je proberen de ouders serieus te
nemen. Probeer je voordeel te doen met hun kennis, zoek uit wat je
hiervan ten goede kunt laten komen aan de leerling.
Bespreek wat jij als docent kunt doen en wat de ouders zelf kunnen doen.
Praat met de leerling over zijn gevoelens.
Bij veel leerlingen, met name bij jongens, uiten verdriet en
depressiviteit zich niet zo duidelijk als verdriet, maar meer als jezelf
slecht voelen, verlies van interesse, snel geïrriteerd, een verminderde
concentratie en slechtere resultaten. Het is goed om eens met zo’n
leerling te praten over zijn gevoelens. (De leerling moet dit echter wel
willen en er voor open staan.) Dit praten houdt niet in dat je de
verdrietigheid kunt wegnemen. Het helpt al enorm als de leerling
vertrouwen in je heeft, als hij op je terug kan vallen en door jou
gerustgesteld kan worden. Praat over je zorgen met de ouders. (Dit hangt
natuurlijk af van de leerling en de oorzaak van de depressiviteit.)
Duurt de verdrietigheid of depressiviteit te lang, adviseer de ouders
dan hulp te zoeken, in eerste instantie bij de huisarts.
Vergroot je algemene kennis over leer- en gedragsstoornissen.
Depressiviteit kan samen gaan met andere leer- en gedragsstoornissen.
Als de leerling depressief is geworden, doordat hij een leer- of
gedragsstoornis heeft en door een docent op een verkeerde manier is
aangepakt, zal de oplossing gevonden kunnen worden in de omgang van de
docent met de leerling omtrent de stoornis. Om goed met leerlingen met
een stoornis te kunnen omgaan, moet je meer weten van de achtergronden
van de stoornis.
Elke depressie heeft een andere oorzaak. Er zijn dus verschillende
aanpakken nodig en niet ieder bovengenoemd punt is te gebruiken voor iedere
leerling. Als de depressiviteit is veroorzaakt door het verlies van iemand,
heeft het dus weinig zin om naar bijvoorbeeld het eerste punt te kijken,
want dat is dan niet van belang.
Als een leerling suïcidaal gedrag vertoont, is er een ander soort hulp
nodig. (Dit gebeurt niet in klassenverband.) Alle suïcidaal gedrag
weerspiegelt namelijk een roep om hulp en moet dus serieus genomen worden!
Als je als docent tekenen ontdekt van zelfmoordplannen, moet je de ouders
op de hoogte brengen en hulp inschakelen. Aangezien suïcidaal gedrag altijd
een alarmsignaal is van ernstige psychische nood, is behandeling dan ook
altijd noodzakelijk. Dit kan een behandeling door een psychotherapeut zijn,
maar ook een opname in een crisiscentrum of een jeugdpsychiatrische kliniek
inhouden. Daarnaast zijn er verschillende andere dingen die je kunt doen.
Een van de eerste dingen die je moet doen is nagaan of de leerling
werkelijk suïcidaal is. (Hier zou je onder andere de les voor kunnen
17
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
gebruiken). Is dit niet het geval dan zal hij het door jouw vragen ook niet
worden. Loopt hij wel met zelfmoordgedachten rond, dan kun je er het beste
openlijk met hem over praten. (Komt de leerling naar jou toe en jij kunt er
niet over praten, leg hem dit dan uit, geef de oorzaak en verwijs hem
door.) Probeer niet geschokt te reageren, maar probeer kalm te blijven.
Kwaadheid en geïrriteerdheid werken averechts. Leg uit dat de dood wel een
heel definitieve oplossing is en dat er geen weg terug is. Moedig hem aan
alternatieven te proberen, laat merken dat zelfmoord niet de enige uitweg
is.
In de tweede plaats moet je de jongere geen kans te geven zijn
zelfmoordplannen uit te voeren. Probeer ervoor te zorgen dat er iemand bij
hem blijft, ook na schooltijd. Wanneer je veranderingen opmerkt die een
indicatie van suïcidaal gedrag kunnen zijn, moet je meteen actie
ondernemen.
Verder is het heel belangrijk dat de desbetreffende leerling weet dat de
volwassenen op school en thuis zich ernstig bezorgd maken om zijn welzijn.
Onzeker reageren (of niet reageren) wordt door een depressieve of suïcidale
jongere nogal eens opgevat als onverschilligheid van de kant van de
volwassene en zal het gedrag kunnen versterken. Neem je taak niet te licht
op.
Voor scholen is het wellicht goed na te denken over een soort ‘draaiboek’.
Daarin kunnen zaken worden opgenomen als het aanstellen van een
vertrouwenspersoon, het instellen van procedures over het informeren van
ouders en het inschakelen van hulp. Ook het verstrekken van informatie aan
leerkrachten en overig personeel en niet te vergeten de leerlingen kan
hierin geregeld worden.
Een docent kan problemen signaleren, analyseren en benoemen. Hij kan de
leerling een test laten doen, waaruit blijkt of de leerling een dipje heeft
of dat er sprake is van een depressie. Deze test staat op het internet of
is te verkrijgen bij de GGD. In het foldertje van zwaarweer.nl staat een
klein testje. Leerlingen kunnen door middel van ‘eens’ of ‘oneens’ te
krassen, zien hoeveel zonnetjes en hoeveel onweerwolkjes ze hebben.
Dezelfde test staat op de internetpagina www.zwaarweer.nl. Op deze site
staan antwoorden op de meest gestelde vragen over depressies, tips,
wetenswaardigheden.
Bij de GGD is foldermateriaal te halen, waarmee je de aandacht van de
leerlingen op deze ziekte kunt vestigen. Verder kun je adressen en
telefoonnummers van instellingen ter inzage ergens neerleggen. Je kunt zelf
als vertrouwenspersoon fungeren, maar je kunt een leerling ook doorsturen
naar de vertrouwenspersoon op school of de school- of huisarts.
Als je een leerling doorstuurt naar een arts of instelling is er sprake van
professionele hulp.
18
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
Depressies en Projecten
Anti-baalcursus voor jongeren
Schoolverzuim is sterke aanwijzing voor aanwezigheid depressiviteit.
Lange tijd werd gedacht dat sombere buien in de puberteit er gewoon
bijhoren, en vanzelf weer over gaan. Maar dat is wat al te luchthartig.
Daarom ontwikkelde de Preventie Research Groep van de KUN in samenwerking
met het Nijmeegse Riagg de cursus 'Stemmingmakerij', een cursus voor
scholieren die 'te veel en te vaak balen naar hun zin'. Stemmingmakerij, of
de hiervan voor mavo-scholieren afgeleide versie 'Slechte tijden, goede
tijden', staat inmiddels bij twaalf Riagg's op het programma. Dr. M. Ruiter
deed onderzoek naar de effecten en concludeert in haar proefschrift
Preventie van depressie bij jongeren dat de anti-baalcursus zijn vruchten
afwerpt.
De jeugd heeft de toekomst, de jeugd is fris en zorgeloos. Het beeld van
een depressief kind is in strijd met dit adagium en werd tot in de jaren
tachtig domweg ontkend. Dat pubers heel somber kunnen zijn, en soms erg
negatief over zichzelf kunnen denken, werd al langer ook door psychologen
opgemerkt. Maar niemand zag er een reden tot ongerustheid in: het was een
normaal puberteitsverschijnsel waar iedereen vanzelf overheen zou groeien.
Dat was iets te luchthartig gedacht. In de jaren tachtig verschenen er
steeds meer berichten over een toename van de psychosociale problemen van
jongeren. Een deel loopt wel degelijk schade op in de puberteit: presteert
slecht op school, spijbelt vaak, gebruikt onverantwoord veel alcohol en
drugs. En laat het niet altijd bij een pathetische gedachte aan zelfmoord.
Depressiviteit onder jongeren werd object van onderzoek. De opzet van de
cursus 'Stemmingmakerij' past in die cultuuromslag.
Ruiter, die onderzoek deed naar het effect van de cursus: "Ook nu wordt nog
veel gedacht dat die sombere buien bij de leeftijd horen, en dat ís ook zo.
Maar bij een vijfde van de jongeren houden de problemen wel acht, negen
jaar aan, en een kwart van die jongeren ontwikkelt binnen een jaar een
depressieve stoornis die zonder behandeling niet overgaat."
Wie eenmaal een depressie heeft doorgemaakt, loopt meer kans om er later,
als volwassene, nogmaals aan ten prooi te vallen. Voorkomen is, kortom, ook
hier beter dan genezen.
Baalmeter
Om vast te stellen hoe het met het psychisch welbevinden van de Nederlandse
puber is gesteld, verwerkte Ruiter precies achthonderd
'zelfbeoordelingsvragenlijsten', ingevuld door leerlingen van twee
Nijmeegse scholen voor mavo-havo-vwo. Deze bewerking van de Beck Depression
Inventory, een bekende vragenlijst voor volwassenen, werd aan de scholieren
gepresenteerd als 'de baalmeter'. Op een vraag als 'Hoe vind je je cijfers'
konden ze vier waarden aankruisen, van 'riant' tot 'slecht'. Een optelsom
van alle aangekruiste cijfers bepaalde de bdi -score. De meting werd na een
maand herhaald; de helft van de 'hoogscoorders' was toen al weer spontaan
naar normale waarden gezakt. Vijftien procent van de scholieren bleef
echter bij de doelgroep van de cursus horen: zij hadden lichte tot matige
depressieve symptomen. In buitenlands onderzoekzijn er veel hogere
percentages gemeten; 22 tot maar liefst 50 procent van de jongeren zou
licht tot matig depressief zijn. Het verschil wordt voor een deel bepaald
door de periode waarop de vragen betrekking hebben. Slaan de vragen op de
laatste 24 uur, dan schieten de scores vanzelf de hoogte in. In Ruiters
onderzoek werd de stemming in de afgelopen week gemeten. Belangrijker nog
is dat tien procent van de leerlingen op het moment dat de vragenlijsten
werden ingevuld, niet op school was. Schoolverzuim is een sterke aanwijzing
voor de aanwezigheid van depressiviteit. Vandaar dat Ruiter het aantal
depressieve jongeren op twintig procent houdt.
De scholieren werden van het bestaan van de cursus op de hoogte gebracht
door stukjes in de schoolkrant en een jingle op de plaatselijke piraat. "Je
spreekt de jongeren aan die er zelf last van hebben, niet de jongeren die
er geen last van hebben. Die vinden het misschien wel prettig om af en toe
19
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
niks te doen, of eenzaam op de hei te dwalen. Die hoeven natuurlijk geen
cursus te doen, en ik denk ook niet dat wij ze op een idee gebracht
hebben." Uiteindelijk schreven in 1993 en 1994 99 scholieren zich voor de
cursus in.
Ratelband
Hoe breng je de stemming er weer in bij een clubje depressieve pubers? "We
hebben een draaiboek van de cursus gemaakt die de inhoud ervan tot op de
vijf minuten vastlegt. Ze krijgen oefeningen, instructies, voorbeelden." En
huiswerk, al is dat niet verplicht om niemand af te schrikken. Voor de
eerste bijeenkomst schrijven de cursisten een brief aan Nelleke, bekend van
de achterpagina van de VPRO-gids. Aan haar vertrouwen jongeren hun lief en
vooral hun leed toe. Met die brief worden de problemen in kaart gebracht.
Dan begint de training in cognitieve, sociale en probleemoplossende
vaardigheden die 'Stemmingmakerij' wil zijn. De cursisten moeten leren dat
je een negatieve denkspiraal kunt doorbreken en dat je je beter voelt als
je eens wat leuks gaat doen in plaats van altijd maar op de bank te blijven
hangen. Ratelband? "Het is er wel een tak van, maar wij doen het veel
subtieler." Een ander voorbeeld van een opdracht is je sociale netwerk in
kaart te brengen. "Ze krijgen een tekening van een spin in een leeg web.
Die moeten ze invullen met mensen uit hun omgeving. Wie staat dichtbij, wie
staat veraf? En hoe zou je het willen hebben? Vervolgens wordt dan nagegaan
hoe je bepaalde mensen dichterbij kunt halen. Door Pietje wat vaker te
bellen bijvoorbeeld."
Zo eenvoudig kan het leven zijn, maar is het natuurlijk lang niet altijd.
"Problemen zijn vaak heel complex. Wat doe je met een ouder die nooit tijd
voor je heeft?"
Sekserol
Volgens Ruiter is depressiviteit onder jongeren niet toegenomen, het wordt
nu erkend. "Ik denk dat jongeren in alle tijden te kampen hebben met hun
soort problemen. Hooguit is de stress wat groter, nu. Er ligt een erg hoge
druk op presteren. Jongeren maken zich vreselijk ongerust over hun
cijfers." Toch wordt in het proefschrift het eenoudergezin als risicofactor
genoemd, en dat is typisch een fenomeen van deze tijd. Van die conclusie
schrikt ze terug. "Het is wel significant, maar zwak." Bij een andere
risicofactor, vrouw-zijn, houdt ze minder slagen om de arm. Van de jongeren
met verhoogde niveaus van depressiviteit hoort zo'n zestig procent tot het
vrouwelijk geslacht.
Ruiter wijt het met name aan het socialisatieproces, al klinkt dat
"vreselijk ouderwets". Voor ze aan dit onderzoek begon, publiceerde ze over
vrouwen en depressie, onder andere in het Trendrapport Vrouwen en
Gezondheid onder leiding van toenmalig hoogleraar vrouwenstudies Christien
Brinkgreve. "Depressieve symptomen zijn klachten die bij de socialisatie
van vrouwen horen. Ze hebben te maken met gevoelens van machteloosheid, van
gebrek aan zelfwaardering, van je inhouden, van naar binnen gericht zijn."
Tussen hun tiende en hun veertiende worden meisjes voor het eerst
geconfronteerd met een actieve invulling van hun sekserol. Jongens
natuurlijk ook. Ruiter: "Maar de sekserol van jongens is nog steeds wat
aantrekkelijker dan de sekserol van meisjes. Meisjes moeten zich toch
vooral aanpassen, niet te veel haantje-de-voorste zijn, niet te ambitieus
zijn. Natuurlijk, het is allemaal al een stuk beter dan vroeger, het is ook
niet zo zwart-wit. Zo gauw je over categorieën van mannen of vrouwen gaat
praten raak je in de problemen. Maar de werkelijkheid is ook zo dat ik dit
soort gegevens telkens weer terugvind."
De groep cursisten is tot een jaar na afloop van de cursus gevolgd. Een
deel haakte al tijdens het programma af, dat waren vooral de mavoscholieren. Voor hen is er nu een eenvoudiger versie van 'Stemmingmakerij'
gemaakt, 'Slechte tijden, goede tijden'. Ruiter betwijfelt of dat nodig
was. "Het gaat er vooral om dat je homogene groepen maakt waarin iedereen
zich veilig voelt. In een groep met mavo-, havo- en vwo-leerlingen door
elkaar zie je al snel dat de mavo'ers ondergesneeuwd raken."
20
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
In vergelijking met de controlegroep - Arnhemse scholieren, die voorlopig
aan hun lot werden overgelaten - deden de Nijmeegse cursisten het
aanmerkelijk beter. Ze hadden minder depressieve en algemene
gezondheidsklachten en dachten positiever over zichzelf en hun
vaardigheden. Dat is heel wat, maar zegt het ook iets over de situatie als
we tien jaar verder zijn? "Ik durf er haast niet heel veel van te
verwachten. Het zijn hardnekkige problemen."
Probleemwijzer voor docenten
De mentor van klas H4a roept alle leerlingen één voor één bij zich voor een
kort, persoonlijk gesprek. Met zeven van hen moet hij iets langer en vaker
praten, omdat niet alles lekker loopt. De ene leerling voelt zich niet
veilig in de klas, de andere vertelt van een zieke moeder thuis. Twee
scholieren maken de mentor onzeker: een meisje dat de laatste tijd wel heel
mager wordt en een knaap die zo'n depressieve uitstraling heeft dat de
mentor bang is dat hij binnenkort gekke dingen gaat doen. Wie geeft de
mentor goede raad?
Iedere mentor of docent uit het voortgezet onderwijs herkent het. De
primaire taak is lesgeven, maar regelmatig is een docent ook 'luisterend
oor' en raadsman of -vrouw. Er zijn gesprekken met leerlingen onder vier
ogen en ook met hun ouders. Een docent die bemerkt dat zijn eigen polsstok
te kort is, kan altijd steun vragen bij collega's. Soms lopen er speciale
leerlingbegeleiders door de school. Er zijn scholen die het instituut
schoolpastoraat of schoolmaatschappelijk werk kennen. Een docent kan
leerlingen en hun ouders ook attent maken op de officiële hulpverlening
buiten de school.
Naslagwerk
Een docent of mentor heeft echter –tot op zekere hoogte– ook de
mogelijkheid zichzelf te professionaliseren in het helpen van leerlingen
met moeilijkheden. Hij kan cursussen volgen. Hij kan boeken lezen over alle
mogelijke problemen van jongeren. Die zijn echter vaak te breed en
specialistisch opgezet. Wat dat betreft, is het boek ”Probleemwijzer.
Handleiding voor het signaleren en hanteren van problemen bij jongeren” een
ander verhaal. Dit naslagwerk voor docenten biedt in beknopte hoofdstukken
veel informatie. In de eerste plaats maakt het boek het docenten
makkelijker om problemen van leerlingen zelf te signaleren. Dat is
belangrijk. In samenspraak met de ouders kunnen ze vervolgens de knelpunten
benoemen.
In de tweede plaats geeft ”Probleemwijzer” een eerste aanzet tot het
hanteren van de problemen. Er worden diverse praktische tips gegeven voor
het omgaan met leerlingen die bepaalde moeilijkheden hebben. Zo maakt het
boek zijn titel waar. Een docent die het bestudeert of als naslagwerk
gebruikt, wordt wijzer in het herkennen van en omgaan met problemen van
leerlingen.
Depressiviteit
Schrijvers Hans Lonnee en Ans van Trierum hebben de thema's gegroepeerd in
de categorieën ”Ontwikkeling”, ”Seksualiteit”, ”Thuis”, ”School en
maatschappij”, ”Leren” en ”Lichaam en geest”. In deze hoofdstukken passeert
van alles de revue: adoptieproblemen, pesten, handicaps, jeugdkanker,
angsten, zelfdoding, leerproblemen, hoogbegaafdheid en nog veel meer. Veel
thema's die niet in een eigen hoofdstuk aan bod komen, zijn via de
uitgebreide index toch te vinden als kleiner deel van een paragraaf.
Dwanghandelingen zijn bijvoorbeeld opgenomen in de paragraaf over
angststoornissen.
Het is een misser dat informatie over depressiviteit over het hele boek
verspreid is en dat aan dat thema geen aparte paragraaf is gewijd. Dat is
nota bene een van de meest voorkomende problemen bij pubers. Het is ook
jammer dat er geen aparte paragraaf is over leerlingen die thuis een
ernstig zieke (lichamelijk of psychisch) of gehandicapte ouder of ander
gezinslid hebben. Rouwverwerking is wel in een aparte paragraaf opgenomen.
Relatieproblemen met vrienden en vriendinnen worden helemaal niet
besproken, terwijl dat toch ook iets is dat het welbevinden van jongelui
21
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
erg kan stempelen. Ook de borderlinestoornis blijft onvermeld. Een hiaat,
want die duikt toch regelmatig op bij jongeren. Maar ach, in een boek van
280 bladzijden kan niet alles staan.
Christelijke hulpverlening
Er is een sociale kaart toegevoegd met een lijst instellingen die hulp
bieden bij bepaalde problemen. Die is wonderlijk samengesteld en bevat veel
hiaten. Zes instellingen die zich met homoseksualiteit bezighouden, worden
genoemd. De bureaus van de vertrouwensartsen voor slachtoffers van incest
en kindermishandeling blijven echter onvermeld. Het Katholiek Pedagogisch
Centrum wordt een paar keer genoemd, maar het Christelijk Pedagogisch
Centrum komt niet aan bod. Van christelijke hulpverlening lijken de auteurs
helemaal niet op de hoogte te zijn. Dat is jammer, want een groot deel van
het onderwijs is nog steeds christelijk onderwijs. De toegevoegde
literatuurlijst is uiteraard ook niet compleet maar biedt een goede aanzet
tot verdere studie.
Ik kan dit boek aanbevelen aan iedere docent en zeker aan iedere mentor.
Het is een prima naslagwerk. De informatie en de tips zijn van goede
kwaliteit. Wie het boek als enigszins orthodox gelovige ter hand neemt,
moet er wel mee rekenen dat de moraal van de auteurs 'paars' is. Het boek
is hedendaags tolerant, bijvoorbeeld bij het bespreken van seksuele thema's
en het gebruik van drugs „als experiment.” Scholen wordt geadviseerd op
prikborden informatie over veilig vrijen én informatie van de
Rutgersstichting én van de VBOK te hangen. Ik zie minister Borst al
instemmend knikken. Ook typisch 'paars', maar te prijzen, is dat er in dit
boek bijna angstig voorzichtig gesproken wordt over de
allochtonenproblematiek in het onderwijs. Verder valt bij de bespreking van
jeugdgedrag eigenlijk op maar één punt morele verontwaardiging te
constateren: als het over criminaliteit gaat. De auteurs zijn dan
voorstanders van een stevige aanpak, voorzover het tot de mogelijkheden van
de school behoort. Ook daarmee ben ik het uiteraard op zichzelf niet
oneens.
Conclusie
Na het doorspitten van talloze boeken en internetsites over depressies bij
jongeren, hebben we bovenstaande selectie gemaakt. We zijn ons beiden gaan
realiseren dat depressies niet hetzelfde is als ‘chagrijnig’ zijn of een
‘baaldag’ hebben. We schrokken enorm van de cijfers over hoeveel jongeren
kampen met depressies. Als toekomstige leraren zijn wij onszelf in elk
geval bewust geworden van de gevolgen die een depressie voor een leerling
kan hebben en het effect dat het kan hebben op de klas. Wij hebben beiden
besloten om onze LIO werkstukken te maken over depressiviteit bij
leerlingen, zodat we de leraren op onze LIO-scholen kunnen informeren over
hoe ze eigenlijk zouden moeten handelen, waar ze op moeten letten, welke
leerlingen in de risicogroepen vallen, welke signalen ze moeten oppikken en
hoe ze vervolgens verder moeten handelen ten aanzien van deze leerling en
zijn of haar omgeving. Iedere leraar zou hierover onderwezen moeten worden,
en wij hopen dat we met dit en het LIO werkstuk daaraan kunnen bijdragen.
22
Depressies bij leerlingen
Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck
December 2001
23
Download