Depressies in het onderwijs Omgaan met balende jongeren Eveline van Dijck Vivianne van den Boom Vakgroep Geschiedenis Vakdifferentiatie: Zorgverbreding A. Paijmans December 2001 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Inhoudsopgave 1. Inleiding a. Wist je dat… b. Drie korte verhalen van leerlingen met depressies 2. Algemene informatie over depressies a. Definities en kenmerken b. Oorzaken en achtergronden c. Verwijzing en hulpverlening d. Een onderzoek onder jongeren in Nederland e. Actuele informatie en adressen 3. Depressies in het onderwijs a. Gedrag in de klas b. De rol van de leraar c. De gevolgen voor de les en de medeleerlingen d. Hulpverlening in klassenverband 4. Anti-Depressie Projecten a. Anti-baalcursus voor jongeren b. De Baalmeter c. Ratelband d. Sekserol e. Probleemwijzer voor docenten f. Naslagwerk g. Christelijke hulpverlening 5. Conclusie 3 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Inleiding Wist je dat….. 1 op de 20 jongeren last heeft van een depressie. een depressie niet vanzelf over gaat. Het is belangrijk dat je hulp zoekt. je kunt leren om met je sombere gevoelens om te gaan. gesprekken kunnen helpen om je sombere gevoelens te herkennen. depressie een ziekte is en geen aanstellerij. Wel is het een ziekte waar je iets aan kunt doen. men het een depressie noemt als je sombere gevoelens meer dan twee weken duren en dat je je in die twee weken de hele dag door rot voelt. Ik deed hartstikke mijn best op school, maar het ging niet goed. Ik kon mijn gedachten er niet bijhouden. Ik dacht veel aan mijn oma waar ik vijf jaar bij heb gewoond. Ze is ziek en omdat ik nu in Nederland ben, kan ik niet voor haar zorgen. Met de meisjes in de klas kon ik er niet over praten. Ik wist niet meer wat ik moest doen en voelde me al lange tijd erg rot. Ik kon ook niet meer slapen. Mijn mentor op school vroeg wat er was. Ik moest vreselijk huilen. Ik heb haar alles verteld. Ik praat nu met een groepje mensen van mijn leeftijd en met iemand die veel weet over mijn problemen. Ik hoef nu niet meer alles zelf op te lossen. Mijn moeder is regelmatig depressief. Ze ligt dan dagen in haar bed. Zelf voelde ik me ook erg vaak down. Maar dat wilde ik niet laten merken. Ik ging stoer doen, bushokjes in elkaar trappen, mensen beledigen. Maar dan voelde ik me eigenlijk nog rotter. Ik dacht ”wat is er toch met me?” Mijn moeder zei dat ik misschien ook last had van een depressie. Ik ben informatie gaan zoeken op het internet. Het bleek dat kinderen van depressieve ouders gevoeliger kunnen zijn voor een depressie. Via de huisarts ben ik doorverwezen naar een psycholoog. Het was inderdaad een depressie. Door de gesprekken met de psycholoog leer ik met mijn sombere gevoelens om te gaan. Makkelijk is het niet, maar ik zie de toekomst nu meer zitten. Ik voelde me al weken moe en ik had nergens zin in. Ik snapte mezelf niet zo goed meer. Soms moest ik opeens huilen zonder dat ik wist waarom. Ik kon niet meer denken en op school ging het gewoon slecht. Ik ben naar de huisarts gegaan. Hij dacht aan een depressie. Dit kon te maken hebben met de scheiding van mijn ouders, al was dat al twee jaar geleden. Ik heb nu gesprekken. Ik kwam er achter dat ik me altijd schuldig voelde. Bij mijn vader dacht ik aan mijn moeder die alleen zat en bij mijn moeder dacht ik aan mijn vader. Nu weet ik dat die scheiding niet aan mij ligt en probeer ik een relatie op te bouwen, met alle twee apart. Ik heb weer wat meer energie en ook op school gaat het een stuk beter. 4 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Depressies in het algemeen Een van de meest voorkomende psychiatrische stoornissen is depressie. Tussen 20 en 40% van de jonge adolescenten heeft wel eens depressieve symptomen. Een depressie betekent dat jongeren verminderd functioneren, een verhoogd risico hebben op blijvende depressieve klachten op latere leeftijd en dat zij soms een suïcide poging doen. De prognose voor kinderen is dus ongunstig. Bij jongens loopt 8 tot 11% en bij vrouwen 18 tot 23% het risico om tenminste eenmaal in hun leven een ernstige depressie door te maken. De term depressie is een vaag begrip, ook in wetenschappelijk opzicht. Het wordt vaak op verschillende manieren geïnterpreteerd. Er wordt vaak geen onderscheid gemaakt tussen normale depressieve klachten vanwege traumatische gebeurtenissen (bijvoorbeeld blijvende letsel overgehouden aan een ongeval) en een depressieve stoornis. Definities en kenmerken van depressie Wanneer iemand een depressieve stemming heeft voelt deze zich voornamelijk bedroefd, neerslachtig, moedeloos, somber, gedeprimeerd of in de put. Een depressieve stemming kan bij sommige mensen zichtbaar zijn, ook al wordt ontkend dat men zich depressief voelt. Depressieve mensen hebben vaak nergens meer zin in en kunnen meestal nergens meer van genieten. In de omgeving is dit te merken aan de verwaarlozing van sociale contacten en activiteiten. Depressieve symptomen duiden op een depressieve gemoedstoestand, een sombere stemming, een negatieve beleving van zichzelf en de buitenwereld. De symptomen kunnen bestaan uit somberheid, lusteloosheid, pessimisme, verlies van belangstelling voor en bevrediging in gebeurtenissen en activiteiten, en een beschouwing van zichzelf als schuldig, minderwaardig en slecht. Met de term stemmingsstoornis wordt verwezen naar depressieve stoornissen en bipolaire stoornissen (ook wel manische depressiviteit genoemd). Stemmingsstoornissen worden net als suïcidaliteit, psychosen, angststoornissen, eetstoornissen en verslaving gerekend tot psychiatrische stoornissen. Kenmerken Er zijn een groot aantal kenmerken van depressieve stoornissen te noemen. Hierbij moet worden benadrukt dat het voorkomen van deze kenmerken bij een adolescent niet per definitie wijst op een depressieve stoornis. gebrek aan zelfwaardering; verminderde of verhoogde eetlust; pessimistische kijk op het leven; twijfel aan de zin van het leven; geen plezier kunnen beleven aan alledaagse dingen; lusteloosheid. De depressie in de adolescentie vertoont veel overeenkomsten met de depressieve beelden die bij volwassenen worden aangetroffen. Er zijn ook een aantal kenmerken die typisch zijn voor depressieve adolescenten: allerlei angsten die leiden tot slaapstoornissen; somatische klachten: buikpijn, duizeligheid en hoofdpijn; sterke stemmingswisselingen; provocerend of agressief gedrag; maskering van depressieve gevoelens: vandalisme, spijbelen, leer- en concentratieproblemen, lichamelijke klachten, alcohol- en drugsgebruik; onopgeloste conflicten rondom afhankelijkheid; toenemende behoefte aan zelfstandigheid vs. onzekerheid en twijfel over het vermogen om zelfstandig te worden; 5 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 weglopen van huis en spijbelen vs. (schuldbeladen) thuiskomen en braaf naar school gaan. kwetsbaarheid (een chronisch gevoel van tekortschieten en falen). Typen van depressie in de adolescentie Bipolaire depressieve stoornis (manisch-depressieve stoornis) Kenmerkend voor de manisch-depressieve stoornis: depressieve stemmingen worden afgewisseld door eenuitbundige stemming, soms door prikkelbaarheid en lichte ontvlambaarheid, rusteloosheid en overactiviteit; een sterke drang om te praten; sterk associatief denken dat moeilijk is te volgen; gevoel van minderwaardigheid is omgeslagen in een overdreven inschatting van eigen kunnen (grootheidswanen); overactiviteit is ongecontroleerd, onttrekt zich aan realiteitstoetsing en kan aanmerkelijke risico's met zich meebrengen voor de omgeving en/of voor de adolescent zelf. Schaamtedepressie Kenmerkend voor een schaamtedepressie is een groot schaamtegevoel: een sterk gevoel van minderwaardigheid; een gevoeld dat er niemand is die van hem kan houden; voortdurend op zoek naar bevestiging en aandacht; grote angst om in de steek gelaten te worden (de adolescent kan aandacht trekken om dit te voorkomen door bv. suïcide) Schulddepressie Kenmerkend voor een schulddepressie is een groot schuldgevoel: een verlangen naar erkenning en goedkeuring; schuldgevoelens (vaak over seksuele kwesties); een gevoel van 'slecht' zijn; een gevoel niet te voldoen aan de (vaak te) hoge eisen die de adolescent aan zichzelf stelt; angst om de liefde van een ander te verliezen; omzetting van schuldgevoel in actie door het provoceren van straf en afwijzing, wat leidt tot meer schuldgevoelens. Normale en pathologische depressie in de adolescentie De adolescentie is een risicovolle ontwikkelingsfase, die vaak met depressieve stemmingen gepaard gaat. Depressieve gevoelens zijn min of meer een normaal verschijnsel tijdens de adolescentie. Ze horen bij de turbulenties van deze ontwikkelingsfase. Voor het merendeel van de adolescenten zijn deze gevoelens niet onbekend. Depressieve gevoelens kunnen de normale ontwikkeling belemmeren en de adolescent in grotere problemen brengen. Vanuit dit perspectief gezien is de adolescentie een duidelijke risicoperiode. Daar staat tegenover dat er een aantal adolescenten is die in deze ontwikkelingsfase een meer pathologische stemmingsstoornis ontwikkelen. Het is geen eenvoudige zaak om het onderscheid te maken tussen de normale depressieve stemmingen van de adolescentie en de depressie in engere zin. Voor jongeren die met dat laatste type depressie worden geconfronteerd, is de adolescentie een probleemperiode die zijn zonder professionele hulp niet doorkomen. Het is niet eenvoudig om de min of meer ormale depressieve stemmingen, die een uiting zijn van de moeilijkheden en problemen met actuele ontwikkelingstaken, te onderscheiden van depressie in engere zin. Een belangrijke complicerende factor is dat de intensiteit van het depressieve gevoel niet doorslaggevend is voor de ernst van de depressieve stoornis. De normale depressieve stemmingen tijdens de adolescentie hebben vaak een tijdelijk karaketer. De adolescent groeit eruit. Wanneer dit proces om wat voor redenen ook stagneert, kunnen de depressieve stemmingen zich ontwikkelen tot een depressie in engere zin. Dit betekent dat ook de 6 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 normale depressieve stemmingen gedurende de adolescentie serieus genomen moeten worden, omdat het risico van het ontstaan van een depressieve stoornis groot is. Veel depressieve adolescenten groeien op tot depressieve volwassenen. Er zijn belangrijke signalen waaruit blijkt dat het bij sommige adolescenten om meer gaat dan om voorbijgaande depressieve stemminge. De depressieve buien komen bij hen vaker voor en duren langer. Ook lijken de depressieve stemmingen minder verband te houden met actuele situaties en gebeurtenissen. Opvallend is dat gesprekken met vertrouwenspersonen van de adolescent, zoals een leraar of vriend, geen verlichting geven .Niet zelden gaan deze sombere buien gepaard met een verslechtering van schoolprestaties. Regelmatige opmerkingen als 'ik zie het al een tijd niet meer zitten' of 'voor mij hoeft het allemaal niet meer' zijn uitingen van een diep gevoel van malaise en wijzen eveneens in de richting van suïcidaliteit. Ook als de depressieve stemmingen gepaard gaan met aanhoudende somatische klachten als buikpijn, hoofdpijn en rugklachten, of samengaan met een slechte eetlust, slaapproblemen en een overbezorgdheid over de eigen gezondheid, kan er een depressieve stoornis aanwezig zijn, die professionele aandacht vergt. Een aanvullende belangrijke diagnostische aanwijzing voor een depressieve stoornis is de aanwezigheid van eerdere significante stemmingsstoornissen in de kindertijd of een gezinsgeschiedenis waarin depressieve of andere psychiatrische problematiek een rol heeft gespeeld. Oorzaken en achtergronden Het is ongelijk en onjuist om één enkele oorzaak voor een depressie aan te wijzen. Er is altijd sprake van een samenhangsel van vele factoren tegelijk. Deze factoren liggen op sociaal-cultureel, psychologisch en lichamelijk gebied. Chemische oorzaken Er is geen specifieke stoornis in de chemische stofwisseling van de hersenen aangetoond. Depressies gaan waarschijnlijk gepaard met een stoornis in de hersenfunctie. De hersenen van een depressiepatiënt gaan anders werken. Aangenomen wordt dat er een bepaalde kwetsbaarheid bestaat, die door een bepaalde aanleiding 'naar buiten wordt gebracht'. In de hersenen vindt er tussen de daar lopende zenuwen een voortdurende uitwisseling plaats van chemische stoffen (neurotransmitters). Bij depressieve mensen wordt het evenwicht tussen de neurotransmitters verstoord. Er is geen bewijs dat het gebruik van drugs of alcohol oorzaak kan zijn van een langer durende depressie. Erfelijkheid Depressie is geen erfelijke ziekte. Vrijwel zeker zijn sommige mensen op grond van hun aanleg meer dan gemiddeld kwetsbaar voor het krijgen van een depressie. De erfelijke aanleg kan dus wel van belang zijn bij het ontstaan van depressies. Persoonlijkheidsfactoren een aantal karaktertrekken maken mensen vatbaar tegen depressies: een sterk ontwikkeld vermogen tot medeleven met het leed van anderen; een gevoel dat het toch niets uitmaakt wat ze doen; een onvermogen om van zich af te bijten of voor zichzelf op te komen; de strengheid van het geweten. Mensen met een overmatig streng geweten kunnen gebukt gaan onder overmatige schuldgevoelens; de eisen die mensen aan zichzelf stellen. Mensen die geneigd zijn onrealtische hoge eisen aan zichzelf te stellen zullen nooit de kans krijgen een gevoel van eigenwaarde op te bouwen; de mate waarin mensen geneigd zijn zich onbegrepen te voelen. De verwachting om weer afgewezen te worden, maakt dat men overmatig rekening gaat houden met anderen en dus weinig zichzelf kan zijn, d.w.z. weinig ruimte kan maken voor eigen belangen, wensen, etc. 7 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 overmatige gevoeligheid voor kritiek en afhankelijkheid van lofprijzingen van anderen. hoe wordt gereageerd op tegenslag, ongeluk, nara berichten, kritiek? Er zijn geen specifieke spanningsverwekkende gebeurtenissen die als de oorzaak voor een depressie aangewezen kunnen worden. Wel zijn er bepaalde gebeurtenissen die voor het eerst in de adolescentie zichtbaar worden en een grote rol spelen in het ontstaan van een depressie. Ernstige traumatisering en chronische verwaarlozing Ontwrichtingen in de kindertijd kunnen in de adolescentie een depressie tot gevolg hebben: mishandeling seksueel misbruik verwaarlozing (vb. onvoldoende zorg bij ziekte, onverschilligheid, veel en onverwacht wisselen van verzorgers, slechte lichamelijke verzorging, excessief straffen) opgroeien in een onveilig omgeving. Elke intieme band met een ander is in beginsel onbetrouwbaar. Deze kinderen groeien op in de overtuiging dat hun belangen er niets toe doen. Ze voelen zich niets waard en verwachten van de wereld niets dan onheil. Verlies of separatie van een belangrijk persoon (in de kindertijd) Een verlies in de kindertijd wordt vaak pas verwerkt in de adolescentie. Kinderen hebben een gebrekkig idee van de dood en kunnen daarom pas een rouwproces doormaken in de adolescentie. Ook de emotionele afwezigheid van een belangrijk persoon in de vroege kindertijd is een predisponerende factor voor latere depressie. Depressieve stemmingen van de moeder gedurende de eerste twee jaar na de geboorte vergroten de kans op gelijksoortige stemmingen bij he tkind. Het kind voelt zich verantwoordelijk voor de stemming van de moeder en staat er tegelijkertijd machteloos tegenover. Ook tijdens de adolescentie zelf kan het verlies van een belangrijk persoon leiden tot een acute depressieve reactie: ouders die gaan scheiden, het plotseling overlijden van grootouders, een boezemvriend(in) die verhuist. Samenhangend met de adolescentie als ontwikkelingsfase Jongeren gaan tijdens de adolescentie door een aantal ontwikkelingen, die depressieve gevoelens kunnen opwekken: de losmaking uit het ouderlijk gezin; Een aantal factoren spelen een rol bij het zich losmaken van de jongere uit het ouderlijk gezin: de adolescent wordt geconfronteerd met z'n eigen beperkingen; de ouders blijken niet zo alwetend en almachtig te zijn als door het kind gedacht is; eigen normen en waarden worden getoetst aan die van leeftijdsgenoten. Hiermee zetten ze zich af tegen de ouders; de adolescent verplaatst zijn interesse- en activiteitensfeer steeds meer buiten het gezin. De devaluatie van het ouderlijk gezag gaat vaak gepaard met gevoelens van depressie, aangezien de losmaking van het gezin in een bepaald opzicht het verlies betekent van de belangrijkste personen van de adolescent. Het loslaten van het gezin kan gepaard gaan met een gevoel van isolement en eenzaamheid. de psychoseksuele ontwikkeling; De adolescent wordt geconfronteerd met een nieuw lichaam, waarmee hij zich vertrouwd moet maken. Dit kan gepaard gaan met gevoelens van twijfel over de eigen aantrekkelijkheid. Ook afgewezen liefdes kunnen een sterke invloed hebben op het gevoel van eigenwaarde van de adolescent. de ontwikkeling van een sociale identiteit. De losmaking uit het gezin betekent voor de adolescent dat hij zich een beeld vormt van zijn plaats in de maatschappij. Voor meisjes kan het conflict tussen het traditionele moederschap en een carrière erg verwarrend zijn. 8 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Jeugdwerkloosheid kan ook een belangrijke sociale bron zijn voor de depressie van een adolescent. Verwijzen en hulpverlening Sommige depressieve adolescenten vragen zelf duidelijk om hulp bij een leraar, de huisarts of een ander vertrouwenspersoon. Er zijn enkele belangrijke richtlijnen voor het voeren van een gesprek met een adolescent die mogelijk last heeft van depressiviteit. Deze richtlijnen komen voort uit het idee, dat de adolescent nauwelijks gevoel van eigenwaarde heeft: Neem de gevoelens van de adolescent altijd serieus! Laat de adolescent merken dat hij begrepen wordt! Nodig de adolescent uit om zijn gevoelens onder worden te brengen! Praat met een erg depressief lijkende adolescent over suïcideplannen! Onderschat suïcidale of depressieve gevoelens niet! Praat de adolescent geen schuldgevoel aan! Beloof de adolescent niets dat niet nagekomen kan worden (bv. beloven om de door de adolescent verschafte informatie niet door te spelen)! Laat het bij het doorverwijzen niet bij het geven van een telefoonnummer van een hulpinstantie! De hulpverlening bij adolescenten met depressieve stoornissen gebeurt meestal bij inrichtingen voor ambulante psychotherapeutische hulp bij bv: RIAGG; psychiatrische klinieken met speciale adolescentenafdelingen met mogelijkheden voor ambulante psychotherapie en/of dagbehandeling; gespecialiseerde (poli) klinieken voor kinder- en jeugdpsychiatrie; zelfstandig gevestigde psychotherapeuten. Behandeling van depressieve stoornissen kan ondersteund worden met antidepressieve farmaca. Tevens zijn er een aantal instellingen die preventieve cursussen houden: Hou de stemming erin! een cursus voor jongeren vanaf 15 jaar die meer controle willen over hun leven. Gegeven door Parnassia (psychomedisch centrum) [1]; Stemmingmakerij, een cursus voor scholieren die 'te veel en te vaak balen naar hun zin'. Gegeven door verschillende RIAGG's. Een onderzoek onder jongeren in Nederland In 1993 is een Nederlands screeningsonderzoek gedaan [1] om inzicht te krijgen in het voorkomen van depressieve klachten onder schoolgaande jongeren. Dit onderzoek bestond uit de eenmalige afname van een korte schriftelijke vragenlijst. De vragenlijst was een aan de doelgroep aangepaste versie van de Beck Depression Inventory (BDI). De BDI meet de intensiteit van depressieve symptomen en geeft een score die kan variëren van 0 tot 63. Hoe hoger de score, hoe meer last van depressieve symptomen. De volgende indeling is gemaakt: score < 10: geen of lichte depressie score tussen 10 en 18: lichte tot matige depressie score tussen 19 en 29: matige tot ernstige depressie score > 29: ernstige depressie De resultaten van dit onderzoek staan in tabel 1. Geen of weinig depressieve klachten: 84,4 % Lichte tot matige depressieve klachten: 13,0 % Matige tot ernstige depressieve klachten: 2,4 % Ernstige depressieve klachten: 0,2 % Uit dit onderzoek blijkt dat 15,6% van de jongeren last hebben van een hoog niveau van depressieve symptomen. Uit dit onderzoek blijkt tevens dat op basis van demografische kenmerken, potentieel stressvolle gebeurtenissen, de waardering van dagelijkse omstandigheden en de ervaren gezondheid, het gezondheidsgedrag en 9 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 leefwijzen groepen jongeren kunnen worden onderscheiden die meer depressieve klachten rapporteren dan andere groepen jongeren. Meisjes, leerlingen van 18 jaar en ouder, jongeren uit de stad en jongeren die niet bij beide ouders wonen rapporteerden gemiddeld significant meer depressieve klachten dan respectievelijk jongens, jongere adolescenten, jongeren die in een dorp woonden en jongeren die bij beide ouders woonden; Jongeren die de volgende gebeurtenissen meemaakten hadden gemiddeld meer depressieve symptomen dan jongeren die deze gebeurtenissen niet meemaakten: het einde van een verkering of vriendschap, slachtoffer zijn geweest van criminele handelingen, van school veranderd zijn, een verkeersongeluk meemaken, verandering van gezinssamenstelling meemaken, geconfronteerd worden met problemen van gezinsleden op het werk, ziekte en dood van een vriend(in); Jongeren die hun dagelijkse omstandigheden, met uitzondering van hun woonsituatie, negatiever waardeerden hadden significant meer last van depressieve klachten; Jongeren die hun gezondheid als matig of slecht betitelden, de afgelopen twee maanden hun huisarts hadden geraadpleegd (m.n. geldig voor meisjes) of de afgelopen twee weken geneesmiddelen hadden gebruikt, hadden gemiddeld meer last van depressieve klachten; Jongeren die de afgelopen maanden herhaald hadden verzuimd (vanwege ziekte of om andere redenen) rapporteerden gemiddeld meer depressieve klachten. Het al dan niet bezoeken van een hulpverlener, het al dan niet roken, drinken en sporten vertoonde geen relatie met depressieve klachten. Actuele informatie Wetenschappelijke informatie Ruiter, M., Preventie van depressie bij jongeren; probleemanalyse, ontwikkeling en evaluatie van de cursus "Stemmingmakerij" [2] Meeus, W., Adolescentie; een psychosociale benadering, p.221-235 [1]. Internetsites http://www.zwaarweer.nl Informatieve site van de stiching Korrelatie over depressiviteit bij jongeren voor jongeren. Een zeer interessante, volledige site met onder andere: Test jezelf. Een test van tien vragen aan de hand waarvan een conclusie getrokken kan worden over hoe de jongere zich voelt. Tips. Wat kan je doen aan rottige en sombere gevoelens. bv. "Ga fietsen, wandelen of sporten. Ook al ben je moe, zorg toch dat je in beweging blijft." en "Zoek je vrienden op, ook al zie je er tegenop of heb je er eigenlijk geen zin in." 10 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Vormen van depressieve stoornissen Voor het diagnosticeren van een depressieve stoornis moet volgens de DSM-IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) aan twee criteria voldaan: Aantal depressieve symptomen en de duur daarvan. Dat betekent dat een depressieve persoon tegelijkertijd een aantal depressieve kenmerken of symptomen heeft voor een bepaalde tijd. Mensen met een depressie zijn eigenlijk altijd depressief gesteld en hebben interesse en plezier in hun activiteiten verloren. De DSM-IV hanteert als grens dat minstens vijf van de negen kenmerken aanwezig dienen te zijn voordat je van een depressie in ergere zin kunt spreken. 1. depressieve stemming 2. verlies van interesse of plezier 3. gewichtsverlies 4. insomnie of hypersomnie(slaapstoornissen) 5. psychomotorische rusteloosheid 6. Vermoeidheid, verlies van energie 7. gevoelens van waardeloosheid, schuldgevoelens 8. verminderd vermogen na te denken, zich te concentreren 9. terugkerende gedachten aan de dood, suïcide gedachten In het DSM-IV wordt echter vier vormen van depressie onderscheiden Overzicht stemmingsstoornissen 1. Depressieve stoornissen - Depressie in engere zin, éénmalige periode - Depressie in engere zin recidiverend(teugkerend) 2. Dysthyme stoornis 3. Bipolaire stoornis 4. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming Depressie in engere zin Naast ernstige neerslachtigheid of interesseverlies heeft iemand met een depressie in enger zin nog vier andere klachten uit de boven genoemde opsomming. Deze vorm van depressie omvat de meer lichamelijke reacties. Een de depressie in engere zin wordt niet veroorzaakt door organische factoren. Daarnaast is deze vorm van depressie geen onderdeel van een primair psychotisch proces en treden er tijdens deze depressie geen manische periodes op, zoals bij de bipolaire stoornis. Dysthyme stoornis Een lichtere vorm van depressie is de dysthyme stoornis. De verschijnselen bij deze stoornis zijn minder ernstig en minder in aantal dan bij een depressie in enger zin. Het gaat bij beide stoornissen om dezelfde klachten. Wel heeft iemand met deze stoornis langere tijd chronisch last van de verschijnselen en is minimaal twee jaar meer dagen wel dan niet het grootste deel van de dag depressief gestemd. Bipolaire stoornis Hier gaat het om de depressieve periode van een manisch-depressief persoon. Mensen met een bipolaire stoornis (manisch-depressief) voldoen de ene periode aan de kenmerken van de depressie in engere zin. In de andere periode zijn ze opgewekt, vol energie en hebben het gevoel alles aan te kunnen. Aanpassingsstoornis met depressieve stemming Hierbij ontstaan depressieve klachten als gevolg van een hevige reactie op een duidelijk aanwijsbaar gebeurtenis (bijvoorbeeld het verlies van een geliefd persoon of een ernstige 11 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 ziekte). De reactie op een dergelijke gebeurtenis is heviger dan men zou mogen verwachten. 12 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Depressies en het onderwijs Gedrag in de klas Een depressie leidt tot een verandering in het functioneren, niet alleen thuis maar ook op school. Vaak gaan leerlingen dagdromen, is er sprake van onoplettendheid en een slechte concentratie, werkt het geheugen niet optimaal en is het schoolwerk niet af. De schoolresultaten zijn dan ook meestal een stuk slechter dan voor de depressie. Het geen plezier in of angst hebben voor de school is ook kenmerkend voor een stemmingsstoornis. Leerlingen die depressief zijn uiten dit ook op school. Het gedrag in de klas van een depressieve leerling verandert hierdoor. Het kan een docent opvallen, wanneer een leerling hinderlijk gedrag vertoont. Het kan ook zo zijn dat het gedrag van de leerling de docent geeneens opvalt. Over het algemeen wordt er bij depressieve jongeren gedacht aan sombere jongeren. Maar dit hoeft niet het geval te zijn. Sommige depressieve jongeren voelen zich zichtbaar futloos. Ze hebben geen puf meer om iets te gaan doen. Ze liggen de hele dag op bed, maar rusten niet uit. Vaak zorgen ze slecht voor zichzelf. Sommige depressieve jongeren overschreeuwen zichzelf juist. Ze willen iedereen laten zien dat het hun allemaal niets kan schelen. Ze kalken graffiti op gebouwen om 'een daad te stellen', of ze hebben vast een grote mond om niet door anderen op hun kop te worden gezeten. Zo’n houding kan een teken zijn van een zogeheten ‘gemaskeerde depressie’. Vooral als zulk gedrag lang blijft bestaan is er reden tot zorg. Algemeen voorkomende kenmerken zijn rusteloosheid, snelle geïrriteerdheid en eindeloos argumenteren en het oneens zijn met volwassenen en docenten. Sommige depressieve jongeren vertonen moeilijk gedrag zoals agressiviteit, diefstal, alcohol- en drugsmisbruik. Anderen trekken zich juist erg terug en isoleren zich in de klas. Verder kan de leerling de langdurige droefheid zichtbaar maken door het dragen van zwarte kleren, een voorkeur voor macabere onderwerpen, literatuur of muziek. Droefheid kan zich ook uiten als verveling, slaapproblemen (dit merk je indirect, wanneer een leerling in slaap valt tijdens de les of moeite heeft om wakker te blijven), motivatie- en energiegebrek. Doordat er verschillende vormen zijn van depressies en deze niet allemaal dezelfde kenmerken hebben, zullen de bovengenoemde kenmerken niet alle depressies typeren. Sommige leerlingen kunnen hun bedrag wel benoemen, anderen niet. Het is niet zo dat ze niet willen, ze kunnen gewoon niet uit die ‘somberheid’ komen. De rol van de leraar Ondanks het feit dat sinds tientallen jaren het besef is doorgebroken dat ook kinderen een depressieve stemmingsstoornis kunnen hebben, komt het nog steeds zeer regelmatig voor dat signalen van depressie niet door docenten worden herkend. Ook zijn er nog nauwelijks manieren van aanpak voorhanden voor opvoeders en docenten om kinderen met een depressie te helpen. Het is natuurlijk ook niet verwonderlijk dat een docent niet op alle problemen gespitst kan zijn. Een docent heeft toch al snel zo’n vijfentwintig tot dertig leerlingen in de klas en in het voortgezet onderwijs heeft men verschillende klassen, dus een veelvoud aan leerlingen. Wanneer een kind niet erg storend is, maar zijn depressie juist uit met stil en onopvallend gedrag, kan het al snel gebeuren dat dit gedrag als rustig en kalm wordt geïnterpreteerd. Vaak worden deze leerlingen als ‘voorbeeldig’ bestempeld en blijft een depressie onopgemerkt. Zeker in het voortgezet onderwijs lijkt de kans minder groot dat leerkrachten een depressie bij een leerling opmerken, doordat ze ten eerste de leerling gemiddeld maar twee uur in de week zien en ten tweede de leerling in de pubertijd komt. Als leerlingen dan stil zijn, wordt het al snel afgedaan als kenmerken van de pubertijd. 13 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Bovendien zullen er bepaalde tekenen die op een depressie kunnen wijzen juist voor een docent niet waarneembaar zijn. Van een geringe (of toegenomen) eetlust of van slaapproblemen merk je op school immers maar weinig. Ook zullen lang niet alle leerlingen hun problemen, angsten en verdriet op school uiten, laat staan eventuele zelfmoordgedachten. Toch is de leerkracht/ leerkrachten vaak de aangewezen persoon om de signalen van een depressie bij een van zijn leerlingen op te merken. Het kind brengt immers een groot gedeelte van de dag op school door en de docent kan het gedrag van de leerling vergelijken met dat van klasgenoten. De docent heeft tevens iets meer afstand tot de leerling, waardoor hij wat objectiever naar hem kan kijken. Het is heel belangrijk om bij leerlingen met problemen te kijken onder welke omstandigheden die problemen zich voordoen. Mensen en dus ook docenten hebben vaak erg de neiging om het gedrag dat ze van iemand zien als een persoonlijkheidskenmerk te zien. Het effect van de omstandigheden en van de rollen die iemand speelt, worden onderschat. Bij jezelf zie je goed hoe omstandigheden invloed hebben op je gedrag in de klas: vermoeidheid, problemen in je familie, enz. Je weet ook van jezelf dat je je anders gedraagt in de klas, dat je daar een andere rol speelt, dan bijvoorbeeld thuis. Bij anderen zie je die omstandigheden minder duidelijk. Daardoor ben je geneigd het belang van de situatie te onderschatten. Steeds moet je proberen onderscheid te maken tussen de waarneembare problematiek en de oorzaak van de problemen. Je kunt als docent de leerling gedurende een dag observeren. In het voortgezet onderwijs kun je dit met meerder leerkrachten doen. Hierbij kun je je beter beperken tot een observatievraag, bijvoorbeeld: Wat gaat er vooraf aan het probleemgedrag dat je vaak bij deze leerling ziet? Hoe vaak zoekt de leerling contact met jou en waarvoor? Hoe verlopen de interacties tussen jou en de leerling? Hoe verlopen de interacties tussen de leerling en de andere leerlingen? Welke emoties signaleer je bij de leerling? Weet je wat er in de leerling omgaat? In welke situaties functioneert de leerling goed en ik welke niet? Het is goed om een leerling te observeren, maar naast de observatievraag zijn er een aantal depressiesignalen waar je op moet letten. De leerling kan snel gefrustreerd zijn en (veel) moeite hebben met het opvangen van tegenslagen. Hij is snel van slag en kan in tranen uitbarsten wanneer iets niet lukt. De leerling heeft vaak klachten over met name hoofdpijn en buikpijn. De leerling is lusteloos, hangerig en kan in slaap vallen tijdens de les. Concentratieproblemen: de leerling heeft er moeite mee zijn aandacht bij de les te houden en is dingen weer snel vergeten. De leerling heeft weinig tot geen vriendjes en wordt door de klasgenoten niet of nauwelijks geaccepteerd. Hij zal zich vaak buitengesloten voelen. De leerling toont in de regel weinig initiatief en zal zich (sterk) op de achtergrond houden, ‘onzichtbaar’ maken, bij allerlei activiteiten in de klas. Een depressie komt vaak samen voor met een leer- en/ of gedragsstoornis, bijvoorbeeld ADHD: bij kinderen die hieraan lijden moet je extra bedacht zijn op tekenen van een depressie. Verslechtering van de schoolprestaties. Geen plezier in of angst voor school hebben. Dit kan resulteren in schoolziek zijn of spijbelen. 14 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Te laat op school komen. Dit kan veroorzaakt worden doordat de leerling een hekel aan school heeft, door slaapproblemen of doordat de leerling dwarsligt (zich afzet tegen de ouders). Weinig interesse in schoolse zaken. Depressieve kinderen zien vaak het nut van school niet in. Zij geloven niet dat hun ploeteren op school iets nuttigs oplevert voor de toekomst. (‘Waarom zou ik me inspannen, ik haal toch geen diploma’ of ‘Ik vind later toch geen baan.’) Natuurlijk is het niet zo dat alle leerlingen die één of meer van dergelijke symptomen vertonen depressief zijn, maar een aantal van deze symptomen bij elkaar, gedurende eerdere weken waargenomen, moet eigenlijk toch wel een lampje doen branden en in ieder geval leiden tot een nadere observatie van de desbetreffende leerling. Een onopgemerkte depressie kan immers verergeren en zo het leven van de leerling gedurende lange tijd grondig verstoren, terwijl tijdige signalering en hulp zoeken dit zou kunnen voorkomen. Gevolgen in de les (voor de medeleerlingen) Leerlingen die depressief zijn, kunnen niet altijd op het begrip van klasgenoten rekenen. Iemand die altijd vrolijk is geweest en nu somber of futloos is, vertoont voor klasgenoten een onbegrijpelijk gedrag. Ook al vertelt de leerling, waarom hij zich zo voelt (als hij zelf dit inzicht heeft en zijn gevoel en gedrag kan verwoorden), wordt het door vrienden en klasgenoten niet altijd begrepen. De leerling kan buitengesloten worden of zelfs het slachtoffer van pesterijen worden. Jongeren die gedrag van een ander niet (willen) begrijpen, kunnen hem daardoor gebruiken als zondebok. Er zijn ook depressieve leerlingen die wel begrepen worden door vrienden en wel met hun verhaal bij hen terechtkunnen. Omdat die vrienden de oorzaak wel weten, zouden zij daardoor beter kunnen reageren op de leerling die depressief is. Het kan ook zijn dat die ene goede vriend of vriendin zelf zo betrokken raakt bij deze ziekte, dat ze er in meegetrokken worden. Als jij als docent weet, dat één van je leerlingen depressief is en je weet ook wie zijn deelgenoot daarin is, zul je ook die persoon steun moeten geven. Leerlingen zouden eigenlijk op de hoogte moeten zijn welke problemen er onder jongeren en dus misschien wel in hun klas kunnen spelen. Als ze weten wat voor problemen er zijn, hoe het kan ontstaan en hoe het leven en leren van iemand kan beïnvloeden, kunnen ze het zelf misschien signaleren en/ of er tenminste begrip voor op kunnen brengen. Hulpverlening in klassenverband Een kind is verplicht een groot deel van zijn leven op school door te brengen. De leerling moet zich schikken naar de eisen die dag in dag uit aan hem gesteld worden en dat zonder dat hij daar nu zelf veel invloed op kan uitoefenen. Kinderen en jongeren zijn voor hun emotionele ontwikkeling nog erg afhankelijk van de reacties van hun omgeving. De reacties van volwassenen zijn erg belangrijk voor hen en beïnvloeden hun gedrag. Wanneer de jongere aan de reacties van een volwassene merkt dat hij niet serieus genomen wordt, kan hij aan zichzelf gaan twijfelen en wordt zijn onzekerheid versterkt. Al zijn sterke en zwakke punten, al zijn falen en slagen is zichtbaar voor alle anderen die op school aanwezig zijn, waarbij met name het oordeel van de klasgenoten van cruciaal belang is. Als docent ben je een belangrijk persoon in het leven van de leerling. Docenten hebben vaak meer invloed in het leven van het kind dan ze zelf beseffen en zijn daarom vaak de aangewezen persoon om het depressieve kind te helpen. Het scheppen van een goede sfeer in de klas is daarbij van het allergrootste belang. Het al dan niet geaccepteerd worden door de klasgenoten is voor ieder kind belangrijk en zeker voor iemand die depressief is. Doordat een depressief kind wellicht sociaal gezien wat minder vaardig is, niet zo snel een weerwoord heeft en minder goed voor zichzelf kan opkomen, bestaat de kans dat het kind extra plagerijen en 15 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 afwijzend gedrag oproept en weer versterkt door zijn eigen reacties. Op deze manier kunnen er geen goede relaties tussen de leerling en zijn klasgenoten ontstaan. Door deze afwijzingen krijgt de leerling een naar gevoel over zichzelf en kunnen bepaalde depressieve gevoelens (‘ik ben eigenaardig, ik ben minder dan anderen, niemand vindt mij aardig’) versterkt worden. Een positief schoolklimaat kan veel bijdragen tot het welbevinden van de leerling. Het is van het allergrootste belang dat een leerling zich op school thuis voelt, geborgen en op zijn gemak voelt. Hij moet naar school kunnen gaan in de wetenschap dat hij daar geaccepteerd wordt en veilig is, dat het daar niet op zijn hoede hoeft te zijn voor medeleerlingen of bang hoeft te zijn voor een bepaalde docent. Niet alleen een schoolwerkplan of een leerlingvolgsysteem waarin precies genoteerd wordt wanneer wat aan de orde moet komen en hoe ver iedere leerling is met vaardigheden, is van belang voor het wel en wee van de leerling. Er moet ook aandacht zijn voor zaken die niet direct de leerprestaties betreffen, zaken die van belang zijn voor de sfeer op school. (Hierbij moet wel je als docent wel rekening houden dat niet alle leerlingen depressief zijn door zaken die met school te maken hebben. Leerlingen kunnen ook depressief worden door gebeurtenissen die ze thuis, dus buiten schooltijd, meemaken. Bijvoorbeeld de dood van een dierbaar iemand.) Verder kun je als docent van een depressieve leerling rekening houden met een aantal zaken die van belang kunnen zijn: Confronteer de leerling niet voortdurend met zijn falen. Het is voor een leerling heel frustrerend te merken dat het ondanks zijn inspanningen en zijn keiharde werken toch niet de resultaten behaalt die hij bij anderen wel ziet. Ben opbouwend bij het maken van opmerkingen. Probeer opmerkingen als ‘ben niet (zo)…’ of ‘doe niet (zo) …’ zoveel mogelijk te vermijden. Angst, schaamte en vernedering gaan niet samen met leren. Ze hebben slechts een korte termijneffect. Benadruk de dingen die wel goed gaan. Door de leerling niet steeds te confronteren met de dingen die niet lukken, maar door juist de nadruk te leggen op de dingen die wel goed gaan (en zelfs als dat er maar heel weinig zijn, dan in ieder geval de inspanning te belonen!), verhoog je het gevoel van eigenwaarde van de leerling. Door de leerling positief te benaderen en te bemoedigen, geef je hem zelfvertrouwen en maak je hem zelfstandig. Een positieve reactie geven aan slechts enkele leerlingen heeft een positief effect op de hele klas. Door meer te prijzen voor goed gedrag dan te straffen voor slecht gedrag, veranderen leerlingen hun gedrag in positieve zin. Dit heeft als neveneffect dat leerlingen die veel positieve feedback krijgen, door hun klasgenoten positiever beoordeeld worden (het werkt statusverhogend). Dit is dus uitstekend te gebruiken voor sommige depressieve kinderen: hun sociale status kan wel wat opwaardering gebruiken. Maak gebruik van de sterke punten van de leerling. Door een beroep te doen op die dingen waar de leerling goed in is, kun je het gevoel van eigenwaarde van het depressieve kind versterken. Iedere leerling heeft immers zijn eigen kwaliteiten. Door het stimuleren van groepswerk, waarbij het samenwerken en niet het concurreren voorop staat, leren kinderen inzien dat ze elkaar nodig hebben en dat het handig is van mekaars creativiteit en talenten gebruik te maken. Stel niet te hoge eisen aan de leerling. Wanneer een leerling het gevoel heeft voortdurend op z’ n tenen te moeten lopen, zal hij steeds meer moeite hebben zich te motiveren. Hij krijgt immers het gevoel van onmacht: ‘hoe hard ik ook werk, het is nooit goed (genoeg)’. Door aan te sluiten bij wat ze wel kunnen, kunnen ze aan een taak beginnen in de wetenschap dat het goed te doen is. Je 16 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 kunt een leerling met een taak op gang helpen door erbij te gaan zitten en een stukje van het werk samen te doen. Ben consequent. Net als voor iedere andere leerling is het voor een depressieve leerling erg belangrijk dat hij weet waar hij aan toe is. Wanneer hem de ene dag iets wordt toegestaan dat de volgende dag verboden is, weet hij niet goed wat hij daarmee aan moet. Wanneer een depressieve leerling wordt geconfronteerd met een inconsequente aanpak zal hij nog sterker het gevoel krijgen in een onzekere en onveilige wereld te leven, waardoor de depressie kan toenemen. Bevorder het sociale functioneren van de leerling. Leg niet alleen maar de nadruk op intellectuele prestaties. Bedenk speciale klusjes voor de leerling, waardoor hij het gevoel krijgt belangrijk te zijn, dat hij zich nuttig maakt en behulpzaam is. Leg contact met de ouders. Ouders en school hebben vaak een heel verschillend beeld van het kind. Als docent moet je proberen de ouders te erkennen als experts met betrekking tot hun eigen kind en moet je proberen de ouders serieus te nemen. Probeer je voordeel te doen met hun kennis, zoek uit wat je hiervan ten goede kunt laten komen aan de leerling. Bespreek wat jij als docent kunt doen en wat de ouders zelf kunnen doen. Praat met de leerling over zijn gevoelens. Bij veel leerlingen, met name bij jongens, uiten verdriet en depressiviteit zich niet zo duidelijk als verdriet, maar meer als jezelf slecht voelen, verlies van interesse, snel geïrriteerd, een verminderde concentratie en slechtere resultaten. Het is goed om eens met zo’n leerling te praten over zijn gevoelens. (De leerling moet dit echter wel willen en er voor open staan.) Dit praten houdt niet in dat je de verdrietigheid kunt wegnemen. Het helpt al enorm als de leerling vertrouwen in je heeft, als hij op je terug kan vallen en door jou gerustgesteld kan worden. Praat over je zorgen met de ouders. (Dit hangt natuurlijk af van de leerling en de oorzaak van de depressiviteit.) Duurt de verdrietigheid of depressiviteit te lang, adviseer de ouders dan hulp te zoeken, in eerste instantie bij de huisarts. Vergroot je algemene kennis over leer- en gedragsstoornissen. Depressiviteit kan samen gaan met andere leer- en gedragsstoornissen. Als de leerling depressief is geworden, doordat hij een leer- of gedragsstoornis heeft en door een docent op een verkeerde manier is aangepakt, zal de oplossing gevonden kunnen worden in de omgang van de docent met de leerling omtrent de stoornis. Om goed met leerlingen met een stoornis te kunnen omgaan, moet je meer weten van de achtergronden van de stoornis. Elke depressie heeft een andere oorzaak. Er zijn dus verschillende aanpakken nodig en niet ieder bovengenoemd punt is te gebruiken voor iedere leerling. Als de depressiviteit is veroorzaakt door het verlies van iemand, heeft het dus weinig zin om naar bijvoorbeeld het eerste punt te kijken, want dat is dan niet van belang. Als een leerling suïcidaal gedrag vertoont, is er een ander soort hulp nodig. (Dit gebeurt niet in klassenverband.) Alle suïcidaal gedrag weerspiegelt namelijk een roep om hulp en moet dus serieus genomen worden! Als je als docent tekenen ontdekt van zelfmoordplannen, moet je de ouders op de hoogte brengen en hulp inschakelen. Aangezien suïcidaal gedrag altijd een alarmsignaal is van ernstige psychische nood, is behandeling dan ook altijd noodzakelijk. Dit kan een behandeling door een psychotherapeut zijn, maar ook een opname in een crisiscentrum of een jeugdpsychiatrische kliniek inhouden. Daarnaast zijn er verschillende andere dingen die je kunt doen. Een van de eerste dingen die je moet doen is nagaan of de leerling werkelijk suïcidaal is. (Hier zou je onder andere de les voor kunnen 17 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 gebruiken). Is dit niet het geval dan zal hij het door jouw vragen ook niet worden. Loopt hij wel met zelfmoordgedachten rond, dan kun je er het beste openlijk met hem over praten. (Komt de leerling naar jou toe en jij kunt er niet over praten, leg hem dit dan uit, geef de oorzaak en verwijs hem door.) Probeer niet geschokt te reageren, maar probeer kalm te blijven. Kwaadheid en geïrriteerdheid werken averechts. Leg uit dat de dood wel een heel definitieve oplossing is en dat er geen weg terug is. Moedig hem aan alternatieven te proberen, laat merken dat zelfmoord niet de enige uitweg is. In de tweede plaats moet je de jongere geen kans te geven zijn zelfmoordplannen uit te voeren. Probeer ervoor te zorgen dat er iemand bij hem blijft, ook na schooltijd. Wanneer je veranderingen opmerkt die een indicatie van suïcidaal gedrag kunnen zijn, moet je meteen actie ondernemen. Verder is het heel belangrijk dat de desbetreffende leerling weet dat de volwassenen op school en thuis zich ernstig bezorgd maken om zijn welzijn. Onzeker reageren (of niet reageren) wordt door een depressieve of suïcidale jongere nogal eens opgevat als onverschilligheid van de kant van de volwassene en zal het gedrag kunnen versterken. Neem je taak niet te licht op. Voor scholen is het wellicht goed na te denken over een soort ‘draaiboek’. Daarin kunnen zaken worden opgenomen als het aanstellen van een vertrouwenspersoon, het instellen van procedures over het informeren van ouders en het inschakelen van hulp. Ook het verstrekken van informatie aan leerkrachten en overig personeel en niet te vergeten de leerlingen kan hierin geregeld worden. Een docent kan problemen signaleren, analyseren en benoemen. Hij kan de leerling een test laten doen, waaruit blijkt of de leerling een dipje heeft of dat er sprake is van een depressie. Deze test staat op het internet of is te verkrijgen bij de GGD. In het foldertje van zwaarweer.nl staat een klein testje. Leerlingen kunnen door middel van ‘eens’ of ‘oneens’ te krassen, zien hoeveel zonnetjes en hoeveel onweerwolkjes ze hebben. Dezelfde test staat op de internetpagina www.zwaarweer.nl. Op deze site staan antwoorden op de meest gestelde vragen over depressies, tips, wetenswaardigheden. Bij de GGD is foldermateriaal te halen, waarmee je de aandacht van de leerlingen op deze ziekte kunt vestigen. Verder kun je adressen en telefoonnummers van instellingen ter inzage ergens neerleggen. Je kunt zelf als vertrouwenspersoon fungeren, maar je kunt een leerling ook doorsturen naar de vertrouwenspersoon op school of de school- of huisarts. Als je een leerling doorstuurt naar een arts of instelling is er sprake van professionele hulp. 18 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 Depressies en Projecten Anti-baalcursus voor jongeren Schoolverzuim is sterke aanwijzing voor aanwezigheid depressiviteit. Lange tijd werd gedacht dat sombere buien in de puberteit er gewoon bijhoren, en vanzelf weer over gaan. Maar dat is wat al te luchthartig. Daarom ontwikkelde de Preventie Research Groep van de KUN in samenwerking met het Nijmeegse Riagg de cursus 'Stemmingmakerij', een cursus voor scholieren die 'te veel en te vaak balen naar hun zin'. Stemmingmakerij, of de hiervan voor mavo-scholieren afgeleide versie 'Slechte tijden, goede tijden', staat inmiddels bij twaalf Riagg's op het programma. Dr. M. Ruiter deed onderzoek naar de effecten en concludeert in haar proefschrift Preventie van depressie bij jongeren dat de anti-baalcursus zijn vruchten afwerpt. De jeugd heeft de toekomst, de jeugd is fris en zorgeloos. Het beeld van een depressief kind is in strijd met dit adagium en werd tot in de jaren tachtig domweg ontkend. Dat pubers heel somber kunnen zijn, en soms erg negatief over zichzelf kunnen denken, werd al langer ook door psychologen opgemerkt. Maar niemand zag er een reden tot ongerustheid in: het was een normaal puberteitsverschijnsel waar iedereen vanzelf overheen zou groeien. Dat was iets te luchthartig gedacht. In de jaren tachtig verschenen er steeds meer berichten over een toename van de psychosociale problemen van jongeren. Een deel loopt wel degelijk schade op in de puberteit: presteert slecht op school, spijbelt vaak, gebruikt onverantwoord veel alcohol en drugs. En laat het niet altijd bij een pathetische gedachte aan zelfmoord. Depressiviteit onder jongeren werd object van onderzoek. De opzet van de cursus 'Stemmingmakerij' past in die cultuuromslag. Ruiter, die onderzoek deed naar het effect van de cursus: "Ook nu wordt nog veel gedacht dat die sombere buien bij de leeftijd horen, en dat ís ook zo. Maar bij een vijfde van de jongeren houden de problemen wel acht, negen jaar aan, en een kwart van die jongeren ontwikkelt binnen een jaar een depressieve stoornis die zonder behandeling niet overgaat." Wie eenmaal een depressie heeft doorgemaakt, loopt meer kans om er later, als volwassene, nogmaals aan ten prooi te vallen. Voorkomen is, kortom, ook hier beter dan genezen. Baalmeter Om vast te stellen hoe het met het psychisch welbevinden van de Nederlandse puber is gesteld, verwerkte Ruiter precies achthonderd 'zelfbeoordelingsvragenlijsten', ingevuld door leerlingen van twee Nijmeegse scholen voor mavo-havo-vwo. Deze bewerking van de Beck Depression Inventory, een bekende vragenlijst voor volwassenen, werd aan de scholieren gepresenteerd als 'de baalmeter'. Op een vraag als 'Hoe vind je je cijfers' konden ze vier waarden aankruisen, van 'riant' tot 'slecht'. Een optelsom van alle aangekruiste cijfers bepaalde de bdi -score. De meting werd na een maand herhaald; de helft van de 'hoogscoorders' was toen al weer spontaan naar normale waarden gezakt. Vijftien procent van de scholieren bleef echter bij de doelgroep van de cursus horen: zij hadden lichte tot matige depressieve symptomen. In buitenlands onderzoekzijn er veel hogere percentages gemeten; 22 tot maar liefst 50 procent van de jongeren zou licht tot matig depressief zijn. Het verschil wordt voor een deel bepaald door de periode waarop de vragen betrekking hebben. Slaan de vragen op de laatste 24 uur, dan schieten de scores vanzelf de hoogte in. In Ruiters onderzoek werd de stemming in de afgelopen week gemeten. Belangrijker nog is dat tien procent van de leerlingen op het moment dat de vragenlijsten werden ingevuld, niet op school was. Schoolverzuim is een sterke aanwijzing voor de aanwezigheid van depressiviteit. Vandaar dat Ruiter het aantal depressieve jongeren op twintig procent houdt. De scholieren werden van het bestaan van de cursus op de hoogte gebracht door stukjes in de schoolkrant en een jingle op de plaatselijke piraat. "Je spreekt de jongeren aan die er zelf last van hebben, niet de jongeren die er geen last van hebben. Die vinden het misschien wel prettig om af en toe 19 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 niks te doen, of eenzaam op de hei te dwalen. Die hoeven natuurlijk geen cursus te doen, en ik denk ook niet dat wij ze op een idee gebracht hebben." Uiteindelijk schreven in 1993 en 1994 99 scholieren zich voor de cursus in. Ratelband Hoe breng je de stemming er weer in bij een clubje depressieve pubers? "We hebben een draaiboek van de cursus gemaakt die de inhoud ervan tot op de vijf minuten vastlegt. Ze krijgen oefeningen, instructies, voorbeelden." En huiswerk, al is dat niet verplicht om niemand af te schrikken. Voor de eerste bijeenkomst schrijven de cursisten een brief aan Nelleke, bekend van de achterpagina van de VPRO-gids. Aan haar vertrouwen jongeren hun lief en vooral hun leed toe. Met die brief worden de problemen in kaart gebracht. Dan begint de training in cognitieve, sociale en probleemoplossende vaardigheden die 'Stemmingmakerij' wil zijn. De cursisten moeten leren dat je een negatieve denkspiraal kunt doorbreken en dat je je beter voelt als je eens wat leuks gaat doen in plaats van altijd maar op de bank te blijven hangen. Ratelband? "Het is er wel een tak van, maar wij doen het veel subtieler." Een ander voorbeeld van een opdracht is je sociale netwerk in kaart te brengen. "Ze krijgen een tekening van een spin in een leeg web. Die moeten ze invullen met mensen uit hun omgeving. Wie staat dichtbij, wie staat veraf? En hoe zou je het willen hebben? Vervolgens wordt dan nagegaan hoe je bepaalde mensen dichterbij kunt halen. Door Pietje wat vaker te bellen bijvoorbeeld." Zo eenvoudig kan het leven zijn, maar is het natuurlijk lang niet altijd. "Problemen zijn vaak heel complex. Wat doe je met een ouder die nooit tijd voor je heeft?" Sekserol Volgens Ruiter is depressiviteit onder jongeren niet toegenomen, het wordt nu erkend. "Ik denk dat jongeren in alle tijden te kampen hebben met hun soort problemen. Hooguit is de stress wat groter, nu. Er ligt een erg hoge druk op presteren. Jongeren maken zich vreselijk ongerust over hun cijfers." Toch wordt in het proefschrift het eenoudergezin als risicofactor genoemd, en dat is typisch een fenomeen van deze tijd. Van die conclusie schrikt ze terug. "Het is wel significant, maar zwak." Bij een andere risicofactor, vrouw-zijn, houdt ze minder slagen om de arm. Van de jongeren met verhoogde niveaus van depressiviteit hoort zo'n zestig procent tot het vrouwelijk geslacht. Ruiter wijt het met name aan het socialisatieproces, al klinkt dat "vreselijk ouderwets". Voor ze aan dit onderzoek begon, publiceerde ze over vrouwen en depressie, onder andere in het Trendrapport Vrouwen en Gezondheid onder leiding van toenmalig hoogleraar vrouwenstudies Christien Brinkgreve. "Depressieve symptomen zijn klachten die bij de socialisatie van vrouwen horen. Ze hebben te maken met gevoelens van machteloosheid, van gebrek aan zelfwaardering, van je inhouden, van naar binnen gericht zijn." Tussen hun tiende en hun veertiende worden meisjes voor het eerst geconfronteerd met een actieve invulling van hun sekserol. Jongens natuurlijk ook. Ruiter: "Maar de sekserol van jongens is nog steeds wat aantrekkelijker dan de sekserol van meisjes. Meisjes moeten zich toch vooral aanpassen, niet te veel haantje-de-voorste zijn, niet te ambitieus zijn. Natuurlijk, het is allemaal al een stuk beter dan vroeger, het is ook niet zo zwart-wit. Zo gauw je over categorieën van mannen of vrouwen gaat praten raak je in de problemen. Maar de werkelijkheid is ook zo dat ik dit soort gegevens telkens weer terugvind." De groep cursisten is tot een jaar na afloop van de cursus gevolgd. Een deel haakte al tijdens het programma af, dat waren vooral de mavoscholieren. Voor hen is er nu een eenvoudiger versie van 'Stemmingmakerij' gemaakt, 'Slechte tijden, goede tijden'. Ruiter betwijfelt of dat nodig was. "Het gaat er vooral om dat je homogene groepen maakt waarin iedereen zich veilig voelt. In een groep met mavo-, havo- en vwo-leerlingen door elkaar zie je al snel dat de mavo'ers ondergesneeuwd raken." 20 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 In vergelijking met de controlegroep - Arnhemse scholieren, die voorlopig aan hun lot werden overgelaten - deden de Nijmeegse cursisten het aanmerkelijk beter. Ze hadden minder depressieve en algemene gezondheidsklachten en dachten positiever over zichzelf en hun vaardigheden. Dat is heel wat, maar zegt het ook iets over de situatie als we tien jaar verder zijn? "Ik durf er haast niet heel veel van te verwachten. Het zijn hardnekkige problemen." Probleemwijzer voor docenten De mentor van klas H4a roept alle leerlingen één voor één bij zich voor een kort, persoonlijk gesprek. Met zeven van hen moet hij iets langer en vaker praten, omdat niet alles lekker loopt. De ene leerling voelt zich niet veilig in de klas, de andere vertelt van een zieke moeder thuis. Twee scholieren maken de mentor onzeker: een meisje dat de laatste tijd wel heel mager wordt en een knaap die zo'n depressieve uitstraling heeft dat de mentor bang is dat hij binnenkort gekke dingen gaat doen. Wie geeft de mentor goede raad? Iedere mentor of docent uit het voortgezet onderwijs herkent het. De primaire taak is lesgeven, maar regelmatig is een docent ook 'luisterend oor' en raadsman of -vrouw. Er zijn gesprekken met leerlingen onder vier ogen en ook met hun ouders. Een docent die bemerkt dat zijn eigen polsstok te kort is, kan altijd steun vragen bij collega's. Soms lopen er speciale leerlingbegeleiders door de school. Er zijn scholen die het instituut schoolpastoraat of schoolmaatschappelijk werk kennen. Een docent kan leerlingen en hun ouders ook attent maken op de officiële hulpverlening buiten de school. Naslagwerk Een docent of mentor heeft echter –tot op zekere hoogte– ook de mogelijkheid zichzelf te professionaliseren in het helpen van leerlingen met moeilijkheden. Hij kan cursussen volgen. Hij kan boeken lezen over alle mogelijke problemen van jongeren. Die zijn echter vaak te breed en specialistisch opgezet. Wat dat betreft, is het boek ”Probleemwijzer. Handleiding voor het signaleren en hanteren van problemen bij jongeren” een ander verhaal. Dit naslagwerk voor docenten biedt in beknopte hoofdstukken veel informatie. In de eerste plaats maakt het boek het docenten makkelijker om problemen van leerlingen zelf te signaleren. Dat is belangrijk. In samenspraak met de ouders kunnen ze vervolgens de knelpunten benoemen. In de tweede plaats geeft ”Probleemwijzer” een eerste aanzet tot het hanteren van de problemen. Er worden diverse praktische tips gegeven voor het omgaan met leerlingen die bepaalde moeilijkheden hebben. Zo maakt het boek zijn titel waar. Een docent die het bestudeert of als naslagwerk gebruikt, wordt wijzer in het herkennen van en omgaan met problemen van leerlingen. Depressiviteit Schrijvers Hans Lonnee en Ans van Trierum hebben de thema's gegroepeerd in de categorieën ”Ontwikkeling”, ”Seksualiteit”, ”Thuis”, ”School en maatschappij”, ”Leren” en ”Lichaam en geest”. In deze hoofdstukken passeert van alles de revue: adoptieproblemen, pesten, handicaps, jeugdkanker, angsten, zelfdoding, leerproblemen, hoogbegaafdheid en nog veel meer. Veel thema's die niet in een eigen hoofdstuk aan bod komen, zijn via de uitgebreide index toch te vinden als kleiner deel van een paragraaf. Dwanghandelingen zijn bijvoorbeeld opgenomen in de paragraaf over angststoornissen. Het is een misser dat informatie over depressiviteit over het hele boek verspreid is en dat aan dat thema geen aparte paragraaf is gewijd. Dat is nota bene een van de meest voorkomende problemen bij pubers. Het is ook jammer dat er geen aparte paragraaf is over leerlingen die thuis een ernstig zieke (lichamelijk of psychisch) of gehandicapte ouder of ander gezinslid hebben. Rouwverwerking is wel in een aparte paragraaf opgenomen. Relatieproblemen met vrienden en vriendinnen worden helemaal niet besproken, terwijl dat toch ook iets is dat het welbevinden van jongelui 21 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 erg kan stempelen. Ook de borderlinestoornis blijft onvermeld. Een hiaat, want die duikt toch regelmatig op bij jongeren. Maar ach, in een boek van 280 bladzijden kan niet alles staan. Christelijke hulpverlening Er is een sociale kaart toegevoegd met een lijst instellingen die hulp bieden bij bepaalde problemen. Die is wonderlijk samengesteld en bevat veel hiaten. Zes instellingen die zich met homoseksualiteit bezighouden, worden genoemd. De bureaus van de vertrouwensartsen voor slachtoffers van incest en kindermishandeling blijven echter onvermeld. Het Katholiek Pedagogisch Centrum wordt een paar keer genoemd, maar het Christelijk Pedagogisch Centrum komt niet aan bod. Van christelijke hulpverlening lijken de auteurs helemaal niet op de hoogte te zijn. Dat is jammer, want een groot deel van het onderwijs is nog steeds christelijk onderwijs. De toegevoegde literatuurlijst is uiteraard ook niet compleet maar biedt een goede aanzet tot verdere studie. Ik kan dit boek aanbevelen aan iedere docent en zeker aan iedere mentor. Het is een prima naslagwerk. De informatie en de tips zijn van goede kwaliteit. Wie het boek als enigszins orthodox gelovige ter hand neemt, moet er wel mee rekenen dat de moraal van de auteurs 'paars' is. Het boek is hedendaags tolerant, bijvoorbeeld bij het bespreken van seksuele thema's en het gebruik van drugs „als experiment.” Scholen wordt geadviseerd op prikborden informatie over veilig vrijen én informatie van de Rutgersstichting én van de VBOK te hangen. Ik zie minister Borst al instemmend knikken. Ook typisch 'paars', maar te prijzen, is dat er in dit boek bijna angstig voorzichtig gesproken wordt over de allochtonenproblematiek in het onderwijs. Verder valt bij de bespreking van jeugdgedrag eigenlijk op maar één punt morele verontwaardiging te constateren: als het over criminaliteit gaat. De auteurs zijn dan voorstanders van een stevige aanpak, voorzover het tot de mogelijkheden van de school behoort. Ook daarmee ben ik het uiteraard op zichzelf niet oneens. Conclusie Na het doorspitten van talloze boeken en internetsites over depressies bij jongeren, hebben we bovenstaande selectie gemaakt. We zijn ons beiden gaan realiseren dat depressies niet hetzelfde is als ‘chagrijnig’ zijn of een ‘baaldag’ hebben. We schrokken enorm van de cijfers over hoeveel jongeren kampen met depressies. Als toekomstige leraren zijn wij onszelf in elk geval bewust geworden van de gevolgen die een depressie voor een leerling kan hebben en het effect dat het kan hebben op de klas. Wij hebben beiden besloten om onze LIO werkstukken te maken over depressiviteit bij leerlingen, zodat we de leraren op onze LIO-scholen kunnen informeren over hoe ze eigenlijk zouden moeten handelen, waar ze op moeten letten, welke leerlingen in de risicogroepen vallen, welke signalen ze moeten oppikken en hoe ze vervolgens verder moeten handelen ten aanzien van deze leerling en zijn of haar omgeving. Iedere leraar zou hierover onderwezen moeten worden, en wij hopen dat we met dit en het LIO werkstuk daaraan kunnen bijdragen. 22 Depressies bij leerlingen Vivianne van den Boom & Eveline van Dijck December 2001 23