Werkbundel taalbeschouwing B / BVL DE BUNZING Mustela putorius Deze kleine vleeseter leeft in Europa. MILIEUVRIENDELIJK Zoals bijna alle marterachtigen maakt de bunzing een afstotelijk geurtje. Wanneer hij zich bedreigd voelt, leegt hij zijn anale klieren. De bunzing is erg nuttig. Hij eet veel knaagdieren. Bovendien is hij één van de weinigen die ratten aanvalt. Hij is opgenomen in de lijst van bedreigde diersoorten. STAP A Oriënteren en Verkennen 1. Bekijk bovenstaande tekst eerst globaal. Waarop let je? _______________________________________________________________________________________ 2. Uit welk soort boek komt het tekstfragment? ________________________________ 3. Vul de kader aan. Teksttype Tekstdoel Uitvoeren B Uitvoeren 1. Over wie of wat wordt er in de zin iets gezegd? Markeer in geel. Dit noemen we het _____________________________________________ 2. Wat wordt er in de zin over gezegd? Markeer in groen. Dit noemen we _____________________________________________ 3. Omcirkel het belangrijkste werkwoord in iedere zin. Dit noemen we _____________________________________________ Tip: Je vindt de persoonsvorm dankzij een simpel proefje. STEL een ja/neen-vraag! De PV staat op de eerste plaats. Bv. ______________________________________________________________ Op welke plaats staat het onderwerp in de ja/neen-vraag? __________________________________________________________________ Extra: Zoek samen met de leerkracht in de encyclopedie meer informatie over de bunzing. Gebruik het register achterin het boek, zodat je geen tijd verspilt tijdens het opzoeken. ________________________________________________________________________________________ Herhaling - Onderwerp en persoonsvorm Ik heb toen mijn fortuin weggeschonken aan de arme landen. a) Benoem in bovenstaande zin het onderwerp en de persoonsvorm. Werkwijze: Ik stel een ___________________________________ + eerste plaats: ____________________________ + tweede plaats: ____________________________ Weetje: de getalsproef (enkelvoud/meervoud) het onderwerp verandert mee als de persoonsvorm van getal verandert Bv. Claudia loopt Claudia en Romano lopen b) Kleur het predicaat groen. Wat is het predicaat? _________________________________________________________________ Oefeningen onderwerp en persoonsvorm a) Markeer het onderwerp geel en de rest van de zin groen. b) Onderstreep de persoonsvorm en benoem (PV). Bron: Flapuit - Libelle 1. Mijn kleinzoon Sietse speelt voetbal. 2. Hij begrijpt niet alle spelregels. 3. Op een dag kwam hij enthousiast vertellen dat zijn ploeg gewonnen had. 4. "Eén jongetje won zelfs een rode kaart!" 5. Onlangs stond een man samen met mijn dochter Tess in de badkamer. 6. Ze maakten zich klaar om naar een theatervoorstelling te gaan. 7. En toen vroeg ze iets zeer opvallend aan haar vader. 8. "Papa, jij gaat toch niet mee met al die slagroom op je gezicht?" 9. "Opa, nu weet ik waar al je haartjes naartoe zijn. 10. Ze zijn van je hoofd gevallen en op je borst weer vastgegroeid." Succes! Naar een voorbeeld uit het lager onderwijs De blauwbilgordel Ik ben de blauwbilgorgel, Mijn vader was een porgel, Mijn moeder was een porulan, Daar komen vreemde kinderen van. Raban! Raban! Raban! Ik ben de blauwbilgorgel, Ik lust alleen maar korgel, Behalve als de nachtuil krijst, Dan eet ik riep en rimmelrijst. Rabijst! Rabijst! Rabijst! Ik ben de blauwbilgorgel, Als ik niet wok of worgel, Dan lig ik languit in de zon En knoester met mijn knezidon. Rabon! Rabon! Rabon! Zoek in het gedicht naar 10 nonsenswoorden. Rangschik ze alfabetisch. Één samenstelling die bestaat uit twee zelfstandige naamwoorden. Welke? Er staan in het gedicht twee woorden met ongeveer dezelfde betekenis (synoniemen). Welke twee? Er staan in het gediht ook werkwoorden die van klank veranderen. Zoek er twee en geef hun infinitief. Er staat in het gedicht één werkwoord in de infinitief. Wellk werkwoord? Je gelooft het vast niet, maar in heel het gedicht staat maar één bijvoeglijk naamwoord. Welk?