UvA-DARE (Digital Academic Repository) Dissection of spontaneous and therapy-induced T cell immunity in mice Wolkers, M.C. Link to publication Citation for published version (APA): Wolkers, M. C. (2003). Dissection of spontaneous and therapy-induced T cell immunity in mice General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: http://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) Download date: 18 Jul 2017 Samenvatting g 93 3 94 4 Samenvatting Samenvatting Samenvatting g Cytotoxischee CD8+ T-cellen zijn in staat om geïnfecteerde cellen uit ons lichaam te verwijderen. Zij herkennen geïnfecteerdee cellen door middel van kleine fragmenten die afkomstig zijn van microbiële eiwitten. Deze fragmenten,, epitopen genaamd, worden aan het celoppervlak gepresenteerd door Major Histocompatibility Complexx (MHC) klasse I moleculen en worden door T-cellen herkend door de antigeenspecifieke T-cel receptor (TCR).. Tijdens T-cel ontwikkeling ontstaan TCRs door somatische recombinatie waardoor een breed spectrum vann de antigene specificiteit is gewaarborgd. Om te voorkomen dat binnen dit spectrum van antigeenspecifieke T-cellenn TCRs ontstaan die lichaamseigen antigenen herkennen, ondergaan T-cellen een negatieve selectieronde waarbijj de zelfspecifieke T-cellen verwijderd worden. Toch overleven enkele zelfspecifieke T-cellen deze selectie.. Door deze incomplete selectie kan een spontane T-celreactie ontstaan tegen lichaamseigen cellen in het gevall dat een antigeen tot (over)expressie komt, zoals soms het geval kan zijn in tumorcellen. Een voorbeeld hiervann is het ontstaan van spontane T-cel immuniteit tegen zelfspecifieke antigenen in melanoma patiënten. Hoee deze spontane T-cel immuniteit ontstaat is op dit moment niet duidelijk. Veell tumoren groeien op een begrensde plek buiten het lymfesysteem. Echter, een vereiste voor het verkrijgen vann T-cel immuniteit is dat antigenen in de lymfeklieren terecht komen. Alleen hier kan namelijk een naïeve Tcell geactiveerd worden. Een tumorantigeen kan op twee manieren vanuit de lokale tumorplek in de lymfeklieren terechtt komen. Tumorcellen kunnen zelf naar de lymfeklieren migreren waar ze naïeve T-cellen direct kunnen activeren,, door de zogenoemde directe presentatie. Een andere mogelijkheid is dat antigeenpresenterende cellen (APCs)) dode tumorcellen opnemen en het tumormateriaal meenemen naar de lymfoïde organen waar ze het tumorantigeenn aan naïeve antigeenspecifieke T-cellen kunnen presenteren. Dit proces wordt kruispresentatie genoemd. . Omm te bepalen wat de bijdrage van de twee bovengenoemde processen is bij de introductie van tumorspecifieke T-cell reacties, hebben we een muizenmodel ontwikkeld (hoofdstuk 5). Dit model stelt ons in staat om tumorspecifiekee T-cel reacties direct ex vivo te analyseren. Door een van de activerende wegen te blokkeren, tonenn we aan dat beide antigeenpresentatie wegen betrokken zijn bij de activatie van naïeve CD8+ T-cellen. Tcell reacties kunnen ontstaan door zowel tumorcellen die naar lymfoïde organen zijn gemigreerd en daar T-cellen directt activeren, als door APCs die lokale tumorantigenen in de lymfeklieren kruispresenteren. Omm te weten te komen of alle antigenen even goed door de APCs gepresenteerd kunnen worden, of dat bijvoorbeeldd de antigeenlocatie binnen een eiwit de efficiëntie van kruispresentatie door APCs beïnvloedt, hebbenn we de T cel-reactie op antigenen bestudeerd die of in het signaalpeptide gelokaliseerd zijn of in het carboxy-terminalee gedeelte van het eindprodukt (hoofdstuk 6). Als deze genen geïntroduceerd worden in tumorcellen,, is de directe antigeenpresentatie even efficiënt ongeacht de positie van het antigeen binnen het eiwit.. Echter, het carboxy-terminale antigeen is veel beter in staat om T-cel reacties via kruispresentatie te inducerenn dan het antigeen dat zich in het signaalpeptide bevindt. Deze resultaten laten zien dat de antigeenlocatiee bepalend kan zijn voor de efficiëntie van kruispresentatie. Signaalpeptidenn worden waarschijnlijk direct na synthese afgebroken terwijl het eindproduct in een cel kan accumuleren.. Daarom is onze hypothese dat de efficiëntie van kruispresentatie bepaald wordt door de antigeenstabiliteitt oftewel het vermogen om te accumuleren in een cel. 95 5 Samenvatting Samenvatting Antigeenspecifiekee T-cellen bieden in de meeste gevallen bescherming voor een langere periode, doordat ze snell gereactiveerd kunnen worden. Om te bestuderen of een antigeenspecifieke T-cel populatie ook in staat is omm bescherming te bieden tegen antigeen varianten die een mutatie hebben in het epitoop, hebben we de kruisreactiviteitt van T-cellen onderzocht in een virusmodel (hoofdstuk 3). In dit model laten we zien dat na een herinfectiee met een vimsvariant een kruisreactieve T-cel reactie ontstaat die zowel het oorspronkelijke epitoop herkentt als het variante epitoop. Deze kruisreactieve T-cel populatie wordt ook geactiveerd als tumorcellen ingespotenn worden die de antigeenvariant tot expressie brengen. Kruisreactieve T-cellen bieden tenminste gedeeltelijkk bescherming tegen deze tumor. Omdatt tegen een aantal tumorantigenen T-cel reacties kunnen ontstaan, is vaccinatie tegen deze antigenen een veelbelovendee strategie om kanker te bestrijden. In de afgelopen jaren zijn er veel tumorantigenen geïdentificeerd,, hetgeen de ontwikkeling van antigeenspecifieke vaccins mogelijk maakt. Een van de strategieën diee hiervoor kan worden toegepast is DNA vaccinatie. Na toediening van het DNA vaccin nemen somatische cellenn de DNA op en lezen het gen af, wat tot eiwitproductie leidt. De epitopen worden vervolgens aan het immuunsysteemm gepresenteerd. Een parameter die de efficiëntie van DNA vaccinatie sterk kan beïnvloeden is dee context waarbinnen het antigeen zich bevindt. Daarom hebben we een aantal richtlijnen bepaald die de efficiëntiee van het verkrijgen van antigeenspecifieke T-cel reacties door DNA vaccinatie optimaliseren.Wij laten zienn dat fusie van het epitoop met een dragereiwit de T-cel inductie sterk kan bevorderen. Carboxy-terminale fusiee aan het dragereiwit resulteert in de sterkste T-cel reactie. We laten ook zien dat de T-cel inductie door DNAA vaccinatie alleen ontstaat als CD4+ T-cel hulp aanwezig is, en dat DNA vaccinatie veel efficiënter is in het gevall dat de fusiepartner van het epitoop niet een zelfantigeen is. Inn het geval dat de T-cel populatie tolerant is voor tumorantigenen, of dat het immuunsysteem aangetast is, is vaccinatiee niet de meest voor de hand liggende strategie. Deze patiënten kunnen met een andere soort van immunotherapiee behandeld worden, te weten de adoptieve T-cel overdracht. Deze strategie maakt gebruik van tumorspecifiekee T-cellen die in vitro opgegroeid worden alvorens ze overgebracht worden naar de patiënt. Een variantt op deze therapie is de TCR genoverdracht. In dit geval wordt de antigeenspecifieke TCR overgebracht in T-cellenn die afkomstig zijn van de patiënten zelf. Aangezien de TCR bepalend is voor de antigeenherkenning, wordtt op deze manier een nieuwe antigeenspecificiteit in de T-cel geïntroduceerd. Deze strategie heeft als voordeell dat binnen een korte periode een hoog aantal antigeenspecifieke T-cellen kunnen worden aangemaakt enn dat één antigeenspecifieke TCR voor meerdere patiënten kan worden gebruikt. Om te bepalen of T-cellen die eenn nieuwe TCR hebben gekregen in vivo functioneel zijn, hebben we een muizenmodet ontwikkeld (hoofdstuk 7).. Dit onderzoek wijst uit dat de T-cellen die de TCR genoverdracht hebben ondergaan zich gedragen als gewonee T-cellen. Ze delen na activatie en migreren naar de plaats van infectie. Bovendien kunnen ze tumoren afstotenn en overleven voor een langere tijd in een gastheer met een afwezig immuunsysteem. Dee bevindingen in dit proefschrift geven nieuwe inzichten in de fundamentele vraagstelling hoe T-cel reacties kunnenn ontstaan tegen antigenen die lokaal tot expressie komen. Er wordt beschreven hoe epitoop-gerichte DNAA vaccins kunnen worden geoptimaliseerd. Tot slot wordt een strategie beschreven genaamd TCR genoverdracht,, die kan worden toegepast in gevallen waar geen eigen T-cel repertoire bestaat tegen het tumorantigeen. . 96 6