Hoorcollege 2 april 2013 “Bedreiging en Afweer”

advertisement
Hoorcollege 2 april 2013 “Bedreiging en Afweer”
Dr. Yvette van Kooyk
Als dingen niet in hoorcolleges worden behandeld, hoef je het niet te weten!
Mailen naar [email protected]
“Inleiding immunologie”
Het creëren van immuniteit bijvoorbeeld tegen pathogenen of tegen tumoren.
Infectieuze ziekten  micro-organismen  virussen, bacteriën, schimmels, parasieten, wormen.
Bescherming door natuurlijke flora: commensale bacteriën  homeostase.
Ander woord voor de bescherming is Tolerantie
Homeostase kan verstoord worden door antibiotica.
Huid en de mucosale barrières vormen bescherming tegen pathogenen.
Immuunsysteem:
 Innaat
o aangeboren
o Snel
o Geen langdurige bescherming
o Snelle verwijdering van pathogeen
 Complement activatie
 Activatie van macrofagen en neutrofielen
 Fagocytose door macrogagen en neutrofielen
 NK cel activatie
 Adapief
o Langzaam
o Receptoren op B- en T-cellen herkennen moleculaire en specifieke pathogene structuren
 antigenen.
o Antigeen specifieke lymfocyten groeien uit (klonale sleecite en klonale expansie)
o Lang-durende immunologische herinnering (memory) = beschermende immuniteit
innaat
Complementen  covalent gebonden, vallen bij aanwezigheid van lichaamsvreemde stoffen uit
elkaar, deel bindt aan bacterie (C3B), zo wordt de bacterie omhult, macrofaag herkent dit en
fagocyteert de bacterie (andere stuk trekt effectorcellen aan).
Micro-organismen moeten snel herkent worden, omdat ze zich snel vermeerderen.
Macrofaag scheidt cytokines uit die effectorcellen aantrekken.
Om de innate immuunrespons mogelijk te maken, zijn cytokines nodig.
Cytokines zorgen voor:
 Verandering van moleculen op cellen
 Groei van immuuncellen
Er zijn verschillende soorten cytokines:
 Inflammatoire;
 Anit-inflammatoire;
Adaptief
Inate immuunrespons is nodig voor activatie.
Hematopoietic pluripotent cell:



Lymphoid progenitor
o B-cel  plasmacel
o T-cel  effector T-cel
o NK cel
Myeloid progenitor
o Granulocyt precursor
 Neutrofiel
 Eosinofiel
 Basofiel
o Monocyt
 Dendriet cel (verbindt innate en adaptieve immuunrespons)
 Macrofaag
o Mast cel  niet verder behandeld
Erythroid progenitor  bloedplaatjes, niet behandeld.
In het bloed hebben we B- en T-cellen, neutrofielen, monocyten en NK cellen. Andere immuuncellen
zitten in het weefsel.
Cellen in het bloed kunnen migreren naar het weefsel.
Neutrofielen liggen opgeslagen in het beenmerg  efflux uit beenmerg.
Na activatie sterven neutrofielen, macrofagen fagocyteren deze daarna.
Lymfoïde organen:
 Primair (immuuncellen worden hier gevormd)
o Beenmerg  zorgt voor repertoire van B-cellen (humorale respons)
o Thymus  zorgt voor repertoire van T-cellen (Cellulaire respons)
 Secundaire
o Lymfeklieren, waar adaptieve immuunrespons plaatsvindt
o Milt
o GALT (Gut Associated Lymphoid Tissues) (peyerse patches) in de darmen
Lymfeklier recirculatie is heel specifiek gereguleerd. Er is een connectie tussen bloed en lymfe.
In het T-cel gebied zitten de macrofagen en dendritische cellen, hier vindt de trigger plaats tot
ontwikkeling van een T-cel tot een effector T-cel.
Circulatie: afferente lymfevaten  efferente lymfevaten  ader  slagader 
Macrofagen en dendritische cellen zijn Antigeen presenterende cellen --. Verwerken pathogenen in
fragmenten en presenteren deze aan T-cellen in de drainerende lymfeklier.
Innate cellen komen heel veel van de myeloïde progenitor
Adaptieve cellen uit de lymfoïde progenitor.
Dr. Timo Hamers
“Inleiding Toxicologie”
Practicum gist  leerstof voor toets I
Computer practicum VR-CALUX  leerstof voor toets II
Historie
 Paracelsus (grondlegger toxicologie)
o Alles is giftig, dosis maakt of iets niet giftig is.
 Oudheid
 Verlichting
 Industriële revolutie  toxicologie actueler  ook radioactiviteit
 20e eeuw  chemische wapens  regelgeving ontstond (risicobeoordeling + criteria)
Fases in toxische werking
 Expositie
o Duur
o Frequentie
 Toxicokinetiek: wat doet het lichaam met een stof
o Absorbtie
o Distributie
o Metabolisme
o Uitscheiding
 Toxicodynamiek: wat doet een stof met het lichaam
Spectrum van toxische effecten
 Snelheid
 Mogelijkheden van herstel
 Plaats
Belangrijkste injectieroutes
 Intraveneus
 Subcutaan (onderhuids)
 Intraperitoneaal (in de buikholte)  alleen bij dieren
 Intramusculair (in de spier)
Voor elke essentiële stof is er een tekort, optimum en teveel. Voor niet essentiële stoffen is er alleen
een ‘te veel’.
Dosis  NOAEL/LOAEL – Concentratie  NOEC/LOEC
Drempeldosis  links: veilig/rechts: onveildig
Backward us  van y-as naar x-as.
Download