Academiejaar 2007-2008 Opleidingsonderdeel Muziekfilosofie Programmajaar 4I Muziek: Muziekfilosofie 1. Didactische steekkaart (Om deze gegevens in te vullen kan je de studieroosters raadplegen zoals deze op Toledo staan) Basisopleiding Master in de muziek Afstudeerrichting Instrument/zang Opleidingsonderdeel (= vak) Muziekfilosofie Titularis(sen) Gert Van Audenhove Programmajaar 4I Spreiding (semester – jaar – aantal contacturen per “jaar”) Jaar Contacturen per week voor een opleidingsonderdeel dat 1u/week gedurende een heel jaar gedoceerd wordt Contacturen per week voor een opleidingsonderdeel dat gedurende een semester gedoceerd wordt Studieomvang (contacturen + studiebelasting) 30 (20+10) Coëfficiënt 20 Studiepunten 1 2. Relevante voorkennis Wat moet de student vooraf kennen en kunnen om dit opleidingsonderdeel tot een goed einde te brengen? Enigszins bekend zijn met de werkwijze en het jargon van de filosofie. Muziek beluisteren en spreken over muziek niet als vanzelfsprekend beschouwen, maar open staan voor een doordenken van de eigenaardigheid van muziek. Eventuele vooroordelen als zou esthetica praktijkvreemd zijn, aproductief of zelfs contraproductief, kunnen opschorten. Het vak niet zien als doorgave van denkresultaten die bij gelegenheid van een examen om een weergave vragen. Kunnen accepteren dat wat ter sprake komt geen direkt nut oplevert en dat ook nooit zal doen, dat dit niet aan de orde is, dat het vak daarentegen wel een waarde heeft die misschien later pas duidelijk zal worden, dat een aandeel twijfel en onduidelijkheid geen ruis is op wat in de les ter sprake zou moeten komen, maar inherent is aan de materie zelf, en voedingsbodem is voor reflectie, dat niet zozeer antwoorden verstrekt worden op eventuele vragen of probleemstellingen maar eerder het problematische ervan in de verf wordt gezet. Een soort onbevangen onverschilligheid aan de dag kunnen leggen, aanvaarden dat dit vak geen einde kent, doeleinden dient of competenties kweekt. Durven afstemmen op iets waarvan men niet het middelpunt vormt, zijn oor ‘lenen’ voor een domein dat de student vreemd is en zijn persoonlijke wensen en ambities overstijgt, een domein dat niet in de lijn ligt van wat hij wil en verwacht, maar er mee breekt. Zich bevrijd weten van de vraag of het aangebodene past in het persoonlijk project, om zo te kunnen opgaan in de stof. Er op vertrouwen ‘er’ nog niet te zijn, direkte beheersing uit handen kunnen geven, ‘muzikaal’ zijn. 3. Doelstellingen Het decreet formuleert de doelstellingen vanuit competenties die vakoverschrijdend zijn. Dit betekent dat de competenties niet in elk opleidingsonderdeel moeten voorkomen of niet volledig moeten aanwezig zijn. Er kan meer dan één competentie door een opleidingsonderdeel gerealiseerd worden. Wie de eigen aard van het vak respecteert, kan geen doelstellingen aanwijzen. Doelstellingen en competenties veronderstellen een instrumentele opvatting van de lessituatie, en zijn hier dan ook irrelevant. Zich inlaten met filosofie is geen reis met bekende bestemming maar een tocht, een rondzwerven, met een steeds wijkende horizon, tenminste wanneer filosofie geen dood ding wil zijn maar een gebeuren. Doelstellingen heeft filosofie niet, zij is eerder ontstellend. Dat het vak echter wel degelijk werkzaam is, laat zich alvast aflezen uit de zijdelingse impact ervan: het bekende wordt op losse schroeven gezet en krijgt ongevraagd gezelschap van onvermoede indringers die al even storend hun aanwezigheid opeisen. 4. Leerinhouden Welke inhouden worden aangereikt om de doelstellingen te bereiken. Uitvoerders doen meer dan uitvoeren, ze spreken ook over muziek. Spreken over muziek maakt, zoals elk spreken, gebruik van een conceptueel instrumentarium dat niet onschuldig is. Filosofie kan de presupposities ervan blootleggen en in vraag stellen. Muziek bijvoorbeeld zou rede of gevoel aanspreken, en beide zouden elkaar uitsluiten. Maar wie heeft gezegd dat we in deze alternatieven moeten denken? Waarom zou de mens een dergelijk gespleten wezen zijn? Plooien de dingen als vanzelf in twee uiteen, of situeert dit strabisme zich in onze kijk erop? Hier kan filosofie helpen. Anderzijds gaat ook filosofie niet vrijuit. In haar verlangen de magie van muziek te duiden, in haar neiging meer te zien in de muziek, laat ze de muziek Academiejaar 2007-2008 Opleidingsonderdeel Muziekfilosofie Programmajaar 4I soms ronduit achter zich, onherkenbaar bedolven onder een sliblaag van concepten, visuele en ruimtelijke in het bijzonder, die haar geen recht doen. Stijgt een melodie werkelijk? Is het wel het oog van de geest dat de melodie ziet als geheel? Filosofie bleef doorgaans graaien in de korf van overgeleverde begrippen om ook muziek te denken. Maar concepten die een klaar en duidelijk denken beogen deugen niet voor muziek. Muziek levert geen greep aan begrippen, is geen object maar een gebeuren, gedijt eerder in een schemerzone, is stoorzender. Haar raadsels worden vaak miskend en op slinkse wijze omgebogen naar rebussen, onze aporieën naar paradoxen. Conform haar eigen aard echter, stelt de filosofie zichzelf in vraag, en zorgen uiteenlopende denkers en stromingen voor een vruchtbare kortsluiting. Het zou goed zijn mochten studenten hierin een eind kunnen meegaan, om in te zien dat hun spreken over muziek daarbij aan vanzelfsprekendheid zal moeten inboeten. Het landschap van de muziekesthetica is weids. Omdat een filosofische journalistiek of initiatie geen optie is, wordt voldoende lang stilgestaan bij denkers die krachtig schreven over muziek om, zover de materie dat toelaat, te luisteren naar de stemmen van de meesters. Dat dergelijke misthoorns geen glad uitgehouwen monolieten zijn maar eerder wolken van elektronen in kortsluiting, pleit niet tegen hen als zou alles hier abstract en flou zijn. Dat ze te nemen of te laten zijn, eerder ontstellend en onrustwekkend zijn dan wel een bevestiging van naïeve opvattingen, hoort tot de aard van de zaak, zo ‘hoort’ het, zo ‘kloppen de dingen’, zo ‘klinken ze goed’, zo leven ze. De syllabus heeft telkens een thematisch en een historisch luik. Het thematisch luik stelt scherp op vragen als: is muziek taal van gevoelens of eerder taligheid van e-moties? communiceert muziek? verwijst muziek naar iets buiten de muziek? hoort muziek dan niet tot deze wereld? is muziek kunst van de tijd, en stroomt tijd wel voorwaarts?, en op kwesties als: autonome versus heteronome muziek, meewiegen of denkwerk verrichten, mè-ontologie van de klank, fenomenologie van de stilte, het kluwen van gewaarwording/waarneming/perceptie/ervaring/beleving/gevoel/affect/emotie/emotiviteit etc. Het historisch luik stelt scherp op een selectie van onderling sterk verschillende filosofen die schreven over muziek en over luisteren, van Pythagoreeërs tot Deleuze en Nancy. Opvallend is dat de mooiste dingen over muziek doorgaans door mineure denkers geschreven zijn. Zwaartepunt en rode draad is de akoumenologie of fenomenologie van de muziek, die gevoelig is voor het onderscheid muziek doen spreken versus muziek laten spreken, of nog, in de muziek blijven versus eruit stappen. Deze rode draad wordt bewust ingenomen opdat reflectie, twijfel en onrust gelegenheid krijgen op te komen. 5. Gebruikte werkvormen Omschrijf je werkvormen (hoorcollege, repetitie, praktijkoefeningen, repetitie,…). Hoorcollege. 6. Gebruikte leermiddelen Syllabus, handboeken, boeken, ICT-omgeving, video, film, CD, DVD, … Zelf nemen van nota’s die kunnen getoetst worden aan een later bezorgde syllabus. 7. Evaluatie Omschrijf de evaluatie (inhoud, vorm, organisatie, criteria, ….) Schriftelijk. De evaluatie peilt naar inzicht, vandaar de voorkeur voor eigen bewoordingen. Omdat de hoorcolleges geleidelijk aan dieper graven, peilt de evaluatie ook naar diepgang. Omdat filosofie meer vragen oproept dan antwoorden geeft, wordt de repliek op examenvragen beschouwd als beantwoording en niet als oplossing.