1 WERD DE WET DOOR JEZUS AFGESCHAFT?

advertisement
1
WERD DE WET DOOR JEZUS AFGESCHAFT?
HJM Sales
Geliefde broeders en zusters, er wordt onder christenen wel eens geredeneerd dat Jezus de
Wet (Gods Wet) overbodig zou hebben gemaakt, zodat men daarom weinig of geen aandacht meer hoeft te schenken aan het Oude Testament, waarin de oude Joodse (Mozaïsche)
Wet (de Torah) is opgenomen.
Men voelt zich in dit standpunt gesterkt door bepaalde bijbelvertalingen, waarin geschreven
staat dat Jezus de Wet heeft ‘vervuld’ (lees bijvoorbeeld Matth. 5:17 in de Statenvertaling),
alsmede de opmerking van apostel Paulus in Rom. 6:14, dat christenen niet meer onder de
Wet zijn, maar onder de genade.
Daarmee zou de Wet thans overbodig zijn geworden, dan wel afgeschaft. Derhalve zou het
nu met name nog gaan om de verkondiging van het Evangelie van Genade, dat vooral in het
Nieuwe Testament te vinden is en niet meer om het prediken van een oude Wet, neergeschreven in het Oude Testament.
Nu zijn wedergeboren christenen vaak wel bekend met het feit, dat Jezus door Zijn grote
Liefde (voor ons) de Wet heeft vervuld. Maar de bijbel geeft aan hen óók de opdracht om de
Wet door liefde te vervullen.
Rom. 13:8,10 – “Zijt niemand iets schuldig, dan elkander lief te hebben; want die den ander
liefheeft, die heeft de wet vervuld……..De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de
liefde de vervulling der wet.”
Gal. 5:14 – “Want de gehele wet wordt in een woord vervuld, namelijk in dit: Gij zult uw
naaste liefhebben, gelijk uzelven.”
Hierdoor blijft in zekere zin de Wet wel degelijk toch nog gelding houden.
Maar er is ook sprake van een ander fenomeen, waardoor men zich kan afvragen of het
standpunt dat de Wet overbodig zou zijn geworden, wel juist is. Namelijk dat er in het Nieuwe
Testament werkelijk honderden malen naar bijbelgedeelten en profetieën uit het Oude
Testament wordt verwezen. Voeg daarbij het feit, dat juist het Oude Testament van Jezus
getuigt (Joh. 5:39).
Het is dus een gerechtvaardigde vraag, of zij die het genoemde standpunt aanhangen zichzelf niet grotelijks tekort doen door het Oude Testament (ruim de helft van Gods Woord, de
bijbel) te negeren. Al met al voldoende reden om in deze korte bijbelverkondiging eens na te
gaan of dat standpunt juist is.
De Wet behoudt zijn functie in het openbaren van onze zonden
In het Nieuwe Testament vroeg de apostel Paulus zich af, wat het doel van de (oudtestamentische) Wet is. Gal. 3:19a – “Waartoe is dan de wet?…………..” Hij gaf zelf ook meteen
het antwoord in Gal. 3:19b,24 – “…………Zij is om der overtredingen wil daarbij gesteld,
totdat het zaad zou gekomen zijn, ………………….. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester
geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden.”
Wat bedoelde Paulus te zeggen? Hij probeerde te verklaren, dat het doel van de Wet is om
onze zonden en overtredingen te openbaren, tótdat het Zaad Jezus Christus zou gekomen
zijn en in onze levens zou worden geopenbaard, zodat wij door ons geloof gerechtvaardigd
zouden kunnen worden door Jezus’ verzoenende Bloed.
In Rom. 7:7 zei Paulus het iets begrijpelijker: “Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde?
Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid
niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeren.”
Door de Wet herkennen en ontdekken wij de zonden in onze harten, in onze levens en om
ons heen. Daarom, zo concludeerde Paulus, is de Wet (nog steeds) heilig en goed.
Rom. 7:12 – “Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig, en rechtvaardig, en goed.”
2
Door de Wet wordt de zonde in ons levend gemaakt. Dat wil zeggen, we gaan ontdekken dat
de zonde in ons leeft en dat er van nature in ons geen goed is (Rom. 3:10,23). En wij, in
onze oude natuur, zullen door de Wet sterven. Want de mens die Gods gebod niet gehoorzaamt, die zal sterven. Rom. 7:9-11 – “En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het
gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven. En het
gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Want de zonde, oorzaak
genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid, en door hetzelve gedood.”
Dit is de reden, dat de Wet in de bijbel ook wel de ‘wet der zonde en des doods’ wordt
genoemd. Immers, de Wet openbaart steeds weer opnieuw de zonden (die wij zonder Jezus
van nature plegen en niet kunnen nalaten), en verkondigt erbij dat wij dáárom voor straf
zullen moeten sterven. Dat lijkt dus een hopeloze situatie! Maar welk een geweldige genade
is het dan, dat Jezus kwam en voor onze zonden stierf. Dat wij nu mogen beseffen hoe
noodzakelijk het is, dat wij worden vrijgemaakt en verlost door het geloof in het reinigende,
kostbare Bloed van Jezus Christus. Hij stierf voor ons en maakte ons vrij. Door Hem worden
wij gerechtvaardigd en vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods (Rom. 8:2-3).
Door regelmatig gemeenschap met Jezus in het lezen van Gods Woord te zoeken, blijft de
Wet dus zijn functie in het openbaren van onze zonden behouden. Jezus spreekt dan
bijvoorbeeld via Jak. 4:11 aldus tot ons: “Lieve kind, zoals jij je nu ten opzichte van je
broeder (of zuster) gedraagt, is helemaal fout. Je moet niet kwaadspreken, maar hem (of
haar) liefhebben. Bedenk toch dat het loon van de zonde de dood is. Maar je mag je zonden
belijden. Dan zal Ik je vergeven en vrijmaken, want Ik ben ook voor deze zonde gestorven
aan het kruis.” Hallelujah!
Jezus heeft de Wet niet overbodig gemaakt, noch beëindigd, maar voltooid
Broeders en zusters, Jezus heeft de Wet niet overbodig gemaakt, zoals sommigen denken,
maar voltooid. Dit betekent dat de Wet nog geldt. In de volgende bijbelteksten baseer ik mijn
uitleg op de Griekse grondtekst.
Allereerst een opmerking uit een prediking welke ik een tijd geleden las (ik weet helaas de
naam van de prediker niet meer) en waaruit blijkt, dat het Oude Testament in brede zin nog
toepassing heeft. De prediker behandelde 2 Cor. 1:20 – “Want zovele beloften Gods als er
zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.” De grondtekst
zegt letterlijk: “Want zovele (zo groot als, zover als, hoe vele, hoe grote) beloften Gods
door/met Hem ja en amen in Hem”. Dit betekent volgens zijn mening (en ook de mijne) niet,
dat alle beloften van God (ook die uit het Oude Testament) nu al zijn vervuld. Neen, maar de
tekst houdt juist de mogelijkheid open, dat veel beloften nog moeten worden vervuld. Maar
op het moment dát zij worden vervuld, worden zij vervuld door Jezus of door Zijn toedoen.
Jezus deed Zelf een krachtige uitspraak over de toepasbaarheid van de Wet. Hierboven
haalde ik reeds dit schriftgedeelte aan. Matt. 5:17 (Statenvertaling) – “Meent niet, dat Ik
gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden (Grieks: kata’luo = uiteen laten gaan, losmaken, ontbinden); Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.”
Jezus zei dat Hij niet gekomen was om de Wet te ontbinden, m.a.w. te beëindigen. De Wet
bestaat dus nog steeds en is nog steeds van kracht!
Jezus kwam om iets anders ten aanzien van de Wet te doen, namelijk de Wet “vervullen”, als
vertaling van het Griekse werkwoord “ple’re-oo”. Op zich is deze vertaling niet onjuist. Maar
de vertaling denkt niet de volledige lading, want het betekent ook “aanvullen, tot de rand toe
vullen, volledig maken, verwezelijken”. Het lijkt mij dat een betere vertaling daarom zou zijn
geweest: “Ik ben niet gekomen om de Wet te ontbinden, maar om de Wet volledig te maken,
cq. te voltooien, cq. te volmaken”.
Wie de hele Bergrede in Matt. 5 aandachtig leest, begrijpt wat Jezus met Zijn uitspraak
bedoelde. Hij wilde het Joodse volk duidelijk te maken, dat Gods Wet niet uiterlijk, maar
3
innerlijk moet worden verstaan: Jezus zei steeds: “Gij hebt gehoord dat door de ouden is
gezegd: …………….. maar Ik zeg u”. Leest u eens Matt. 5:20,22,26, 28,32,34,39,44. En dan
concludeert Jezus tenslotte in vers 48: “Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in
de hemelen is, volmaakt is.”
Jezus legde Gods Wet op de juiste wijze uit. Hij onderwees en toonde de volmaakte uitleg
van de Wet. De juiste betekenis van het Hebreeuwse woord “Torah” is dan ook niet “Wet”,
maar “Onderwijs”. Wie daarom de Wet van God gehoorzaamt op de manier die Jezus heeft
bedoeld, met een innerlijk van liefde brandend hart, die is als het ware volmaakt.
Rom. 10:4 – “Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die
gelooft.” De Statenvertaling leest hier, dat Christus het einde der Wet is. Het woordje “einde”
is de vertaling van het Griekse “telos”. Maar “telos” betekent vooral “einddoel”. Het kan wel
met “einde” of “beëindiging” worden vertaald, maar dan slechts in de zin van “voltooiing van
een proces of van een bepaalde staat of van een zeker oogmerk”. Met andere woorden,
Christus heeft geen einde aan de Wet gebracht. Neen, Christus was juist het einddoel van
de Wet. Heel de Wet richt zich op Jezus en wijst naar Jezus.
De Wet moet niet uiterlijk vanuit een wettische houding worden volbracht. Want zij die zich
op deze wijze willen rechtvaardigen, zijn gedoemd te falen. Immers is de Wet tot een vloek
geworden voor ieder die op grond van legalisme de Wet probeert te gehoorzamen.
Neen, de Wet dient vanuit een oprecht geloof in Christus met een van liefde brandend hart te
worden volbracht. Wie de Wet op deze wijze wil volbrengen, vertoeft niet meer onder de
‘vloek van de Wet’ (Gal. 3:1-13), maar ervaart de vrijheid in Christus. Paulus zei dan ook in
Gal. 3:11b – “…………… wantde rechtvaardige zal uit het geloof leven”.
Broeders en zusters, nog één laatste schriftgedeelte, waarin we lezen dat Jezus Christus
een nieuw en beter verbond dan het eerste, oude verbond (een ander woord voor verbond is
testament) tot stand heeft gebracht. Maar we moeten uit dit schriftdeel óók concluderen, dat
de Wet nu nog steeds van kracht is.
Hebr. 8:6-13 – “En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens
beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is. Want indien
dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht
zijn geweest. Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de
Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond
oprichten; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen
bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet
gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere. Want dit is het verbond, dat Ik met
het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand
geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij
tot een volk zijn. En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder,
zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den
grote onder hen. Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun
overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken. Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij
het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.”
Onder het oude verbond was de Wet ten volle van toepassing. Maar omdat de mensen de
Wet uiterlijk uitleefden en onmogelijk in staat waren om haar in alle geboden en verboden te
gehoorzamen, was het oude verbond niet onberispelijk. De Wet kon de mensen niet rechtvaardigen. Er moest derhalve een nieuw en beter verbond komen. Te sluiten door Jezus!
Rechtvaardigmaking geschiedt dan ook alléén door geloof in Jezus’ volbrachte Kruisoffer.
Maar we lezen tóch, dat de Wet nog van kracht is. Doch onder het Nieuwe Verbond wordt de
Wet nu in de harten van de in Jezus gelovenden geschreven. Geen uiterlijke godsdienst
meer zoals onder het oude verbond, maar nu een diep innerlijk geloof van waaruit God in
liefde en dankbaarheid gehoorzaamd wordt. Onder een nieuw en beter verbond!
4
Moeten wij christenen nu wel of niet de Wet gehoorzamen?
Ondanks het feit dat de Wet niet door Jezus werd beëindigd, leefde bij de eerste, vroege
christenen (uit de heidenen) tóch de vraag of zij álle 623 geboden en verboden van de
Joodse Wet moesten gehoorzamen. De meeste van deze 623 geboden en verboden waren
ritueel van aard, betroffen na te leven voedselvoorschriften of betroffen uit te voeren werken.
Een heel belangrijk gebod was de noodzaak van besnijdenis en steeds weer waren er
Joodse mede-gelovigen, die de gelovigen uit de heidenen hiertoe trachten over te halen
(Hand. 15:5). Zij wilden de nieuwe christenen als het ware een juk op de hals leggen, dat zij
notabene zelf niet hadden kunnen dragen (Rom. 15:10). Hiermee probeerden zij tot
uitdrukking te brengen dat rechtvaardigmaking slechts op grond van het navolgen van de
Wet zou kunnen geschieden en niet uitsluitend door het geloof in Jezus’ Offer (Hand. 15:11).
Op een zeker moment hoorden de apostelen en de ouderlingen van deze kwestie en zij
vergaderden er samen over (Hand. 15:6). In Hand. 15:28-29 lezen wij hun antwoord op de
kwestie: “Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerderen
last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: Namelijk, dat gij u onthoudt van hetgeen
den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke
dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen. Vaart wel.” Al de rituele geboden en
verboden behoeven de gelovigen uit de heidenen dus niet na te volgen! Omdat, zoals Hand.
15:11 verklaart: “wij geloven door de genade van den Heere Jezus Christus zalig te worden,
op zulke wijze als ook zij.” Het is hierom dat apostel Paulus in Rom. 6:14b opmerkte: “…….
want gij (wij) zijt niet onder de wet, maar onder de genade.” Al die honderden voorschriften
en werken uit de Wet hoeven niet meer volbracht te worden teneinde door God gerechtvaardigd te worden. Rechtvaardigmaking geschiedt door het geloof in Jezus. Uit genade
alleen!
Betekent dit ook, dat de gelovigen uit de heidenen de morele geboden en verboden van de
Wet niet na hoeven te leven? Geboden als: gij zult niet stelen, niet doden, niet begeren,
Gods Naam niet ijdel gebruiken, etc., etc. Neen! Deze moeten wél worden nageleefd, maar
zij zijn zó vanzelfsprekend, dat de ouderlingen en apostelen in hun vergadering hier niet
eens op in gingen. Bij de morele geboden en verboden staat immers de liefde centraal. Uit
liefde voor God en onze naasten stelen we niet, liegen we niet, moorden we niet, begeren
we niet, etc. Jezus gaf niet voor niets het volgende commentaar op een vraag van een
schriftgeleerde in Mark. 12:28-31 – “En een der schriftgeleerden horende, dat zij te zamen in
woorden waren, en wetende, dat Hij hun wel geantwoord had, kwam tot Hem, en vraagde
Hem: Welk is het eerste gebod van alle? En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de
geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult den Heere, uw
God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit
geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw
naaste liefhebben als uzelven. Er is geen ander gebod, groter dan deze. “
In feite gaf Jezus in Zijn antwoord een korte samenvatting van de Wet. Hier draait alles om.
Namelijk om de liefde!
Tot slot
Broeders en zusters, het is ons duidelijk geworden dat de Wet haar functie in het openbaren
van onze zonden heeft behouden. Ook dienen wij de morele geboden en verboden van de
Wet ten volle te gehoorzamen. Immers tonen wij hiermee de oprechtheid van onze liefde
voor God en voor onze naaste. Door die liefde in ons hart vervullen wij de Wet.
De rituele voorschriften uit de Wet en de volgens diezelfde Wet te volbrengen werken
behoeven echter niet nagekomen te worden, noch te worden verricht. Vandaar Paulus’
herhaaldelijke oproep om u niet opnieuw een (wettelijk) juk op te laten leggen! Wij worden
niet door de Wet, noch door haar werken gerechtvaardigd, maar alléén door geloof in Jezus’
5
geweldige Offer. “Want de rechtvaardige zal uit het geloof leven.” (Gal. 3:11b). En dat geeft
ons in de geest een heerlijke vrijheid.
Gal. 5:13a – “Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders (en zusters), ………………….”
Gal. 5:1 – “Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet
wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.”
Gal. 3:10a – “Want zovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek;……..”
Geliefde broeders en zusters, laat u nooit meer binden tot slaafse dienstbaarheid om allerlei
werken voor uw redding te moeten verrichten, noch aan de zonde, noch aan de Wet, noch
aan mensen en hun eigen inzettingen!
Moge Jezus u en mij deze week overvloedig zegenen. Amen.
Download