Lectoraat rekenen-wiskunde in het basisonderwijs en op de opleiding Lector: Ronald Keijzer, Hogeschool IPABO Probleemstelling Veertig jaar geleden was het Nederlandse reken-wiskundeonderwijs mechanistisch reken-wiskundeonderwijs. Op vrijwel alle scholen leerden kinderen dat rekenen vooral bestond uit het navolgen van rekenregels. Uit verschillende richtingen kwamen signalen dat de opbrengst van dit onderwijs gering was – met name voor zwakke rekenaars, die nauwelijks een idee hadden wat de betekenis was van de geleerde rekenregels. De Wiskobas-ontwikkelgroep ontwikkelde materialen waar het betekenis geven aan het rekenen de kern vormde. De door deze groep ontwikkelde materialen mondde in de loop der jaren uit in theoretisch onderbouwde en empirisch getoetste leergangen. In het verlengde hiervan ontwikkelde onderzoekers een globale onderwijstheorie rond het realistisch reken-wiskundeonderwijs. Deze globale onderwijstheorie vond zijn weg naar de kerndoelen en naar methoden voor het basisonderwijs. Nagenoeg alle scholen gebruiken inmiddels een realistische methode. Dit neemt niet weg dat de vormgeving van het onderwijs in veel gevallen nauwelijks getypeerd kan worden als realistisch reken-wiskundeonderwijs. Kortom, ontwikkelwerk heeft geleid tot materialen die op vrijwel alle basisscholen beschikbaar zijn en die in potentie kunnen leiden tot goed en effectief reken-wiskundeonderwijs. Echter scholen (en leraren) blijken onvoldoende in staat deze materialen (en onderliggende ideeën) op een wijze te gebruiken dat alle mogelijkheden benut worden. Onderzoeksvragen Binnen het lectoraat worden (verschillende) aanpakken ontwikkeld, die: - (aanstaande) leraren en teams de kans bieden om op effectieve wijze met het beschikbare materiaal het reken-wiskundeonderwijs in te richten en - (aanstaande) leraren en teams helpen barrières te doorbreken, die maken dat het beschikbare materiaal voor rekenen-wiskunde op een meer effectieve manier gebruikt wordt. Het lectoraat onderzoekt de effectiviteit van deze aanpakken in termen van: - de invloed op de vakdidactische kennis en vaardigheden van leraren, - de onderwijsopbrengst van leerlingen die onderwijs krijgen van leraren die aan bepaalde interventies betrokken zijn. Centrale onderzoeksvraag voor dit lectoraat is: Op welke wijze kunnen (aanstaande) leraren en teams gestimuleerd worden hun reken-wiskundeonderwijs zo in te richten dat de effectiviteit daarvan in termen van leerkrachtgedrag en onderwijs opbrengst zo optimaal mogelijk is? Deze onderzoeksvraag is feitelijk een implementatievraag met verschillende aspecten, namelijk de kennis van leraren, beschikbaarheid en bruikbaarheid van materialen en de schoolorganisatie. Omdat het hier gaat om het vak rekenen-wiskunde, is er specifiek oog voor de rol van de rekencoördinator in de school. Deze aspecten leiden tot de volgende deelvragen: - Op welke wijze kunnen (aanstaande) leraren op een effectieve wijze worden begeleid bij het verwerven van didactische kennis voor het vak rekenen-wiskunde, zoals dat bijvoorbeeld is vastgelegd in de kennisbasis voor de pabo? - Op welke wijze stimuleren of belemmeren beschikbare materialen voor het vak rekenen-wiskunde, zoals reken-wiskundemethodes, effectief onderwijsgedrag van leraren met betrekking tot het vak rekenen-wiskunde? - Wat zijn kenmerken van rekencoördinatoren of andere functionarisern die het reken-wiskundeonderwijs binnen de basisschool coördineren, die verbetering van het reken-wiskundeonderwijs faciliteren? - Wat zijn kenmerken van de schoolorganisatie, die verbetering van het reken-wiskundeonderwijs faciliteren? Opzet van het onderzoek Achtergrond Het gaat in dit lectoraat in de kern om de vraag waarom goed doordachte vernieuwingen binnen het reken-wiskundeonderwijs in het algemeen zo moeilijk de werkvloer bereiken. In een recent verleden zijn verschillende hypotheses naar voren gekomen, die mogelijk een verklaring vormen voor de geringe implementatie van realistisch reken-wiskundeonderwijs. Deze hypotheses vormen een uitgangspunt voor het onderzoekswerk. Het gaat daarbij om: - nieuwe ideeën bereikten leraren vooral via de rekenwiskundemethode, - nieuwe ideeën bereikten de werkvloer niet, omdat leraren zich niet professionaliseren voor het vak reken-wiskunde (zie bijvoorbeeld rapporten van de onderwijsinspectie en TIMSS), - de paradox van de methode: de methodes zijn zo goed dat het navolgen volstaat en daarom denken leraren weinig over achterliggende ideeën in relatie tot de uitwerking ervan, - de theorie van het realistisch reken-wiskundeonderwijs is te complex voor met name laag opgeleide leraren (Oonk, inspectie), - didactisch falen voor rekenen-wiskunde blijft gemakkelijk onzichtbaar voor leraren, kinderen en hun ouders, - er bestaat een discrepantie tussen de generieke organisatie van het onderwijs en de specifieke organisatie die rekenen-wiskunde vraagt, - de invulling van het reken-wiskundeonderwijs is tot op zekere hoogte deel van een cultuurgoed, dat moeilijk met rationele argumenten veranderd wordt. Deze hypothesen sluiten aan bij de eerder geformuleerde onderzoeksvragen. Om deze vragen te beantwoorden, is een gedegen inzicht nodig in vernieuwingen in het reken-wiskundeonderwijs en wat die vragen van leerkrachten en schoolorganisatie. Dit lectoraat levert een bijdrage in kennisontwikkeling op dit gebied. Voorlopig zijn hiervoor een viertal deelstudies gedefinieerd. Deelstudie 1 - kennisbasis Het lectoraat levert een bijdrage aan de implementatie van de kennisbasis rekenen-wiskunde en de toetsing ervan. Het aanpalende onderzoek kan gekarakteriseerd worden als ontwikkelingsonderzoek, waarbij overwegingen en reflecties van ontwikkelaars worden vastgelegd en worden verbonden met ervaringen met een prototype van opleidingsonderwijs. Het lectoraat stimuleert ook het verwerven van de kennisbasis door zittende leraren. Deze activiteiten worden vastgelegd in een of meer case studies, waarin verbindingen gelegd worden tussen de aard van de kennis, de bruikbaarheid daarvan in de praktijk en de aard van het verwerven van de kennis door leraren. Deelstudie 2 – opbrengstgericht werken bij rekenen-wiskunde De overheid investeert in het verhogen van de onderwijsopbrengst voor rekenen-wiskunde. In de vele rekenverbetertrajecten staat daarom de notie van opbrengstgericht werken centraal. In opdracht van de po-raad richt ook het lectoraat zich op opbrengstgericht werken. In de tweede deelstudie wordt nagegaan hoe het opbrengstgericht werken voor rekenen-wiskunde binnen de opleiding geïmplementeerd kan worden en wel op zo’n wijze dat ook het aanpalend veld hiervan meeprofiteert. Deelstudie 3 - de rekencoördinator in de schoolorganisatie Het lectoraat stimuleert de ontwikkeling van een netwerk van rekencoördinatoren, met het oogmerk hen tot spil te maken bij het realiseren van veranderingen in het reken-wiskundeonderwijs op de scholen. De derde deelstudie kent twee aspecten: - case study naar het opzetten van een netwerk van rekencoördinatoren als lerende gemeenschap, - een survey, waarbij het oogmerk is relaties te achterhalen tussen ontwikkeling van rekenprestaties en schoolfactoren. Deelstudie 4 – overkoepelend theoretisch model De genoemde deelstudies 1 t/m 3 staan niet los van elkaar en leveren samen verklaringen voor geobserveerde verschijnselen. Via een aanpak van Grounded theory worden de data en opbrengsten van de eerste drie deelstudies in de vierde deelstudie samengebracht tot een overkoepelend theoretisch model dat de verklaart hoe het implementeren van vernieuwingen in het reken-wiskundeonderwijs kunnen verlopen.