Onderwijzen wat is dat eigenlijk? Verder lezen/Verdieping Bergen, Th. (2005). Tien jaar Nijmeegs onderzoek naar het leren van leraren op de werkplek. VELON Tijdschrift 2, 5-12. Toen ik in 1994 de verantwoordelijkheid kreeg om een interfacultair onderzoekprogramma op te zetten dat relevant was voor de universitaire lerarenopleiding, kreeg ik van het toenmalige College van Bestuur ook de opdracht om te zorgen dat een groot deel van de universitaire lerarenopleiders in een tijdsvenster van zes tot acht jaar gepromoveerd moest zijn. De onderliggende gedachte was dat gepromoveerde lerarenopleiders in staat zijn hun opleidingsonderwijs wetenschappelijk te onderbouwen, waardoor de academische kwaliteit van de lerarenopleiding beter gewaarborgd zou zijn. Nu, tien jaar later, is deze opdracht met negen gerealiseerde promoties, tien promoties in uitvoering en met vele tientallen internationale en nationale wetenschappelijke en vakpublicaties op het gebied van de professionele ontwikkeling van leraren ruimschoots gerealiseerd. Onze partnerscholen in de regio waarderen de deskundigheid van de universitaire lerarenopleiders, zoals tijdens het symposium van 17 maart 2005 ‘Leraren Leren’ nog eens bleek. Er is in de afgelopen jaren een ‘learning community’ opgebouwd tussen het Instituut voor Leraar en School en een aantal partnerscholen met een winwin situatie. Collegiale coaching, mentoring, vakdidactisch praktijkonderzoek en vormen van reflectie worden op de werkplek door leraren op de partnerscholen zelf ingezet als middelen om de eigen professionele ontwikkeling te bevorderen. Van belang is dat de schoolleidingen van de partnerscholen deze leeractiviteiten ondersteunen door de leraren op hun scholen hiervoor te faciliteren. 1. 2. Boekaerts M., Simons P.R.-J. (2010). Leren en instructie (5e druk). Assen: Van Gorcum. Dit boek beschouwt het leer- en instructieproces vanuit een psychologische visie op het onderwijsleerproces. Het eerste deel bespreekt (onderwijs-)leertheorieën en definieert het begrip leren. Deel II gaat in op het leerproces. Het derde deel gaat nader in op het affectieve leerproces. Het effect van affectieve processen op het gedrag van de leerling wordt besproken. Deel IV handelt over het instructieproces. Daarin komen traditionele en – vooral – nieuwe taken en rollen van de docent aan de orde. Deze inleiding in de onderwijspsychologie biedt de lezer verschillende vormen van hulp: aan het eind van elk hoofdstuk literatuursuggesties, verwerkingsopdrachten en een glossary met per hoofdstuk de centrale begrippen. Door de vele voorbeelden, illustraties en casussen is het boek ook goed bruikbaar in de lerarenopleidingen. 3. Vermunt, J. (2006). Docent van deze tijd: Leren en laten leren. Oratie Universiteit Utrecht. ‘In deze oratie zal ik mij richten op het onderwijzen en leren van docenten.[…] Ik zal proberen te verkennen wat van een docent van deze tijd wordt verwacht, en welke didactische aanpakken ons ten dienste kunnen staan om hen te helpen leren wat daarvoor nodig is. Ik zal ingaan op de vraag wat we weten over hoe docenten zelf leren. En ik zal eindigen met mijn plannen om dat onderwijzen en leren van docenten te ondersteunen, door onderwijs, opleiding en onderzoek.’ 4. Volman, M., (2006). Het nieuwe leren: oplossing of nieuw probleem? Pedagogiek 26 (1), 14-24. In de loop van 2004 leek het er even op alsof de hele onderwijswereld collectief het Nieuwe Leren had omarmd. Van allerlei kanten werd gepleit voor het afschaffen van het traditionele model van klassikale kennisoverdracht, schoolleiders gingen met hun teams op zoek naar alternatieven, sloopten muren en zetten de lesboeken bij het grof vuil. Complete scholen die werken volgens de principes van het nieuwe leren schoten als paddestoelen uit de grond. Maar daarna leek het tij opeens weer te keren. Na het aanvankelijke enthousiasme, waarin ook gerenommeerde instellingen als de WRR, de Onderwijsraad en de SER leken te delen, klinkt er een stortvloed van kritiek op het nieuwe leren.Journalisten en wetenschappers trekken gezamenlijk op om te voorkomen dat deze jongste loot aan de stam van de onderwijsvernieuwing in Nederland zich verder in de scholen zal vertakken. Dit artikel probeert te verklaren waarom het nieuwe leren enerzijds in korte tijd zo populair werd en anderzijds zulke heftige reacties oproept. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de rol die onderwijswetenschappers spelen in de discussie rond het ‘nieuwe leren’.