Welke opleidingsmethodieken zijn beschikbaar? Bob Koster en Larike Bronkhorst Theorie Er zijn veel opleidingsmethodieken beschikbaar. Bij de keuze voor het inzetten van een bepaalde methodiek speelt, naast andere overwegingen, het te verwachten effect een belangrijke rol. Bij opleidingsmethodieken is het echter niet eenduidig vast te stellen of ze effectief zijn. Ten eerste omdat er in de literatuur geen overeenstemming bestaat over wat effectief betekent (Cochran-Smith, 2001): is een methodiek effectief als hij het leren, handelen of de competenties van de student bevordert? Of heeft een effectieve methodiek ook invloed op het leren van leerlingen? Daarnaast is er een “keten van bewijs” nodig om vast te stellen of de opleidingsmethodiek inderdaad invloed heeft gehad en effectief is geweest (Cochran-Smith & Zeichner, 2005) en op welke manier. Deze bewijsketen is lastig vast te stellen omdat veel factoren een rol spelen, zoals bijvoorbeeld bestaande overtuigingen en vaardigheden van de student, de plaats van de methodiek in het gehele curriculum, maar ook het type school waarin de student werkzaam is. Effectiviteit is dus niet altijd een eenduidig uitgangspunt bij de keuze voor opleidingsmethodiek. Een andere invalshoek is de ontwikkeling van de opleidingsmethodiek zelf als uitgangspunt te nemen en de keuze voor bepaalde methodieken hierop te baseren. Een verantwoord ontwikkelde opleidingsmethodiek voldoet aan de volgende criteria: De methodiek is systematisch tot stand gekomen; De methodiek is onderbouwd vanuit een visie op opleiden waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante bronnen; De methodiek is door opleiders op basis van hun praktijkervaring en experimenteren in de praktijk geëxpliciteerd. Vermunt (2006) noemt acht verschillende didactische aanpakken om docenten te laten leren. We gebruiken deze aanpakken hieronder als structuur voor onze bijdrage. Deels herkennen we hier de ‘pedagogical approaches’ in die Grossman (2005) onderscheidt, zoals case methods, portfolio en praktijkonderzoek. Bij elk van deze acht didactische aanpakken geven we een of twee opleidingsmethodieken die voldoen aan de voorgaande criteria. Het zijn een aantal voorbeelden van een verantwoorde opleidingsmethodiek die voor de Nederlandse context zijn ontwikkeld. 1. Traditionele didactiek Hoewel traditioneel opleiden vaak gezien wordt als achterhaald, is het (interactief) hoorcollege een methodiek die nog steeds veel gebruikt wordt. Hierin wordt de kennisbasis van het leraarschap over het voetlicht gebracht. In zijn afscheidsrede stelt Westhoff (2009) dat in hoorcolleges niet uit zou moeten worden gegaan van het informatie aanbod van de docent, maar van kennisopslag bij de student. Hij gebruikt de metafoor van de flipperkast om aan te geven dat wat studenten leren van een college altijd een kwestie is van meerdere factoren: de docent kan dus niet voorspellen welke kennis zijn studenten onthouden. Hij kan er wel invloed op uitoefenen door een zo rijk mogelijk college te creëren: de te leren kennis op verschillende manieren, herhaaldelijk en in realistische context aan te bieden, opdat de student het aan zijn bestaande opvattingen kan relateren en daarin integreren. 2. Casusgerichte didactiek Casusgericht opleiden maakt gebruik van een gesimuleerde praktijk om het denken, het referentiekader, de concepties van leraren in opleiding, en/of hun begrip van klassensituaties, enerzijds bloot te leggen en anderzijds te beïnvloeden (Grossman, 2005). De casus zelf kan op verschillende manieren aangeboden worden: geschreven, audiovisueel of door opleider of medestudent gespeeld in de onderwijssetting. De student kan hier weer op verschillende manieren verder mee aan het werk: wederom geschreven (vaak in beoordelingssettings), in dialoog met peers en/of een opleider, of door daadwerkelijk de reactie uit te spelen. In Nederland zijn een aantal voorbeelden van deze opleidingsdidactiek voor handen. Voor het vak rekenen-wiskunde bevat het project MILE (Dolk, e.a., 1996) een schat aan bruikbare materialen voor de opleiding, bijvoorbeeld als het gaat om reageren als student op situaties uit de lespraktijk. Dan is er het project Colevi (Bakx & van den Berg, 2005), waarin aan coöperatief leren binnen de lerarenopleiding inhoud wordt gegeven met behulp van video’s. Ook door het Ruud de Moor centrum van de Open Universiteit worden bruikbare materialen geproduceerd die lerarenopleiders kunnen gebruiken om aan casusgerichte didactiek invulling te geven. 3. Concerngestuurde didactiek Bij concerngestuurde didactiek staat de leerbehoefte van de leraar in opleiding centraal. De concerns van de docenten in opleiding zijn dan het startpunt voor leren, maar ook voor het onderwijs dat de lerarenopleider verzorgt. Concerns kunnen zowel problematisch ervaren (les)situaties zijn als positieve ervaringen waarop gereflecteerd wordt. Bij dit ‘Leren van ervaringen’ vormen concrete situaties die de student of leraar heeft meegemaakt het startpunt, waarbij door middel van systematische reflectie zelf kennis geconstrueerd wordt. Deze systematische reflectie bevat een gedetailleerde analyse van wat er gebeurde, wat het effect daarvan op leerlingen was en wat deze ervaring voor de student een concern maakt. Deze (leer)vragen zijn het startpunt voor verdieping waarbij onder andere na kan worden gegaan wat er in de theorie over geschreven is, om vervolgens handelingsalternatieven te formuleren, passend bij de student zelf en de context waarin hij lesgeeft. Het reflectiemodel beschrijft de individuele methodiek die hierbij past (Korthagen e.a., 2002a), het VESIt-model beschrijft de groepsmethodiek die opleiders hiervoor kunnen gebruiken (Korthagen e.a., 2002b). ‘Modelgestuurd leren van succes’ (Janssen e.a., 2008) is een ander voorbeeld. In deze opleidingsmethodiek wordt studenten gevraagd terug te kijken op succeservaringen. Die zijn vervolgens input voor reflectie, waarin de ervaring met behulp van een model en achterliggende theorieën geanalyseerd wordt. Op basis daarvan worden praktijkregels geformuleerd en onderbouwd. Deze praktijkregels kunnen vervolgens worden omgezet in voornemens voor nieuwe lessen. Omdat succeservaringen inzicht bieden in wat een student wil en kan, passend in de specifieke context, stimuleert het nadenken over deze ervaringen positieve zelfwaardering. 4. Competentiegerichte didactiek Doel van de lerarenopleiding is volgens velen om studenten af te leveren die startbekwaam zijn, dat wil zeggen die over een aantal competenties beschikken op pedagogisch en didactisch gebied waarmee zij het primair proces in de groep of de klas op niveau kunnen inrichten en verzorgen. Ook moeten startende leraren beschikken over competenties op het gebied van bijvoorbeeld samenwerken met collega’s, werken aan schoolontwikkeling en het aansturen van de verdere eigen groei. Bij competentiegerichte didactiek is zelfregulatie of zelfsturing een belangrijk onderdeel. Opleidingsmethodieken die (aanstaande) leraren stimuleren om aan het verwerven van hun competenties te werken zijn ‘het portfolio’ en het ‘persoonlijk opleidingsplan’. In twee, overigens met prijzen beloonde, artikelen uit het Velon tijdschrift wordt deze methodiek concreet uitgewerkt en de achtergrond geschetst (Elshout-Mohr, 2003; van Tartwijk e.a., 2005). 5. Leergemeenschappen In leergemeenschappen kunnen studenten hun ervaringen verwerken en verdiepen. Een hiervoor uitgewerkte methodiek is Collegiaal Ondersteund Leren (uitgewerkt in Korthagen e.a., 2002a) waarin studenten in kleine groepen systematisch op een gelijkwaardige en zelfstandige manier hun ervaringen bespreken, verdiepen en tot nieuwe aanpakken komen voor hun praktijksituaties. Ook voor leergemeenschappen waarin (aanstaande) leraren aan inhoudelijke onderwerpen werken, die te maken hebben met school- en/of onderwijsontwikkeling, zijn methodieken ontwikkeld. Handvatten en aandachtspunten om dit soort professionele leergemeenschappen in te richten wordt aangereikt door Verbiest e.a. (2005). 6. Meesterschap Onder druk van visitaties bij de verschillende lerarenopleidingen met name voor primair onderwijs en de discussie over ‘het niveau’ van de leraar, krijgt de theoretische verdieping die de opleiding biedt en de daaruit voortvloeiende vaardigheid van leraren om hun handelen in de klas te kunnen onderbouwen, steeds meer aandacht. De nadruk komt daarbij steeds meer te liggen op het stimuleren van (aanstaande) leraren om door middel van praktijkonderzoek een eigen praktijktheorie te ontwikkelen. Op een aantal opleidingen is dit praktijkonderzoek beter bekend als ‘Meesterwerk’. Over de vraag hoe studenten aan dit meesterschap invulling kunnen geven of hoe onderzoek in het curriculum van de lerarenopleiding een plek kan krijgen is recent redelijk veel gepubliceerd. Veel minder is dat het geval ten aanzien van de vraag hoe een opleider hier methodisch vorm aan kan geven. Een uitzondering hierop is de publicatie van Cornelissen e.a. (2008) waarin de kenmerken van de begeleiding van (actie)onderzoek in kaart worden gebracht. 7. Informeel leren Steeds meer onderzoek geeft aan dat docenten in de praktijk voor een groot deel informeel leren. Dit informele leren wordt verschillend gedefinieerd. Eraut (2004) onderscheidt drie definities van informeel leren die door elkaar gebruikt worden in de literatuur: doelbewust, reactief en impliciet leren. Doelbewust informeel leren is gepland leren, maar dan wel op de werkplek (en daarmee nietformeel). Reactief informeel leren is leren op de werkplek in reactie op wat zich daar voordoet en daarmee niet gepland en niet formeel. Impliciet informeel leren is ongepland leren op de werkplek dat onbewust plaats vindt, maar wel invloed heeft op toekomstig handelen. Bij elk van deze definities kan informeel leren niet als opleidingsmethodiek gezien worden, maar kan de leeromgeving wel zo opgezet worden dat informeel leren waarschijnlijk wordt gemaakt. Geldens (2007) gebruikt hiervoor de term krachtige werk- of leeromgeving. Op basis van haar onderzoek concludeert zij dat de opzet van mentoraat en coaching, bekwaamheden, een doorgaande leerlijn en samenwerkingsafspraken tussen student en begeleiders kenmerken zijn die een leeromgeving krachtig maken. 8. Samen opleiden door school en instituut Zie andere bijdragen in deze kennisbasis. Bronnen Bakx, A. & van den Berg, E. (2005). Van onderzoek tot leermateriaal. Coöperatief leren met video’s in lerarenopleidingen. Colevi: Eindhoven. Cochran-Smith, M. (2001). The outcomes question in teacher education. Teaching and Teacher Education, 17(5), 527-546. Cochran-Smith, M., & Zeichner, K. M. (2005). Studying teacher education, the report of the AERA panel on research and teacher education. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum. Cornelissen, L.J.F., Berg, E. van den (2008). Kennis-maken met de begeleiding van actieonderzoek: een onderzoek naar de kenmerken van de begeleiding van leraren die actieonderzoek uitvoeren. VELON, tijdschrift voor lerarenopleiders, 29(4), 35-44. Dolk, M., Faes, W., Goffree, F., Hermsen, H. & Oonk, W. (1996). Een Multimediale Interactieve Leeromgeving voor aanstaande leraren basisonderwijs ingevuld voor het vak rekenen-wiskunde & didactiek. Utrecht: MILE-reeks, publikatie 1, Freudenthal Instituut/NVORWO. Dunn, T. G., & Shriner, C. (1999). Deliberate practice in teaching: What teachers do for selfimprovement. Teaching and Teacher Education, 15(6), 631-651. Elshout-Mohr, M. (2003). Goed gebruik van portfolio’s in competentiegerichte opleidingen. Velon, tijdschrift voor lerarenopleiders 24 (4). Eraut, M. (2004). Informal learning in the workplace. Studies in Continuing Education, 26(2), 247-273. Ericsson, K. A., Krampe, R. T., & Tesch-Römer, C. (1993). The role of deliberate practice in the acquisition of expert performance. Psychological Review, 100(3), 363-406. Geldens, J. J. M. (2007). Leren onderwijzen in een werkplekleeromgeving : Een meervoudige casestudy naar kenmerken van krachtige werkplekleeromgevingen voor aanstaande leraren basisonderwijs Radboud Universiteit Nijmegen). Grossman, P. (2005). Research on pedagogical approaches in teacher education. In M. Cochran-Smith & K.M. Zeichner (Eds.), Studying teacher education –The report of the AERA panel on research and teacher education (pp. 425-476). Mahwah, NJ: Erlbaum. Janssen, F., Veldman, I. & Van Tartwijk, J. van (2008). Modelgestuurd leren van je succes. Praktisch uitgewerkt voor de biologiedidactiek. Tijdschrift voor Lerarenopleiders (VELON/VELOV),29(2), 4-13 Korthagen, F., Koster, B., Melief, K. & Tigchelaar, A. (2002a) Docenten leren reflecteren. Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Soest: Nelissen. Korthagen, F., Melief, K. & Tigchelaar, A. (2002b). De didactiek van praktijkrelevant opleiden. EPS. Van Tartwijk, J., van Rijswijk, M. & Tuithof, H. (2005). De introductie van een portfolio aan de hand van een analogie. Velon, Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 26(3), 24-30. Verbiest, E.., Teurlings, C., Ansems, E., Bakx, A., Grootswagers, A., Heijmen-Versteeg, I.,Jongen, Th. & Uphoff, W. (2005): Collectief leren en de rol van de schoolleider. Verbinden van schoolontwikkeling en professionalisering. Basisschoolmanagement, 18 (8), 26-35. Vermunt, J. (2006). Docent van deze tijd: Leren en laten leren. Oratie. Utrecht: Universiteit Utrecht. Westhoff, G. (2009). Leren overdragen of het geheim van de flipperkast. Elementaire leerpsychologie voor de onderwijspraktijk. Biezenmortel: MesoConsult.