Chapter 5: Strengthen social and labour rights

advertisement
Hoofdstuk 4 Ontwerp 11 februari 2009
Goedgekeurd door de coördinatoren en het Bureau
11.531 tekens (zonder referenties)
Strijden voor een Europa van sociale integratie
Inleiding
De huidige politieke meerderheid in de Europese Unie is sterk voor een neoliberale
economische globalisering. De in dit decennium versnelde globalisering heeft echter
geleid tot een aanzienlijke vergroting van de sociale ongelijkheden in de EU en de
meeste lidstaten. De globalisering zet aan tot een race naar de bodem tussen de
lidstaten op het gebied van sociale normen, evenals tot een ongezonde
belastingconcurrentie die de overheidsbegrotingen op alle niveaus onder druk zet,
waardoor de financiering van fundamentele sociale diensten in gevaar komt. Tot 2005
ondersteunde de EU deze ontwikkeling volledig door een te rigide beleid van
terugdringing van begrotingstekorten in naam van monetaire stabiliteit, met als gevolg
dat de manoeuvreerruimte voor lidstaten om een herverdelend sociaal beleid te
voeren, steeds beperkter werd. De gevolgen van dit beleid zijn een bedreiging voor
het solidariteitsmodel, dat een van de fundamenten van de EU vormt.
De Groenen strijden voor een samenleving die niemand uitsluit, met als hoekstenen
een nieuwe en betere Lissabon-agenda waarin doelstellingen op het gebied van
sociale duurzaamheid volledig zijn geïntegreerd en een Stabiliteits- en groeipact dat
tot een betere besteding van overheidsmiddelen leidt, dat wil zeggen tot kwalitatief
hoogwaardige investeringen met bindende sociale en milieudoelstellingen. De regels
voor de interne markt mogen nooit voorrang hebben boven grondrechten of een
belemmering vormen voor het goed functioneren van diensten van algemeen belang,
dat wil zeggen publieke diensten die de dagelijkse behoeften van mensen vervullen,
zoals onderwijs en vervoer. De EU moet optreden tegen sociale-dumpingpraktijken in
de lidstaten en het kader scheppen voor een eerlijke belastingheffing op bedrijven en
de afschaffing van belastingparadijzen.
Ook heeft de EU de plicht om de universele toegang tot betaalbare diensten van
algemeen belang te garanderen voor iedereen die in de EU verblijft en om de lidstaten
aan te moedigen om een fatsoenlijk inkomen voor alle burgers te garanderen, dat
boven de armoedegrens ligt. De EU moet er nauwlettend op toezien dat haar
antidiscriminatiewetgeving in alle lidstaten volledig wordt toegepast en dat de
bestaande kloof tussen mannen en vrouwen in het arbeidsproces niet langer wordt
getolereerd. De Groenen willen ook dat de EU een kaderrichtlijn inzake
consumentenbescherming aanneemt.
Belangrijke feiten en cijfers
Het meest directe gevolg van sociale uitsluiting is dat mensen wegglijden in armoede.
Op dit moment leven 76 miljoen EU-burgers onder de armoedegrens, die is
gedefinieerd als 60% of minder van het nationaal mediaan inkomen, en lopen 36
miljoen mensen het gevaar om onder de armoedegrens te belanden.
1
Alle lidstaten hebben een vorm van sociale bijstand voor hun burgers die in armoede
leven. Deze regelingen verschillen echter sterk per land en op dit moment bestaan er
geen EU-brede normen, met name voor het vaststellen van de hoogte van uitkeringen
op een niveau dat boven de armoedegrens ligt.
Als overheidsuitgaven slim en anticyclisch worden beheerd, kunnen ze goed in
evenwicht zijn en toch beleidsdoelen op het gebied van sociale integratie
ondersteunen. In de huidige economische crisis wordt het beleid ten aanzien van de
overheidsuitgaven herzien om de economie te stimuleren. Een decennium lang heeft
de EU echter geprobeerd om de overheidsuitgaven terug te dringen, door middel van
het Stabiliteits- en groeipact, waarbij het hoofddoel de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën was. Dit heeft tot een forse verlaging van de overheiduitgaven
geleid. Alle lidstaten, behalve het Verenigd Koninkrijk, Portugal en Slovenië, hebben
hun overheidsuitgaven als percentage van het bbp teruggedrongen. In de eurozone
zijn de overheidsuitgaven gedaald van 51% van het bbp in 1996 tot 47% in 2006. In
enkele landen is nog drastischer in de overheiduitgaven gesneden, zoals in Zweden
(bijna 10%). In sommige nieuwe lidstaten liggen de overheiduitgaven op een zo laag
niveau dat het bereik van het regeringsbeleid erdoor wordt beperkt, zoals in
Roemenië, waar de overheidsuitgaven 32% van het bbp beslaan.
Hoewel het belangrijk is om een solide overheidsbegroting te hebben, moet worden
benadrukt dat het verlagen van de overheidsuitgaven vooral ten koste gaat van sociale
beschermingsprogramma's, die gemiddeld in de EU bijna de helft van alle
overheidsuitgaven uitmaken. De verschillen tussen de lidstaten worden groter.
Gemeten in verhouding tot het bbp bedragen de overheidsuitgaven voor sociale
bescherming minder dan 10% in Ierland en Letland, terwijl deze meer dan 22%
bedragen in Zweden, Denemarken, Frankrijk en Duitsland.
De concurrentie tussen de lidstaten bij het creëren van een gunstig belastingklimaat
voor ondernemingen is er in belangrijke mate voor verantwoordelijk dat de inkomsten
van de overheid niet zijn meegegroeid met de belastbare productiviteitsgroei. De
vennootschapsbelasting is in de EU gedaald van gemiddeld 35% in 1995 tot 25,9% in
2006. Door belastingontduiking nemen de overheidsinkomsten nog verder af. Elk jaar
lekt er voor honderden miljarden euro aan belastbaar inkomen weg naar de 44
belastingparadijzen die op de lijst van de OESO staan (2004), waarvan er vier lidstaat
van de EU zijn (Cyprus, Ierland, Luxemburg, Malta).
Sociale dumping is een serieus probleem geworden in een samenleving waarin geld
zich met de snelheid van het licht over de wereld verplaatst en werknemers slechts
een onderdeel van het kapitaal van een onderneming zijn. Vaak proberen
ondernemingen werknemers uit te buiten door seizoensarbeiders in te huren of
productie naar zo goedkoop mogelijke landen te verplaatsen. Het Europees Hof van
Justitie heeft recentelijk in drie arresten met betrekking tot sociale dumping (Rüffert,
Laval, Viking Line) bepaald dat het vrije verkeer van diensten voorrang kan hebben
boven de huidige EU-wetgeving inzake de naleving van door de sociale partners
gesloten loonovereenkomsten.
Gevolgen van nietsdoen
2
Sociale duurzaamheid kan niet worden bereikt als de EU blijft toestaan dat de
economische groei ongelijk wordt verdeeld. Armoede en sociale uitsluiting
ondergraven elk politiek doel met betrekking tot de toegang tot een sociaal en
democratisch leven en deelname aan de samenleving – een beschamende situatie voor
rijke landen. De kloof tussen mannen en vrouwen op het gebied van
arbeidsvoorwaarden ondermijnt elke maatregel om een eind te maken aan de armoede
onder kinderen.
Als we ons niet inzetten voor een sociaal Europa, zal dat belangrijke politieke
gevolgen hebben voor de houding van het publiek tegenover de EU, vooral in deze
tijden van economische crisis, zal dat het wantrouwen tussen de lidstaten voeden en
zal dat mogelijk een wederopstanding van het nationalisme in de hand werken.
Een lage vennootschapsbelasting wordt niet gevoeld zolang de economische groei de
algehele belastinggrondslag groter maakt. In tijden van recessie heeft een lage
vennootschapsbelasting echter een onevenredig effect op de overheidsfinanciën in
vergelijking met een tijdelijke daling van de inkomsten uit andere belastingen, wat tot
een soort geïnstitutionaliseerde publieke armoede leidt. De armoede zal toenemen en
het inkomen zal nog ongelijker worden verdeeld. Aanbieders van sociale en
gezondheidsdiensten zullen worden behandeld als willekeurige commerciële diensten
en zullen kwetsbare gebruikers niet kunnen bereiken.
Haalbaarheid in het EU-kader
De bevoegdheden op het gebied van sociaal beleid liggen grotendeels bij de lidstaten.
Waar de Gemeenschap bevoegd is, is het vaak de Raad die unanieme besluiten neemt,
waarbij het Europees Parlement alleen wordt geraadpleegd.
Sinds 1999 heeft het Europees Parlement medebeslissingsrecht bij alle
uitvoeringsbesluiten betreffende het Europees Sociaal Fonds (ESF). Bovendien is het
medebeslissingsrecht van het Europees Parlement uitgebreid als het gaat om
wetgeving die erop gericht is om het voor de burgers gemakkelijker te maken om hun
recht op vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten uit te oefenen.
Datzelfde geldt voor het medebeslissingsrecht van het Parlement op de gebieden
sociale zekerheid voor migrerende werknemers en het aanpakken van sociale
uitsluiting. Het medebeslissingsrecht van het Parlement op het gebied van gelijke
kansen is versterkt.
In 2000 is de "open coördinatiemethode" ingevoerd voor het beleid inzake
werkgelegenheid en sociale bescherming. Dit is, anders dan de traditionele
Gemeenschapsmethode, een intergouvernementele procedure, waarbij de lidstaten de
globale richtsnoeren van de Raad van ministers omzetten in nationaal beleid, besluiten
nemen over benchmarks om goede praktijken te meten en de resultaten monitoren. De
open coördinatiemethode werkt met wederzijdse beoordeling en is afhankelijk van de
uitvoering van de besluiten door de lidstaten.
Het nieuwe Verdrag van Lissabon zal voornamelijk tot wijzigingen in de
stemmingsprocedure in de Raad leiden. Op bijna alle beleidsterreinen wordt van
unanieme besluitvorming overgegaan op meerderheidsbesluiten. Dit zal de invoering
van nieuwe EU-brede verordeningen en richtlijnen vergemakkelijken. Het Europees
Parlement zal medebeslissingsbevoegdheden krijgen op het gebied van diensten van
3
algemeen belang. Het Verdrag van Lissabon bevat ook een artikel dat de mogelijkheid
schept om een kaderrichtlijn voor diensten van algemeen belang aan te nemen en een
protocol waarin het recht van de lidstaten om hun eigen diensten van algemeen belang
te beschermen, wordt vastgelegd.
De bestrijding van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst,
religie of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid is een volledige
bevoegdheid van de EU.
Sinds 1992 is consumentenbescherming een bevoegdheid van de Gemeenschap,
waarbij medebeslissing vereist is bij alle maatregelen voor een nauwere onderlinge
afstemming van de wetgeving van de lidstaten die verband houdt met de voltooiing
van de interne markt en waarbij consumentenbescherming aan de orde is.
Groene resultaten in de periode 2004-2009

De dienstenrichtlijn van Bolkestein: De Groenen hebben het "land van
oorsprong"-beginsel bestreden en voor elkaar gekregen dat het is geschrapt.
Dit beginsel zou hebben betekend dat de regels die van toepassing zijn op
dienstverleners, de regels zijn die in hun lidstaat van oorsprong gelden en niet
de regels die gelden in de lidstaat waar de dienst wordt verleend. Dit zou
hebben geresulteerd in een race naar de bodem ten aanzien van sociale en
veiligheidsnormen en rechtsonzekerheid voor consumenten. De Groenen
hebben zich verzet tegen het opnemen van diensten van algemeen belang in de
Bolkestein-richtlijn en hebben ervoor gezorgd dat alle gezondheidsdiensten en
een aantal sociale diensten, zoals sociale woningbouw, kinderopvang en
ondersteuning van "personen in nood", buiten de werkingssfeer van de
richtlijn zijn gebleven.

Het stabiliteits- en groeipact: De Groenen hebben zich verzet tegen de
"standaard"-aanpak van het pact die uitsluitend gericht is op het halen van
kwantitatieve doelen en hebben bij de hervorming ervan in 2005
aangedrongen op meer flexibiliteit, bijvoorbeeld door het doen van
anticyclische uitgaven mogelijk te maken en rekening te houden met de
kwaliteit van de overheidsfinanciën. Dit maakt de weg vrij voor
overheidsinvesteringen voor de lange termijn, zoals investeringen waarmee
wordt beoogd de groei los te koppelen van het energieverbruik, het vervoer en
het gebruik van hulpbronnen, alsmede investeringen die nodig zijn om de
Kyoto-doelen te halen. De Groenen hebben steun van het EP gekregen voor
het standpunt dat loonmatiging niet de manier is om inflatie tegen te gaan,
maar dat het juist belangrijk is om het hele scala aan geïmporteerde
inflatiefactoren, zoals stijgingen van de grondstoffenprijzen en de
winstmeevallers die daarvan het gevolg zijn, op een goede manier aan te
pakken.

De Lissabon-strategie: De Groenen hebben zich hard gemaakt voor de
gelijkwaardigheid van alle dimensies die in 2001 in Göteborg zijn vastgesteld:
economische groei, sociale cohesie, en milieubescherming. We hebben harde
kritiek geuit op de Europese Commissie toen zij in 2005 de milieupijler van de
strategie losliet en de strategie slechts beperkte tot groei en banen. Tijdens de
stemming in het EP van maart 2009 over het "economisch herstelplan" werd
4
steun gegeven aan het volgende voorstel van De Groenen: "dat de huidige
recessie moet worden aangegrepen om groene investeringen te bevorderen en
groene banen te creëren" met het oog op de verwezenlijking van de
langetermijndoelen van Lissabon en Göteborg.

Actieve inclusie: met een verslag over dit onderwerp dat door De Groenen was
opgesteld, hebben we steun van het EP gekregen voor ons standpunt dat
integratiebeleid niet alleen kan worden beoordeeld door te kijken naar
integratie op de arbeidsmarkt, maar dat dergelijk beleid zich ook actief moet
richten op terreinen buiten de arbeidsmarkt. Terreinen buiten de arbeidsmarkt
zijn voor het integratiebeleid immers net zo belangrijk. Het EP steunt de eis
van De Groenen dat er meer erkenning moet komen voor informeel en nonformeel onderwijs.

Gedetacheerde werknemers: De Groenen hebben het beginsel en de definitie
van gelijke behandeling – hetzelfde loon voor hetzelfde werk op dezelfde
werkplek – geïntroduceerd in het verslag van het EP over de
detacheringsrichtlijn, waardoor de controle op en de uitvoering van gelijke
behandeling wordt verbeterd.

Baanzekerheid: De Groenen hebben tegen het verslag van het Parlement over
"flexicurity" gestemd. In dit verslag werd steun gegeven aan neoliberale
ideeën over de flexibiliteit van werknemers zonder dat de zekerheid van
werknemers werd vergroot om de flexibiliteit te verbeteren. De kritiek van De
Groenen gaf de aanzet tot een wijziging van het begrip "flexicurity" in het
verslag van het EP uit 2007 over de "globale richtsnoeren voor het
economisch beleid". Hierin komen beide aspecten van "flexicurity", dus zowel
flexibiliteit als zekerheid, aan de orde en wordt niet zoals gebruikelijk
aangedrongen op arbeids- en loonflexibiliteit. De Groenen hebben steun
verworven voor het verzoek om de kwetsbaarste groepen werknemers beter
door de lidstaten te laten beschermen.

Mededinging: De Groenen hebben steun gekregen van het EP voor het
beginsel van "collectieve schadeloosstelling" dat consumentenorganisaties het
recht geeft op te treden tegen bedrijven die gebrekkige goederen en diensten
leveren. Ondanks enorm verzet in het EP, hebben De Groenen het voorstel van
de Commissie verdedigd om de btw-tarieven permanent te verlagen voor
goederen en diensten die lokaal worden geleverd aan particuliere
eindgebruikers. In de herziene richtlijn zijn nu restaurantdiensten en ook alle
diensten met betrekking tot de woningsector opgenomen, waardoor het
mogelijk is de kosten voor energiebesparing en renovatie ten behoeve van
energie-efficiëntie te verminderen, een onderwerp dat centraal staat in de
"Green New Deal".

Overheidsopdrachten: De Groenen hebben voor elkaar gekregen dat in de EUrichtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten uit 2004 het
beginsel is vastgelegd dat lokale autoriteiten aannemers kunnen kiezen op
grond van maatschappelijke, ethische en ecologische criteria, alsmede op
grond van economische criteria. Dit zal een enorme bijdrage leveren aan de
bevordering van een actief sociaal integratiebeleid en een impuls geven aan
5
"Green New Deal"-projecten op lokaal niveau.

Discriminatiebestrijding: De Groenen hebben de Commissie gedwongen haar
belofte uit 2004 na te komen, namelijk dat zij een voorstel zou indienen voor
een antidiscriminatierichtlijn. Binnen het EP hebben De Groenen ervoor
gezorgd dat de richtlijn zo alomvattend en coherent mogelijk is.

Lokale werkgelegenheidsinitiatieven: De Groenen hebben een bijdrage
geleverd aan de wijziging van de verordening betreffende het Europees
Sociaal Fonds, zodat lokale werkgelegenheidsinitiatieven financiële
ondersteuning kunnen krijgen. Dergelijke initiatieven slagen er vaak heel goed
in om kwetsbare groepen te helpen toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt.
Wat de Groenen willen

De Groenen willen een sociale clausule in de Verdragen opnemen waarin staat
dat grondrechten altijd voorrang hebben op marktrechten. Op deze manier
moet worden onderkend dat sociaal beleid prevaleert boven economisch
beleid.

De Groenen willen zich voorbereiden op een post-Lissabonstrategie waarin
mensen en solidariteit centraal staan. In dit kader willen De Groenen een EUrichtlijn met normen waaraan de wetgeving van de lidstaten op het gebied van
een gegarandeerd minimuminkomen moet voldoen.

De Groenen willen dat de kwetsbaarste groepen werknemers, zoals
seizoensarbeiders en illegale migranten, beter worden beschermd.

De Groenen willen waarborgen dat sociale aangelegenheden belangrijker zijn
dan concurrentiekwesties en de regels voor de interne markt. In dit kader zijn
de Groenen voorstander van een kaderrichtlijn over diensten van algemeen
belang die garandeert dat overheidsinstanties op alle niveaus hun diensten van
algemeen belang kunnen definiëren, organiseren, financieren en evalueren. In
het bijzonder willen De Groenen de ontwikkeling stimuleren van diensten die
een sleutelrol vervullen bij de verwezenlijking van een duurzame economie en
een "Green New Deal" en die veel groene banen kunnen opleveren, zoals op
het gebied van openbaar vervoer, hernieuwbare energie en huisvesting, en
onderwijs.

De Groenen willen een richtlijn waarin sociale en gezondheidsdiensten
worden uitgesloten van markt- en mededingingswetgeving op EU-niveau.
Deze richtlijn moet de garantie bieden dat sociale actoren op lokaal niveau
diensten kunnen verlenen op de manier die zij het meest geschikt achten.
Dergelijke diensten zijn er om de grondrechten ten uitvoer te leggen. Zij
verdienen dan ook een speciale status en moeten niet worden onderworpen aan
de mededingingsregels van de EU.

De Groenen willen dat ondernemingen die overheidsopdrachten uitvoeren,
verplicht worden een loon te betalen waarvan mensen kunnen leven.
6

De Groenen willen dat de tarieven van de vennootschapsbelasting binnen een
redelijke marge bijeen worden gebracht en dat er een minimumtarief komt. De
Groenen verzoeken de Commissie om haar gemeenschappelijke
geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB)
voor dat doel te gebruiken.

De Groenen willen een richtlijn betreffende consumentenrechten met hoge
normen, terwijl de lidstaten het recht blijven houden om nog hogere normen te
hanteren dan de communautaire wetgeving voorschrijft.

De Groenen willen dat het cohesiebeleid van de EU gericht blijft op het
verminderen van ongelijkheden tussen de regio’s. We verwerpen ideeën die
zijn gericht op het creëren van regionale groeicentra en maken ons hard voor
het beginsel dat alle regio’s in gelijke mate in staat moeten worden gesteld hun
potentieel te ontwikkelen. De levensomstandigheden van alle burgers moeten
acceptabel zijn en zij moeten toegang hebben tot diensten van algemeen
belang, waar zij ook verblijven.
Referenties
- voor een overzicht van sociale trends in EU-landen op het gebied van sociale bescherming en sociale
integratie (2008):
http://ec.europa.eu/employment_social/spsi/docs/social_inclusion/2008/omc_monitoring_en.pdf
- belangrijke feiten en cijfers uit dit jaarverslag over 2008: EC Memo/08/625 van 16 oktober 2008
http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=MEMO/08/625&type=HTML
- voor een vergelijking van de overheidsuitgaven van de lidstaten tussen 1996 en 2006:
http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication11902_en.pdf
- voor de ontwikkeling van de tarieven van de vennootschapsbelasting in de EU, zie de tabellen in:
www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/econ/documents/30-03-07_MAGGIULLI.ppt
- voor de verschillende gegarandeerde minimuminkomensregelingen in de EU-lidstaten:
http://www.eapn.ie/pdfs/155_RPC%20OSE%20paper%202%20GMI%20schemes%20in%20EU%20ve
rsion%205%20oct%2005.pdf
- voor de rechtsgrondslag van het sociaal beleid en het beleid inzake werkgelegenheid van de EU en de
rol van het Europees Parlement hierin: http://www.europarl.europa.eu/factsheets/4_8_1_en.htm
- voor de open coördinatiemethode op het gebeid van sociale bescherming en sociale integratie:
http://ec.europa.eu/employment_social/spsi/the_process_en.htm
- voor gendergelijkheid, zie de in 2008 gehouden Europese Top over gelijkheid tussen mannen en
vrouwen in het beroepsleven:
http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/08/1713&format=HTML&aged=0&langu
age=EN&guiLanguage=en
Nuttige websites
Platform van Europese sociale ngo's: http://www.socialplatform.org/PolicyAction.asp
Europees Anti-Armoede Netwerk: http://www.eapn.ie
7
Stichting Eurofound: http://www.eurofound.europa.eu
Tax Justice Network: http://www.taxjustice.net
De Groenen in het Europees Parlement:
- Adviseur interne markt: Stany Grudzielski, tel: 0032 2 2831455,
[email protected]
- Adviseur economisch beleid: Inès Trepant, tel: 0032 2 2831454, [email protected]
- Adviseur werkgelegenheids- en sociaal beleid: Philine Scholze, tel: 0032 2 2832154,
[email protected]
- Adviseur vrouwenzaken: Elisabeth Horstkoetter, tel: 0032 2 2843925,
[email protected]
8
Download