Project tot afslanking van de provincies Handleiding bij inventarisatiefase: november 2014 1. Situering Het Regeerakkoord 2014-2019 en de mededeling aan de Vlaamse regering van 10 oktober 2014 (VR 2014 1010 MED.0401TER) bepalen de strategische contouren van het project “afslanking provincies” rond 4 basisdoelstellingen: i. ii. iii. iv. Inzake bevoegdheden: de provincies zullen geen persoonsgebonden bevoegdheden meer uitoefenen. Inzake “provincievrije” steden: de provincies zullen geen bovenlokale taken en gebiedsgerichte initiatieven meer opnemen op het grondgebied van Antwerpen en Gent, tenzij indien expliciet gevraagd door die steden. Ze zullen hun eigen belastingen die op dit grondgebied worden geïnd doorstorten naar deze twee steden. Inzake financiering: de provinciale opcentiemen onroerende voorheffing (OOV) worden afgeschaft en vervangen door een dotatie vanuit de Vlaamse overheid. Inzake institutionele zaken: het totaal aantal provincieraadsleden wordt gehalveerd en de deputaties zullen nog slechts 4 gedeputeerden tellen vanaf 2019. Onder de politieke coördinatie van de minister van Binnenlands Bestuur zal een projectteam samen met onderliggende werkgroepen dit project uitvoeren. Deze nota behandelt de projectmatige aanpak van de punten i en ii. 1/10 2. Projectstructuur Er zijn verschillende opdrachten die in dit project aangepakt moeten worden: i. ii. iii. De inventarisatie van alle taken en bevoegdheden; De toewijzing van de taken en bevoegdheden aan een andere overheid ((cluster van) gemeenten of de Vlaamse overheid); Het uitwerken van de concrete transitietrajecten, waarbij naast de effectieve overdracht van de bevoegdheid ook een aantal juridische aspecten en aspecten op het vlak van personeel moeten worden uitgeklaard. Hieronder wordt een projectstructuur geschetst die moet zorgen voor de aanpak en uitvoering van deze opdrachten. 2.1 Projectteam Het projectteam neemt de algemene coördinatie waar. Hier zullen eveneens algemene vraagstukken worden behandeld inzake: i. ii. iii. Financiële aspecten: modaliteiten afschaffen OOV, doorstorten van provinciale belastingen aan de grote steden, financiële verevening persoonsgebonden aangelegenheden, … Juridische aspecten: modaliteiten overdragen patrimonium, overdragen rechten en plichten naar ontvangende besturen, aanpassing kiesdecreet, … Personeel: modaliteiten overdragen personeel, vastleggen concordantietabel, … De bovenstaande oplijsting is niet-limitatief. Daarnaast zal het projectteam de sectorale werkgroepen (cf. infra) intensief begeleiden in elke fase van de overdracht van de bevoegdheden en de bijhorende middelen. Het projectteam, onder leiding van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (projectleider Leander Price), is als volgt samengesteld: - Namens de Vlaamse regering: kabinet Homans Namens de provincies: 3 vertegenwoordigers VVP Namens de steden en gemeenten: 2 vertegenwoordigers VVSG Administratieve ondersteuning: Francis Tratsaert (ABB) Vanuit het projectteam zal op regelmatige basis worden teruggekoppeld naar het politieke niveau (IKW of Vlaamse regering wat het Vlaamse beleidsniveau betreft). 2.2 Sectorale werkgroepen Het is van groot belang dat gedetailleerd in kaart wordt gebracht welke bevoegdheden de provincies nu nog uitoefenen zowel op het vlak van de persoonsgebonden bevoegdheden als op het vlak van gebiedsgerichte taken en bovenlokale initiatieven op het grondgebied van Antwerpen en Gent. De verantwoordelijkheid voor de fijnmazige inventarisatie en uitwerking van gedetailleerde 2/10 transitietrajecten ligt bij de sectorale werkgroepen die in hun werking zullen worden ondersteund door het centrale projectteam. Knelpunten en onduidelijkheden die niet binnen de sectorale werkgroepen kunnen worden uitgeklaard, kunnen worden geëscaleerd naar het projectteam. Alle sectorale werkgroepen worden aangestuurd vanuit de functioneel bevoegde minister en administratief ondersteund vanuit de bevoegde administratie. De functioneel bevoegde minister neemt zo spoedig mogelijk een initiatief tot samenstelling en eerste bijeenroeping van de sectorale werkgroepen. In elke werkgroep zal een vertegenwoordiger van het projectteam zetelen om de communicatielijnen tussen de werkgroepen en het projectteam zo kort mogelijk te houden. De werkgroepen zijn als volgt samengesteld: - Vertegenwoordiger van de bevoegde minister (voorzitter) Ambtenaar bevoegde administratie (secretariaat) Vertegenwoordigers provincies Vertegenwoordiger gemeenten Vertegenwoordiger projectteam De werkgroepen kunnen op vraag van de voorzitter ad hoc worden aangevuld met vertegenwoordigers van het werkveld. Er zullen minstens werkgroepen worden opgericht voor cultuur (inclusief cultureel erfgoed), jeugd, sport, welzijn en flankerend onderwijsbeleid. Op basis van de samengestelde inventaris kunnen bijkomende werkgroepen worden opgericht. Tevens kan uiteraard worden beslist tot het oprichten van subwerkgroepen (bijvoorbeeld voor de inventarisatie per provincie). 2.3 Ambtelijke werkgroep Om de communicatie vanuit het projectteam naar de diverse werkgroepen te vereenvoudigen en eenduidig te houden, zullen alle aspecten van de algemene vraagstukken opgelijst onder 2.1 ook worden behandeld in een ambtelijke werkgroep samengesteld uit Vlaamse ambtenaren. Deze ambtelijke werkgroep wordt als volgt samengesteld: - Leander Price (projectleider ABB en voorzitter) Francis Tratsaert (secretariaat) 1 vertegenwoordiger per sectorale werkgroep De ambtelijke werkgroep kan ad hoc aangevuld worden met bijkomende leden op basis van hun expertise. Indien wenselijk kan de voorzitter van het projectteam de voorzitters van de sectorale werkgroepen ad hoc samen roepen op een informatievergadering. 3/10 3. Deelprojecten 3.1 Overdracht van de persoonsgebonden bevoegdheden 3.1.1 Inventarisatie Het is essentieel dat zo snel mogelijk de focus van het project wordt afgelijnd. Welke bevoegdheden dienen zowel op het vlak van de persoonsgebonden bevoegdheden als op het vlak van de gebiedsgerichte en bovenlokale taken worden overgeheveld? Voor elke bevoegdheid dienen de bijhorende middelen, het ingezette personeel en de betrokken provinciale instellingen in kaart worden gebracht. Niet elke provincie vult haar bevoegdheden op dezelfde manier in. Zoals aangestipt in de mededeling aan de Vlaamse Regering van 10 oktober 2014, vormt de basis van de inventaris de omschrijving van de bevoegdheden in artikel 4 en 5 BWHI. Toerisme, de provinciale domeinen en het optreden binnen onderwijs als inrichtende macht en onderwijsinitiatieven die raakvlakken hebben met gewestbevoegdheden vallen alvast niet onder deze definitie. Bij de opmaak van de inventaris zal de grijze zone in kaart worden gebracht. Gradueel zal de grijze zone op basis van een bestuurlijke en juridische toetsing stelselmatig worden verkleind. Voor de opmaak van de inventaris wordt een sjabloon ter beschikking (zie bijlage).. Omdat de inventaris exhaustief dient te zijn zal aan de voorzitters van de beleidsdomeinen gevraagd worden het sjabloon met de bijbehorende handleiding te verdelen binnen het beleidsdomein en voor elk betrokken beleidsveld een afgevaardigde in de ambtelijke werkgroep aan te duiden. Deze werkwijze garandeert dat we voldoende zicht krijgen op mogelijke “grijze zones” wat de persoonsgebonden bevoegdheden betreft en ook alle bovenlokale en gebiedsgerichte taken in Antwerpen en Gent in kaart brengen. De inventaris moet, zo exhaustief mogelijk, opgeleverd te worden aan de projectleider/het projectteam tegen uiterlijk einde februari 2015. De kolommen “uitgaven 2014” en “uitgaven 2015” (op basis van de jaarrekeningen) kunnen later worden aangevuld. . In de loop van maart 2015 zal door het projectteam een kwaliteitstoets doen op de ingediende inventarissen. Indien onduidelijkheid zou bestaan of iets al dan niet behoort tot de persoonsgebonden bevoegdheden, dat moet dit minstens op hoofdlijnen tegen einde januari 2015 worden geïnventariseerd en aan de projectleider/projectteam worden bezorgd. Dan kan, vanuit een gemeenschappelijk afwegingskader, de precieze scheidingslijn worden getrokken. 3.1.2 Onderzoek van de juridische aspecten Het is de ambitie van dit project om alle provinciale bevoegdheden en taken over te dragen naar ofwel de steden en gemeenten ofwel de Vlaamse overheid. Dit betekent dat het ontvangende bestuur ook alle rechten en plichten van de provincies dient over te nemen. Net zoals dit voorzien is in het kader van de federale staatshervormingen zal hiertoe een juridisch kader worden gecreëerd 4/10 waardoor de ontvangende besturen worden aangeduid als de rechtsopvolger van de provincies met betrekking tot over te dragen bevoegdheden.1 Het uitwerken van dit decretaal kader zal gebeuren door het Agentschap voor Binnenlands Bestuur (ABB). Het decreet verschaft minimaal een rechtsgrond voor: i. ii. iii. iv. Het aanscherpen van de provinciale taakstelling door aanpassing van artikel 2 van het provinciedecreet en het schrappen van de provinciale bepalingen in de sectordecreten (inwerkingtreding op 1 januari 2017) Overdracht van alle rechten en plichten (lopende contracten, erfpachten, subsidies, etc.) Overdracht van personeel Overdracht van patrimonium (roerend en onroerend) Een grondige juridische analyse van al deze aspecten wordt opgemaakt tegen 31 december 2014. Sommige provinciale engagementen zoals subsidies zijn relatief eenvoudig over te dragen. De overdracht van contractuele verplichtingen (bvb ten aanzien van leveranciers of huurcontracten) en erfpachten (bvb op kunstcollecties) zijn complexer van aard en behoeven vermoedelijk ook tijdens de transitietrajecten meer ondersteuning. Een ontwerp van decreet zal voor principiële goedkeuring worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering in het voorjaar van 2015. 3.1.3 Onderzoek van de personeelsgebonden aspecten Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de overdracht van het personeel. Het is expliciet niet de bedoeling dat provinciale personeelsleden hun baan verliezen ten gevolge van de overdracht van provinciale bevoegdheden. Hier in het bijzonder zal in overleg met de afdeling Regelgeving van het Departement Bestuurszaken (of zijn rechtsopvolger) worden gebruik gemaakt van de opgebouwde ervaring in het kader van de federale staatshervormingen. In wezen zijn binnen deze operatie slechts twee personeelsbewegingen mogelijk: i. ii. Vanuit de provincie naar de Vlaamse overheid Vanuit de provincie naar een lokaal bestuur In beide gevallen is een grondige analyse van de vijf provinciale rechtspositieregelingen nodig en van de verschillen onderling, tussen de provinciale rechtspositieregelingen en het Vlaams personeelsstatuut en tussen de gemeentelijke en provinciale rechtspositieregeling. Op basis daarvan kunnen de benodigde inschalingsprincipes worden vastgelegd en zo de impact op individuele personeelsdossiers worden ingeschat. De opmaak van deze eerste analyse zal worden afgerond tegen eind 2014. In deze analyse zal ook aandacht worden besteed aan eventuele afwijkende tewerkstellingsregimes in bvb zorginstellingen, de problematiek van detachering, de (mogelijke) keuzevrijheid van het provinciale personeel, de impact van overdracht op pensioenlasten en responsabiliseringsbijdrage, etc. Op basis daarvan zal de nodige rechtsgrond worden voorzien (zie 3.1.2) en de concrete werkwijze worden uitgeklaard. Bij de opmaak van deze werkwijze zal ook 1 Voor de federale staatshervormingen wordt een dergelijke rechtsgrond verschaft door artikel 12 BWHI: “De roerende en onroerende goederen van de Staat, zowel van het openbaar als van het privaat domein, die onmisbaar zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Gewesten en de Gemeenschappen, worden aan deze zonder schadeloosstelling overdragen. De voorwaarden en de nadere regelen van die overdracht worden bepaald bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.” 5/10 definitief de rol van de vakbondsdelegaties worden bepaald naar analogie van de aanpak bij de federale staatshervormingen. 3.1.4 Vervolgtrajecten Nadat duidelijkheid is bekomen over de inventaris van de persoonsgebonden taken van de verschillende provincies, moeten het projectteam en de sectorale werkgroepen voorstellen formuleren over welk overheidsniveau bevoegd wordt voor deze taken en anderzijds de daadwerkelijke implementatie van de overdracht van de taken voorbereiden. Het projectteam zal hiertoe algemene richtlijnen/criteria uitvaardigen. De uiteindelijke beslissing zal worden genomen door de politieke overheden. Voor de bepaling welk overheidsniveau welke taken overneemt geldt het subsidiariteitsprincipe als leidend principe. De volgende uitgangspunten gelden: Taken en bevoegdheden die zich binnen het grondgebied van (een) gemeente(n) situeren, kunnen in eerste instantie door deze gemeente(n) opgenomen worden; Pas in tweede instantie worden deze bevoegdheden door de Vlaamse overheid overgenomen. Deze oefening moet zijn afgerond einde juni 2015 opdat nadien de eigenlijke transitietrajecten kunnen worden opgestart. Het projectteam zal hier ook ondersteunend werken opdat over de beleidsdomeinen heen een zekere consistentie kan worden bewaakt. 3.2 Provincievrije steden In steden groter dan 200.000 inwoners (Antwerpen en Gent) zullen de provincies niet langer “bovenlokale en gebiedsgerichte taken” uitoefenen. Dit betekent concreet samen met het overhevelen van de persoonsgebonden bevoegdheden, de provincies op het grondgebied van Antwerpen en Gent enkel medebewindstaken binnen de grondgebonden bevoegdheden kunnen uitoefenen. Onder medebewindtaken verstaan we de betrokkenheid van de provincies en de gemeenten bij het beleid van de hogere overheid waarvan zij uitvoerings- of adviesorganen zijn geworden. In aangelegenheden waarvoor zij bevoegd zijn kunnen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten immers aan de provincies taken of verplichtingen, ook van financiële aard, opleggen en hen belasten met de uitvoering van hun wetgevende normen en besluiten. Enkel deze taken zullen de provincies kunnen behouden. Voor het traject van de provincievrije steden zal in grote lijnen de werkwijze en timing worden gevolgd van de overheveling van de persoonsgebonden bevoegdheden. Er zal een werkgroep worden opgericht per stad die als volgt wordt samengesteld: - Vertegenwoordiger van minister Homans (voorzitter) Ambtenaar ABB (secretariaat) Vertegenwoordigers provincie Antwerpen/Oost-Vlaanderen Vertegenwoordigers stad Antwerpen/Gent Vertegenwoordiger projectteam 6/10 Op de vergaderingen van deze werkgroepen worden op basis van de agenda vertegenwoordigers van de bevoegde ministers en administraties uitgenodigd. Ook het uitwerken van de transitietrajecten volgt de timing van de overige overhevelingen. 7/10 4. Communicatie Uit eerdere projecten is gebleken dat de gecoördineerde communicatie van de Vlaamse overheid bij transversale projecten steeds een belangrijk aandachtspunt is. De grote impact die het project heeft op de betrokken besturen en hun personeelsleden noopt tot een zorgvuldige afstemming. Door het projectteam zal een communicatieplan worden opgesteld dat duidelijke afspraken bevat over wie wanneer over wat communiceert. Op deze wijze kan de onrust die elke verandering met zich meebrengt tot een minimum worden beperkt. 8/10 5. To do De voorgestelde werkwijze impliceert de volgende acties: Wat Contactname met provincies/VVP over projectplan Samenstelling sectorale werkgroepen Afwerking sjabloon inventarisatie Bijeenroepen ambtelijke werkgroep Eerste onderzoek juridische en personeelsaspecten Samenstelling en bijeenroepen projectteam Inventarisatie persoonsgebonden taken Opmaak communicatieplan Toewijzing taak naar nieuw beleidsniveau Wie Kabinet Homans Bevoegde kabinetten Projectleider Projectleider Projectleider Projecteider Sectorale werkgroep Projectleider wanneer week 1/12/2014 asap asap Asap Voor 31/12/2014 Voor 31/12/2014 Voor 28/02/2015 Voor 31/01/2015 Voor 30/06/2015 9/10 6. Bijlage Sjabloon inventarisatie 10/10