Conclusies van de informatieopdracht Na deze informatieopdracht van twee weken en binnen de grenzen van wat ik heb kunnen vernemen tijdens de acht maanden van onderhandelingen tussen de zeven partijen die daarbij sinds de zomer van 2010 waren betrokken, meen ik de volgende conclusies te kunnen voorstellen: 1. Mogelijkheid om te onderhandelen: De verschillende gesprekken tijdens de informatieopdracht hebben het mogelijk gemaakt om te besluiten dat er een wil om te onderhandelen bestaat en dat die wil ruim wordt gedeeld door alle gesprekspartners. 2. Over welke thema’s: Op dat vlak lijken me twee basisvoorwaarden te moeten worden gesteld: de onderhandeling van een institutioneel akkoord met belangrijke overdrachten van bevoegdheden zal gepaard moeten gaan met een herziening van de bijzondere financieringswet om de verdeling van de financiële middelen tussen de Federale Staat en de gemeenschappen en gewesten te wijzigen. In die context is het essentieel om de duurzame financiering van de Federale Staat te garanderen, zodat in het bijzonder de basis van de interpersoonlijke solidariteit wordt beschermd, alsook het vermogen van de Federale Staat om zijn verplichtingen na te komen tegenover Europa, maar ook tegenover zijn schuldeisers. een tweede basisvoorwaarde betreft de verplichting om een vertrouwensklimaat te scheppen of te herstellen tussen de partners van een toekomstige onderhandeling, een vertrouwensklimaat dat klaarblijkelijk verdwenen is tussen de zeven partijen die sinds de zomer van 2010 aan de besprekingen hebben deelgenomen. Een compromisoplossing, die de basis van een institutioneel akkoord kan vormen, zou rond de volgende 3 thema’s kunnen draaien: De problematiek “van en rond Brussel”: De oplossing voor de verkiezingskwestie Brussel‐Halle‐Vilvoorde, de garanties op het vlak van taalfaciliteiten en de benoemingsprocedures van de burgemeesters; de verbetering van de financiering en van de werkingsmechanismen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met inbegrip van de taalwetten in Brussel; de bescherming van de minderheden; het beleid dat moet worden ingevoerd in het bredere kader van een Brusselse metropolitane gemeenschap. Dat houdt in dat geval samenwerking in tussen gemeenten, eventueel de provincies, zelfs de gewestelijke overheden. Wat de bevoegdheden van de plaatselijke besturen betreft, bestaan er immers mogelijkheden om de efficiëntie te versterken van het beleid in de zone die het Brusselse stadsgewest vormt en waarin een belangrijke bevolking leeft en talloze economische activiteiten gebeuren. Op vrijwillige basis en vertrekkende van het gemeentelijke belang van de materies zouden de onderwerpen kunnen zijn: de mobiliteit, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke ordening, de openbare werken, de samenwerking tussen politie,… De gemeenten zouden ook op vrijwillige basis de infrastructuur van openbaar belang kunnen delen in andere domeinen. De verdeling van bevoegdheden: Het lijkt maar mogelijk te zijn om voort te gaan met de zoektocht naar een institutioneel compromis op voorwaarde dat tegelijkertijd wordt gedebatteerd over de inhoud van het beleid dat op federaal niveau moet worden gevoerd in een bepaald aantal belangrijke materies die aan de hervorming van de Staat gekoppeld zijn (bijvoorbeeld de hervorming van het arbeidsmarktbeleid, de hervorming van de pensioenen, de justitie, de gezondheidszorg). De mogelijkheid om een consensus te bereiken over de perimeter van de bevoegdheden van de verschillende beleidsniveaus zal immers in grote mate afhangen van de capaciteit om al dan niet een gezamenlijke visie te bereiken over het beleid dat moet worden gevoerd om aan die maatschappelijke uitdagingen tegemoet te komen. Tot nog toe werd een onderscheid gemaakt tussen de dossiers die werden beschouwd als ‘hefbomen’ (werkgelegenheid, kinderbijslag, gezondheidszorg, fiscale autonomie) en dossiers ‘naast hefbomen’ (justitie, mobiliteit, veiligheid, economie, energie, landbouw, en andere). 2 De voorrang die wordt gegeven aan ‘hefboombevoegdheden’ mag niet doen vergeten dat het noodzakelijk is om ook de materies te overwegen die ‘naast hefoom’ werden genoemd en waarover er onenigheid blijft. Om in die richting te kunnen voortgaan, lijkt het ook essentieel om voorrang te geven aan de overdracht van bevoegdheden naar de gewesten om te vermijden dat er knelpunten zijn door de uitoefening van bepaalde nieuwe bevoegdheden die zouden worden overgedragen aan de gemeenschappen, in het bijzonder in Brussel (probleem van de subnationaliteiten). Verschillende politieke partijen hebben zelfs de mogelijkheid ter sprake gebracht om naar een ‘Belgisch model met 4’ te gaan, met een Vlaamse, Brusselse, Waalse en Duitstalige deelstaat. De kwestie van de financiering: De hervorming van de bijzondere financieringswet zal een verdeling van de middelen moeten bepalen volgens de behoeften voor bepaalde beleidsdomeinen, eigen middelen gekoppeld aan een fiscale autonomie in andere domeinen, maar ook een responsabilisering en een solidariteit die evolueert in de tijd, met een overgangsperiode die een regelmatige evaluatie mogelijk maakt. Wat de autonomie van de gewesten inzake personenbelasting betreft, zal ze ook subtiele compromisoplossingen moeten voorstellen, zodat iedereen zijn bevoegdheden zal kunnen uitvoeren, zonder dat de uitvoering van de bevoegdheden van de anderen onmogelijk of overdreven moeilijk wordt gemaakt. Iedereen moet de gevolgen van zijn eigen beslissingen dragen. Het voorgestelde systeem zal ook compatibel moeten zijn met het Europese recht. Tot slot zal een grondige controle van de mechanismen door een externe instantie zoals het Rekenhof het mogelijk maken om conflicten tussen overheden te voorkomen. Binnen de contouren van de hervorming zullen ook de beslissingen moeten zitten die moeten worden genomen om tegen 2015 een begrotingsevenwicht te bereiken. Het gaat om de evenwichtige verdeling van de inspanningen tussen de Entiteiten I en II, een debat dat nog niet was afgesloten in de nota van de bemiddelaar. Het gaat ook om de belangrijkste maatregelen die binnen Entiteit I moeten worden genomen. 3 Een hervorming die meer de fiscale capaciteit (in ruime zin) van de Entiteit I zou verzwakken op het moment dat ze die het meest nodig heeft om tegelijkertijd de financiering van de schuld en de vergrijzing aan te pakken, zou bron van een verzwakking kunnen zijn en zelfs van een gevaarlijke destabilisering voor de welvaart van alle delen van ons federaal systeem. Wat de perimeter van de discussie betreft, hebben mijn gesprekspartners naar verschillende documenten verwezen, die het resultaat zijn van de acht maanden besprekingen die ze hebben gevoerd. Alleen twee Nederlandstalige partijen wensten me documenten te geven met fundamentele opmerkingen of amendementen die ze hadden geformuleerd op de nota van de bemiddelaar. Andere partijen verwijzen expliciet naar de mondelinge toelichting die ze hebben gekregen van de preformateur. Bepaalde partijen wensten het deel over Brussel en het arrondissement Brussel‐Halle‐Vilvoorde aan te vullen, zowel voor wat er in de nota van de bemiddelaar staat als wat er in die van de preformateur staat. 4