Slide 1

advertisement
Massa-extincties en
macro-evolutie
Iwan Verelst
1. Inleiding
 Jablonski
(2001):
Lessons from the
past: evolutionary
impacts of mass
extinctions
 Jablonski
(2005):
Mass extinctions and
macroevolution
1. Inleiding
 Massa-extinctie
doet genetische
variatie verdwijnen MAAR hertekent
creatief het patroon van evolutie
 Genoeg fossiele gegevens voor
onderzoek
 Vergelijken van de “Big Five”
 Periodiciteit?
 Resistentie tegen extinctie van
overlevers?
1. Inleiding
Extincties als macro-evolutionaire factor
(cfr. Gould)
 Herschikt het evolutionaire patroon van
natuurlijke selectie, speciatie en species
sorting
 Massa-extincties zijn helemaal anders dan
“background” extincties (Cfr. Nu)
 Postextinctie selectie en herstel zijn even
belangrijk als de extinctie zelf.
 Naast extinctie-intensiteit vooral
extinctieselectiviteit belangrijk

2. Intensiteit van extinctie
Extinctie-intensiteit erg gebiased door
stratigrafie en onvolledig door
fossielenbestand
 Toch duidelijk periodes met hoge
extinctie-intensiteit  Massa-extinctie
 MAAR: Phanerozoïcum bekijkt
(Ordovicium, Devoon, Perm) dan continue
intensiteit met directionele selectie 
Micro-evolutionaire processen MAAR
oversimplificatie

3. Selectiviteit
 Selectiecriteria
verschillen tussen
backgroundextinctie en massaextinctie
 Vb.: locale abundantie,
reproductiestatus, lichaamsgrootte,
generatietijd, trofische strategie,
leefgewoonte, geografische range op
soortniveau en species richness
3. Selectiviteit
 Gevoeligheid
van clades voor
extinctie varieert tussen de “Big 5”
– Slechte re-evolutie/herstel of andere
selectiedrukken?
3. Selectiviteit
 Vb.:
Epifauna-kokkels en Infaunakokkels
3. Selectiviteit
 Vb.:
Epifauna-kokkels en Infaunakokkels
3. Selectiviteit
 Vb.:
verspreidings en generapatroon
tussen overlevers en stervers
3. Selectiviteit

Er zijn andere selectiedrukken tijdens massaextincties:
– Geografische verspreiding op cladeniveau
(extinctieintensiteit daalt)

MAAR: sommige onderzoeken spreken dit tegen
– Vb.: Smith en Jefferson  echinodermen tijdens K/T

Niet-constructieve selectiedruk tijdens Massaextincties  Macro-evolutie
– Vb.: Aperturale sinussen in slangen tijdens Ordovicium


Gevestigde waarden  Marginale soorten
Selectiecriteria bepalen is moeilijk
4. Recoveries
Overlevers van Massa-extinctie zijn het
ruwe materiaal van de postextinctie
evolutie
 Winnaars en verliezers
 Herstel > massa-extinctie
 Herstelproces is onafhankelijk van Massaextinctie
 Lokale verschillen: Niet-lineair verband
extinctie - invasie
 Vb.: Burst van zoogdieren na K/T

4. Recoveries
 Vb.:
Bloom taxa
van molluscen na
K/T + regionale
verschillen
5. Hiërarchie

Massa-extincies hebben een effect op hogere
hierarchische groepen (clades):
– Geen micro-evolutie met andere selectiedrukken
– Natuurlijke selectie kan niet inwerken op clade-niveau
– Massa-extincties volgen niet het patroon van de 95%
background extinctie  onvoorspelbaar
– Effecten van massa-extincties zijn niet-constructief en
niet optelbaar

Vb.: K/T genera van molluscen en mariene
bivalven
– ≠ geografische range
– Wel op cladeniveau
6. Andere evolutionaire processen

Naast extinctie zelf:
– Niet gebroken continuïteit: Koralen en riffen
– Continuïteit met korte “tegenslag”:
angiospermen
– Postextinctie diversificatie: Zoogdieren
– Voorspelbaarheid morphospecies: vliegende
dino’s – vogels
– Tijdschalen: weinig innovatie vlak na extinctie
(lag-time?)
– Geografie: diversiteit + morphodiversiteit
belangrijk
7. Conclusie
Massa-extincties zijn een belangrijk evolutionair
gegeven
 Er is sprake van verandering in selectiviteit en
intensiteit van extinctie gedurende massaextincties
 De postextinctie periode is evolutief ook erg
belangrijk
 Massa-extincties beïnvloeden de dynamiek van
grote claden
 Natuurlijke selectie kan hier niet op ingrijpen
 Massa-extincties ondersteunen een macroevolutionaire theorie

Download