examen - UGent

advertisement
examen
•
•
•
•
4 vragen
Algemene vragen
2 bladzijden
Betoog waarin
– Situering van de begrippen
– Kennis van psychologische begrippen
– op logisch-consistente wijze de vraag
beantwoordt
Wat is het verschil tussen
habituatie en extinctie?
• Habituatie is de eenvoudigste vorm van leren, het
is een afname in de neiging om op prikkels te
reageren die door herhaalde aanbieding vertrouwd
zijn geworden. Bv. een meisje schrikt op wanneer
ze het loeien van een siréne hoort. Na herhaalde
malen (bv dagelijks) de siréne gehoord te hebben
schrikt ze niet meer op en is ze er aan gewend
geraakt.
• - Extinctie ontstaat doordat de trials niet meer bekrachtigd
worden. Er is wel nog een geconditioneerde stimulus en
een geconditioneerde respons maar de ongeconditioneerde
stimulus verdwijnt. Dus men reageert nog wel op de
aangeboden prikkels maar niet meer zo intens als de eerste
keer en die reactie doven uit naarmate de tijd vordert. Bv.
een hond wordt vlees aangeboden nadat hij een belsignaal
heeft gehoord. -> speekselafscheiding. Indien hij enkel en
alleen herhaalde malen het belsignaal te horen krijgt en
geen vlees meer aangeboden wordt, daalt de
speekselafscheiding en dooft ze zelfs uit
Evaluatie
• Situering: niet aan bod
• Definiering:
– Habituatie: ok
– Extincitie min of meer
• Geen antwoord op de vraag
De relatie tussen een positieve attitude t.a.v.
fysieke activiteit is niet groot? waarom?
• Er zijn ook nog andere componenten zoals
subjectieve normen en gedragscontrole die
een invloed hebben op de intentie en zo op
het gedrag (fysieke activiteit).
Evaluatie
• Situering: niet aan bod
• Definiering: geen
• Begin van antwoord op de vraag
– minimalistisch antwoord
– Heleboel elementen vergeten
De relatie tussen een positieve attitude t.a.v.
fysieke activiteit is niet groot? waarom?
Intentie om fysiek gedrag te stellen is afhankelijk van :- de
attitude ( = voor-en nadelen van al dan niet stellen van het
gedrag ) Bv. indien men sporten belangrijk vindt om er
goed uit te zien dan zal men zeker fysiek actief zijn en vice
versa. --> attitude heeft ook te maken met de setting: waar
sporten? binnen? buiten?
- de subjectieve norm ( = heeft te maken met de opvattingen
van anderen en de bereidheid om toe te stemmen met deze
opvattingen) Bv. Indien anderen sporten belachelijk vinden
en tijdsverspilling dan zal men geneigd zijn zijn tijd aan
andere zaken te spenderen dan aan fysiek actief zijn, ook al
heeft men een positieve attitude tov sport.
- de gedragscontrole
- vorig gedrag
- de persoonlijkheid. (gewoontes, intentie)
De positieve attitude tov gezondheidsgerelateerd gedrag
is zeer zwak omdat de voordelen van fysieke activiteit
geen gevolg geven op gedragsveranderingen.
Bovendien kan men de distale factoren zoals leeftijd
moeilijk beinvloeden waardoor men mensen niet
gemakkelijk kan aanzetten tot meer fysiek actief zijn.
Dus men kan een positieve attitude hebben tov fysieke
activiteit maar deze attitude wordt beinvloed voor
meerdere factoren waardoor deze positieve attitude
zeer zwak is in zijn uiting.
Evaluatie
• Situering: niet aan bod
• Definiering:
– attitude: ok
– Andere begrippen (niet steeds)
• Geen antwoord op de vraag
–
–
–
–
Beperkt antwoord (indirect)
Geen integratie, eerder opsomming
Heleboel elementen vergeten
Onjuist:
• In antwoord: verkeerde toepassing van begrip attitude
• De bespreking van distale factoren in het licht van
determinantenmodellen is onjuist
Bespreek de theorie van gepland
gedrag ivm fysieke activiteit
• Algemeen:sociaal - psychologisch model
• uitbreiding van TRA met een
gedragscontrole om het gedrag te kunnen
uitvoeren zowel een interne als een externe
controle.
• Niet alle gedrag staat onder bewuste
controle
Evaluatie
• Situering: minimaal
• Definiering
– Geen uitleg van concepten
– Minimale uiteenzetting van model
• Geen antwoord op vraag
– Niets over TRA en fysieke activiteit
Wat is het verschil tussen habituatie en extinctie
• Habituatie en extinctie zijn beide twee fundamentele
vormen van leren die bij elk levend organisme
kunnen vastgesteld worden. In habituatie leert een
organisme omwille van de loutere confrontatie met
prikkels en resulteert dit in ander gedrag. Extinctie is
een fenomeen dat zowel bij klassieke conditionering
als bij operante conditionering aangetroffen wordt. In
klassieke conditionering kan het leren in essentie
gedefinieerd worden als het leren van
voorspelbaarheid. (geef vb) In operante
conditionering kan het leren gedefinieerd worden als
het leren van controleerbaarheid (geef vb)
• Habituatie verwijst naar een systematishe daling van de
reactiviteit ten aanzien van prikkels bij herhaalde aanbieding
van deze prikkels. Prikkels die nieuw zijn of die van nature
relevant zijn ontlokken bij iedereen een heftige reactie op. Bij
confrontatie met deze prikkels onderbreekt men vaak datgene
waarmee men bezig is, en richt men zijn aandacht op deze
prikkels. Dit wordt omschreven als een oriëntatierespons.
Deze initiële respons vermindert, om tenslotte volledig te
verdwijnen bij herhaalde aanbiedingen. Dit laatste valt voor bij
neutrale prikkels. Bij zeer intense prikkels of biologisch
relevante prikkels verloopt de habituatie trager en is ze vaak
niet volledig. Onderzoek toont aan dat habituatie een
fundamentele vorm van leren is, in die zin dat een organisme
leert dat bepaalde prikkels of situaties niet relevant zijn. Dit
impliceert geenzins dat er geen cognitieve processen bij
betrokken zijn. Immers, als de oorspronkelijke prikkel/situatie
verandert dan treedt de oriëntatierespons opnieuw op.
• Extinctie is een procedure bij zowel klassieke als operante
conditionering waarbij een voorwaardelijke prikkel die in de leerfase
geassocieerd geweest is met de onvoorwaardelijke prikkel (klassieke
conditionering) of waarbij gedrag dat in de leerfase ooit bekrachtigd
geweest is (operante conditionering) niet meer bekrachtigd wordt. Dit
wil zeggen: in een procedure van klassieke conditionering volgt op de
aanbieding van de CS+ geen UCS meer, of in een procedure van
operante conditionering volgt op het gedrag geen bekrachtiging meer.
Tijdens extinctie wordt vastgesteld dat de geconditioneerde reacties
afnemen in functie van het aantal extinctie-trials.
• Extinctie is functioneel relevant. Een organisme leert dat een
associatief verband tussen prikkels/gebeurtenissen die ooit geldig
waren, nu niet meer opgaan. Dit impliceert evenwel niet dat de
associatie tussen deze prikkels/gebeurtenissen verloren gegaan is. Alles
wijst erop dat kennis van de associatie tussen de
prikkels/gebeurtenissen nog aanwezig is.
Ze vertaalt zich evenwel niet meer in onmiddellijk meetbaar gedrag.
• Op het eerste zicht zijn er nauwelijks verschillen
tussen habituatie en extinctie (zeker indien het
klassieke conditionering betreft). In beide wordt
een daling vastgesteld in functie van het aantal
ervaringen met een prikkel/gebeurtenis. Nochtans
is er een fundamenteel verschil tussen habituatie
en extinctie. In habituatie gaat het om een vorm
van niet-associatief leren (er is nooit een verband
of associatie geleerd met andere prikkels), terwijl
tijdens extinctie het gaat om een leerfenomeen
binnen associatief leren. In essentie leert een
organisme tijdens habituatie dat een prikkel niet
relevant is en kan genegeerd worden. Tijdens
extinctie leert een organisme dat een associatief
verband tijdelijk/in deze context niet meer opgaat.
Download