6.Spectroscopie Lit. IV. p. 155-170 D.A. Skoog and D.M. West "Fundamentals of Analytical Chemistry", 2nd Ed.(Holt, Rinehart and Winston, New York, 1970) Ch. 29 VI hoofdstuk 19 en 20 Algemene opmerkingen Er zijn maar weinig anorganische ionen die in het golflengtegebied tussen 900 en 190 nm licht absorberen (een uizondering vormt het ion NO 3). Om deze ionen toch kwantitatief te kunnen bepalen worden ze via een reactie gekoppeld aan een ander, meestal organisch, molecuul zodanig dat het onstane molecuul wel in het gewenste golflengtegebied licht absorbeert. De gevormde lichtabsorberende moleculen zijn vaak erg ingewikkeld van samenstelling. Ijkoplossingen en monsters dienen tegelijkertijd behandeld en gemeten te worden. De metingen moeten met hetzelfde instrument gedaan worden. Er wordt altijd ten opzichte van water gemeten. Een blanco bevat alle componenten van het (ijk)monster, behalve de te bepalen component en is dus te beschouwen als een ijkmonster met een concentratie 0. Bij het instellen van een golflengte op een spectrometer moet deze altijd van boven af benaderd worden; dus als de spectrometer b.v. ingesteld staat op 450 nm en er moet bij 512 nm gemeten worden, dan moet de monochromator eerst naar een stand > 512 nm gedraaid worden en dan terug naar 512 nm. 6.1.1 De spectrometrische bepaling van ijzer 1. Beginsel Ijzer(II) vormt met 1,10-fenantroline een oranjekleurig complex. De extinctie van dit complex, bij een bepaalde golflengte gemeten, is een maat voor de concentratie aan ijzer. Een overmaat hydroxylammoniumchloride wordt toegevoegd om er voor te zorgen dat al het ijzer als ijzer(II) aanwezig is: 2NH2OH + 4Fe 3+ + → N2O + 4H + H2O + 4Fe 2+ N N 2. reagentia -1 hydroxylammoniumchloride 100 gL 1,10 fenantroline -1 zoutzuur 1 molL -1 ammonia 1 molL buffer pH = 8 -1 1,10-fenantroline 1 gL (moet vers bereid worden en moet kleurloos zijn) -1 standaard ijzeroplossing 100 mg Fe(II)L (neem hiervoor ijzer(II)ammoniumsulfaat) 3. Meten van het absorptiespectrum a. Pipetteer 3 mL van de standaard-ijzeroplossing in een bekerglas. Neutraliseer zonodig -1 (pH 7, controle met pH-papier) met zoutzuur of ammonia 1 molL . Noteer de gebruikte hoeveelheid neutralisator. b. Pipetteer 3 mL van de standaard-ijzeroplossing in een maatkolf van 100 mL en voeg achtereenvolgens toe: evenveel neutralisator als onder (a) is gevonden, 10 mL 1,10-fenantroline-oplossing 1 mL hydroxylammoniumchloride-oplossing. Vul aan met buffer pH 8 en laat deze oplossing 15 min. staan om de kleurvorming te laten plaatsvinden. Opmerking: Wees voorzichtig met het neutraliseren, als de pH te hoog wordt kan ijzer(II)hydroxide gevormd worden wat niet meer oplost. c. Bereid een blanco-oplossing die alle bestanddelen bevat van de oplossing onder (b), behalve de standaard-ijzeroplossing. Neem van de oplossing (b) het spectrum op. Hierbij wordt de water gebruikt als referentie. Het meetgebied dient tussen 625 en 350 nm te liggen. Als met een niet-registrerend instrument gemeten wordt, moet de extinctie met intervallen van 50 nm gemeten worden. Bepaal de golflengte met de maximale extinctie. 4. Het meten van de ijklijn. Bereid 5 oplossingen op de zelfde wijze als onder (b) beschreven. Pas wel de hoeveelheid neutralisator aan de hoeveelheid standaard-ijzeroplossing aan. De ijzerconcentraties van deze 5 oplossingen dien zich te verhouden als 1:2:3:4:5. Zorg ervoor dat de extincties tussen 0,1 en 1,0 liggen. Meet ook een blanco-oplossing. Meet deze extincties bij de golflengte met de maximale extinctie; gebruik weer water als referentie. Zet in een grafiek de gemeten extinctie uit tegen de ijzerconcentratie. 5. Bepaling van de ijzerconcentratie van het monster Los het monster op, breng de oplossing over in een geschikte maatkolf en verdun deze oplossing zonodig verder. Pipetteer 5 mL van de uiteindelijke verdunning in een maatkolf van 100 mL en behandel dit als omschreven onder (b). Meet de extinctie van het monster tegen water bij de golflengte met de maximale extinctie en bepaal m.b.v. de ijklijn het gehalteaan ijzer. Bereken ook de ijklijn en de uitkomst d.m.v. de methode der kleinste kwadraten. 6.1.2 De spectroscopische bepaling van mangaan 1. Beginsel Mangaan(II)ionen vormen in basisch milieu (pH = 11) met formaldoxim een roodbruin complex. De absorptie van dit complex, bij een bepaalde golflengte gemeten, is een maat voor de concentratie aan mangaan. Hydroxylammoniumchloride wordt toegevoegd om ervoor te zorgen dat al het mangaan als Mn aanwezig is: 2NH2OH + 2Mn 4+ + → N2O + 4H + 2H2O + 2Mn Kaliumnatriumtartraat wordt toegevoegd om te mangaanhydroxide neerslaat; EDTA houdt eventueel aanwezig ijzer in oplossing. 2+ voorkomen dat mangaan als H 2. Reagentia O formaldoximoplossing los 8 g hydroxylammoniumchloride op in 100 mL water, voeg 4 mL N formaldehye 37% toe en verdun tot 200 mL Deze oplossing moet H iedere dag vers gemaakt worden. -1 N N kaliumnatriumtartraat-oplossing 100 gL -1 O O EDTA-oplossing 0,05 molL H H -1 hydroxylammoniumchloride-oplossing 100 gL -1 standaard mangaan-oplossing 100 mg Mn(II)L (neem hiervoor MnCl2 formaldoxim .4H2O) -1 verdunde standaard mangaan-oplossing 10 mg Mn(II)L -1 ammonia 7 molL 3. Het meten van het absorptiespectrum a) Ga uit van een oplossing van ten hoogste 25 mL water die tussen de 20 en 500 μg mangaan mag bevatten. Breng dit monster over in een maatkolf van 100 mL, voeg 10 -1 mL kaliumnatriumtartraatoplossing toe en zoveel ammonia 7 molL dat de oplossing juist basisch is. Voeg daarna 4 mL formaldoximoplossing toe en nog 4 mL ammonia. Laat deze oplossing tenminste 5 minuten staan en voeg vervolgens 8 mL EDTAoplossing en 8 mL hydroxylammoniumchlorideoplossing toe. Vul vervolgens de maatkolf aan en meng. b) Bereid een blanco-oplossing die alle bestanddelen bevat van de oplossing onder a), behalve de mangaan-oplossing. Neem van de oplossing (a) het spectrum op. Hierbij wordt water gebruikt als referentie. Het meetgebied dient tussen 625 en 350 nm te liggen. Als met een niet-registrerend instrument gemeten wordt, moet de extinctie met intervallen van 50 nm gemeten worden. Bepaal de golflengte met de maximale extinctie. 4. Het meten van de ijklijn. Bereid 5 oplossingen op de zelfde wijze alsonder (a) beschreven. De mangaanconcentraties van deze 5 oplossingen dienen zich te verhouden als 1:2:3:4:5. Zorg ervoor dat de extincties tussen 0,1 en 1,0 liggen. Meet deze extincties bij de golflengte met de maximale extinctie; gebruik weer water als referentie. Meet ook een blanco. Zet in een grafiek de gemeten extinctie uit tegen de mangaan-concentratie. 5. Bepaling van de mangaanconcentratie van het monster Los het monster op, breng de oplossing over in een geschikte maatkolf en verdun deze oplossing zonodig verder. Pipetteer 25 mL van de uiteindelijke verdunning in een maatkolf en behandel dit als omschreven onder (a). Meet de extinctie van het monster tegen water bij de golflengte met de maximale extinctie en bepaal m.b.v. de ijklijn de concentratie aan mangaan. Bereken ook de ijklijn en de uitkomst d.m.v. de methode der kleinste kwadraten. 6.1.3 De spectroscopische bepaling van fosfaat 1. Beginsel In sterk zuur milieu vormt het fosfaation met het molybdaation een geel gekleurd complex. Door reductie van dit complex met ascorbinezuur wordt een blauw gekleurd complex gevormd. De absorptie van dit complex bij een bepaalde golflengte is een maat voor de concentratie aan fosfaationen. 2. Reagentia oplossing A Voeg aan 500 mL water 112 mL zwavelzuur ( =1,84) toe (langzaam, onder koeling en roeren). Los in 200 mL water 9,6 g ammoniumheptamolybdaat [(NH4)6Mo7O24 .4H2O] op. Voeg deze twee oplossingen samen en vul aan tot 1 L. oplossing B Los 220 mg kaliumantimoon(III)oxidetartraat [ K(SbO)C4H4O6.0,5H2O] op in 500 mL water. Mengreagens Meng 100 mL oplossing A met 50 mL oplossing B. Los hierin 845 mg ascorbinezuur op. Dit mengreagens is ongeveer een dag houdbaar. De oplossingen A en B kunnen in een koele, donkere plaats enige maanden bewaard blijven (voor de zaal maken). Standaard fosfaat-oplossing 3100 mg PO 4 / L (neem hiervoor Na2HPO4.2H2O) 3- Verdunde standaard fosfaat-oplossing 10 mg PO 4L H -1 O O H O O O H O H ascorbinezuur 3. Het meten van het absorptiespectrum a) Pipetteer 10 mL verdunde standaard-oplossing over in een maatkolf van 100 mL. Voeg 20 mL mengreagens toe vul aan en meng. b) b) Maak een blanco-oplossing die alle bestanddelen bevat van de oplossing onder a) behalve de verdunde standaard-oplossing. Neem na 5 minuten van oplossing (a) het spectrum op. Hierbij wordt water gebruikt als referentie. Het meetgebied moet tussen 900 en 500 nm liggen. Als met een nietregistrerend instrument gemeten wordt, moet de extinctie met intervallen van 25 nm gemeten worden. Bepaal de golflengte met de maximale extinctie. 4. Het meten van de ijklijn Bereid 5 oplossingen op de zelfde wijze als onder (a) beschreven. De fosfaatconcentraties van deze 5 oplossingen dienen zich te verhouden als 1:2:3:4:5. Zorg ervoor dat de extincties tussen 0,05 en 0,4 liggen. Meet deze extincties bij de golflengte met de maximale extinctie; gebruik water als referentie. Meet ook de blanco. Zet in een grafiek de gemeten extinctie uit tegen de fosfaat-concentratie. 5. Bepaling van de fosfaatconcentratie van het monster Los het monster op, breng de oplossing over in een geschikte maatkolf en verdun deze oplossing zonodig verder. Pipetteer 25 mL van de uiteindelijke verdunning in een maatkolf en behandel dit als omschreven onder (a). Meet de extinctie van het monster tegen water bij de golflengte met de maximale extinctie en bepaal m.b.v. de ijklijn de concentratie aan fosfaat. Bereken ook de ijklijn en de uitkomst d.m.v. de methode der kleinste kwadraten. 6.1.4. De spectroscopische bepaling van ammonium 1. Beginsel Ammonium-ionen reageren met het natriumzout van dichloor-isocyanuurzuur en natriumsalicilaat bij pH 12,8-13,0 in aanwezigheid van dinatriumpentacyanonitrosyl ferraat(II)dihydraat (natriumnitroprusside, [Na2(Fe(CN)5NO).5H2O]) als katalysator onder vorming van een blauw gekleurd complex. De extinctie bij een bepaalde golflengte is een maat voor de concentratie aan ammonium. 2. Reagentia kleurreagens Los 3,2g natriumhydroxide op in 50mL water. Los na afkoelen hierin 0,2g natriumdichloorisocyanuurzuurdihydraat op. Na volledig oplossen wordt de oplossing overgebracht in een maatkolf van 100 mL en aangevuld. salicylaat/citraatoplossing 13 g natriumsalicylaat wordt samen met 13 g trinatriumcitraatdihydraat opgelost in 80 mL water. Daarna wordt in deze oplossing 0,097 g dinatriumpentacyanonitrosylferraat(II)dihydraat opgelost. De oplossing wordt aangevuld tot 100 mL (maatkolf) standaard ammoniumoplossing + -1 100 mg NH 4L Gebruik hiervoor ammoniumsulfaat dat bij 105 0C gedurende 2 uur is gedroogd. verdunde standaard ammoniumoplossing + -1 2 mg NH 4L . Bereid deze door de standaardammoniumoplossing te verdunnen. O O Na Cl O N O N N H .2H2O O Cl O Na natriumsalicylaat natriumdichloorisocyanuurzuur 3. Meten van het absorptiespectrum. a) Pipetteer 25 mL van de verdunde standaard ammoniumoplossing in een maatkolf van -1 100 mL en voeg 1 druppel natriumhydroxide 0,4molL toe. Voeg vervolgens 8 mL salicylaat/citraatoplossing toe en meng. Voeg dan 8 mL reagens toe en meng weer. Vul aan en meng. b) Maak een blanco-oplossing die alle bestanddelen van de oplossing onder a) bevat behalve de verdunde standaard-oplossing. Neem na minimaal 1 en maximaal 3 uur van de oplossing (a) het spectrum op. Hierbij wordt water gebruikt als referentie. Het meetgebied moet tussen 750 en 500 nm liggen. Als met een niet-registrerend instrument gemeten wordt, moet de extinctie met intervallen van 25 nm gemeten worden. Bepaal de golflengte met de maximale extinctie. 4. Het meten van de ijklijn Bereid 5 oplossingen op de zelfde wijze als onder (a) beschreven. De ammoniumconcentraties van deze 5 oplossingen dienen zich te verhouden als 1:2:3:4:5. Zorg ervoor dat de extincties tussen 0,1 en 1,0 liggen. Meet deze extincties bij de golflengte met de maximale extinctie; gebruik water als referentie. Meet ook de blanco. Zet in een grafiek de gemeten extinctie uit tegen de ammoniumconcentratie. 5. Bepaling van de ammoniumconcentratie van het monster Los het monster op, breng de oplossing over in een geschikte maatkolf en verdun deze oplossing zonodig verder. Pipetteer 25 mL van de uiteindelijke verdunning in een maatkolf en behandel dit als omschreven onder (a). Meet de extinctie van het monster tegen water bij de golflengte met de maximale extinctie en bepaal m.b.v. de ijklijn de concentratie aan ammonium. Bereken ook de ijklijn en de uitkomst d.m.v. de methode der kleinste kwadraten. 6.1.5 De spectroscopische bepaling van nitriet 1. Beginsel Bij pH 2 vormen nitriet-ionen in aanwezigheid van fosforzuur met 4-amino-benzeensulfonamide een diazoniumzout dat met N-(1naftyl)-1,2amino-ethaandihydrochloride een roze complex geeft. De extinctie bij een bepaalde golflengte is een maat voor de concentratie aan nitriet-ionen. Cl H2 N N H Cl 3 O H2 N S NH 2 O 4-aminobenzeensulfonamide N-(1-naftyl))-ethyleendiaminedihydrochloride 2. Reagentia -1 Fosforzuur 15 molL Kleurreagens Los 1g 4-aminobenzeensulfonamide (sulfonylamide) op in een mengsel van 10mL -1 fosforzuur 15 molL en 50mL water. Los hierin 0,05g N-(1-naftyl)-1,2aminoethaandihydrochloride op. Breng over in een maatkolf van 100 mL, vul aan en meng. (oplossing is een maand houdbaar bij bij 1 - 5 0C). - -1 standaard nitrietoplossing 400 mg NO 2L Droog natriumnitriet bij 105 0C gedurende tenminste 2 uur - -1 verdunde standaard nitrietoplossing 4 mg NO 2L 3. Het meten van het absorptiespectrum a) Pipetteer 10 mL monster in een maatkolf van 100 mL en verdun tot 80 mL. Voeg 2 mL kleurreagens toe, meng, vul aan en meng. c) Maak een blanco-oplossing die alle bestanddelen bevat van de oplossing onder a) d) behalve de verdunde standaard-oplossing. Neem na 20 minuten van de oplossing (a) het spectrum op. Hierbij wordt water gebruikt als referentie. Het meetgebied moet tussen 650 en 350 nm liggen. Als met een niet-registrerend instrument gemeten wordt, moet de extinctie met intervallen van 25 nm gemeten worden. Bepaal de golflengte met de maximale extinctie. 4. Het meten van de ijklijn Bereid 5 oplossingen op de zelfde wijze als onder (a) beschreven. De nitrietconcentraties van deze 5 oplossingen dienen zich te verhouden als 1:2:3:4:5. Zorg ervoor dat de extincties tussen 0,1 en 1,0 liggen. Meet deze extincties bij de golflengte met de maximale extinctie; gebruik water als referentie. Meet ook de blanco. Zet in een grafiek de gemeten extinctie uit tegen de nitrietconcentratie. 5. Bepaling van de nitrietconcentratie van het monster Los het monster op, breng de oplossing over in een geschikte maatkolf en verdun deze oplossing zonodig verder. Pipetteer 10 mL van de uiteindelijke verdunning in een maatkolf en behandel dit als omschreven onder (a). Meet de extinctie van het monster tegen de blanco bij de golflengte met de maximale extinctie en bepaal m.b.v. de ijklijn de concentratie aan nitriet. Bereken ook de ijklijn en de uitkomst d.m.v. de methode der kleinste kwadraten.