Spotlight | Recht en belastingen Wet werk en zekerheid: minder flexibiliteit, meer rechts­bescherming en lagere ontslag­vergoedingen Yvette van Gemerden - Arbeidsrecht, Tax & Human Resource Services Sander Geurts - Arbeidsrecht, Tax & Human Resource Services In 2015 treedt de Wet werk en zekerheid in werking. Het doel van de wet is de arbeidsmarkt beter te laten functioneren en de werkloosheid terug te dringen. De wet is deels in werking getreden op 1 januari 2015, de andere maatregelen volgen per 1 juli 2015. 1. Rechtspositie werknemers met tijdelijk arbeidscontract aanzienlijk versterkt Sinds 1 januari 2015 is de nieuwe wetgeving voor flexibele arbeidsrelaties van kracht. Voor organisaties die veel gebruikmaken van tijdelijke arbeidsovereen­ komsten zal dit een behoorlijke impact hebben op de bedrijfsvoering. Aanzegplicht: werkgevers moeten tijdig schriftelijk meedelen of een tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt verlengd of beëindigd Een van de wijzigingen is de invoering van de aanzeg­ plicht voor alle tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of langer. Uiterlijk één maand voor de datum waarop de overeenkomst afloopt, deelt de werkgever de werknemer schriftelijk mee of hij de arbeidsovereen­ komst verlengt en, zo ja, onder welke voorwaarden. Een motivering is niet vereist. Vergeet de werkgever deze aanzegging, dan kan de werknemer aanspraak maken op het bedrag van de boete die de werkgever ontvangt ter hoogte van één bruto maandsalaris. Doet de werkgever Samenvatting Per 1 januari 2015 is de rechtspositie van flexibele arbeidskrachten aanzienlijk gewijzigd. De wetgever wil de doorstroom van flexibele naar vaste arbeid bevorderen door het beperken van het aantal opvolgende tijdelijke arbeidscontracten. Een proeftijd en een concurrentiebeding zijn bij korte contracten niet meer toegestaan. Op 1 juli 2015 maakt de kantonrechtersformule plaats voor de goedkopere transitievergoeding. Ook de ontslagprocedure gaat op de schop. de aanzegging wel, maar te laat, dan wordt de boete naar rato vastgesteld. Bijvoorbeeld, is de aanzegging veertien dagen te laat, dan bedraagt de boete één maandsalaris minus twee weken (pro rato) salaris. De ratio achter de aanzegplicht is dat de werknemer, wiens contract niet wordt verlengd, eerder op zoek kan naar ander werk. De keerzijde is dat een mededeling dat een contract niet wordt verlengd niet bevorderlijk zal zijn voor de motivatie van de werknemer. Dat zou kunnen leiden tot een ziekmelding of verminderde productivi­­teit. Het is opvallend dat de niet-aanzegboete ook verschuldigd is wanneer een overeenkomst wél wordt verlengd. Het lijkt ons echter onwaarschijnlijk dat een werknemer met een contractverlenging op zak aanspraak zal maken op het bedrag van de boete. Concurrentiebedingen in beginsel niet meer toegestaan bij tijdelijke contracten Werkgevers en ex-werknemers procederen vaak over de geldigheid van een overeengekomen concurrentie­ beding. De kantonrechter weegt de belangen van de werkgever, de bescherming van bedrijfsgeheimen, af tegen de belangen van de werknemer en diens kansen op de arbeidsmarkt. Bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten was het voorheen ook al moeilijk om deze belangenafweging in het voordeel van de werkgever te laten uitvallen. Voor tijdelijke arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 januari 2015 geldt dat concurrentiebedingen in beginsel niet meer zijn toegestaan. Alleen bij zwaar­ wegende bedrijfs- of dienstbelangen kan een uitzondering worden gemaakt. Dan moet de werkgever schriftelijk motiveren waarom een concurrentiebeding toch Recht en belastingen 35 noodzakelijk is voor die specifieke functie in die specifieke branche. Het is dan ook raadzaam om kritisch te zijn bij het opnemen van concurrentiebedingen in een tijdelijke arbeidsovereenkomst. Dit is extra van belang, omdat werknemers de rechtbank vaker zullen verzoeken om de geldigheid van een concurrentiebeding te toetsen. In het nieuwe ontslagrecht kan de kantonrechter de geldigheid van een concurrentiebeding toetsen in combinatie met de ontslagprocedure. Onder het huidige recht moet de werknemer daarvoor nog een afzonderlijke procedure starten. Proeftijd niet toegestaan bij contract van zes maanden of korter Het is niet langer toegestaan om een proeftijd op te nemen in arbeidsovereenkomsten van zes maanden of korter. Dit geldt voor arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan op of na 1 januari 2015. Deze maatregel valt te billijken, omdat contracten van korter dan zes maanden eigenlijk op zichzelf al een proeftijd vormen. Als het toch wenselijk is om een proeftijd op te nemen, dan kan er een arbeidsovereenkomst van zes maanden en één of meer dagen worden overwogen. Maar, let op, dan is wel de eerder beschreven aanzegplicht van één maand van toepassing. Optimaal gebruik van tijdelijke kracht Om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheid om met tijdelijke krachten te werken, kan een werkgever contracten aanbieden van achtereenvolgens zeven, acht en acht maanden. In totaal 23 maanden, waardoor geen contract voor onbepaalde tijd ontstaat, maar werkgevers nog wel een proeftijd mogen aanbieden. Een transitievergoeding is niet verschuldigd omdat de totale duur van de arbeids­overeenkomsten minder is dan 24 maanden. De transitievergoeding wordt hierna verder behandeld. de verlaging en verduidelijking van de systematiek van ontslagvergoedingen, is het de bedoeling dat werkgevers hierdoor eerder een overeenkomst voor onbepaalde tijd zullen aanbieden. Of dat inderdaad het effect zal zijn, is de vraag: het kan ook zijn dat werkgevers na twee jaar dienstbetrekking juist eerder een ander aannemen. 2. Het ontslagrecht wordt hervormd vanaf 1 juli 2015 Vanaf 1 juli 2015 gaan het ontslagrecht en de ontslag­ vergoeding op de schop. Ketenregeling van ‘3-3-3’ naar ‘3-2-6’ In de huidige ketenregeling mag een werkgever maximaal drie contracten voor bepaalde tijd aanbieden, met een maximale contractduur van drie jaar. Zitten er tussen de opvolgende tijdelijke contracten tussenpozen van meer dan drie maanden, dan begint de ‘keten’ opnieuw. Bij een vierde contract of bij overschrijding van de driejaars­ grens ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In veel branches is het daardoor gebruikelijke praktijk om werknemers drie maanden en één dag uit dienst te laten om deze keten te doorbreken, waarna weer opnieuw een tijdelijk (jaar)contract kon worden aangeboden. Door de ketenregeling te wijzigen, heeft de wetgever hier verandering in willen brengen. Het is de bedoeling dat werknemers sneller een contract voor onbepaalde tijd krijgen. Geen keuze meer tussen UWV en kantonrechter Nederland kent een duaal ontslagstelsel met een preven­ tieve ontslagtoets. Dit wil zeggen dat werkgevers en werknemers uit twee procedurele wegen kunnen kiezen om een arbeidsovereenkomst te laten eindigen: opzegging via het UWV of ontbinding via de kantonrechter. Voor procedures die na 1 juli 2015 aanvangen, is er geen keuze meer. Het UWV is dan uitsluitend bevoegd bij bedrijfseconomisch ontslag, collectief ontslag en ontslag na een periode van arbeidsongeschiktheid van meer dan twee jaar. Procedures die zien op in de persoon gelegen ontslaggronden, zoals disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhoudingen, zullen enkel via de kantonrechter lopen. Het is dus van belang om voorafgaand aan een ontslagprocedure duidelijk de ontslaggrond vast te stellen. Met ingang van 1 juli 2015 mogen binnen een periode van twee jaar, maximaal drie tijdelijke contracten worden aangeboden. Pas bij een tussenpoos van minimaal zes maanden ontstaat een nieuwe keten. In combinatie met Hoger beroep mogelijk in beide procedures Nieuw is de introductie van de mogelijkheid tot hoger beroep in beide ontslagprocedures. Werkgevers kiezen nu vaak voor de weg van de kantonrechter, omdat die Figuur 1 Ketenregeling Ketenregeling onder huidig recht Of totale contractsduur meer dan 3 jaar? Meer dan 3 contracten? Geen tussenpoos van 3 maanden + 1 dag tussen 2 ketens? Ketenregeling onder de WWZ Meer dan 3 contracten? 36 Spotlight Jaargang 22 - 2015 uitgave 1 Of totale contractsduur meer dan 2 jaar? Geen tussenpoos van 6 maanden + 1 dag tussen 2 ketens? Contract voor onbepaalde tijd Figuur 2 Veranderingen bij tijdelijk arbeidscontract Per 1 juli 2015 Aanzegplicht werkgever Concurrentiebedingen in beginsel niet meer toegestaan Proeftijd niet toegestaan bij contract van zes maanden of korter Ketenregeling verandert van ‘3-3-3’ naar ‘3-2-6’ snel duidelijkheid geeft. In tegenstelling tot het UWV stelt de kantonrechter weliswaar een ontslagvergoeding vast, maar de procedure is kort en de uitspraak definitief. Het is dan ook de verwachting dat ontslagprocedures langer en daardoor kostbaarder zullen worden. Daar staat tegenover dat de ontslagvergoeding wordt versoberd, waar we hierna op zullen ingaan. Verplichte bedenktermijn bij beëindigingsovereenkomst Onder de WWZ blijft het mogelijk om met wederzijds goedvinden uit elkaar te gaan. Echter, vanaf 1 juli 2015 bestaat een wettelijke bedenktermijn. Binnen 14 dagen na ondertekening mag een werknemer zonder opgaaf van redenen zijn instemming intrekken. Uiterlijk twee dagen 38 Spotlight Jaargang 22 - 2015 uitgave 1 na ondertekening moet de werkgever de werknemer schriftelijk op de bedenktermijn wijzen op straffe van verlenging van de termijn tot 21 dagen. Het verdient dan ook aanbeveling om de bedenktermijn al op te nemen in de beëindigingsovereenkomst. Een werknemer mag maar één keer binnen zes maanden gebruikmaken van deze intrekkingsbevoegdheid: bij een tweede vaststellingsover­ eenkomst is de handtekening dus wel definitief. Belang herplaatsing en scholing neemt toe Nieuw onder de WWZ is dat de kantonrechter en het UWV bij elke ontslaggrond de herplaatsingsmogelijk­ heden zullen onderzoeken, dus niet langer uitsluitend bij economische reden of ziekte. Dat wil zeggen dat werkgevers bijvoorbeeld ook bij disfunctioneren verplicht zijn om te onderzoeken of de werknemer niet op een andere functie kan worden geplaatst. Ook neemt het belang van scholing toe omdat dit de transitie naar ander werk bevordert en past bij het idee van een mobiele arbeidsmarkt. Vanaf 1 juli 2015 hebben werkgevers een wettelijke plicht om werknemers scholing aan te bieden die noodzakelijk is voor uitoefening van de functie. Daarnaast geldt dat een werkgever een disfunctionerende werknemer niet mag ontslaan wanneer de ongeschiktheid het gevolg is van onvoldoende scholing. Transitievergoeding vervangt kantonrechtersformule Een van de belangrijkste wijzigingen van de WWZ is de introductie van de transitievergoeding. Deze komt in de plaats van de vergoeding op basis van de kantonrechters­ formule en heeft tot doel de werknemer te ondersteunen bij de overgang naar ander werk. Zowel het UWV als de Figuur 3 Veranderingen in het ontslagrecht per 1 juli 2015 Geen keuze meer tussen UWV en de kantonrechter Hoger beroep mogelijk in beide procedures Verplichte bedenktermijn bij beëindigings­ overeenkomst kantonrechter zullen de transitievergoeding toekennen aan werknemers wiens dienstverband van twee jaar of langer onvrijwillig eindigt, dus ook bij het aflopen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst. De transitievergoeding is voor werkgevers goedkoper dan de kantonrechtersformule. De transitievergoeding bedraagt een derde maandsalaris per gewerkt jaar bij een dienstverband tot tien jaar en een half maandsalaris per gewerkt jaar voor ieder jaar dat het dienstverband langer heeft geduurd dan tien jaar. Het maximum bedraagt 75.000 euro bruto of een brutojaarsalaris bij een hoger inkomen. Uitzondering Voor kleinere werkgevers met minder dan 25 werknemers geldt tot 2020 een uitzondering bij bedrijfseconomisch ontslag. Zij mogen onder nader te bepalen voorwaarden voor de hoogte van de transitievergoeding uitgaan van een korter dienstverband. Ook op oudere werknemers is overgangsrecht van toepassing. Werknemers van vijftig jaar en ouder hebben tot 2020 vanaf hun tiende dienstjaar recht op één maandsalaris per gewerkt jaar. Het genoemde maximum van 75.000 euro of een jaarsalaris geldt ook dan. Kantonrechters en het UWV mogen slechts afwijken van de transitievergoeding wanneer de werkgever of werknemer zeer verwijtbaar zijn aan het ontslag. Tijdens de parlementaire behandeling is dit ook wel ‘het muizengaatje’ genoemd. De wetgever wil namelijk de nu vaak gevoerde discussies over de hoogte van de ontslag­ vergoeding een halt toeroepen, zodat werkgevers en werknemers weten waar zij aan toe zijn. Het blijft nog wel mogelijk om in onderling overleg, of bijvoorbeeld in een sociaal plan, een hogere vergoeding af te spreken. Belang herplaatsing en scholing neemt toe Transitie­vergoeding vervangt kantonrechtersformule Inzetbaarheidsen transitie­kosten kunnen in mindering worden gebracht op transitievergoeding Inzetbaarheidskosten en transitiekosten kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding Onder voorwaarden mogen werkgevers inzetbaarheids­ kosten en transitiekosten in mindering brengen op de transitievergoeding. Inzetbaarheidskosten zijn opleidings­ kosten die tijdens het dienstverband zijn gemaakt met het oog op bredere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Het gaat dan specifiek om opleidingen die niet direct noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de eigen functie, zoals een talen- of managementcursus. Daarnaast kunnen gemaakte transitiekosten in mindering worden gebracht op de vergoeding. Dit zijn kosten die een werkgever kan maken om een werknemer bij een dreigend ontslag aan ander werk te helpen; denk hierbij aan scholing en outplacement. Werkgevers kunnen inzetbaarheids- en transitiekosten alleen in mindering brengen bij vooraf­ gaande schriftelijke instemming van de werknemer. Inzetbaarheidskosten kunnen niet meer worden verrekend wanneer deze ouder zijn dan vijf jaar. 3. Conclusie Het arbeidsrecht maakt een ingrijpende hervorming door. Hierboven hebben we de belangrijkste wijzigingen uiteengezet. De wetgever heeft verschillende maat­­ regelen getroffen om de rechtspositie van flexkrachten te verbeteren. Of de maatregelen daadwerkelijk zullen leiden tot meer vaste contracten is nog maar de vraag. Daarnaast gaan het ontslagrecht en de ontslagvergoeding op de schop. De keuze tussen de kantonrechter en het UWV verdwijnt en de vergoeding wordt versoberd. Dit zal moeten leiden tot meer duidelijkheid en rechtszekerheid bij ontslag. Daar staat de introductie van het hoger beroep tegenover. Die biedt meer rechtsbescherming, maar zorgt tegelijkertijd voor vertraging en hogere proceskosten. Recht en belastingen 39