h / t 1 S I N E D CHIE ouw erb d G ES n o or de vo E O B D HAN K Aan de slag met Memo 2 In dit eerste deel van Memo ga je heel ver terug in de tijd. Je begint in de oertijd en je komt dan elk hoofdstuk iets dichter bij onze tijd. Je maakt kennis met de mensen van vroeger. Hoe leefden ze en hoe dachten ze? Leken ze op ons of niet? Je blijft ook niet altijd dicht bij huis, soms neem je een kijkje in een ander land. Hoe was het toen in Afrika of Zuid-Amerika? Er valt veel te zien en te lezen in Memo, maar je gaat vooral ook veel zelf ontdekken en uitzoeken. Soms alleen en soms in groepjes. De tijd van Grieken en Romeinen oriëntatie Voetbalrellen lijken echt iets van onze tijd. Op de foto uit 2007 zie je vechtende supporters in Argentinië. Bij deze rellen vielen een dode en vierentwintig gewonden. Maar kijk eens goed naar het Romeinse schilderij ernaast. Dan zie je dat sportgeweld niks nieuws is. Op het schilderij staat een amfitheater, een stadion voor gevechten tussen gladiatoren. Rondom het amfitheater zie je rellen van bijna 2000 jaar geleden. Ook toen vielen er doden en gewonden. De tijd van Grieken en Romeinen 2500 v.Chr. 2000 v.Chr. 1 500 v.Chr. 1000 v.Chr. 1 500 v.Chr. Griekse cultuur Romeinse Rijk: verspreiding Grieks-Romeinse cultuur Ontstaan en verspreiding christendom 28 Om je te helpen bij het ontdekken van de geschiedenis heb je van Memo twee boeken gekregen. Een handboek (HB) met de belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten. Bovendien heb je via de computer toegang tot het ePack. In het ePack vind je computerlessen en de oefentoetsen. In de inhoudsopgave kun je zien welke computerlessen er bij elk hoofdstuk zijn. Opbouw van een hoofdstuk De meeste hoofdstukken in Memo bestaan uit verschillende onderdelen. Deze onderdelen vind je zowel in het handboek als het werkboek. 29 HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen kern 4 Romeinen en Germanen Ontdekken Hoe kwam die Romeinse helm in de Peel? In 1910 vond Gebbel Smolenaars een prachtige Romeinse helm. Hij lag in de Peel, een moeras bij het Noord-Brabantse Deurne. Hij vond ook wat munten, schoenen en de restanten van een leren zak. Smolenaars heeft de helm verkocht aan het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, waar je hem nu nog kunt zien. Hoe is die helm in dat moeras terechtgekomen? Jij gaat proberen dat raadsel op te lossen. WB H2 §4 Ontdekken bron 16 Fragment uit Asterix. Een aquaduct is een Romeinse waterleiding. bron 13 De helm bestaat uit een met leer gevoerde ijzeren kap. Op die kap zijn vergulde platen Leertekst zilver vastgezet met zilveren spijkertjes. De Romeinse cultuur Germanen hadden hun eigen goden, zoals Donar en Freyja. Ook vereerden ze vuur, water en aarde door offers te brengen, en aanbaden ze heilige bomen. Het centrum van de miljoenenstad Rome stond vol met tempels, bestuursgebouwen en theaters. De Romeinse gebouwen hadden net zulke zuilen als de Griekse gebouwen. De Romeinen hadden ook dezelfde goden als de Grieken. Ze gaven ze alleen andere namen, want de Romeinen spraken Latijn. Zeus heette nu Jupiter en de liefdesgodin Aphrodite kreeg de naam Venus. De Grieks-Romeinse cultuur werd later klassieke cultuur genoemd, omdat die cultuur een voorbeeld was voor iedereen. De Romeinse schrijver Plinius schreef over de Germanen: Een armzalig volk Het volk probeert in leven te blijven door huizen te bouwen op zelfgemaakte steile heuveltjes. Zo worden hun huizen niet door de zee weggespoeld. Ze leven van de visvangst. Ze drinken regenwater dat ze in een kuil voor hun woning bewaren. bron 14 Maquette van de oude stad Rome. Romanisering Net als de Grieken offerden de Romeinen wijn, brood, en dieren aan hun goden. Bovendien vereerden ze hun keizers als goden. Romeinen droegen een toga, dronken wijn en rekenden met Romeinse cijfers. Ze vermaakten zich met wagenrennen op het Circus Maximus of de gladiatorenspelen in het Colosseum. Ook bezochten ze graag een badhuis. Al deze gebruiken en gewoontes horen bij de Romeinse cultuur. bron 15 De Germanen Buiten Rome en Italië leefden de mensen heel anders. Nederland werd toen bewoond door Germanen. Zij woonden in kleine dorpen en leefden vooral van de landbouw. Graan, vlees, vis, melk en huiden waren vooral bestemd voor eigen gebruik. Wat ze overhielden, ruilden ze met anderen. De De Romeinse bestuurders en soldaten die buiten Italië leefden zetten daar hun Romeinse manier van leven voort. Daardoor kwamen er veranderingen in de veroverde gebieden: • Handelaren brachten Romeins aardewerk, glaswerk, olijfolie en wijn naar deze gebieden. Er werd minder geruild en meer met Romeinse munten betaald. • De Romeinen bouwden overal Romeinse tempels, badhuizen en theaters. • Vooral de rijkere mensen in de veroverde gebieden probeerden als Romein te leven. Zij gingen een toga dragen en leerden Latijn. • Soldaten dienden in het Romeinse leger en namen Romeinse gebruiken over. Het overnemen van de Romeinse cultuur noem je romanisering. De overheerste volken waren niet verplicht om de Romeinse cultuur over te nemen. Zij mochten gewoon op hun eigen manier blijven leven. De meeste boeren deden dat ook. WB H2 §4 Verwerken 36 Oriëntatie Je maakt hier kennis met de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld aan de hand van één grote afbeelding en de tijdbalk. Op deze tijdbalk staan ook de kenmerkende aspecten. na Chr. 500 voor Chr. 3000 WB H2 Oriëntatie 37 onderzoek historische personen 6 HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen Cleopatra bron 4 Intro Actrice Elizabeth Taylor als Cleopatra in 1962. Een machtige vrouw Misschien heb je wel eens gehoord van Cleopatra? Ze was een Egyptische prinses, die koningin werd van Egypte. Ze was eerst de geliefde van Julius Caesar. Toen die was vermoord, werd ze de minnares van Marcus Antonius, die Caesar wilde opvolgen. Ze pleegde zelfmoord door de beet van een giftige slang. Er zijn gedichten over haar geschreven en films over haar gemaakt. Wie was Cleopatra? bron 6 De Griekse schrijver Plutarchus (46-120 na Christus) over Cleopatra. De schoonheid van Cleopatra WB H2 §6 Ze was niet heel erg mooi. Toch voelden mannen in haar omgeving zich erg tot haar aangetrokken. Haar uiterlijk, in combinatie met haar charme, maakte dat ze voor mannen buitengewoon aantrekkelijk was. Er was zelfs lust in het geluid van haar stem. Kern bron 5 Hier worden de geschiedenisbegrippen uitgelegd zodat je ze goed kunt leren. bron 1 bron 3 Portret van koningin Cleopatra in Een beeld van de marmer. Ze is gebeeldhouwd als de Egyptische koningin ‘vorstin der vorsten’: als een koningin Cleopatra. Hier is ze als die net als haar voorgang(st)ers Egypte een farao afgebeeld. Cleopatra in Asterix. bestuurde. Onderzoek bron 2 Op deze munt uit de Romeinse Met de begrippen en theorie uit de kern doe je onderzoek naar een persoon, een stukje Nederland of een ander land. tijd is Cleopatra afgebeeld. Dat betekent dat ze werd gezien als de vorstin van Egypte. 40 Afsluiting 41 HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen afsluiting Afsluiting In de afsluiting staat wat je moet weten en staan alle begrippen bij elkaar. Begrippen Wat moet je weten? kennen en kunnen? A De cultuur van de Grieken en de Romeinen verspreidt zich over Europa. De Germanen maken kennis met de Romeinse manier van leven. B Het christendom ontstaat en verspreidt zich over delen van het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa. Overzicht van 3000 voor Christus tot 500 na Christus 776 voor Christus De Grieken beginnen met hun vierjaarlijkse Olympische Spelen. 750 voor Christus Rome ontstaat als een herdersdorpje. 50 voor Christus Julius Caesar verovert streken tot aan de Rijn, waar de Germanen wonen. 27 voor Christus Augustus wordt keizer van het Romeinse Rijk. 33 Jezus Christus, die over een nieuw geloof vertelde, wordt gekruisigd. 64 Keizer Nero laat na de grote brand van Rome de christenen vervolgen. 312 Constantijn staat als eerste Romeinse keizer het christendom toe. voor Chr. 776 v.Chr. 750 v.Chr. Ontstaan Olympische Spelen 4 Germanen mensen die oorspronkelijk in het gebied van Duitsland en Nederland leefden, zoals de Friezen en de Bataven beroepsleger leger dat bestaat uit soldaten die van vechten hun beroep hebben gemaakt Bijbel het heilige boek van de christenen, dat bestaat uit het Oude Testament en het Nieuwe Testament; in het Oude Testament staan verhalen over de schepping van de aarde en de mens, de geschiedenis van het Joodse volk en de tien geboden; in het Nieuwe Testament staan verhalen over het leven en de ideeën van Jezus Christus en documenten over de eerste christenen Griekse cultuur opvattingen en gewoontes van de oude Grieken (ongeveer 500-300 voor Christus); hierbij horen bijvoorbeeld de Griekse manier van bouwen met zuilen, de aandacht voor sport, het geloof in veel goden en belangstelling voor wetenschap Griekse goden de goden die de Grieken in de oudheid vereerden. Zij waren familie van elkaar christendom geloof in God, volgens de leer van Jezus Christus 740 v.Chr. 60 v.Chr. 50 v.C hr. 27 v.C hr. Julius Caesar Rome ontstaat 44 filosoof iemand die zoekt naar wijsheid en kennis om de wereld en de mens beter te begrijpen Joden bewoners van de Romeinse provincie Judea (nu: deel van Israël); zij geloven in één God en leven volgens het Oude Testament christenen aanhangers van het christendom, volgelingen van Jezus Christus WB H2 §8 3000 Atheense democratie een vorm van bestuur waarbij het volk (demos) via stemming beslist wie de bestuurders zijn; in Athene mochten alleen mannen met burgerrecht deelnemen aan de democratie 0 kerk gebouw dat is gewijd aan de eredienst van de christelijke God mythe verhaal over goden of halfgoden, of een verhaal dat voor waar wordt gehouden, maar niet helemaal op feiten berust slaaf iemand die het eigendom is van iemand anders, en die dus niet vrij is en geen rechten heeft Olympische Spelen Griekse sportwedstrijden ter ere van oppergod Zeus, vanaf 776 voor Christus in Olympia gehouden tempel gebouw waarin een of meer goden worden vereerd wetenschap het verzamelen van kennis door bestudering van een verschijnsel; wetenschappers zoeken naar verklaringen en proberen bewijzen te vinden romanisering het overnemen van de Romeinse cultuur door de volken die bij het Romeinse Rijk hoorden Romeinse cultuur opvattingen en gewoontes van de Romeinen; hierbij horen bijvoorbeeld: het geloof in veel goden, grote beelden van goden en keizers, het Latijn en een goede militaire training 33 Christus wordt gekruisigd Augustus wordt keizer Romeinse Rijk groot rijk dat tussen ongeveer 300 voor Christus en 500 na Christus werd bestuurd vanuit Rome; op het hoogtepunt (in de tweede eeuw na Christus) hoorden bijna heel WestEuropa en delen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten bij het Romeinse Rijk keizer hoogste bestuurder van het Romeinse Rijk 64 70 300 312 500 na Chr. Constatijn laat christendom toe Keizer Nero laat christenen vervolgen 45 1 Hoe werk je in een hoofdstuk? Het handboek en het werkboek horen bij elkaar. Je begint met de Oriëntatie in het handboek en je volgt dan de verwijzing naar het werkboek. Die ziet er bijvoorbeeld zo uit: HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen kern De Griekse samenleving Ontdekken Een poster voor de Olympische Spelen Sport verbroedert. Dat was zeker zo in het oude Griekenland. Elke vier jaar vonden daar de Olympische Spelen plaats, in het dorpje Olympia. Tijdens de Spelen stopten de Grieken met oorlog voeren, zodat iedereen naar de Spelen kon. Bij de opening van de Spelen liepen de atleten van de tempels door de tunnel naar het stadion. Daar werden ze opgewacht door 40 000 mannelijke toeschouwers, die hun kampioenen toejuichten. Jij gaat voor de Olympische Spelen een mooie poster ontwerpen. WB H2 §1 Ontdekken bron 3 bron 4 De Akropolis in Athene rond 350 voor Christus. De Akropolis De godin van de wijsheid en de strijd: een was de plek waar de tempel voor Pallas Athene stond. Leertekst Griekse steden De Grieken woonden in steden, die verspreid lagen over Griekenland. Elke stad (in het Grieks: polis) was ommuurd. Midden in de stad stond een tempel voor de god die de stad beschermde. In de stad Athene was de tempel het Parthenon, gewijd aan Pallas Athene. Zij was de godin van de wijsheid en de strijd. Er was ook een marktplein waar de Grieken bijeenkwamen om handel te drijven of over politiek te praten. bron 1 De Griekse steden bestuurden zichzelf. Meestal hadden de rijken het voor het zeggen. Maar in Athene bestuurden gewone burgers de stad. Zij namen de besluiten in een volksvergadering. We noemen deze manier van besturen de Atheense democratie. Met het woord ‘democratie’ bedoelen we dat het volk (in het Grieks: demos) uitmaakt wie de bestuurders zijn. De heiligdommen van Zeus in Olympia. bron 2 Griekse sporters. Deze sporten werden ook bij de Olympische Spelen beoefend. WB H3 §1 beschilderd beeld van Pallas Athene. Dat wil zeggen ga naar het werkboek, hoofdstuk 3, paragraaf 1. In het werkboek maak je dan de Oriëntatieopdrachten. Die geven je een beter beeld van de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld. Na de oriëntatie begin je met de kernparagrafen. bezit van hun meester. Ze werkten op het land, in de mijnen of in de huishouding. Dagelijks leven Niet alle Grieken waren gelijk. Je had vrije mannen met burgerrecht (burgers); in Athene mochten zij de stad besturen. Maar er waren ook vrije mannen zonder burgerrecht – vreemdelingen bijvoorbeeld. Vrouwen hadden bijna geen rechten: zij verzorgden het huishouden en hielden toezicht op de slaven. Slaven waren geen vrije mensen, maar waren het Griekse cultuur De Grieken woonden niet in één land, maar in heel veel verschillende landjes. Die landjes waren niet groter dan één stad. Wel spraken de Grieken allemaal dezelfde taal: Grieks. Ze hadden ook dezelfde goden. Voor hun goden bouwden ze tempels, meestal op een hoge heuvel. De tempels waren rechthoekig en hadden zuilen. Hier stonden prachtige godenbeelden bij. Dit alles hoort bij de Griekse cultuur. De Grieken offerden wijn, fruit, dieren en zelfs zilver en goud om de goden gunstig te stemmen. Ook organiseerden ze feesten en sportwedstrijden. Zeus was de oppergod. Voor hem hielden de Grieken eens in de vier jaar sportwedstrijden in Olympia: de Olympische Spelen. Dat begon al in 776 voor Christus. Griekse atleten deden mee aan wedstrijden in hardlopen, verspringen, discuswerpen, speerwerpen, worstelen, boksen en paardenrennen. De winnaar kreeg geen gouden medaille, maar een olijftak. Het ging om de eer. De Grieken vonden sport belangrijk. Sport was een goede training voor de soldaten. WB H2 §1 Verwerken 30 31 Jij gaat voor de Olympische ontwerpen. WB H2 §1 Ontdekken Bronnen De bronnen zijn heel belangrijk in Memo. Over alle bronnen vind je vragen terug in het werkboek. Je hebt bronnen in het handboek en in het werkboek. Zo betekent WB bron 17 dat je in het werkboek op zoek moet naar bron 17. Maar HB bron 17 bestaat ook, die zoek je op in het handboek. Vergeet niet om ook het bijschrift goed te lezen. Hoe werk je in een kernparagraaf In de kernparagrafen ga je eerst op ontdekkingstocht. Je leest de tekst onder het kopje Ontdekken in je handboek. Dan ga je aan de slag met een concreet historisch probleem. Na de ontdekkingsopdracht zie je bijvoorbeeld de verwijzing: HB H2 §3 leertekst Dan ga je de oranje leertekst leren en de opdrachten onder het kopje Verwerken in het werkboek maken. Ben je klaar? Kijk dan eens onder Extra! Daar worden nog enkele nieuwe begrippen behandeld. Aan het eind van 5 Aan de slag met Memo het hoofdstuk vind je deze begrippen terug in een begrippenlijst. afsluiting Afsluiting Planner Voordat je aan een hoofdstuk begint, ga je naar de planner in het werkboek. In de planner staan alle onderdelen van het hoofdstuk op een rijtje. Ook als je iets op de computer gaat doen. Wat moet je weten? kennen en kunnen? A De cultuur van de Grieken en de Romeinen verspreidt zich over Europa. De Germanen maken kennis met de Romeinse manier van leven. B Het christendom ontstaat en verspreidt zich over delen van het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa. Overzicht van 3000 voor Christus tot 500 na Christus 776 voor Christus De Grieken beginnen met hun vierjaarlijkse Olympische Spelen. 750 voor Christus Rome ontstaat als een herdersdorpje. Wat moet je leren? Als je moet leren voor je proefwerk is het slim om naar Kennen en kunnen in de Afsluiting te kijken. Daar staat precies opgesomd welke vragen je moet kunnen beantwoorden als je het hele hoofdstuk goed geleerd hebt. 7 Augustus wordt keizer van het Romeinse Rijk. 33 Jezus Christus, die over een nieuw geloof vertelde, wordt gekruisigd. 64 Keizer Nero laat na de grote brand van Rome de christenen vervolgen. 312 Constantijn staat als eerste Romeinse keizer het christendom toe. Amsterdam: van vi ssersgat tot wereldstad oriëntatie Thema In 1538 maakte Cornelis Antonisz. dit schilderij van Amsterdam. Hij beeldde de stad af zoals een vogel hem hoog in de lucht zou zien. Uit zijn schilderij blijkt dat Amsterdam in 1538 al een grote stad was, zeker voor die tijd. Er lagen veel schepen in het water van de Amstel en van het IJ. Op de kades handelden mensen uit allerlei landen. En dat terwijl Amsterdam nog geen 300 jaar daarvoor slechts een klein vissersdorpje was. Hoe kon Amsterdam in zo’n korte tijd uitgroeien van vissersgat tot wereldstad? 1600 WB H7 Oriëntatie 1000 6 Julius Caesar verovert streken tot aan de Rijn, waar de Germanen wonen. 27 voor Christus WB H2 §8 Bijzondere hoofdstukken Twee hoofdstukken zijn wat anders. Eén hoofdstuk is een projecthoofdstuk over Wonen in Nederland tot het jaar 1000. In dit hoofdstuk ben je niet alleen met geschiedenis bezig, maar ook met aardrijkskunde en economie. Het andere hoofdstuk is het themahoofdstuk over Amsterdam: van vissersgat tot wereldstad. Dit hoofdstuk gaat over alle tijdvakken die je tot dan behandeld hebt. ePack Op je ePack vind je nog veel extra materiaal. Zo kun je uitgebreid oefenen voor je toets met de oefentoetsen per paragraaf en een oefentoets over het hele hoofdstuk. Onder het kopje Vaardig in Geschiedenis zijn er computerlessen die je helpen om historische vaardigheden beter te begrijpen. Maar op je ePack staan nog veel meer opdrachten die je helpen om de leerstof beter te snappen. 50 voor Christus Thema | Amsterdam: van vissersgat tot wereldstad 1100 1200 1300 1400 1 500 OUDHEID 108 109 Het stappenplan voor onderzoek 1 2 3 4 5 6 7 8 Stappen Activiteiten ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP • Bepaal je onderwerp • Wat weet je al over het onderwerp? • Onderzoek wat wel en wat niet bij het onderwerp hoort • Formuleer de onderzoeksvraag • Formuleer de deelvragen • Formuleer de hypothese • Maak een activiteitenoverzicht of een werkplan • Maak een taakverdeling • Maak een planning • Inventariseer welke informatie je nodig hebt • Selecteer je bronnen en informatie • Bepaal welke bronnen je kunt gebruiken • Voer het onderzoek uit en verzamel gegevens • Orden de informatie • Bewerk de informatie • Analyseer en interpreteer de informatie • Beantwoord de deelvragen • Beantwoord de onderzoeksvraag • Controleer de hypothese • Stel het doel en de doelgroep vast • Bepaal de inhoud • Bepaal de vorm • Maak een planning • Voer de presentatie uit • Bespreek en beoordeel het onderzoeksresultaat VRAAG FORMULEREN PLANNEN INFORMATIE VERZAMELEN INFORMATIE VERWERKEN VRAAG BEANTWOORDEN PRESENTEREN NABESPREKEN 117 voor Chr. 13 000 1 De tijd van jagers De tijd van jagers en boeren 12 000 v.Chr. 11 000 v.Chr. 10 000 v.Chr. 9000 v.Chr. P R E H I STO R I E J agers en verzamelaars Overgang naar de landb 10 en boeren oriëntatie De meeste mensen in Nederland eten elke dag brood. Brood wordt gemaakt van graan. Op de foto zie je hoe in onze tijd een boer graan van het land haalt. Duizenden jaren geleden verbouwden de mensen ook al graan. Op de muurschildering zie je mensen in het oude Egypte aan het werk op het land. Deze muurschildering is ongeveer 3500 jaar geleden gemaakt. 8000 v.Chr. 7000 v.Chr. 6000 v.Chr. 5000 v.Chr. voor Chr. 3000 WB H1 Oriëntatie 4000 v.Chr. ouw 11 kern 1 Leven van jagen en verzamelen Ontdekken Oude tekeningen In de Franse plaats Lascaux ontdekten vier jongens in 1940 een bijzondere grot. De grot was voor een groot deel beschilderd. Er waren afbeeldingen van jagers, bizons en paarden te zien. De tekeningen bleken meer dan 17 000 jaar oud te zijn! Ze waren gemaakt door mensen uit de prehistorie. Ze laten zien hoe deze mensen toen leefden. bron 2 Voedsel uit de natuur. Maar hoe zag het leven van de eerste mensen eruit? Jij gaat een grotschildering maken om daar achter te komen. WB H1 §1 Ontdekken bron 1 Een van de grotschilderingen van Lascaux. De tekeningen laten zien hoe de mensen meer dan 17 000 jaar geleden hebben geleefd. Op de tekeningen zie je onder andere bizons afgebeeld. bron 3 Een rotstekening van een jager uit de Sahara. De tekening is ongeveer 10 000 jaar oud. 12 HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren bron 4 Het leven van de eerste mensen in de prehistorie. Leertekst Jagen en verzamelen De eerste mensen leefden miljoenen jaren geleden. Ze leefden van de natuur. Ze jaagden op herten, mammoeten en allerlei andere dieren. Ze gebruikten bijna alles van die dieren. Het vlees aten ze op. De botten gebruikten ze voor gereedschappen. Van de vacht maakten ze kleding. Ook vingen ze vis in rivieren, beekjes en meren. Om aan voedsel te komen verzamelden de eerste mensen ook eetbare dingen uit hun omgeving: paddenstoelen, bessen en knollen. Jagen en verzamelen was voor hen het middel van bestaan. De eerste mensen worden daarom ook wel jagers en verzamelaars genoemd. Ongeveer 12 000 jaar geleden was het in Europa kouder dan nu. De natuur zag er daardoor heel anders uit. In Noord-Afrika kon je veel prettiger leven. Het was er warmer dan in Europa, maar niet zo warm en droog als nu. De mensen konden in Noord-Afrika makkelijker aan voedsel komen dan in Europa. Samenleven We weten niet precies hoe jagers en verzamelaars samenleefden. Jagers en verzamelaars konden niet lezen en schrijven. Daardoor bestaan er geen geschreven bronnen. Hoe komen we dan toch iets over deze mensen te weten? Archeologen onderzoeken hoe mensen lang geleden hebben geleefd. Zij bestuderen allerlei voorwerpen die in de grond zijn teruggevonden. Deze voorwerpen noemen we ongeschreven bronnen. Rondtrekken Jagers en verzamelaars trokken rond op zoek naar voedsel. Daarbij volgden ze de dieren waarop ze jaagden. Ook raakte het voedsel dat ze verzamelden, na een tijdje op. De mensen moesten zich daarom steeds verplaatsen. De jagers en verzamelaars leefden waarschijnlijk in een soort tenten die makkelijk mee te nemen waren. Soms gebruikten ze een grot als huis of bouwden ze een hut. Waarschijnlijk hebben jagers en verzamelaars geleefd in kleine groepen van twintig tot dertig personen. Een grotere groep was lastig. Je moest dan te ver lopen om voor iedereen eten te vinden. Mannen en vrouwen hadden een taakverdeling. De mannen jaagden en de vrouwen verzamelden voedsel en verzorgden de kleine kinderen. WB H1 §1 Verwerken 13 kern 2 Een nieuw middel van bestaan Ontdekken Boer worden Tegenwoordig verdienen de meeste Nederlanders hun geld door te werken in een kantoor, winkel of fabriek. In de prehistorie kon dat natuurlijk niet. Heel lang leefden de mensen van de jacht en het voedsel dat ze hadden verzameld. Totdat sommigen op het idee kwamen om als boer te gaan werken. Hoe kwamen ze op dat idee? En wat zou jij hebben gedaan als je in die tijd leefde? Zou je jager zijn gebleven of boer zijn geworden? WB H1 §2 Ontdekken bron 5 Een Egyptische boer aan het werk. Hij is aan het ploegen met twee ossen. 14 bron 6 De huizen van de eerste boeren waren gemaakt van gedroogde klei. Deze huizen werden ook gebruikt om voedselvoorraden te bewaren. HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren Leertekst Landbouw Mensen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten kozen als eersten voor het boerenbestaan. Vanaf 9000 voor Christus verbouwden kleine groepen jagers daar planten op akkers. Dat konden ze doen, omdat ze steeds beter wisten hoe planten in hun omgeving groeiden. Als de mensen vlees wilden eten, moesten ze nog steeds op jacht. Rond 7500 voor Christus veranderde dat. Mensen gingen schapen en geiten fokken vanwege het vlees van deze dieren. Dit noemen we veeteelt. Met de ontdekking van akkerbouw en veeteelt kwam er een nieuw middel van bestaan: landbouw. Het leven als jager en verzamelaar veranderde langzaam in het leven als boer. Vaste woonplaats Het leven als boer zorgde voor grote veranderingen. Zo gingen de eerste boeren op een vaste woonplaats leven. Ze trokken niet meer rond. Boeren moesten namelijk in de buurt van hun akkers en vee blijven. Bij de oudste vaste hutten die we kennen, zijn opslagkuilen gevonden. Daarin zitten resten van aardewerk, graan, fruit en wortels. Dit zijn aanwijzingen dat deze mensen aan landbouw deden. In potten van aardewerk bewaarden de boeren hun voorraden. bron 7 Een rotstekening uit de Sahara die rond 4000 voor Christus is gemaakt. bron 8 Ook konden de boeren in grotere groepen bij elkaar gaan wonen. Op die manier ontstonden de eerste dorpen. Het zijn allemaal gevolgen van de nieuwe manier van leven. Europa en Noord-Afrika tussen 120 000 en 10 000 voor Christus. Een ander klimaat Maar waarom gingen mensen als boer leven? De plaatsen waar mensen aan landbouw gingen doen, leken op elkaar: ze lagen in gebieden waar minder regen viel. Dit kwam door een klimaatverandering. De verandering in het weer zorgde ervoor dat er alleen in korte perioden regen viel. Om dan toch te kunnen overleven, moest je je aanpassen. Als je op het goede moment zaaide, had je kans op een goede oogst. Die oogst kon je bewaren en in slechte tijden opeten. Door de landbouw was de kans op overleven dus groter. We weten niet zeker of mensen alleen door de klimaatverandering boer zijn geworden. Archeologen denken dat er nog meer oorzaken zijn. Misschien leerden de mensen de planten en dieren ook wel steeds beter kennen. Zo konden ze de natuur beter beheersen. WB H1 §2 Verwerken uitbreiding van het ijs in de laatste ijstijd vermoedelijk verloop van de kustlijn 0 500 km 15 kern 3 Leven aan de oevers van de Nijl Ontdekken Water uit de Nijl De Egyptenaren hadden ruim 5000 jaar geleden een probleem: een groot deel van hun land was woestijn. Ze konden maar op een klein stukje grond voedsel verbouwen en leven. De enige waterbron was de rivier de Nijl. Het water van de Nijl zorgde voor voedsel en voor water op de landbouwgrond. Maar hoe kregen de Egyptenaren het water op de akkers en velden? Jij gaat bekijken hoe ze dit probleem hebben opgelost. WB H1 §3 Ontdekken bron 10 Op deze afbeelding zie je Narmer. Hij was de eerste farao die over bron 9 Dwarsdoorsneden van de Nijl tijdens en na de overstromingen. 16 Egypte heerste. HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren Leertekst De Nijl In Egypte woonden de meeste mensen langs de Nijl. Daar was het meeste voedsel te vinden. Zo zat er veel vis in de rivier en leefden er allerlei dieren, waarop de mensen jaagden. Ook deden de Egyptenaren er aan landbouw. De grond langs de Nijl was vruchtbaar. Dat kwam door de overstromingen. Elke zomer regende het hard aan het begin van de rivier. Daardoor steeg het waterpeil van de Nijl. De Nijl overstroomde en de akkers liepen onder water. Nadat het water was gezakt, bleef er een vruchtbaar laagje aarde achter. De Egyptenaren konden nu de grond gaan bewerken. Ze begonnen met het zaaien van graankorrels. Een paar maanden later werd er geoogst. Om het hele jaar door voldoende water te hebben moesten de Egyptenaren de natuur helpen. Ze groeven kanaaltjes en bouwden dijkjes. Door de dijkjes bleef het water op de akkers. Via de kanaaltjes kwam het water ook bij akkers die verder van de Nijl lagen en niet waren overstroomd. Deze manier van landbouw heet irrigatielandbouw. Farao bron 11 Een Egyptische schrijver aan het werk. Hij schreef in hiërogliefenschrift op papyrus. Dat is een soort papier, gemaakt van riet. bron 12 Een Egyptische boer aan het werk met een sjadoef. Irrigatielandbouw was een ingewikkelde zaak. Er moesten kanaaltjes worden gegraven en dijken worden onderhouden. Daar was een bestuur voor nodig. Bestuurders maken regels en controleren of iedereen zich aan de regels houdt. In het begin waren dorpshoofden de belangrijkste bestuurders. Vanaf 3100 voor Christus regeerde er één bestuurder over heel Egypte: de farao. De farao controleerde de irrigatielandbouw, was legeraanvoerder en was de hoogste rechter. Hij werd bij het bestuur geholpen door ambtenaren. Zij waren bij de farao in dienst en zorgden ervoor dat zijn besluiten goed werden uitgevoerd. Ambtenaren hielpen bijvoorbeeld bij het innen van belasting. Iedere boer moest een deel van zijn oogst afstaan aan het bestuur. Hiërogliefenschrift De farao wilde weten hoeveel belasting iedere boer moest betalen. Hij wilde ook weten wie wél en wie niet had betaald. Dit was niet te onthouden. Om dit probleem op te lossen moesten de Egyptenaren een schrift bedenken. Ze bedachten het hiërogliefenschrift. Dit was een beeldschrift. Dat betekent dat er geen letters werden gebruikt, maar tekeningen. Elke tekening was een woord of klank. De tekeningen kwamen uit het dagelijks leven: mensen, planten, dieren en voorwerpen. Het hiërogliefenschrift werd vanaf 3000 voor Christus gebruikt. WB H1 §3 Verwerken 17 kern 4 Een ingewikkelde samenleving Ontdekken Een proteststaking We hebben honger en dorst. Laat het de farao weten, zodat hij voor voedsel kan zorgen! Deze woorden spraken arbeiders in 1152 voor Christus. Ze werkten aan de graven van de farao’s. De arbeiders eisten hun loon en gingen staken. De volgende dag kwamen de werkers terug en zeiden dat oneerlijke ambtenaren het loon in eigen zak stopten. Stel je voor dat je één van de arbeiders bent. Jij laat een brief schrijven waarin staat waarom je staakt. WB H1 §4 Ontdekken bron 13 18 Handelaren met Afrikaanse producten op bron 14 weg naar Egypte. Op deze afbeelding uit Een muurschildering van farao Ramses III ongeveer 1450 voor Christus zie je ivoor, in zijn rotsgraf in het Dal der Koningen. blokken ebbenhout, struisvogeleieren en In het Dal der Koningen lag een aantal allerlei exotische dieren. farao’s begraven. HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren bron 15 Egyptische werklieden. Leertekst De eerste steden Ieder zijn vak Door de overschotten in de landbouw en de handel ontstonden er steden. Voorbeelden hiervan zijn Oer en Oeroek aan de rivier de Eufraat, en Memphis en Thebe aan de Nijl. In de eerste steden woonden nog steeds boeren, die elke dag de stad verlieten om op het land te gaan werken. Maar er woonden ook veel mensen die de farao met het bestuur hielpen, priester waren of handeldreven. De Egyptenaren moesten hard werken. De meesten werkten in de landbouw. Toch was niet iedereen boer. Dat kwam doordat het land veel voedsel opbracht. Hierdoor ontstonden er ook andere beroepen. Mensen die goed konden timmeren, steenhouwen of hout bewerken, specialiseerden zich in een vak. Zij hielden zich bezig met de nijverheid. Van een grondstof werd een product gemaakt. Deze ambachtslieden werkten meestal in dienst van de farao of andere machtige Egyptenaren. Deze mensen hadden een achturige werkdag en eens in de tien dagen een vrije dag. Op feestdagen van de goden waren ze ook vrij. Omdat de Egyptenaren geen geld gebruikten, werden ze beloond met graan, vis, groenten, brandhout, aardewerk en soms met vlees, wijn en bier. Er waren ook Egyptenaren die hun arbeid of producten ruilden tegen voedsel of andere dingen. Ze dreven ook handel met andere gebieden. Ze kochten vooral ivoor, hout en vee. Vrouwen Het is niet helemaal duidelijk welke rol vrouwen in het oude Egypte speelden. Vrouwen konden geen ambtenaar of schrijver worden. Alles wat we van hen weten, is opgeschreven door mannen. Eén ding is wel zeker: in vergelijking met andere samenlevingen uit die tijd had de vrouw in Egypte meer rechten. Ze mocht zelf dingen bezitten en bij de rechtbank had ze dezelfde rechten als de man. Het dagelijks leven van de vrouw speelde zich vooral af in en rond het huis. Zij zorgde voor het huishouden en de kinderen. WB H1 §4 Verwerken 19 kern 5 Geloven in goden Ontdekken Leven na de dood De Egyptenaren geloofden in een leven na de dood. Als je dood was, leefde je verder in het dodenrijk. Maar je moest daar wel worden toegelaten. Dat kon alleen als je een goed leven had geleid. Als je slecht had geleefd, werd je verslonden door een monster. Maar hoe kwam je in dit dodenrijk? Hoe zag het leven na de dood eruit? Dat wordt beschreven in de dodenboeken van de Egyptenaren. Je gaat het leven in het dodenrijk naspelen in een rollenspel. WB H1 §5 Ontdekken bron 18 Drie belangrijke Egyptische goden. Van links naar rechts zijn de goden Horus, Osiris en Isis afgebeeld. Horus was de zoon van Osiris en werd door de Egyptenaren gezien als de beschermer van de farao of als de farao zelf. Osiris was de god van het dodenrijk. Isis was zijn vrouw. bron 16 Een gedeelte uit een dodenboek. Het was een soort reisgids voor het dodenrijk. Hier zie je hoe de dode (in het lange kleed) aankomt in het dodenrijk. De Farao Hoge ambtenaren, priesters, legeraanvoerders Soldaten, lage ambtenaren god Anubis weegt het hart. De god Thoth schrijft alles op. Bij de weegschaal zit het monster. Boeren Kooplieden, handwerkslieden bron 17 De Egyptische samenleving. Slaven 20 HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren Leertekst Natuurgodsdienst Godsdienst was erg belangrijk in Egypte. De Egyptenaren geloofden in meerdere goden. Ze dachten dat de goden het leven regelden. Zonder hulp van de goden was geen leven mogelijk. De zon zou niet opkomen en de Nijl niet overstromen. Ook in het dodenrijk waren de goden de baas. Het dodenrijk werd geleid door de god Osiris. Priesters brachten dagelijks offers in de tempels om de goden tevreden te houden. Priesters waren dan ook erg belangrijk in Egypte. De belangrijkste god van de Egyptenaren was de zonnegod Re. De Egyptenaren beeldden hem op allerlei manieren af. Soms als mens, maar ook als mestkever, valk of kat. Ook andere natuurkrachten werden vereerd. De Egyptenaren zagen ook in sommige dieren een god. Een godsdienst waarin de natuur een grote rol speelt, heet een natuurgodsdienst. Sociale lagen In Egypte was niet iedereen gelijk. Sommige mensen waren belangrijker dan anderen. Dat was het gevolg van het bestuur en de verschillende beroepen. De Egyptische samenleving bestond uit verschillende sociale lagen. Belangrijke mensen zaten in een hogere sociale laag dan onbelangrijke mensen. bron 19 Priesters bereiden een dode voor op zijn reis naar het hiernamaals. De farao was de belangrijkste persoon in Egypte. Hij was de hoogste bestuurder en bezat veel land. De Egyptenaren vereerden hem zelfs als god. Voor de farao werd dan ook een groot graf gebouwd. Zo’n graf noemen we piramide. Hoge ambtenaren en priesters waren ook belangrijk. Boeren waren minder belangrijk Zij hadden dan ook niet veel invloed op het bestuur. Slaven moesten allerlei soorten zwaar werk doen. Daarvoor kregen ze niet of nauwelijks betaald. Ze mochten ook niet meepraten in het bestuur. Egyptische Rijk De farao’s wilden steeds meer macht. Ze voerden daarom veel oorlogen. Hierdoor werd het Egyptische Rijk groter. Meestal brak er daarna een bloeiperiode aan. In de geschiedenis van Egypte zijn er vier belangrijke bloeiperiodes geweest. bron 20 Farao Ramses II op zijn strijdwagen tijdens In de periode van 1500 tot 1069 voor Christus was de macht van het Egyptische Rijk het grootst. Dat was mogelijk geworden door de rijkdommen uit de irrigatielandbouw, de enorme hoeveelheden goud en de kracht van het Egyptische leger. In 332 voor Christus maakten de Grieken een einde aan het Egyptische Rijk. de slag bij Kadesj in 1274. Kadesj lag in het huidige Syrië. Ramses vocht daar tegen WB H1 §5 Verwerken het volk van de Hittieten, dat zijn rijk in het noorden bedreigde. De Hittieten woonden in Oost-Turkije. 21 onderzoek historische personen 6 Cheops en Toetanchamon Intro Toeristen in Egypte Veel toeristen bezoeken de piramides als ze in Egypte op vakantie zijn. De piramide van Cheops wordt dan bijna nooit overgeslagen. Het is namelijk de grootste piramide. Hij werd gebouwd als graf voor farao Cheops. Toeristen bezoeken vaak ook het Egyptisch museum in Caïro. Daar liggen schitterende voorwerpen die gevonden zijn in het graf van Toetanchamon. Toetanchamon was ook een farao. Maar verdienden deze farao’s eigenlijk wel zulke mooie graven? WB H1 §6 bron 3 Beeldje van een dienaar die voedsel klaarmaakt voor de werkers aan de piramide. Cheops bron 1 De piramide van Cheops. Het bouwwerk is 146 meter hoog en weegt 6 miljard kilo. bron 2 Het leven van farao Cheops. 22 We weten weinig van het leven van farao Cheops. Hij regeerde van 2589 tot 2566 voor Christus. Hij deed dat vanuit de stad Memphis. Hij lijkt een goede farao te zijn geweest. Het ging goed met de Egyptische economie. Toen hij regeerde, maakten kunstenaars prachtige werken. Cheops is vooral bekend geworden door zijn piramide. In deze piramide is hij na zijn dood ook begraven. Volgens verhalen ging Cheops elke dag naar de bouw kijken. Die duurde bijna dertig jaar. In de middeleeuwen hebben mensen de grafkamer van de piramide leeggeroofd. HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren bron 4 Het gouden masker van Toetanchamon. Dit masker lag op de mummie van de farao in een kist. In de grafkamer werden nog meer mooie spullen gevonden. Archeologen noemden de grafkamer ‘het huis van goud’. bron 5 Het leven van farao Toetanchamon. Toetanchamon Toetanchamon was een farao die maar kort leefde. Hij regeerde tussen 1336 en 1327 voor Christus. Hij was pas elf jaar oud toen hij farao werd. Op dat moment was Thebe de hoofdstad. Waarschijnlijk heeft hij niet zelf het land bestuurd. De beslissingen werden genomen door zijn hoogste ambtenaren. Tijdens zijn regering leefde Egypte in vrede. Jammer genoeg ging het niet goed met de economie. Toch is hij een van de bekendste farao’s. Dat komt door zijn graf. Dat werd gevonden met alle schatten er nog in. Deze schatten liggen tegenwoordig in het Egyptisch museum in Caïro. bron 6 Het graf van Toetanchamon. Rond 1500 voor Christus werden er geen piramides meer gebouwd. Een graf voor de farao werd uitgehakt in de rotsen. De graven van de farao’s kwamen bij elkaar te liggen. Deze plek werd het Dal der Koningen genoemd. Deze rotsgraven lagen vlak bij de stad Thebe. 23 onderzoek Nederland 7 De eerste landbouwers in onze streken bron 1 Voorraadpotten uit de prehistorie. Van links naar rechts: een trechterbeker (ongeveer 3500 voor Christus), een bron 2 standvoetbeker (ongeveer 3000 voor Christus) en een Het nagemaakte gezicht van de ‘Krabbeplasman’ klokbeker (ongeveer 2200 voor Christus). die 3300 jaar geleden in Nederland leefde. Intro In juni 2007 stond er een foto in de krant van een man die ongeveer 3300 jaar geleden in de buurt van Vlaardingen (bij Rotterdam) had geleefd. Zijn skelet was in 1990 gevonden door drie jongens, toen ze in het recreatiegebied De Krabbeplas speelden. Archeologen onderzochten het skelet. Ze ontdekten dat de man ongeveer 43 jaar oud was toen hij stierf. Vervolgens hebben ze met behulp van moderne technieken het gezicht samengesteld. Als je naar het gezicht kijkt, lijkt het wat oud voor de geschatte leeftijd. Volgens de onderzoekers komt dat doordat de mensen toen een zwaar leven leidden en veel buiten waren. In de tijd dat deze 24 man leefde, woonden er boeren in ons land. WB H1 §7 voor bossen. De zeespiegel steeg en in het westen van het land ontstonden uitgestrekte moerassen. De mensen jaagden onder andere op mammoeten. 7.1 Een koud klimaat 7.2 Boeren in Zuid-Limburg In de prehistorie leefden de mensen in Nederland lange tijd alleen van jagen en verzamelen. Nederland zag er toen heel anders uit dan nu. Het landschap zag eruit als een grote grasvlakte en het was veel kouder. Rond 9000 voor Christus was de gemiddelde temperatuur in juli ongeveer tien graden! Vanaf 8000 voor Christus werd het warmer in Nederland, waardoor het landschap veranderde. De steppen en toendra’s verdwenen. Ze maakten plaats Rond 5300 voor Christus kwamen er voor het eerst boeren in Nederland wonen. Ze kwamen vanuit Duitsland en trokken niet verder dan Zuid-Limburg. Hier vonden ze vruchtbare landbouwgrond, waarop ze aan landbouw gingen doen. Met behulp van een handploeg werd de grond losgescheurd. De grond was hierdoor klaar om gewassen te verbouwen. De boeren woonden in kleine boerderijen. Vaak was de boerderij niet groter HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren bron 3 Het hunebed bij de Drentse plaats Borger. Het is het grootste hunebed van Nederland met een lengte van 22,5 meter. dan een kamer. Een dorp bestond uit vijf tot twintig boerderijen. In zo’n dorp woonden dertig tot honderdvijftig mensen. Uit opgravingen blijkt dat de eerste boeren ook voorraadpotten en sieraden hadden. De voorraadpotten van klei waren versierd. Archeologen noemden dit aardewerk bandkeramiek. De eerste boeren in Limburg werden naar hun aardewerk vernoemd. We spreken daarom van de bandkeramiekcultuur. 7.3 Hunebedbouwers bron 4 Steeds meer mensen in Nederland gingen leven als boer. In totaal waren er enkele tienduizenden boeren. De bekendste boeren uit de Nederlandse prehistorie leefden in het noorden van het land, tussen 3400 en 2900 voor Christus. Ze worden ook wel de trechterbekermensen genoemd. De halzen van hun voorraadpotten hadden namelijk de vorm van een trechter. Maar ze zijn vooral beroemd geworden vanwege de bouw van hunebedden. Hunebedden zijn graven, waarin de doden van een familie, dorp of stam werden begraven. In deze graven kregen de doden vaak iets mee voor hun reis naar het hiernamaals. De hunebedden zijn gemaakt van grote stenen die in de ijstijd in Nederland terecht waren gekomen. Sommige stenen wegen meer dan 40 000 kilo! Tegenwoordig zijn er nog 53 hunebedden in Nederland. Vlaardingengroep Trechterbekercultuur Bandkeramiekcultuur De hunebedbouwers. WB H1 §7 bron 5 De eerste boeren in Nederland. 0 50 km 25 afsluiting Afsluiting Begrippen ambtenaar iemand die in dienst is van het bestuur en zorgt voor het uitvoeren ven besluiten, het innen van belastingen en het handhaven van de orde Wat moet je weten? kennen en kunnen? A De levenswijze van jagers en verzamelaars. B Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen. beroep een vak waarin iemand zich heeft gespecialiseerd, bijvoorbeeld het vak van timmerman of smid Overzicht tot 3000 voor Christus tot 9000 Er wordt alleen op dieren gejaagd en voedsel verzameld om in leven te blijven. 9000 Voor het eerst gaan mensen voedsel verbouwen op het land. 7500 Boeren beginnen dieren te fokken. 5300 In Nederland komen de eerste boeren wonen. 3400 In het noorden van Nederland worden hunebedden gebouwd. 3100 Narmer is de eerste farao van Egypte. WB H1 §8 tot 9000 Eetbare dingen verzamelen | akkerbouw 26 Egyptische Rijk een machtig Egypte dat bestuurd werd door een farao farao hoogste bestuurder (koning) in Egypte tussen ongeveer 3000 en 1000 voor Christus 13 000 voor Chr. bestuur mensen die regels en wetten maken en ook controleren of iedereen zich daaraan houdt 7500 Boeren gaan dieren fokke en HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren handel het kopen en verkopen van allerlei producten irrigatielandbouw landbouw waarbij je met kanalen en dijken water naar de akkers brengt jagers en verzamelaars mensen die leven van jacht, visserij en het verzamelen van eetbare plantendelen klimaatverandering een ingrijpende verandering in het weer over een lange periode; de laatste grote verandering vond plaats rond 10 000 voor Christus, toen de gemiddelde temperatuur op aarde steeg landbouw een middel van bestaan, waarbij je leeft van de gewassen die je op de akkers verbouwt en van de dieren die je houdt en fokt; vanaf 9000 voor Christus gingen mensen aan landbouw doen 5300 De eerste boeren in Nederland middel van bestaan manier waarop mensen zich in leven houden, bijvoorbeeld door te jagen en te verzamelen of aan landbouw te doen natuurgodsdienst godsdienst waarin natuurkrachten als zon en water aanbeden worden nijverheid het maken van (een deel van een) product met behulp van grondstoffen priester een dienaar in een tempel of kerk die zorgt voor contact tussen mensen en god(en) sociale laag een groep mensen die van elkaar verschilt in rijkdom, macht en aanzien stad plaats waar veel mensen bij elkaar wonen taakverdeling de manier waarop werkzaamheden zijn verdeeld, bijvoorbeeld tussen mannen en vrouwen of tussen verschillende groepen mensen vaste woonplaats een groep huizen waar mensen blijven wonen, in tegenstelling tot een tijdelijk kamp met tenten of hutjes schrift tekens of letters op papier (of ander materiaal) die samen woorden vormen 3400 3100 3000 voor Chr. De eerste farao van Egypte Hunebedden 27