geschiedenis

advertisement
h
/
t
1
S
I
N
E
D
CHIE ouw
erb
d
G ES
n
o
or de
vo
E
O
B
D
HAN
K
Aan de slag met Memo
2
In dit eerste deel van Memo ga je heel ver terug in de tijd. Je
begint in de oertijd en je komt dan elk hoofdstuk iets dichter bij
onze tijd.
Je maakt kennis met de mensen van vroeger. Hoe leefden ze en
hoe dachten ze? Leken ze op ons of niet? Je blijft ook niet altijd
dicht bij huis, soms neem je een kijkje in een ander land. Hoe
was het toen in Afrika of Zuid-Amerika?
Er valt veel te zien en te lezen in Memo, maar je gaat vooral
ook veel zelf ontdekken en uitzoeken. Soms alleen en soms in
groepjes.
De tijd van Grieken en Romeinen
oriëntatie
Voetbalrellen lijken echt iets van onze
tijd. Op de foto uit 2007 zie je vechtende
supporters in Argentinië. Bij deze
rellen vielen een dode en vierentwintig
gewonden. Maar kijk eens goed naar
het Romeinse schilderij ernaast. Dan zie
je dat sportgeweld niks nieuws is. Op
het schilderij staat een amfitheater, een
stadion voor gevechten tussen gladiatoren.
Rondom het amfitheater zie je rellen van
bijna 2000 jaar geleden. Ook toen vielen er
doden en gewonden.
De tijd van Grieken en Romeinen
2500 v.Chr.
2000 v.Chr.
1 500 v.Chr.
1000 v.Chr.
1
500 v.Chr.
Griekse cultuur
Romeinse Rijk: verspreiding Grieks-Romeinse cultuur
Ontstaan en verspreiding christendom
28
Om je te helpen bij het ontdekken van de geschiedenis heb je
van Memo twee boeken gekregen. Een handboek (HB) met de
belangrijkste informatie en een werkboek (WB) met opdrachten.
Bovendien heb je via de computer toegang tot het ePack. In het
ePack vind je computerlessen en de oefentoetsen. In de inhoudsopgave kun je zien welke computerlessen er bij elk hoofdstuk
zijn.
Opbouw van een hoofdstuk
De meeste hoofdstukken in Memo bestaan uit verschillende
onderdelen. Deze onderdelen vind je zowel in het handboek als
het werkboek.
29
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen
kern
4 Romeinen en Germanen
Ontdekken
Hoe kwam die Romeinse helm in de Peel?
In 1910 vond Gebbel Smolenaars een prachtige Romeinse
helm. Hij lag in de Peel, een moeras bij het Noord-Brabantse
Deurne. Hij vond ook wat munten, schoenen en de restanten
van een leren zak. Smolenaars heeft de helm verkocht aan het
Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden, waar je hem nu nog
kunt zien.
Hoe is die helm in dat moeras terechtgekomen? Jij gaat
proberen dat raadsel op te lossen.
WB H2 §4 Ontdekken
bron 16
Fragment uit Asterix. Een aquaduct is een Romeinse waterleiding.
bron 13
De helm bestaat uit een met leer gevoerde
ijzeren kap. Op die kap zijn vergulde platen
Leertekst
zilver vastgezet met zilveren spijkertjes.
De Romeinse cultuur
Germanen hadden hun eigen goden, zoals Donar en Freyja.
Ook vereerden ze vuur, water en aarde door offers te brengen,
en aanbaden ze heilige bomen.
Het centrum van de miljoenenstad Rome stond vol met
tempels, bestuursgebouwen en theaters. De Romeinse
gebouwen hadden net zulke zuilen als de Griekse gebouwen.
De Romeinen hadden ook dezelfde goden als de Grieken. Ze
gaven ze alleen andere namen, want de Romeinen spraken
Latijn. Zeus heette nu Jupiter en de liefdesgodin Aphrodite
kreeg de naam Venus. De Grieks-Romeinse cultuur werd later
klassieke cultuur genoemd, omdat die cultuur een voorbeeld
was voor iedereen.
De Romeinse schrijver Plinius schreef
over de Germanen:
Een armzalig volk
Het volk probeert in leven te blijven door
huizen te bouwen op zelfgemaakte steile
heuveltjes. Zo worden hun huizen niet
door de zee weggespoeld. Ze leven van de
visvangst. Ze drinken regenwater dat ze in
een kuil voor hun woning bewaren.
bron 14
Maquette van de oude stad Rome.
Romanisering
Net als de Grieken offerden de Romeinen wijn, brood, en
dieren aan hun goden. Bovendien vereerden ze hun keizers
als goden. Romeinen droegen een toga, dronken wijn en
rekenden met Romeinse cijfers. Ze vermaakten zich met
wagenrennen op het Circus Maximus of de gladiatorenspelen
in het Colosseum. Ook bezochten ze graag een badhuis. Al
deze gebruiken en gewoontes horen bij de Romeinse cultuur.
bron 15
De Germanen
Buiten Rome en Italië leefden de mensen heel anders.
Nederland werd toen bewoond door Germanen. Zij woonden
in kleine dorpen en leefden vooral van de landbouw. Graan,
vlees, vis, melk en huiden waren vooral bestemd voor eigen
gebruik. Wat ze overhielden, ruilden ze met anderen. De
De Romeinse bestuurders en soldaten die buiten Italië leefden
zetten daar hun Romeinse manier van leven voort. Daardoor
kwamen er veranderingen in de veroverde gebieden:
• Handelaren brachten Romeins aardewerk, glaswerk,
olijfolie en wijn naar deze gebieden. Er werd minder geruild
en meer met Romeinse munten betaald.
• De Romeinen bouwden overal Romeinse tempels,
badhuizen en theaters.
• Vooral de rijkere mensen in de veroverde gebieden
probeerden als Romein te leven. Zij gingen een toga dragen
en leerden Latijn.
• Soldaten dienden in het Romeinse leger en namen
Romeinse gebruiken over.
Het overnemen van de Romeinse cultuur noem je
romanisering. De overheerste volken waren niet verplicht om
de Romeinse cultuur over te nemen. Zij mochten gewoon op
hun eigen manier blijven leven. De meeste boeren deden dat
ook.
WB H2 §4 Verwerken
36
Oriëntatie
Je maakt hier kennis met de tijd die in het hoofdstuk wordt behandeld aan de hand van één grote afbeelding en de tijdbalk. Op
deze tijdbalk staan ook de kenmerkende aspecten.
na Chr.
500
voor Chr.
3000
WB H2 Oriëntatie
37
onderzoek historische personen
6
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen
Cleopatra
bron 4
Intro
Actrice Elizabeth Taylor als Cleopatra in 1962.
Een machtige vrouw
Misschien heb je wel eens gehoord van Cleopatra? Ze was
een Egyptische prinses, die koningin werd van Egypte. Ze was
eerst de geliefde van Julius Caesar. Toen die was vermoord,
werd ze de minnares van Marcus Antonius, die Caesar wilde
opvolgen. Ze pleegde zelfmoord door de beet van een giftige
slang. Er zijn gedichten over haar geschreven en films over
haar gemaakt. Wie was Cleopatra?
bron 6
De Griekse schrijver Plutarchus (46-120 na
Christus) over Cleopatra.
De schoonheid van Cleopatra
WB H2 §6
Ze was niet heel erg mooi. Toch voelden
mannen in haar omgeving zich erg tot
haar aangetrokken. Haar uiterlijk, in
combinatie met haar charme, maakte
dat ze voor mannen buitengewoon
aantrekkelijk was. Er was zelfs lust in
het geluid van haar stem.
Kern
bron 5
Hier worden de geschiedenisbegrippen uitgelegd zodat je ze goed
kunt leren.
bron 1
bron 3
Portret van koningin Cleopatra in
Een beeld van de
marmer. Ze is gebeeldhouwd als de
Egyptische koningin
‘vorstin der vorsten’: als een koningin
Cleopatra. Hier is ze als
die net als haar voorgang(st)ers Egypte
een farao afgebeeld.
Cleopatra in Asterix.
bestuurde.
Onderzoek
bron 2
Op deze munt uit de Romeinse
Met de begrippen en theorie uit de kern doe je onderzoek naar
een persoon, een stukje Nederland of een ander land.
tijd is Cleopatra afgebeeld. Dat
betekent dat ze werd gezien als
de vorstin van Egypte.
40
Afsluiting
41
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen
afsluiting
Afsluiting
In de afsluiting staat wat je moet weten en staan alle begrippen
bij elkaar.
Begrippen
Wat moet je weten?
kennen en kunnen?
A De cultuur van de Grieken en de Romeinen verspreidt zich over
Europa. De Germanen maken kennis met de Romeinse manier van
leven.
B Het christendom ontstaat en verspreidt zich over delen van het
Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa.
Overzicht van 3000 voor Christus tot 500 na Christus
776 voor Christus De Grieken beginnen met hun vierjaarlijkse
Olympische Spelen.
750 voor Christus Rome ontstaat als een herdersdorpje.
50 voor Christus
Julius Caesar verovert streken tot aan de Rijn, waar
de Germanen wonen.
27 voor Christus
Augustus wordt keizer van het Romeinse Rijk.
33
Jezus Christus, die over een nieuw geloof vertelde,
wordt gekruisigd.
64
Keizer Nero laat na de grote brand van Rome de
christenen vervolgen.
312
Constantijn staat als eerste Romeinse keizer het
christendom toe.
voor Chr.
776
v.Chr.
750
v.Chr.
Ontstaan Olympische Spelen
4
Germanen
mensen die oorspronkelijk in het
gebied van Duitsland en Nederland
leefden, zoals de Friezen en de
Bataven
beroepsleger
leger dat bestaat uit soldaten die van
vechten hun beroep hebben gemaakt
Bijbel
het heilige boek van de christenen, dat
bestaat uit het Oude Testament en het
Nieuwe Testament; in het Oude
Testament staan verhalen over de
schepping van de aarde en de mens, de
geschiedenis van het Joodse volk en de
tien geboden; in het Nieuwe Testament
staan verhalen over het leven en de
ideeën van Jezus Christus en documenten over de eerste christenen
Griekse cultuur
opvattingen en gewoontes van de
oude Grieken (ongeveer 500-300 voor
Christus); hierbij horen bijvoorbeeld
de Griekse manier van bouwen met
zuilen, de aandacht voor sport, het
geloof in veel goden en belangstelling
voor wetenschap
Griekse goden
de goden die de Grieken in de
oudheid vereerden. Zij waren familie
van elkaar
christendom
geloof in God, volgens de leer van
Jezus Christus
740
v.Chr.
60
v.Chr.
50
v.C hr.
27
v.C hr.
Julius Caesar
Rome ontstaat
44
filosoof
iemand die zoekt naar wijsheid en
kennis om de wereld en de mens
beter te begrijpen
Joden
bewoners van de Romeinse provincie
Judea (nu: deel van Israël); zij geloven
in één God en leven volgens het Oude
Testament
christenen
aanhangers van het christendom,
volgelingen van Jezus Christus
WB H2 §8
3000
Atheense democratie
een vorm van bestuur waarbij het volk
(demos) via stemming beslist wie de
bestuurders zijn; in Athene mochten
alleen mannen met burgerrecht
deelnemen aan de democratie
0
kerk
gebouw dat is gewijd aan de
eredienst van de christelijke God
mythe
verhaal over goden of halfgoden,
of een verhaal dat voor waar wordt
gehouden, maar niet helemaal op
feiten berust
slaaf
iemand die het eigendom is van
iemand anders, en die dus niet vrij is
en geen rechten heeft
Olympische Spelen
Griekse sportwedstrijden ter ere
van oppergod Zeus, vanaf 776 voor
Christus in Olympia gehouden
tempel
gebouw waarin een of meer goden
worden vereerd
wetenschap
het verzamelen van kennis door
bestudering van een verschijnsel;
wetenschappers zoeken naar
verklaringen en proberen bewijzen te
vinden
romanisering
het overnemen van de Romeinse
cultuur door de volken die bij het
Romeinse Rijk hoorden
Romeinse cultuur
opvattingen en gewoontes van de
Romeinen; hierbij horen bijvoorbeeld:
het geloof in veel goden, grote
beelden van goden en keizers, het
Latijn en een goede militaire training
33
Christus wordt gekruisigd
Augustus wordt keizer
Romeinse Rijk
groot rijk dat tussen ongeveer 300
voor Christus en 500 na Christus
werd bestuurd vanuit Rome; op het
hoogtepunt (in de tweede eeuw na
Christus) hoorden bijna heel WestEuropa en delen van Noord-Afrika en
het Midden-Oosten bij het Romeinse
Rijk
keizer
hoogste bestuurder van het Romeinse
Rijk
64
70
300
312
500
na Chr.
Constatijn laat christendom toe
Keizer Nero laat christenen vervolgen
45
1
Hoe werk je in een hoofdstuk?
Het handboek en het werkboek
horen bij elkaar. Je begint met de
Oriëntatie in het handboek en je
volgt dan de verwijzing naar het
werkboek. Die ziet er bijvoorbeeld zo uit:
HOOFDSTUK 2 De tijd van de Grieken en Romeinen
kern
De Griekse samenleving
Ontdekken
Een poster voor de Olympische Spelen
Sport verbroedert. Dat was zeker zo in het oude Griekenland.
Elke vier jaar vonden daar de Olympische Spelen plaats, in
het dorpje Olympia. Tijdens de Spelen stopten de Grieken
met oorlog voeren, zodat iedereen naar de Spelen kon. Bij de
opening van de Spelen liepen de atleten van de tempels door
de tunnel naar het stadion. Daar werden ze opgewacht
door 40 000 mannelijke toeschouwers, die hun kampioenen
toejuichten.
Jij gaat voor de Olympische Spelen een mooie poster
ontwerpen.
WB H2 §1 Ontdekken
bron 3
bron 4
De Akropolis in Athene rond 350 voor Christus. De Akropolis
De godin van de wijsheid en de strijd: een
was de plek waar de tempel voor Pallas Athene stond.
Leertekst
Griekse steden
De Grieken woonden in steden, die verspreid lagen over
Griekenland. Elke stad (in het Grieks: polis) was ommuurd.
Midden in de stad stond een tempel voor de god die de stad
beschermde. In de stad Athene was de tempel het Parthenon,
gewijd aan Pallas Athene. Zij was de godin van de wijsheid
en de strijd. Er was ook een marktplein waar de Grieken
bijeenkwamen om handel te drijven of over politiek te praten.
bron 1
De Griekse steden bestuurden zichzelf. Meestal hadden
de rijken het voor het zeggen. Maar in Athene bestuurden
gewone burgers de stad. Zij namen de besluiten in een
volksvergadering. We noemen deze manier van besturen de
Atheense democratie. Met het woord ‘democratie’ bedoelen
we dat het volk (in het Grieks: demos) uitmaakt wie de
bestuurders zijn.
De heiligdommen van
Zeus in Olympia.
bron 2
Griekse sporters. Deze sporten
werden ook bij de Olympische Spelen
beoefend.
WB H3 §1
beschilderd beeld van Pallas Athene.
Dat wil zeggen ga naar het werkboek, hoofdstuk 3, paragraaf 1.
In het werkboek maak je dan de
Oriëntatieopdrachten. Die geven
je een beter beeld van de tijd die
in het hoofdstuk wordt behandeld. Na de oriëntatie begin je
met de kernparagrafen.
bezit van hun meester. Ze werkten op het land, in de mijnen of
in de huishouding.
Dagelijks leven
Niet alle Grieken waren gelijk. Je had vrije mannen met
burgerrecht (burgers); in Athene mochten zij de stad
besturen. Maar er waren ook vrije mannen zonder burgerrecht
– vreemdelingen bijvoorbeeld. Vrouwen hadden bijna geen
rechten: zij verzorgden het huishouden en hielden toezicht op
de slaven. Slaven waren geen vrije mensen, maar waren het
Griekse cultuur
De Grieken woonden niet in één land, maar in heel veel
verschillende landjes. Die landjes waren niet groter dan één
stad. Wel spraken de Grieken allemaal dezelfde taal: Grieks.
Ze hadden ook dezelfde goden. Voor hun goden bouwden
ze tempels, meestal op een hoge heuvel. De tempels waren
rechthoekig en hadden zuilen. Hier stonden prachtige
godenbeelden bij. Dit alles hoort bij de Griekse cultuur.
De Grieken offerden wijn, fruit, dieren en zelfs zilver en goud
om de goden gunstig te stemmen. Ook organiseerden ze
feesten en sportwedstrijden. Zeus was de oppergod. Voor
hem hielden de Grieken eens in de vier jaar sportwedstrijden
in Olympia: de Olympische Spelen. Dat begon al in 776
voor Christus. Griekse atleten deden mee aan wedstrijden
in hardlopen, verspringen, discuswerpen, speerwerpen,
worstelen, boksen en paardenrennen. De winnaar kreeg geen
gouden medaille, maar een olijftak. Het ging om de eer. De
Grieken vonden sport belangrijk. Sport was een goede training
voor de soldaten.
WB H2 §1 Verwerken
30
31
Jij gaat voor de Olympische
ontwerpen.
WB H2 §1 Ontdekken
Bronnen
De bronnen zijn heel belangrijk
in Memo. Over alle bronnen vind
je vragen terug in het werkboek.
Je hebt bronnen in het handboek
en in het werkboek. Zo betekent
WB bron 17 dat je in het werkboek op zoek moet naar bron 17.
Maar HB bron 17 bestaat ook,
die zoek je op in het handboek.
Vergeet niet om ook het bijschrift
goed te lezen.
Hoe werk je in een kernparagraaf
In de kernparagrafen ga je eerst
op ontdekkingstocht. Je leest de
tekst onder het kopje Ontdekken
in je handboek. Dan ga je aan de
slag met een concreet historisch
probleem.
Na de ontdekkingsopdracht zie
je bijvoorbeeld de verwijzing:
HB H2 §3 leertekst
Dan ga je de oranje leertekst
leren en de opdrachten onder het
kopje Verwerken in het werkboek
maken. Ben je klaar? Kijk dan
eens onder Extra! Daar worden
nog enkele nieuwe begrippen
behandeld. Aan het eind van
5
Aan de slag met Memo
het hoofdstuk vind je deze begrippen
terug in een begrippenlijst.
afsluiting
Afsluiting
Planner
Voordat je aan een hoofdstuk begint,
ga je naar de planner in het werkboek.
In de planner staan alle onderdelen van
het hoofdstuk op een rijtje. Ook als je
iets op de computer gaat doen.
Wat moet je weten?
kennen en kunnen?
A De cultuur van de Grieken en de Romeinen verspreidt zich over
Europa. De Germanen maken kennis met de Romeinse manier van
leven.
B Het christendom ontstaat en verspreidt zich over delen van het
Midden-Oosten, Noord-Afrika en Europa.
Overzicht van 3000 voor Christus tot 500 na Christus
776 voor Christus De Grieken beginnen met hun vierjaarlijkse
Olympische Spelen.
750 voor Christus Rome ontstaat als een herdersdorpje.
Wat moet je leren?
Als je moet leren voor je proefwerk is
het slim om naar Kennen en kunnen
in de Afsluiting te kijken. Daar staat
precies opgesomd welke vragen je moet
kunnen beantwoorden als je het hele
hoofdstuk goed geleerd hebt.
7
Augustus wordt keizer van het Romeinse Rijk.
33
Jezus Christus, die over een nieuw geloof vertelde,
wordt gekruisigd.
64
Keizer Nero laat na de grote brand van Rome de
christenen vervolgen.
312
Constantijn staat als eerste Romeinse keizer het
christendom toe.
Amsterdam: van vi ssersgat tot wereldstad
oriëntatie
Thema
In 1538 maakte Cornelis Antonisz. dit schilderij van
Amsterdam. Hij beeldde de stad af zoals een vogel
hem hoog in de lucht zou zien.
Uit zijn schilderij blijkt dat Amsterdam in 1538 al
een grote stad was, zeker voor die tijd. Er lagen veel
schepen in het water van de Amstel en van het IJ. Op
de kades handelden mensen uit allerlei landen.
En dat terwijl Amsterdam nog geen 300 jaar
daarvoor slechts een klein vissersdorpje was. Hoe
kon Amsterdam in zo’n korte tijd uitgroeien van
vissersgat tot wereldstad?
1600
WB H7 Oriëntatie
1000
6
Julius Caesar verovert streken tot aan de Rijn, waar
de Germanen wonen.
27 voor Christus
WB H2 §8
Bijzondere hoofdstukken
Twee hoofdstukken zijn wat anders.
Eén hoofdstuk is een projecthoofdstuk
over Wonen in Nederland tot het jaar
1000. In dit hoofdstuk ben je niet alleen
met geschiedenis bezig, maar ook met
aardrijkskunde en economie.
Het andere hoofdstuk is het themahoofdstuk over Amsterdam: van vissersgat tot wereldstad. Dit hoofdstuk
gaat over alle tijdvakken die je tot dan
behandeld hebt.
ePack
Op je ePack vind je nog veel extra materiaal. Zo kun je uitgebreid oefenen voor
je toets met de oefentoetsen per paragraaf en een oefentoets over het hele
hoofdstuk. Onder het kopje Vaardig in
Geschiedenis zijn er computerlessen
die je helpen om historische vaardigheden beter te begrijpen. Maar op je
ePack staan nog veel meer opdrachten
die je helpen om de leerstof beter te
snappen.
50 voor Christus
Thema | Amsterdam: van vissersgat tot wereldstad
1100
1200
1300
1400
1 500
OUDHEID
108
109
Het stappenplan voor onderzoek
1
2
3
4
5
6
7
8
Stappen
Activiteiten
ORIËNTATIE OP HET ONDERWERP
•
Bepaal je onderwerp
•
Wat weet je al over het onderwerp?
•
Onderzoek wat wel en wat niet bij het onderwerp hoort
•
Formuleer de onderzoeksvraag
•
Formuleer de deelvragen
•
Formuleer de hypothese
•
Maak een activiteitenoverzicht of een werkplan
•
Maak een taakverdeling
•
Maak een planning
•
Inventariseer welke informatie je nodig hebt
•
Selecteer je bronnen en informatie
•
Bepaal welke bronnen je kunt gebruiken
•
Voer het onderzoek uit en verzamel gegevens
•
Orden de informatie
•
Bewerk de informatie
•
Analyseer en interpreteer de informatie
•
Beantwoord de deelvragen
•
Beantwoord de onderzoeksvraag
•
Controleer de hypothese
•
Stel het doel en de doelgroep vast
•
Bepaal de inhoud
•
Bepaal de vorm
•
Maak een planning
•
Voer de presentatie uit
•
Bespreek en beoordeel het onderzoeksresultaat
VRAAG FORMULEREN
PLANNEN
INFORMATIE VERZAMELEN
INFORMATIE VERWERKEN
VRAAG BEANTWOORDEN
PRESENTEREN
NABESPREKEN
117
voor Chr.
13 000
1
De tijd van jagers
De tijd van jagers en boeren
12 000 v.Chr.
11 000 v.Chr.
10 000 v.Chr.
9000 v.Chr.
P R E H I STO R I E
J agers en verzamelaars
Overgang naar de landb
10
en boeren
oriëntatie
De meeste mensen in Nederland eten
elke dag brood. Brood wordt gemaakt van
graan. Op de foto zie je hoe in onze tijd een
boer graan van het land haalt. Duizenden
jaren geleden verbouwden de mensen ook
al graan. Op de muurschildering zie je
mensen in het oude Egypte aan het werk op
het land. Deze muurschildering is ongeveer
3500 jaar geleden gemaakt.
8000 v.Chr.
7000 v.Chr.
6000 v.Chr.
5000 v.Chr.
voor Chr.
3000
WB H1 Oriëntatie
4000 v.Chr.
ouw
11
kern
1
Leven van jagen en verzamelen
Ontdekken
Oude tekeningen
In de Franse plaats Lascaux ontdekten vier jongens in
1940 een bijzondere grot. De grot was voor een groot deel
beschilderd. Er waren afbeeldingen van jagers, bizons en
paarden te zien. De tekeningen bleken meer dan 17 000 jaar
oud te zijn! Ze waren gemaakt door mensen uit de prehistorie.
Ze laten zien hoe deze mensen toen leefden.
bron 2
Voedsel uit de natuur.
Maar hoe zag het leven van de eerste mensen eruit? Jij gaat
een grotschildering maken om daar achter te komen.
WB H1 §1 Ontdekken
bron 1
Een van de grotschilderingen van Lascaux. De tekeningen laten
zien hoe de mensen meer dan 17 000 jaar geleden hebben
geleefd. Op de tekeningen zie je onder andere bizons afgebeeld.
bron 3
Een rotstekening van een jager uit
de Sahara. De tekening is ongeveer
10 000 jaar oud.
12
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4
Het leven van de eerste
mensen in de prehistorie.
Leertekst
Jagen en verzamelen
De eerste mensen leefden miljoenen jaren geleden. Ze
leefden van de natuur. Ze jaagden op herten, mammoeten
en allerlei andere dieren. Ze gebruikten bijna alles van die
dieren. Het vlees aten ze op. De botten gebruikten ze voor
gereedschappen. Van de vacht maakten ze kleding. Ook
vingen ze vis in rivieren, beekjes en meren.
Om aan voedsel te komen verzamelden de eerste mensen ook
eetbare dingen uit hun omgeving: paddenstoelen, bessen en
knollen. Jagen en verzamelen was voor hen het middel van
bestaan. De eerste mensen worden daarom ook wel jagers
en verzamelaars genoemd.
Ongeveer 12 000 jaar geleden was het in Europa kouder dan
nu. De natuur zag er daardoor heel anders uit. In Noord-Afrika
kon je veel prettiger leven. Het was er warmer dan in Europa,
maar niet zo warm en droog als nu. De mensen konden in
Noord-Afrika makkelijker aan voedsel komen dan in Europa.
Samenleven
We weten niet precies hoe jagers en verzamelaars
samenleefden. Jagers en verzamelaars konden niet lezen en
schrijven. Daardoor bestaan er geen geschreven bronnen.
Hoe komen we dan toch iets over deze mensen te weten?
Archeologen onderzoeken hoe mensen lang geleden
hebben geleefd. Zij bestuderen allerlei voorwerpen die in
de grond zijn teruggevonden. Deze voorwerpen noemen we
ongeschreven bronnen.
Rondtrekken
Jagers en verzamelaars trokken rond op zoek naar voedsel.
Daarbij volgden ze de dieren waarop ze jaagden. Ook raakte
het voedsel dat ze verzamelden, na een tijdje op. De mensen
moesten zich daarom steeds verplaatsen. De jagers en
verzamelaars leefden waarschijnlijk in een soort tenten die
makkelijk mee te nemen waren. Soms gebruikten ze een grot
als huis of bouwden ze een hut.
Waarschijnlijk hebben jagers en verzamelaars geleefd
in kleine groepen van twintig tot dertig personen. Een
grotere groep was lastig. Je moest dan te ver lopen om
voor iedereen eten te vinden. Mannen en vrouwen hadden
een taakverdeling. De mannen jaagden en de vrouwen
verzamelden voedsel en verzorgden de kleine kinderen.
WB H1 §1 Verwerken
13
kern
2
Een nieuw middel van bestaan
Ontdekken
Boer worden
Tegenwoordig verdienen de meeste Nederlanders hun
geld door te werken in een kantoor, winkel of fabriek. In
de prehistorie kon dat natuurlijk niet. Heel lang leefden de
mensen van de jacht en het voedsel dat ze hadden verzameld.
Totdat sommigen op het idee kwamen om als boer te gaan
werken.
Hoe kwamen ze op dat idee? En wat zou jij hebben gedaan
als je in die tijd leefde? Zou je jager zijn gebleven of boer zijn
geworden?
WB H1 §2 Ontdekken
bron 5
Een Egyptische boer aan het werk.
Hij is aan het ploegen met twee ossen.
14
bron 6
De huizen van de eerste boeren waren
gemaakt van gedroogde klei. Deze huizen
werden ook gebruikt om voedselvoorraden
te bewaren.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
Leertekst
Landbouw
Mensen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten kozen als
eersten voor het boerenbestaan. Vanaf 9000 voor Christus
verbouwden kleine groepen jagers daar planten op akkers. Dat
konden ze doen, omdat ze steeds beter wisten hoe planten in
hun omgeving groeiden.
Als de mensen vlees wilden eten, moesten ze nog steeds
op jacht. Rond 7500 voor Christus veranderde dat. Mensen
gingen schapen en geiten fokken vanwege het vlees van
deze dieren. Dit noemen we veeteelt. Met de ontdekking
van akkerbouw en veeteelt kwam er een nieuw middel van
bestaan: landbouw. Het leven als jager en verzamelaar
veranderde langzaam in het leven als boer.
Vaste woonplaats
Het leven als boer zorgde voor grote veranderingen. Zo gingen
de eerste boeren op een vaste woonplaats leven. Ze trokken
niet meer rond. Boeren moesten namelijk in de buurt van
hun akkers en vee blijven. Bij de oudste vaste hutten die we
kennen, zijn opslagkuilen gevonden. Daarin zitten resten van
aardewerk, graan, fruit en wortels. Dit zijn aanwijzingen dat
deze mensen aan landbouw deden. In potten van aardewerk
bewaarden de boeren hun voorraden.
bron 7
Een rotstekening uit de Sahara
die rond 4000 voor Christus is
gemaakt.
bron 8
Ook konden de boeren in grotere groepen bij elkaar gaan
wonen. Op die manier ontstonden de eerste dorpen. Het zijn
allemaal gevolgen van de nieuwe manier van leven.
Europa en Noord-Afrika tussen 120 000
en 10 000 voor Christus.
Een ander klimaat
Maar waarom gingen mensen als boer leven? De plaatsen
waar mensen aan landbouw gingen doen, leken op elkaar:
ze lagen in gebieden waar minder regen viel. Dit kwam door
een klimaatverandering. De verandering in het weer zorgde
ervoor dat er alleen in korte perioden regen viel. Om dan toch
te kunnen overleven, moest je je aanpassen. Als je op het
goede moment zaaide, had je kans op een goede oogst. Die
oogst kon je bewaren en in slechte tijden opeten. Door de
landbouw was de kans op overleven dus groter.
We weten niet zeker of mensen alleen door de
klimaatverandering boer zijn geworden. Archeologen denken
dat er nog meer oorzaken zijn. Misschien leerden de mensen
de planten en dieren ook wel steeds beter kennen. Zo konden
ze de natuur beter beheersen.
WB H1 §2 Verwerken
uitbreiding van het ijs in de laatste ijstijd
vermoedelijk verloop van de kustlijn
0
500 km
15
kern
3
Leven aan de oevers van de Nijl
Ontdekken
Water uit de Nijl
De Egyptenaren hadden ruim 5000 jaar geleden een
probleem: een groot deel van hun land was woestijn. Ze
konden maar op een klein stukje grond voedsel verbouwen
en leven. De enige waterbron was de rivier de Nijl. Het
water van de Nijl zorgde voor voedsel en voor water op de
landbouwgrond.
Maar hoe kregen de Egyptenaren het water op de akkers
en velden? Jij gaat bekijken hoe ze dit probleem hebben
opgelost.
WB H1 §3 Ontdekken
bron 10
Op deze afbeelding zie je Narmer.
Hij was de eerste farao die over
bron 9
Dwarsdoorsneden van de Nijl tijdens
en na de overstromingen.
16
Egypte heerste.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
Leertekst
De Nijl
In Egypte woonden de meeste mensen langs de Nijl. Daar was
het meeste voedsel te vinden. Zo zat er veel vis in de rivier en
leefden er allerlei dieren, waarop de mensen jaagden. Ook
deden de Egyptenaren er aan landbouw. De grond langs de
Nijl was vruchtbaar. Dat kwam door de overstromingen. Elke
zomer regende het hard aan het begin van de rivier. Daardoor
steeg het waterpeil van de Nijl. De Nijl overstroomde en de
akkers liepen onder water. Nadat het water was gezakt, bleef
er een vruchtbaar laagje aarde achter. De Egyptenaren konden
nu de grond gaan bewerken. Ze begonnen met het zaaien van
graankorrels. Een paar maanden later werd er geoogst.
Om het hele jaar door voldoende water te hebben moesten
de Egyptenaren de natuur helpen. Ze groeven kanaaltjes en
bouwden dijkjes. Door de dijkjes bleef het water op de akkers.
Via de kanaaltjes kwam het water ook bij akkers die verder
van de Nijl lagen en niet waren overstroomd. Deze manier van
landbouw heet irrigatielandbouw.
Farao
bron 11
Een Egyptische schrijver aan het werk.
Hij schreef in hiërogliefenschrift op
papyrus. Dat is een soort papier,
gemaakt van riet.
bron 12
Een Egyptische boer aan het werk
met een sjadoef.
Irrigatielandbouw was een ingewikkelde zaak. Er moesten
kanaaltjes worden gegraven en dijken worden onderhouden.
Daar was een bestuur voor nodig. Bestuurders maken regels
en controleren of iedereen zich aan de regels houdt. In het
begin waren dorpshoofden de belangrijkste bestuurders.
Vanaf 3100 voor Christus regeerde er één bestuurder over heel
Egypte: de farao.
De farao controleerde de irrigatielandbouw, was
legeraanvoerder en was de hoogste rechter. Hij werd bij het
bestuur geholpen door ambtenaren. Zij waren bij de farao
in dienst en zorgden ervoor dat zijn besluiten goed werden
uitgevoerd. Ambtenaren hielpen bijvoorbeeld bij het innen
van belasting. Iedere boer moest een deel van zijn oogst
afstaan aan het bestuur.
Hiërogliefenschrift
De farao wilde weten hoeveel belasting iedere boer moest
betalen. Hij wilde ook weten wie wél en wie niet had betaald.
Dit was niet te onthouden. Om dit probleem op te lossen
moesten de Egyptenaren een schrift bedenken.
Ze bedachten het hiërogliefenschrift. Dit was een beeldschrift.
Dat betekent dat er geen letters werden gebruikt, maar
tekeningen. Elke tekening was een woord of klank. De
tekeningen kwamen uit het dagelijks leven: mensen, planten,
dieren en voorwerpen. Het hiërogliefenschrift werd vanaf 3000
voor Christus gebruikt.
WB H1 §3 Verwerken
17
kern
4
Een ingewikkelde samenleving
Ontdekken
Een proteststaking
We hebben honger en dorst. Laat het de farao weten, zodat hij
voor voedsel kan zorgen!
Deze woorden spraken arbeiders in 1152 voor Christus. Ze
werkten aan de graven van de farao’s. De arbeiders eisten hun
loon en gingen staken. De volgende dag kwamen de werkers
terug en zeiden dat oneerlijke ambtenaren het loon in eigen
zak stopten.
Stel je voor dat je één van de arbeiders bent. Jij laat een brief
schrijven waarin staat waarom je staakt.
WB H1 §4 Ontdekken
bron 13
18
Handelaren met Afrikaanse producten op
bron 14
weg naar Egypte. Op deze afbeelding uit
Een muurschildering van farao Ramses III
ongeveer 1450 voor Christus zie je ivoor,
in zijn rotsgraf in het Dal der Koningen.
blokken ebbenhout, struisvogeleieren en
In het Dal der Koningen lag een aantal
allerlei exotische dieren.
farao’s begraven.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 15
Egyptische werklieden.
Leertekst
De eerste steden
Ieder zijn vak
Door de overschotten in de landbouw en de handel
ontstonden er steden. Voorbeelden hiervan zijn Oer en
Oeroek aan de rivier de Eufraat, en Memphis en Thebe aan de
Nijl. In de eerste steden woonden nog steeds boeren, die elke
dag de stad verlieten om op het land te gaan werken. Maar
er woonden ook veel mensen die de farao met het bestuur
hielpen, priester waren of handeldreven.
De Egyptenaren moesten hard werken. De meesten werkten
in de landbouw. Toch was niet iedereen boer. Dat kwam
doordat het land veel voedsel opbracht. Hierdoor ontstonden
er ook andere beroepen. Mensen die goed konden timmeren,
steenhouwen of hout bewerken, specialiseerden zich in
een vak. Zij hielden zich bezig met de nijverheid. Van een
grondstof werd een product gemaakt. Deze ambachtslieden
werkten meestal in dienst van de farao of andere machtige
Egyptenaren.
Deze mensen hadden een achturige werkdag en eens in de
tien dagen een vrije dag. Op feestdagen van de goden waren
ze ook vrij. Omdat de Egyptenaren geen geld gebruikten,
werden ze beloond met graan, vis, groenten, brandhout,
aardewerk en soms met vlees, wijn en bier.
Er waren ook Egyptenaren die hun arbeid of producten ruilden
tegen voedsel of andere dingen. Ze dreven ook handel met
andere gebieden. Ze kochten vooral ivoor, hout en vee.
Vrouwen
Het is niet helemaal duidelijk welke rol vrouwen in het
oude Egypte speelden. Vrouwen konden geen ambtenaar of
schrijver worden. Alles wat we van hen weten, is opgeschreven
door mannen.
Eén ding is wel zeker: in vergelijking met andere
samenlevingen uit die tijd had de vrouw in Egypte meer
rechten. Ze mocht zelf dingen bezitten en bij de rechtbank
had ze dezelfde rechten als de man. Het dagelijks leven van
de vrouw speelde zich vooral af in en rond het huis. Zij zorgde
voor het huishouden en de kinderen.
WB H1 §4 Verwerken
19
kern
5 Geloven in goden
Ontdekken
Leven na de dood
De Egyptenaren geloofden in een leven na de dood. Als je
dood was, leefde je verder in het dodenrijk. Maar je moest
daar wel worden toegelaten. Dat kon alleen als je een goed
leven had geleid. Als je slecht had geleefd, werd je verslonden
door een monster.
Maar hoe kwam je in dit dodenrijk? Hoe zag het leven na de
dood eruit? Dat wordt beschreven in de dodenboeken van de
Egyptenaren. Je gaat het leven in het dodenrijk naspelen in
een rollenspel.
WB H1 §5 Ontdekken
bron 18
Drie belangrijke Egyptische goden. Van links
naar rechts zijn de goden Horus, Osiris en Isis
afgebeeld. Horus was de zoon van Osiris en werd
door de Egyptenaren gezien als de beschermer
van de farao of als de farao zelf. Osiris was de
god van het dodenrijk. Isis was zijn vrouw.
bron 16
Een gedeelte uit een dodenboek.
Het was een soort reisgids voor
het dodenrijk. Hier zie je hoe
de dode (in het lange kleed)
aankomt in het dodenrijk. De
Farao
Hoge ambtenaren,
priesters,
legeraanvoerders
Soldaten,
lage ambtenaren
god Anubis weegt het hart. De
god Thoth schrijft alles op. Bij de
weegschaal zit het monster.
Boeren
Kooplieden,
handwerkslieden
bron 17
De Egyptische samenleving.
Slaven
20
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
Leertekst
Natuurgodsdienst
Godsdienst was erg belangrijk in Egypte. De Egyptenaren
geloofden in meerdere goden. Ze dachten dat de goden
het leven regelden. Zonder hulp van de goden was geen
leven mogelijk. De zon zou niet opkomen en de Nijl niet
overstromen. Ook in het dodenrijk waren de goden de baas.
Het dodenrijk werd geleid door de god Osiris. Priesters
brachten dagelijks offers in de tempels om de goden tevreden
te houden. Priesters waren dan ook erg belangrijk in Egypte.
De belangrijkste god van de Egyptenaren was de zonnegod Re.
De Egyptenaren beeldden hem op allerlei manieren af. Soms
als mens, maar ook als mestkever, valk of kat. Ook andere
natuurkrachten werden vereerd. De Egyptenaren zagen ook
in sommige dieren een god. Een godsdienst waarin de natuur
een grote rol speelt, heet een natuurgodsdienst.
Sociale lagen
In Egypte was niet iedereen gelijk. Sommige mensen waren
belangrijker dan anderen. Dat was het gevolg van het bestuur
en de verschillende beroepen. De Egyptische samenleving
bestond uit verschillende sociale lagen. Belangrijke mensen
zaten in een hogere sociale laag dan onbelangrijke mensen.
bron 19
Priesters bereiden een dode voor op zijn
reis naar het hiernamaals.
De farao was de belangrijkste persoon in Egypte. Hij was
de hoogste bestuurder en bezat veel land. De Egyptenaren
vereerden hem zelfs als god. Voor de farao werd dan ook een
groot graf gebouwd. Zo’n graf noemen we piramide. Hoge
ambtenaren en priesters waren ook belangrijk. Boeren waren
minder belangrijk Zij hadden dan ook niet veel invloed op het
bestuur. Slaven moesten allerlei soorten zwaar werk doen.
Daarvoor kregen ze niet of nauwelijks betaald. Ze mochten ook
niet meepraten in het bestuur.
Egyptische Rijk
De farao’s wilden steeds meer macht. Ze voerden daarom veel
oorlogen. Hierdoor werd het Egyptische Rijk groter. Meestal
brak er daarna een bloeiperiode aan. In de geschiedenis van
Egypte zijn er vier belangrijke bloeiperiodes geweest.
bron 20
Farao Ramses II op zijn strijdwagen tijdens
In de periode van 1500 tot 1069 voor Christus was de
macht van het Egyptische Rijk het grootst. Dat was mogelijk
geworden door de rijkdommen uit de irrigatielandbouw, de
enorme hoeveelheden goud en de kracht van het Egyptische
leger. In 332 voor Christus maakten de Grieken een einde aan
het Egyptische Rijk.
de slag bij Kadesj in 1274. Kadesj lag in het
huidige Syrië. Ramses vocht daar tegen
WB H1 §5 Verwerken
het volk van de Hittieten, dat zijn rijk in het
noorden bedreigde. De Hittieten woonden
in Oost-Turkije.
21
onderzoek historische personen
6
Cheops en Toetanchamon
Intro
Toeristen in Egypte
Veel toeristen bezoeken de piramides als ze in Egypte op
vakantie zijn. De piramide van Cheops wordt dan bijna nooit
overgeslagen. Het is namelijk de grootste piramide. Hij werd
gebouwd als graf voor farao Cheops.
Toeristen bezoeken vaak ook het Egyptisch museum in Caïro.
Daar liggen schitterende voorwerpen die gevonden zijn in het
graf van Toetanchamon. Toetanchamon was ook een farao.
Maar verdienden deze farao’s eigenlijk wel zulke mooie
graven?
WB H1 §6
bron 3
Beeldje van een dienaar die
voedsel klaarmaakt voor de
werkers aan de piramide.
Cheops
bron 1
De piramide van Cheops. Het
bouwwerk is 146 meter hoog en
weegt 6 miljard kilo.
bron 2
Het leven van farao Cheops.
22
We weten weinig van het leven van farao
Cheops. Hij regeerde van 2589 tot 2566
voor Christus. Hij deed dat vanuit de
stad Memphis. Hij lijkt een goede farao
te zijn geweest. Het ging goed met de
Egyptische economie. Toen hij regeerde,
maakten kunstenaars prachtige werken.
Cheops is vooral bekend geworden door
zijn piramide. In deze piramide is hij na
zijn dood ook begraven. Volgens verhalen
ging Cheops elke dag naar de bouw
kijken. Die duurde bijna dertig jaar. In
de middeleeuwen hebben mensen de
grafkamer van de piramide leeggeroofd.
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 4
Het gouden masker van Toetanchamon. Dit
masker lag op de mummie van de farao in
een kist. In de grafkamer werden nog meer
mooie spullen gevonden. Archeologen
noemden de grafkamer ‘het huis van goud’.
bron 5
Het leven van farao Toetanchamon.
Toetanchamon
Toetanchamon was een farao die maar
kort leefde. Hij regeerde tussen 1336 en
1327 voor Christus. Hij was pas elf jaar
oud toen hij farao werd. Op dat moment
was Thebe de hoofdstad. Waarschijnlijk
heeft hij niet zelf het land bestuurd. De
beslissingen werden genomen door zijn
hoogste ambtenaren.
Tijdens zijn regering leefde Egypte in
vrede. Jammer genoeg ging het niet goed
met de economie. Toch is hij een van
de bekendste farao’s. Dat komt door
zijn graf. Dat werd gevonden met alle
schatten er nog in. Deze schatten liggen
tegenwoordig in het Egyptisch museum
in Caïro.
bron 6
Het graf van Toetanchamon. Rond 1500 voor
Christus werden er geen piramides meer
gebouwd. Een graf voor de farao werd uitgehakt
in de rotsen. De graven van de farao’s kwamen
bij elkaar te liggen. Deze plek werd het Dal der
Koningen genoemd. Deze rotsgraven lagen vlak
bij de stad Thebe.
23
onderzoek Nederland
7 De eerste landbouwers
in onze streken
bron 1
Voorraadpotten uit de prehistorie. Van links naar rechts:
een trechterbeker (ongeveer 3500 voor Christus), een
bron 2
standvoetbeker (ongeveer 3000 voor Christus) en een
Het nagemaakte gezicht van de ‘Krabbeplasman’
klokbeker (ongeveer 2200 voor Christus).
die 3300 jaar geleden in Nederland leefde.
Intro
In juni 2007 stond er een foto in de krant
van een man die ongeveer 3300 jaar
geleden in de buurt van Vlaardingen
(bij Rotterdam) had geleefd. Zijn
skelet was in 1990 gevonden door drie
jongens, toen ze in het recreatiegebied
De Krabbeplas speelden. Archeologen
onderzochten het skelet. Ze ontdekten
dat de man ongeveer 43 jaar oud was
toen hij stierf. Vervolgens hebben ze
met behulp van moderne technieken
het gezicht samengesteld. Als je naar
het gezicht kijkt, lijkt het wat oud
voor de geschatte leeftijd. Volgens de
onderzoekers komt dat doordat de
mensen toen een zwaar leven leidden
en veel buiten waren. In de tijd dat deze
24
man leefde, woonden er boeren in ons
land.
WB H1 §7
voor bossen. De zeespiegel steeg en
in het westen van het land ontstonden
uitgestrekte moerassen. De mensen
jaagden onder andere op mammoeten.
7.1 Een koud klimaat
7.2 Boeren in Zuid-Limburg
In de prehistorie leefden de mensen in
Nederland lange tijd alleen van jagen en
verzamelen. Nederland zag er toen heel
anders uit dan nu. Het landschap zag
eruit als een grote grasvlakte en het was
veel kouder. Rond 9000 voor Christus
was de gemiddelde temperatuur in juli
ongeveer tien graden!
Vanaf 8000 voor Christus werd het
warmer in Nederland, waardoor het
landschap veranderde. De steppen en
toendra’s verdwenen. Ze maakten plaats
Rond 5300 voor Christus kwamen er voor
het eerst boeren in Nederland wonen.
Ze kwamen vanuit Duitsland en trokken
niet verder dan Zuid-Limburg. Hier
vonden ze vruchtbare landbouwgrond,
waarop ze aan landbouw gingen doen.
Met behulp van een handploeg werd
de grond losgescheurd. De grond
was hierdoor klaar om gewassen te
verbouwen.
De boeren woonden in kleine boerderijen. Vaak was de boerderij niet groter
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
bron 3
Het hunebed bij de Drentse
plaats Borger. Het is het grootste
hunebed van Nederland met een
lengte van 22,5 meter.
dan een kamer. Een dorp bestond
uit vijf tot twintig boerderijen. In zo’n
dorp woonden dertig tot honderdvijftig
mensen. Uit opgravingen blijkt dat de
eerste boeren ook voorraadpotten en
sieraden hadden. De voorraadpotten
van klei waren versierd. Archeologen
noemden dit aardewerk bandkeramiek.
De eerste boeren in Limburg werden
naar hun aardewerk vernoemd. We
spreken daarom van de bandkeramiekcultuur.
7.3 Hunebedbouwers
bron 4
Steeds meer mensen in Nederland
gingen leven als boer. In totaal waren
er enkele tienduizenden boeren. De
bekendste boeren uit de Nederlandse
prehistorie leefden in het noorden
van het land, tussen 3400 en 2900
voor Christus. Ze worden ook wel de
trechterbekermensen genoemd. De
halzen van hun voorraadpotten hadden
namelijk de vorm van een trechter.
Maar ze zijn vooral beroemd geworden
vanwege de bouw van hunebedden.
Hunebedden zijn graven, waarin de
doden van een familie, dorp of stam
werden begraven. In deze graven kregen
de doden vaak iets mee voor hun reis
naar het hiernamaals. De hunebedden
zijn gemaakt van grote stenen die in
de ijstijd in Nederland terecht waren
gekomen. Sommige stenen wegen meer
dan 40 000 kilo! Tegenwoordig zijn er
nog 53 hunebedden in Nederland.
Vlaardingengroep
Trechterbekercultuur
Bandkeramiekcultuur
De hunebedbouwers.
WB H1 §7
bron 5
De eerste boeren in
Nederland.
0
50 km
25
afsluiting
Afsluiting
Begrippen
ambtenaar
iemand die in dienst is van het
bestuur en zorgt voor het uitvoeren
ven besluiten, het innen van
belastingen en het handhaven van
de orde
Wat moet je weten?
kennen en kunnen?
A De levenswijze van jagers en verzamelaars.
B Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen.
beroep
een vak waarin iemand zich heeft
gespecialiseerd, bijvoorbeeld het vak
van timmerman of smid
Overzicht tot 3000 voor Christus
tot
9000
Er wordt alleen op dieren gejaagd en voedsel verzameld om
in leven te blijven.
9000
Voor het eerst gaan mensen voedsel verbouwen op het land.
7500
Boeren beginnen dieren te fokken.
5300
In Nederland komen de eerste boeren wonen.
3400
In het noorden van Nederland worden hunebedden gebouwd.
3100
Narmer is de eerste farao van Egypte.
WB H1 §8
tot 9000
Eetbare dingen verzamelen | akkerbouw
26
Egyptische Rijk
een machtig Egypte dat bestuurd
werd door een farao
farao
hoogste bestuurder (koning) in Egypte
tussen ongeveer 3000 en 1000 voor
Christus
13 000
voor Chr.
bestuur
mensen die regels en wetten maken
en ook controleren of iedereen zich
daaraan houdt
7500
Boeren gaan dieren fokke
en
HOOFDSTUK 1 De tijd van jagers en boeren
handel
het kopen en verkopen van allerlei
producten
irrigatielandbouw
landbouw waarbij je met kanalen en
dijken water naar de akkers brengt
jagers en verzamelaars
mensen die leven van jacht, visserij
en het verzamelen van eetbare
plantendelen
klimaatverandering
een ingrijpende verandering in het
weer over een lange periode; de
laatste grote verandering vond plaats
rond 10 000 voor Christus, toen de
gemiddelde temperatuur op aarde
steeg
landbouw
een middel van bestaan, waarbij je
leeft van de gewassen die je op de
akkers verbouwt en van de dieren
die je houdt en fokt; vanaf 9000
voor Christus gingen mensen aan
landbouw doen
5300
De eerste boeren in Nederland
middel van bestaan
manier waarop mensen zich in leven
houden, bijvoorbeeld door te jagen
en te verzamelen of aan landbouw te
doen
natuurgodsdienst
godsdienst waarin natuurkrachten als
zon en water aanbeden worden
nijverheid
het maken van (een deel van een)
product met behulp van grondstoffen
priester
een dienaar in een tempel of kerk die
zorgt voor contact tussen mensen en
god(en)
sociale laag
een groep mensen die van elkaar
verschilt in rijkdom, macht en aanzien
stad
plaats waar veel mensen bij elkaar
wonen
taakverdeling
de manier waarop werkzaamheden
zijn verdeeld, bijvoorbeeld tussen
mannen en vrouwen of tussen
verschillende groepen mensen
vaste woonplaats
een groep huizen waar mensen
blijven wonen, in tegenstelling tot
een tijdelijk kamp met tenten of
hutjes
schrift
tekens of letters op papier (of ander
materiaal) die samen woorden
vormen
3400
3100
3000
voor Chr.
De eerste farao van Egypte
Hunebedden
27
Download