DOSSIER Peer-reviewed article De genetische revolutie in beeld gebracht: nieuwe diagnostische mogelijkheden voor aandoeningen van de geslachtsontwikkeling Dorien Baetens1, Elfride De Baere1, Martine Cools2 1. Centrum voor Medische Genetica, UZ Gent en Universiteit Gent; 2. Afdeling Kinderendocrinologie, Dienst Pediatrie, UZ Gent en vakgroep Pediatrie en Genetica, Universiteit Gent Aandoeningen van de geslachtsontwikkeling, verder afgekort als DSD (disorders/ differences of sex development), vormen een bijzonder heterogene groep van aandoeningen waarbij er een discordantie is tussen het chromosomale, het gonadale en het fenotypische geslacht. Ze worden veelal veroorzaakt door mutaties in genen die betrokken zijn bij de geslachtsontwikkeling (1). P1244N Momenteel zijn er meer dan 40 dergelijke genen gekend, maar desondanks kan een specifieke genetische diagnose in de meerderheid (tot 80%) van de gevallen niet worden gesteld (2). Men vermoedt dan ook dat er wellicht nog honderden tot nog toe ongekende genen eveneens een rol spelen in dit complexe ontwikkelingsproces. Een bijkomende moeilijkheid is dat eenzelfde ziektebeeld (bv. complete gonadale dysgenesie) kan worden veroorzaakt door mutaties in verschillende genen (SRY, NR5A1, WT1, DHH…) terwijl andersom verschillende mutaties in eenzelfde gen aanleiding kunnen geven tot verschillende ziektebeelden. Androgeenreceptormutaties kunnen bijvoorbeeld aanleiding geven tot complete androgeenongevoeligheid, wat leidt tot de ontwikkeling van een typisch vrouwelijk fenotype bij een kind met een 46,XY-chromosomenkaart, maar ook tot partiële of zelfs minimale androgeenongevoeligheid, waarbij infertiliteit bij een verder gezonde man soms het enige klinische symptoom kan zijn. De genetische diagnostiek heeft echter in de laatste jaren een enorme opmars gemaakt. Met de opkomst van nieuwe sequencingtechnologieën is de mogelijkheid tot het vinden van de onderliggende genetische oorzaak van genetisch heterogene aandoeningen sterk toegenomen. Het kennen van deze moleculaire achtergrond biedt heel wat voordelen: een betere inschatting van de prognose, een meer gepersonaliseerde behandeling voor de patiënt en een betere evaluatie van het herhalingsen overervingsrisico zijn daarvan slechts enkele voorbeelden. In dit artikel bespreken we de vooruitgang en de huidige mogelijkheden binnen de genetische diagnostiek voor de diagnose van DSD-condities. Dit kan model staan voor andere genetisch heterogene ziektebeelden waarvoor een gelijkaardige vooruitgang geboekt is in de laatste jaren. 1953-2000: de kinderschoenen Van aneuploïdie tot de detectie van submicroscopische deleties en duplicaties Genetica is een relatief nieuwe discipline binnen de geneeskunde en dankt haar ontstaan aan de ontrafeling van de structuur van DNA in 1953 door James Watson en Francis Crick (3). Enkele jaren later, in 1956, werd de eerste cytogenetische techniek geoptimaliseerd. Dankzij karyotypering kon men voor het eerst de humane chromosomen, en numerieke afwijkingen ervan, visualiseren (4). Ook vandaag wordt deze techniek nog steeds gebruikt in de klinische cytogenetica, onder meer bij vermoeden van het syndroom van Turner, het syndroom van 10 Percentiel|Vol 21|Nr 3|2016 Klinefelter of geslachtschromosomaal mosaïcisme (45,X/46,XY). Dankzij verdere optimalisatie van de techniek en de introductie van G-banding werd het mogelijk om numerieke afwijkingen (duplicaties en deleties) van slechts een deel van een chromosoom (kopieveranderingen of copy number variations, CNVs) op te pikken met een grootte van 5-10 Megabasen (Mb). genoom hebben geleid tot een drastische verbetering van de tot dan toe gekende sequencingtechnieken en tot de ontwikkeling van de zogenaamde tweedegeneratie- of next generation sequencing(NGS) technologieën. Hoewel er vandaag meerdere technologieën op de markt zijn, is de grootste gemene deler dat zij een groot aantal DNA-fragmenten in parallel (en niet in serie, zoals sanger sequencing) kunnen uitlezen, wat gepaard gaat met een revolutionaire stijging in sequencingcapaciteit en een sterk dalende kostprijs. De eerste stap is het fragmenteren van het DNA, gevolgd door aanrijken van de doelwitfragmenten met behulp van een aangepaste reactie, specifiek voor de gebruikte technologie. De derde stap omhelst het eigenlijke sequeneren, waarbij gemodificeerde nucleotiden worden losgelaten op de aangerijkte DNA-moleculen waarna het signaal met een camera kan worden afgelezen (10). Op die manier kan men in parallel verschillende DNA-fragmenten sequeneren, daar waar men met sanger sequencing slechts één sequentie per reactie verkrijgt. De nieuwstegeneratie sequencing (third generation sequencing) gaan nog een stap verder, en laten toe om enkele moleculen uit te lezen (single molecule sequencing) (11), waardoor het risico op het inbouwen van fouten kleiner is. In de daaropvolgende decennia werden verschillende andere technieken op punt gesteld voor het oppikken van CNVs zoals fluorescente in-situ-hybridisatie (FISH, locus-specifiek) en microarraycomparatieve-genoom-hybridisatie (array-CGH, genoomwijd). Bij FISH wordt gebruikgemaakt van een specifieke fluorescent gemerkte probe die complementair is met een genregio van interesse. In het geval van een kindje met een 46,XY karyotype maar met een typisch vrouwelijk genitaal uitzicht en bilateraal streakgonaden zal deze techniek worden toegepast om een deletie van het SRY-gen, dit is het gen op het Y-chromosoom dat verantwoordelijk is voor testisdifferentiatie, uit te sluiten (5). De ontwikkeling van array-CGH vloeide voort uit FISH. Het is een techniek waarbij over het volledige genoom gezocht kan worden naar CNVs. De huidige commercieel gebruikte platformen hebben een zeer hoge resolutie, van 3 tot 50kb (6). Array-CGH wordt vandaag vooral gebruikt voor het bevestigen van een klinisch vermoeden van een gekend microdeletiesyndroom (bv. het WAGR (wilmstumor, aniridie, genito-urinaire malformatie, mentale retardatie) -syndroom) of als diagnostische screening wanneer een syndromale aandoening wordt vermoed. Een gekend voorbeeld is het 9p-deletiesyndroom, waarbij het terminale deel van de korte arm van chromosoom 9 afwezig is, wat naast o.a. verstoorde spraak- en taalontwikkeling en mentale retardatie aanleiding geeft tot 46,XY gonadale dysgenesie ten gevolge van de afwezigheid van het DMRT1-gen. Toepassingen in de genetische diagnostiek van DSD-condities Deze nieuwe sequencingtechnologieën hebben ook de mogelijkheden voor de genetische diagnostiek van genetisch heterogene aandoeningen zoals DSD-condities drastisch veranderd. Daar waar het vroeger door zowel praktische als budgettaire beperkingen slechts mogelijk was om de meest frequent betrokken genen voor een aandoening te sequeneren, kunnen we nu in hetzelfde tijdsbestek en voor een lagere kost alle betrokken genen of zelfs alle coderende bouwstenen in het genoom (dit is het exoom) sequeneren in parallel. Sanger sequencing van een kandidaat-gen Naast deze technieken om CNVs op te sporen werd het in de jaren 70 mogelijk om de basevolgorde van specifieke genen te bepalen dankzij de introductie van sanger sequencing (7). Sanger sequencing heeft de moleculaire oorzaak van heel wat ziektebeelden blootgelegd (bv. het androgeenongevoeligheidssyndroom, veroorzaakt door mutaties in het gen dat codeert voor de androgeenreceptor). Het nadeel van deze techniek is echter dat ze duur en tijdrovend is omdat bij elk experiment slechts één gen kan worden onderzocht (gen-per-gen-analyse). Voor ziektebeelden die door mutaties in verschillende genen kunnen worden veroorzaakt, zoals voor DSD typisch het geval is, bleek deze techniek niet zo geschikt; ze is wel uitermate geschikt voor het stellen van de diagnose bij aandoeningen veroorzaakt door fouten in één specifiek ziektegen, bijvoorbeeld mucoviscidose. Zoals hogerop gezegd worden DSD-condities gekenmerkt door een grote genetische heterogeniteit, dit wil zeggen dat een gelijkaardig ziektebeeld kan worden veroorzaakt door mutaties in verschillende genen (bv. complete gonadale dysgenesie ten gevolge van mutaties in SRY, NR5A1, WT1…). Tot voor kort werd elk gen achtereenvolgens gesequeneerd tot men uiteindelijk het juiste gen te pakken had, wat een tijdrovende en dure onderneming was. Door middel van doelgerichte NGS van betrokken ziektegenen is het echter mogelijk om een ziektespecifiek panel van genen samen te stellen en deze genen in parallel te sequeneren. Het Centrum voor Medische Genetica Gent (CMGG) heeft als enige in België een DSD-specifiek genenpanel ontwikkeld (Tabel 1). Deze DSD-specifieke test kan aangevraagd 2000-…: het humaangenoomproject en de sequencingrevolutie Tabel 1: Overzicht van de genen geïncludeerd in het DSD-panel. In de jaren 90 werd één van de grootste wetenschappelijke projecten ooit opgezet: het humaangenoomproject, met als doel het sequeneren en annoteren (aanduiden waar genen zich bevinden) van het hele genoom. Simultaan werkten twee onderzoeksteams aan ditzelfde doel: de publiek gesponsorde onderzoeksgroep onder leiding van Francis Collins en de private onderneming Celera onder leiding van Craig Venter. Beiden gebruikten een verschillende techniek en slaagden er omstreeks 2000 in een eerste proefversie van het humane genoom te publiceren (8, 9). Deze eerste pogingen tot het sequeneren van een dergelijk groot Genen betrokken bij gonadale ontwikkeling Genen betrokken bij steroïd-hormoonsynthese en werking NR5A1 CYP17A1 GATA4 NR5A1 SOX9 AR SRY WT1 DMRT1 11 Percentiel|Vol 21|Nr 3|2016 worden wanneer er voldoende klinische argumenten zijn voor een DSDconditie (aanvragen op https://cmgg.be/nl/content/aanvraagformulieren). Dit DSD-panel wordt stapsgewijs uitgebreid met andere genen betrokken bij 46,XY en 46,XX DSD. Gelijkaardige genenpanels werden ook opgezet voor andere genetisch heterogene aandoeningen zoals mentale handicap, blindheid, erfelijke bindweedselaandoeningen, erfelijke hartaandoeningen, erfelijke vormen van kanker, etc. (https://cmgg.be/en/content/constitutional-genetic-conditions). is het probleem nu verschoven naar het vinden van de juiste causale variant. Door middel van verschillende bio-informaticaprogramma’s en toepassingen wordt het mogelijk om hier de causale variant uit te filteren. Conclusie De laatste jaren kende het gebruik van genetische testen voor erfelijke aandoeningen een opmerkelijke opmars. Dit werd voornamelijk bewerkstelligd door de ontwikkeling van nieuwe technologieën Hoewel er in de afgelopen jaren, mede door de komst van de verwaardoor het mogelijk werd om op kortere tijd immense hoeveelheden schillende NGS-technologieën, onder meer voor DSD, verschillende data te verkrijgen. De introductie van deze technieken in een nieuwe ziektegenen geïdentificeerd werden, kan men voor genetisch routinesetting heeft ervoor gezorgd dat men nu op meer vragen een heterogene aandoeningen toch niet antwoord kan bieden, wat leidt tot voor alle patiënten de onderliggende een meer specifieke aanpak van zorg genetische oorzaak vinden. Zo kan men en verbeterde mogelijkheden voor door het sequeneren van gekende DSDgenetische counseling. Daar waar men genen slechts 20-40% van de casusvroeger slechts één of enkele genen kon sen oplossen (cfr supra) (2). In 60-80% sequeneren, kan men dat nu voor vele van de gevallen is het antwoord op de genen (ziektespecieke panels) of voor diagnostische vraag dus niet te vinalle genen tegelijk (exoomsequencing). Men kan nu op meer vragen den, ondanks het gebruik van zelfs Deze technologie biedt de mogelijkheid een antwoord bieden, wat leidt zeer uitgebreide panels. Redenen hierom genen die een tot nog toe ongekende voor zijn onder andere mutaties in nog rol spelen bij bijvoorbeeld het ontstaan tot een meer specifieke aanpak ongekende genen, of mutaties in reguvan DSDs te identificeren, wat niet latorische regio’s van genen. Een gesevan zorg en verbeterde mogelijkheden alleen tot verbeterde diagnostiek leidt lecteerd aantal patiënten bij wie de maar ook toelaat om dit complexe voor genetische counseling. hierboven aangehaalde DSD-specifieke ontwikkelingsproces beter te begrijpen. test geen mutatie oplevert, zullen onder‑ De keerzijde van deze medaille zit zocht worden door middel van exoomin de interpretatie van de massieve sequencing, waarbij virtueel alle hoeveelheden gegenereerde data. gekende ziektegenen in parallel onder‑ Hierbij is moet ook het ethisch kader zocht kunnen worden en waardoor ook voldoende uitgeklaard worden. nieuwe genen verantwoordelijk voor DSD-condities kunnen worden gevonden. Hierbij wordt een groot aantal varianten van het referentiegenoom Ontvangen: 10/03/2016 – Aanvaard: 15/03/2016 geïdentificeerd, wat leidt tot een enorme massa aan data. De moeilijkheid bestaat erin om de causale variant die het ziektebeeld veroorzaakt, te onderscheiden van de vele andere (12, 13). Om deze taak te vereenvoudigen wordt er gebruikgemaakt van verschillende filters. Zo is het mogelijk om in eerste instantie naar alle gekende ziektegenen te kijken, ook naar diegene die niet opgenomen zijn in het ziektespecifiek DSD-panel. Wanneer deze filtering negatief is, kan het zoekvenster opengetrokken worden naar de andere genen in het exoom. Hierbij kunnen ook genen die niet direct in relatie staan tot het ontstaan van DSD onder de loep genomen worden, wat kan leiden tot ethische dilemma’s. Zo kan het voorkomen dat er bij een patiënt met een diagnostische vraag in het kader van DSD bijvoorbeeld een mutatie wordt vastgesteld in een gen dat betrokken is bij het krijgen van erfelijke borstkanker. Over het te volgen beleid bij deze zogenaamde incidentele bevindingen zijn er verschillende strekkingen (14). Referenties 1. Hughes IA, Houk C, Ahmed SF, LeePA. Consensus statement on management of intersex disorders, Endocrine 2006;91:554-62. 2. Ono M, Harley VR. Disorders of sex development: new genes, new concepts. Nature reviews. Endocrinology 2013;9(2):79-91. 3. Watson JD, Crick FHC. Molecular structure of nucleic acids. Nature 1953;171:737-8. 4. Tjio JH, Levan A. The chromosome number of man. Hereditas 1956;42(1-3):1–6. 5. Langer-safer PR, Levine M, Ward DC. Immunological method for mapping genes on Drosophila polytene chromosomes. PNAS 1982;79:4381-5. 6. Solinas-toldo S, Lampel S, Stilgenbauer S, Nickolenko J, Benner A. Matrix-Based Comparative Genomic Hybridization: Biochips to Screen for Genomic Imbalances 1997;407:399-407. 7. Sanger F, Coulson AR. A Rapid Method for Determining Sequences in DNA by Primed Synthesis with DNA Polymerase. J Mol Biol 1975;94:441-8. 8. The international Human Genome Sequencing Consortium. Initial sequencing and analysis of the human genome 2001, vol. 409. 9. Venter JC, Adams MD, Myers EW, et al. The Sequence of the Human Genome. Science 2001;291:1304-51. 10. Morey M, Fernández-Marmiesse A, Castiñeiras D, Fraga JM, Couce ML, a Cocho J. A glimpse into past, present, and future DNA sequencing. Molecular genetics and metabolism 2013;110(1-2):3-24. 11. Schadt EE, Turner S, Kasarskis A. A window into third-generation sequencing. Human molecular genetics 2010;19(R2):R227-40. 12. Bamshad MJ, Ng SB, Bigham AW, Tabor HK, Emond MJ, a Nickerson D, Shendure J. Exome sequencing as a tool for Mendelian disease gene discovery. Nature reviews. Genetics 2011;12(11):745-55. 13. Cooper GM, Shendure J. Needles in stacks of needles: finding disease-causal variants in a wealth of genomic data. Nature reviews Genetics 2011;12(9):628-40. 14. Green RC, Berg JS, Grody WW, et al. ACMG recommendations for reporting of incidental findings in clinical exome and genome sequencing. Genetics in medicine: official journal of the American College of Medical Genetics 2013;15(7):565-74. Vooraleer deze exoomtest kan worden geïmplementeerd in een routine klinische context is het van belang dat de daaraan gekoppelde ethische aspecten vooraf goed uitgeklaard zijn en dat patiënten die deze test ondergaan goed geïnformeerd worden. Naast het ethische aspect moet men ook rekening houden met de complexiteit van de data-analyse. Bij het sequeneren van het exoom worden 100.000’den varianten gevonden. Daar waar men vroeger problemen had met het vinden van een variant, 12 Percentiel|Vol 21|Nr 3|2016