Inhoud Impuls Tweede Fase havo

advertisement
1
Docentenhandleiding Tweede Fase
Inhoudsopgave
Inhoudsopgaves .................................................................................................................................2
Inhoud Impuls Tweede Fase havo............................................................................................................ 2
Inhoud Impuls Tweede Fase vwo ............................................................................................................. 3
Planning en organisatie ......................................................................................................................4
Jaarplanning Voorbeeld 1 ......................................................................................................................... 4
Jaarplanning Voorbeeld 2 ......................................................................................................................... 5
Inleiding Informatieboek ....................................................................................................................8
Vakvaardigheden ............................................................................................................................. 12
1 WELKE ONDERWERPEN BESTUDEERT MAATSCHAPPIJLEER? .............................................................. 12
2 WELKE VRAGEN STELT MAATSCHAPPIJLEER AAN MAATSCHAPPELIJKE PROBLEMEN? ....................... 13
3 HOE VERZAMEL JE OP EEN BETROUWBARE MANIER INFORMATIE?................................................... 15
4 HOE FORMULEER JE EEN STANDPUNT OF OPLOSSING? ...................................................................... 18
5 HOE PRESENTEER JE EEN STANDPUNT?............................................................................................... 19
Didactische verantwoording ............................................................................................................. 20
Visie op burgerschap en maatschappijleer ............................................................................................. 20
Politieke stromingen/ partijen ................................................................................................................ 21
Positie van massamedia .......................................................................................................................... 21
Werkvormen ........................................................................................................................................... 22
Opbouw van een thema uit het tekstboek ............................................................................................. 22
Organisatietips ........................................................................................................................................ 24
Belangrijke sites voor maatschappijleer ................................................................................................. 25
Synthese .......................................................................................................................................... 26
Tip ........................................................................................................................................................... 26
Debat rond geweld ................................................................................................................................. 26
Thema A De rechtsstaat ................................................................................................................... 28
Leerdoelen .............................................................................................................................................. 28
Actuele informatie en bronnen .............................................................................................................. 29
Tips .......................................................................................................................................................... 30
Thema B De parlementaire democratie ............................................................................................ 31
Leerdoelen .............................................................................................................................................. 31
Actuele informatie en bronnen .............................................................................................................. 32
Tips .......................................................................................................................................................... 33
Thema C De Verzorgingsstaat ........................................................................................................... 35
Leerdoelen .............................................................................................................................................. 35
Actuele informatie en bronnen .............................................................................................................. 36
Tips .......................................................................................................................................................... 37
Thema D De pluriforme samenleving ................................................................................................ 38
Leerdoelen .............................................................................................................................................. 38
Actuele informatie en bronnen .............................................................................................................. 39
Tips .......................................................................................................................................................... 40
BIJLAGE 'Politiek' - Bram Vermeulen en de Toekomst........................................................................ 41
2
Inhoudsopgaves
Inhoud Impuls Tweede Fase havo
A De rechtsstaat
1 De Nederlandse rechtsstaat
1.1 In naam der wet: open de deur
1.2 De geschiedenis van de rechtsstaat
1.3 Tand om tand of zachte hand?
2 Is de rechtsstaat in crisis?
2.1 Zit er een dokter in de cel?
2.2 Pak de boef dan, als je kan
2.3 Die pet past ons allemaal
3 Wat is de ideale rechtsstaat?
3.1 Roep om harde rechtsstaat via de media
3.2 De internationale rechtsstaat
Samenvatting en begrippen
ICT: Wat beslis jij als rechter?
Keuzeopdrachten
Debat: Opnieuw de doodstraf invoeren?
B De parlementaire democratie
Anders Leren
4 De Nederlandse parlementaire democratie
4.1 Het parlement is baas boven baas
4.2 De geschiedenis van de Nederlandse
democratie
4.3 Bestuurlijke vernieuwing of vernieling?
5 Hoe democratisch is Nederland?
5.1 Wie heeft het meeste te zeggen?
5.2 Is het beleid wel succesvol?
5.3 Een onoverbrugbare kloof?
6 Wat is de ideale democratie?
6.1 Macht van de media: regeert de leugen?
6.2 Naar een Verenigde Staten van Europa?
Afsluiting
ICT Kun je in een democratie alles zeggen?
Keuzeopdrachten
Debat: Wat doen we met het koningshuis?
C De verzorgingsstaat
Anders Leren
7 De Nederlandse verzorgingsstaat
7.1 Van de wieg tot het graf?
7.2 Geschiedenis van de verzorgingsstaat
7.3 Trampolinebed of hangmat?
8 Is de verzorgingsstaat in crisis?
8.1 Eigen schuld, dikke bult?
8.2 Ikke, ikke en de rest kan stikken
8.3 Arbeid, een eigenaardig medicijn
9 Wat is de ideale verzorgingsstaat?
9.1 RTL journaal of NOS journaal?
9.2 Hoe ideaal is onze verzorgingsstaat?
Afsluiting
ICT Maak een eerlijk belastingstelsel
Keuzeopdrachten
Debat: Wie betaalt de vergrijzing?
D De pluriforme samenleving
Anders Leren
10 De Nederlandse pluriforme samenleving
10.1 Patat, kebab en shoarma
10.2 Geschiedenis: ‘Italianen zijn
spaghettivreters’
10.3 Iedereen hagelslag en karnemelk?
11 Multicultureel drama in Nederland?
11.1 Uitsluiting of opsluiting?
11.2 Minister krijgt uit respect geen hand
11.3 ‘Nederland is vol … met autowegen!’
12 Wat is de ideale pluriforme samenleving?
12.1 Gekleurde berichtgeving
12.2 Mc World
Afsluiting
ICT Maak je eigen inburgeringexamen
Keuzeopdrachten
Debat: De oprichting van islamitische scholen
tegengaan?
E Synthese
Geweld
Drugs
Reclame
Vakvaardigheden 150
Algemene vaardigheden 154
Register [met begrippen uit de begrippenlijst]
156
Bronvermelding 158
3
Inhoud Impuls Tweede Fase vwo
Inleiding: Wat is maatschappijleer?
A De rechtsstaat
Anders Leren
1.1 In naam der wet: open de deur
1.2 Strijd voor vrijheid en gelijkheid
1.3 Tand om tand of zachte hand?
2.1 Zit er een dokter in de cel?
2.2 Pak de boef, als je kan
2.3 Die pet past ons allemaal
3.1 Roep om harde rechtsstaat via de media
3.2 Onze rechtsstaat in internationaal
perspectief
Afsluiting
Keuzeopdrachten
Debat: Opnieuw de doodstraf invoeren?
B De parlementaire democratie
Anders Leren
4.1 Het parlement is baas boven baas
4.2 Leve de koning! Leve de hervorming!
4.3 Bestuurlijke vernieuwing of vernieling?
5.1 Wie heeft het meeste te zeggen?
5.2 Is het beleid wel succesvol?
5.3 Een onoverbrugbare kloof?
6.1 Macht van de media: regeert de leugen?
6.2 Naar een Verenigde Staten van Europa?
Afsluiting
Keuzeopdrachten
Debat: Wat doen we met het koningshuis?
C De verzorgingsstaat
Anders Leren
7.1 Van de wieg tot het graf?
7.2 Ontwaak, verworpenen der aarde!
7.3 Trampolinebed of hangmat?
8.1 Eigen schuld, dikke bult?
8.2 Ikke, ikke en de rest kan stikken
8.3 Arbeid, een eigenaardig medicijn
9.1 RTL journaal of NOS journaal?
9.2 Hoe ideaal is onze verzorgingsstaat?
Afsluiting
Keuzeopdrachten
Debat: Wie betaalt de vergrijzing?
D De pluriforme samenleving
Anders Leren
10.1 Patat, kebab en shoarma
10.2 ‘Italianen zijn spaghettivreters’
10.3 Iedereen hagelslag en karnemelk?
11.1 Uitsluiting of opsluiting?
11.2 Minister krijgt uit respect geen hand
11.3 ‘Nederland is vol … met autowegen!’
12.1 Gekleurde berichtgeving
12.2 Mc World
Afsluiting
Keuzeopdrachten
Debat: De oprichting van islamitische scholen
tegengaan?
E Synthese
Geweld
Drugs
Reclame
Vakvaardigheden
Algemene vaardigheden
Register
Bronvermelding
4
Planning en organisatie
Jaarplanning Voorbeeld 1
Deze voorbeeld jaarplanning is gebaseerd op 2 lesuren (van 50 minuten) per week en 36 effectieve
lesweken. De afwisseling van de verschillende onderdelen en werkvormen kan uiteraard naar believen
worden gewijzigd. In deze variant tellen de ICT-Taak, een Keuzeopdracht, Anders Leren en het Debat
mee als Praktische Opdracht in het eindcijfer van het thema. U kunt hierin natuurlijk ook andere keuzes
maken waarbij u bijvoorbeeld alleen Keuzeopdrachten of alleen Anders Leren inzet als PO.
Thema Rechtsstaat
Studielasturen: 30, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen (bepaalt 80% van het cijfer) en praktische opdracht (bepaalt 20% van het
cijfer)
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging: 25% van het SE
Weeknummer Onderdeel
Bijzonderheden
1
Inleiding
Themaopening Rechtsstaat
2
Hoofdstuk 1
3
Hoofdstuk 1
4
Afronding hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
5
Hoofdstuk 2
6
Hoofdstuk 2
7
Hoofdstuk 3
8
Afronding hoofdstuk 3
ICT Taak (i-clips)
De ICT-Taak kunt u als PO mee laten tellen in het eindcijfer
van dit thema
9
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Parlementaire democratie
Studielasturen: 30, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen (bepaalt 80% van het cijfer) en praktische opdracht (bepaalt 20% van het
cijfer)
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging: 25% van het SE
10
Themaopening Parlementaire
democratie
Hoofdstuk 1
11
Hoofdstuk 1
12
Hoofdstuk 1
13
Hoofdstuk 2
14
Hoofdstuk 2
15
Afronding hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
16
Hoofdstuk 3
17
Keuzeopdracht
De Keuzeopdracht kunt u als PO mee laten tellen in het
Keuzeopdracht
eindcijfer van dit thema
5
18
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Verzorgingsstaat
Studielasturen: 30, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen (bepaalt 50% van het cijfer) en praktische opdracht (bepaalt 50% van het
cijfer)
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging: 25% van het SE
19
Themaopening Verzorgingsstaat
Uitleg Anders Leren
20
Anders Leren
21
Anders Leren
22
Anders Leren
23
Anders Leren
24
Anders Leren
25
Anders Leren
26
Presentaties
Het eindresultaat van Anders Leren kunt u mee laten tellen in
het eindcijfer van dit thema.
27
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Pluriforme samenleving
Studielasturen: 30, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen (bepaalt 80% van het cijfer) en praktische opdracht (bepaalt 20% van het
cijfer)
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging: 25% van het SE
28
Themaopening Pluriforme
samenleving
Hoofdstuk 1
29
Hoofdstuk 1
30
Hoofdstuk 1
31
Hoofdstuk 2
32
Hoofdstuk 2
33
Afronding hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
34
Hoofdstuk 3
35
Debat
Het Debat kunt u mee laten tellen als PO in het eindcijfer van
dit thema
36
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Jaarplanning Voorbeeld 2
Deze voorbeeld jaarplanning is gebaseerd op 2 lesuren (van 50 minuten) per week en 36 effectieve
lesweken. De afwisseling van de verschillende onderdelen en werkvormen kan uiteraard naar believen
worden gewijzigd. In deze variant wordt het Onderzoek van het onderdeel Synthese apart becijferd als
Praktische Opdracht.
6
Thema Rechtsstaat
Studielasturen: 25, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging schriftelijke toets: 20% van het SE
Weeknummer Onderdeel
Bijzonderheden
1
Inleiding
Themaopening
Rechtsstaat
2
Hoofdstuk 1
3
Hoofdstuk 1
4
Hoofdstuk 2
5
Hoofdstuk 2
6
Hoofdstuk 3
7
Afronding Hoofdstuk 3
ICT Taak (i-clips)
8
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Parlementaire democratie
Studielasturen: 25, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging schriftelijke toets: 20% van het SE
9
Themaopening
Parlementaire
democratie
Hoofdstuk 1
11
Hoofdstuk 1
12
Afronding Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
13
Hoofdstuk 2
14
Afronding Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
15
Hoofdstuk 3
16
Keuzeopdracht
Keuzeopdracht
17
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Verzorgingsstaat
Studielasturen: 25, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging schriftelijke toets: 20% van het SE
18
Themaopening
Parlementaire
democratie
Hoofdstuk 1
19
Hoofdstuk 1
20
Afronding Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
7
21
22
Hoofdstuk 2
Afronding Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
23
Hoofdstuk 3
24
Debat
Debat
25
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Thema Pluriforme samenleving
Studielasturen: 25, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: schriftelijk schoolexamen
Toetsduur schriftelijke toets: 50 minuten
Weging schriftelijke toets: 20% van het SE
26
Themaopening
Let op: aan dit thema besteedt u slechts 7 weken. Als variant kunt u
Parlementaire
telkens 1 lesuur minder besteden aan de hoofdstukken en de vrij
democratie
gekomen uren wijden aan de ICT (bijvoorbeeld aan de Taak of aan het
Hoofdstuk 1
interactieve programma Artikel 1 wat onder het thema De Rechtsstaat
is te vinden).
27
Hoofdstuk 1
28
Afronding Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
29
Hoofdstuk 2
30
Afronding Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
31
Hoofdstuk 3
32
Afsluiting
Schoolexamen / toets
Synthese
Studielasturen: 20, waarvan 50% contacttijd
Toetsvorm: Praktische opdracht
Weging: 20% van het SE
33
Synthese verkennen en
onderwerpskeuze
maken
Zelfstandig werken aan
Synthese
34
Zelfstandig werken aan
Synthese
35
Zelfstandig werken aan
Synthese
36
Zelfstandig werken aan
Synthese
8
Inleiding Informatieboek
Het doel van de inleiding in het informatieboek is dat leerlingen inzien, welke problemen bij het vak
maatschappijleer onderzocht worden en welke analysevragen maatschappijleer daarbij stelt. De
koppeling tussen de vier concrete vragen naar aanleiding van de bergtocht en de vier centrale vragen
van de komende A, B,C en D domeinen is belangrijk.
Extra opdracht: drugsbeleid maken
Deze opdracht kan gemaakt worden na opdracht 5 uit het werkboek:
Politici kunnen via een afweging van belangen en waarden tot overheidsbeleid komen. Daartoe heeft de
overheid acht beleidsinstrumenten. De leerlingen moeten het schema zo invullen, dat er voor elk
beleidsinstrument een voorbeeld met betrekking tot het drugsbeleid wordt gegeven.
Beleids
verruimend voor burgers
instrumenten
1 informatie voorlichting
geven
vb: voorlichtingscampagne: 'hasj en
weed, wat weet je wel en wat weet
je niet'
inperkend voor burgers
propaganda
vb: voorlichtingscampagne 'roken dood en dood
zonde'
(roken kan ook lekker zijn, maar dat wordt niet
verteld)
belasting
vb: accijns op tabak
2 financiële
prikkels
subsidies
vb: afkickcentra voor
alcoholverslaafden subsidiëren
3 juridische
regels
rechten
vb: boven de 18 jaar mag men
alcohol drinken
4 geweld
gebruiken
beschermen
oppakken
vb: heroïne dealers opsporen, zodat vb thuisteelt van weedplantjes voor eigen gebruik
er geen nieuwe verslaafden bij
vernietigen
komen
geboden
vb: onder de 18 jaar mag men niet in een koffieshop
komen
Extra opdracht: Jouw politieke voorkeur
Deze opdracht is heel belangrijk om te maken met uw leerlingen.
Politieke visies worden duidelijk gemaakt aan de hand van het kwadrant politiek stromingen, die
gegeven wordt bij opdracht 7 'Jouw politiek voorkeur' uit het werkboek. Hoe ziet deze opdracht eruit?
Stap 1:
U geeft de leerlingen 12 waarden, die ze hun volgorde van belangrijkheid moeten zetten in hun ideale
samenleving. De waarden zijn: eigen verantwoordelijkheid, vriendschap, vrede, vrijheid, gezondheid,
eerlijkheid, goede baan, gelijkheid, vrije tijd, gehoorzaamheid, solidariteit, geloof.
9
Stap 2:
Vervolgens legt U het kwadrant uit. Op de horizontale lijn gaat het om de sociaal -economische
problemen en op de verticale lijn de politiek - culturele problemen.( In de eerste twee domeinen A en B
van Impuls ligt het accent op de verticale lijn, in het derde domein C ligt het accent op de horizontale lijn
en in het vierde D domein komen beide dimensies terug bij de integratiepolitiek).
Op de horizontale lijn willen linkse/ progressieve partijen veel overheidsinvloed en rechtse niet, maar op
de verticale lijn willen juist linkse partijen weinig overheidsinvloed en rechtse partijen veel. Benadruk
dat links/ progressief en rechts/ conservatief synoniemen zijn en dat de begrippen geen waardeoordeel
inhouden. Het zijn slechts begrippen om het gedrag van politici te begrijpen en om een eigen afweging
te maken als leerling.
Stap 3:
De leerlingen kunnen nu achterhalen welke politiek voorkeur zij hebben door
hun plaats van de waarde 'vrijheid' te markeren op de verticale lijn en de plaats die de waarde
'gelijkheid' heeft gekregen op de horizontale lijn. Het crosspunt van beide lijnen geeft hun politieke kleur
aan.
10
Extra opdracht:
Er zijn ook twee andere manieren om opdracht 7 uit te werken.
1. Leerlingen maken op internet een enquête, door politieke vragen te beantwoorden. Zie
www.stemwijzer.nl van het Instituut voor Publiek en Politiek of nog beter de stemwijzer van de VU
Amsterdam, via www.kieskompas.nl . Deze laatste gaat ook uit van het bovenstaande kwadrant.
2. Programmavergelijking van verkiezingsprogramma's van politieke partijen. U kunt deze
programvergelijking vinden bij http://www.stemwijzer.nl/.
Hoe gaan de leerlingen bij deze opdracht te werk?
Stap 1
Leerlingen lezen individueel de partij programma's per thema. Na ieder thema kiezen ze een maatregel,
die ze het beste vinden. Deze maatregel schrijven ze op het papier onder de kop 'programmapunt'. Dit
doen ze acht maal zodat zij een eigen acht puntenplan hebben, waarmee zij de verkiezingen in zouden
gaan als zij lijsttrekker zouden zijn.
THEMA
PROGRAMMAPUNT
RANGORDE
1 Onderwijs
2 Veiligheid
3 Internationaal
4 Sociaal - economisch financieel beleid
5 Milieu, verkeer,
ruimtelijke ordening
6 Integratie, inburgering
en vluchtelingen
7 Zorg
8 Democratie
11
Stap 2
Leerlingen vullen individueel onder het kopje 'rangorde' in wat ze de belangrijkste punten tijdens de
kabinetsformatie vinden. De eerste drie punten zijn niet onderhandelbaar.
Stap 3
Een discussie tussen leerlingen. U kunt dat op verschillende manieren doen:
a U kunt een leerling voor de klas vragen en zijn top drie maatregelen laten noemen. De andere
leerlingen mogen vragen stellen en in debat gaan.
b Leerlingen kunnen in groepjes met elkaar praten over de gemaakte keuzen en samen moeten ze tot
een 8 punten plan komen.
Stap 4
Een onderwijsleergesprek voeren met de klas over de gemaakte keuzen. Daarna kunt U aan de
leerlingen vragen wat ze vreemd/ logisch vonden van de keuzes die politieke partijen maken,
of de leerlingen meer rechts, midden of meer links zitten in het politieke spectrum en tenslotte of ze nu
een betere keus kunnen maken als ze morgen zouden moeten gaan stemmen.
Het zijn echter allemaal voorlopige oordelen. In de loop van het jaar komen alle dilemma's veel
uitgebreider terug. De politieke barometer loopt daarom door het hele werkboek. Aan het einde van
ieder domein wordt de leerling immers gevraagd om zijn voorlopige politieke positie te bepalen ten
aanzien van de centrale vraag van het domein. Aan het einde van het jaar maken leerlingen in het
werkboek hun overall politieke keuze.
12
Vakvaardigheden
1 WELKE ONDERWERPEN BESTUDEERT MAATSCHAPPIJLEER?
Niet alles wat er in de krant of op het journaal verschijnt, wordt in de lessen maatschappijleer
besproken. Maatschappijleer bestudeert sociale en politieke problemen. Dit zijn problemen die voldoen
aan onderstaande kenmerken, te weten:
1
Grote groepen hebben last van een probleem.
Stel, een leerling wordt op school geslagen door een docent. Dit hoeft nog geen onderwerp te zijn voor
maatschappijleer, omdat het hier slechts over één geval gaat. Het onderwerp zal bij maatschappijleer
besproken worden als dit op meerdere scholen het geval is en geen toevalligincident is.
2
Het probleem is actueel en speelt in Nederland.
Het vraagstuk moet in deze tijd aan de orde zijn. Verder moeten de problemen in Nederland spelen of
indirect met Nederland te maken hebben. Kinderarbeid in Indonesië is er mede door Nederlandse
bedrijven en consumenten en kan daarom een onderwerp zijn bij maatschappijleer.
3
Er zijn maatschappelijke oorzaken van het probleem.
Soms wordt een probleem veroorzaakt doordat het heel veel heeft geregend of omdat de motor van
een vliegtuig los zat. Deze tweevoorbeelden maken duidelijk dat er aardrijkskundige of natuurkundige
oorzakenzijn aan te wijzen voor overstromingen of de dood van vele vliegtuigpassagiers. Bij
maatschappijleer moeten altijd maatschappelijke oorzaken een rol spelen, dat wil zeggen de wijze
waarop de mensen met elkaar samenleven veroorzaakt het vraagstuk.
4
Er is een conflict over het probleem.
Er is ruzie tussen de mensen over de vraag hoe het vraagstuk moet worden opgelost. Mensen hebben
verschillende meningen over hu ideale rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat of
pluriforme samenleving en die meningen botsen met elkaar. Maar niet iedere ruzie in de samenleving
wordt bij maatschappijleer besproken, omdat het een technisch discussie kan zijn; hoe moet het
Nederlands elftal spelen, hoe groot moeten de verkeersborden precies zijn, hoe moet een kerkdienst
eruitzien. Deze ruzies kunnen besproken worden bij achtereenvolgens gymnastiek, natuurkunde en
levens beschouwing.
5
De overheid bemoeit zich met het probleem.
De politiek wil graag een oplossing voor het vraagstuk bedenken. Dat kan de plaatselijke wethouder
zijn, politiek Den Haag met Tweede Kamer en regering, de Europese Unie of de Verenigde Naties. Sociale
problemen worden dan politieke problemen.
13
2 WELKE VRAGEN STELT MAATSCHAPPIJLEER AAN MAATSCHAPPELIJKE
PROBLEMEN?
Als je een maatschappelijk vraagstuk helemaal wilt onderzoeken, dan zul je onderstaande deelvragen
moeten beantwoorden.
A Wat is het probleem?
1 Waarom kun je spreken van een sociaal-politiek probleem? (zie: 1 Welke onderwerpen bestudeert
maatschappijleer?)
2 Wat is de omvang van het probleem? Denk aan hoe vaak het voorkomt, hoeveel mensen er mee te
maken hebben en hoe erg het probleem is.
3 Wat zijn de nadelige gevolgen van het probleem? Denk aan gevolgen voor de mensen zelf en voor de
rechtsstaat, de parlementaire democratie, de verzorgingsstaat en de pluriforme samenleving.
4 Wat zijn de oorzaken van het probleem?
a het gevoerde overheidsbeleid
b te veel of te weinig sociale ongelijkheid in macht, geld, kennis en status
c een te sterk of te zwak gemeenschappelijk wij-gevoel
d een te ver doorgevoerd of te weinig doorgevoerd efficiëntie denken
B Wat zijn de standpunten van betrokken groepen bij het probleem?
1 Wat zijn de verschillende standpunten van de betrokken groepen ten aanzien van het probleem?
2 Welke waarden en normen verklaren de standpunten van de betrokken groepen?
3 Welke belangen verklaren de standpunten van de betrokken groepen?
4 Welke politieke opvattingen verklaren de standpunten van de betrokken groepen?
C Wat is het overheidsbeleid?
1 Wat is het overheidsbeleid ten aanzien van het probleem?
2 Welke waarden/normen, belangen en politieke opvattingen zijn te herkennen in dit beleid?
3 Welke machtsmiddelen hebben betrokken groepen om het beleid te beïnvloeden?
4 Heeft iedere betrokken groep evenveel mogelijkheden om invloed uit te oefenen op het beleid?
5 Welke rol spelen de massamedia ten aanzien van het probleem?
6 Hoe wordt het beleid beïnvloed door internationale verhoudingen, zoals de EU?
D Hoe ging men vroeger en hoe gaat men in andere landen met het probleem om?
1 Hoe ging men vanaf 1800 in Nederland met het vraagstuk om?
2 Hoe gaat men in andere landen met het vraagstuk om?
E Wat is jouw eigen standpunt ten aanzien van het probleem?
1 Hoe groot is volgens jou het probleem?
2 Wat is volgens jou de oorzaak van het probleem?
3 Wat is volgens jou de oplossing van het probleem?
Hoe werkt dit schema nu in de praktijk?
Als je een onderwerp hebt gekozen, bijvoorbeeld criminaliteit, moet je een hoofdvraag bedenken,
waarop je een antwoord wilt weten. Voor alle hoofdvragen geldt het advies: zorg dat de hoofdvraag
duidelijk is, niet te ruim is en dat er voldoende materiaal voorhanden is om deze vraag te onderzoeken.
14
Als je een hoofdvraag hebt gekozen, moet je de hoofdvraag verdelen in deelvragen. De antwoorden op
de deelvragen vormen samen het antwoord op de hoofdvraag.
Er zijn beschrijvende, verklarende en waarderende hoofdvragen. Een beschrijvende hoofdvraag is het
makkelijkste, een verklarende is moeilijker en een waarderende hoofdvraag is het moeilijkst. Er moeten
namelijk steeds meer deelvragen beantwoord worden. Een voorbeeld over jeugdcriminaliteit kan dit
duidelijk maken.
Een voorbeeld van een beschrijvende hoofdvraag is: Hoe probeert de regering de jeugdcriminaliteit te
bestrijden? De deelvragen kunnen zijn:
1 Hoe groot vindt de regering het probleem van de jeugdcriminaliteit?
2 Wat doet de regering aan het voorkomen van jeugdcriminaliteit?
3 Wat doet de regering als jeugdige criminelen toch de fout in gaan?
Een voorbeeld van een verklarende hoofdvraag: Waarom bestrijdt de overheid de jeugdcriminaliteit op
een harde manier?
De deelvragen kunnen zijn:
1 Hoe groot vindt de regering het probleem van de jeugdcriminaliteit?
2 Wat doet de regering aan de jeugdcriminaliteit?
3 Welke waarden, belangen en politieke opvattingen verklaren de maatregelen van de regering?
4 Welke groepen hebben veel invloed gehad op de beslissingen die de regering heeft genomen?
Een voorbeeld van een waarderende hoofdvraag: Wat vind jij van de wijze waarop de regering de
jeugdcriminaliteit bestrijdt? De deelvragen kunnen dan alle vragen zijn die je bij maatschappijleer aan
een maatschappelijk probleem stelt.
15
3 HOE VERZAMEL JE OP EEN BETROUWBARE MANIER INFORMATIE?
A Waar vind je geschikte informatie voor maatschappijleer?
In de mediatheek, maar ook buiten de school kun je informatie verzamelen. Er zijn vele verschillende
bronnen waar je informatie vandaan kunt halen.
1 gedrukte informatie (bijvoorbeeld: (school)boeken, kranten, tijdschriften, folders van actiegroepen)
2 audio-visuele informatie (bijvoorbeeld: radioprogramma’s, tv-programma’s)
3 digitale informatie (bijvoorbeeld: internetsites van ministeries, e-mailen met politici)
4 veldwerk (interviews houden, enquêtes afnemen, observeren van mensen, foto’s nemen)
B Hoe maak je een enquête?
Een goede enquête moet representatief zijn, dat wil zeggen de mensen die je ondervraagt, zijn zo
samengesteld dat ze de groep vertegenwoordigen waarover je een uitspraak doet. Ten tweede moet de
enquête valide of geldig zijn, dat wil zeggen de vragen en antwoordmogelijkheden komen precies
overeen met hetgeen je als onderzoeker wilt meten. Ten slotte is de betrouwbaarheid of objectiviteit
van belang, dat wil zeggen dat de verzamelde onderzoeksgegevens waarheidsgetrouw weergeven hoe
mensen denken.
Een goede enquête moet aan de volgende tien criteria voldoen.
1 eenduidig
De vraag- en antwoordmogelijkheden moeten precies gesteld zijn, zodat er geen misverstanden in de
communicatie ontstaan. Een voorbeeld: de één zal onder het begrip ‘rechtse politiek’ iets anders
verstaan dan de ander. De vraag: ‘Gaat u bij de volgende verkiezingen rechts stemmen?’ is niet
eenduidig en dus fout.
2 eendimensionaal
Er mag maar één ding tegelijk gevraagd worden per vraag.
3 neutraal
De mening van de onderzoeker of de publieke opinie mag niet doorklinken in de vraag of bij de
antwoordmogelijkheden. Bijvoorbeeld de vraag: ‘Bent u ook tegen het vergroten van
inkomensverschillen?’ is suggestief.
4 aansluiten bij referentiekader
Leerlingen, leraren, katholieken, punkers, ongeschoolde havenarbeiders en professoren hebben een
verschillende leef- en denkwereld (= referentiekader). Vragen moeten aansluiten bij het betreffende
referentiekader van de mensen, anders begrijpt men de vraag niet.
5 to-the-point
De vragen die gesteld worden, moeten duidelijk betrekking hebben op hetgeen je als onderzoeker wilt
weten.
6 alle aspecten dekkend
Stel, je wilt het geluk van mensen meten. Het geluksgevoel heeft betrekking op hun werk, vrije tijd,
huwelijksleven, vriendschappen, gezondheid, inkomen enzovoort. Om het geluksgevoel te meten moet
je via deze vragen aan al deze aspecten aandacht besteden
7 niet privacygevoelig
Je wilt als onderzoeker dat mensen eerlijke antwoorden geven. Men zal anders een sociaal wenselijk
antwoord geven.
8 eenvoudige taal
De vragen en antwoordmogelijkheden moeten meteen te begrijpen zijn.
9 zinvolle vragen
16
De vragen moeten zinvol zijn. Als je zegt de toekomstverwachtingen van oudere mensen te willen
meten, dan moet je niet gaan vragen naar hun dagelijks leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men
neemt de enquête dan niet serieus.
10 logische volgorde
De volgorde moet zo gerangschikt worden, dat ze voor de respondent een logisch geheel vormen. Van
algemene naar meer specifieke vragen (bijvoorbeeld ‘Wat vindt u van onze buitenlandse politiek?’ naar
‘Wat vindt u van onze verhouding met Suriname?’) en per thema gerangschikt zijn twee voorbeelden
van een logische opbouw. Verder begin je een enquête niet met de meest lastige vraag.
Als de enquêtevragen zijn gemaakt, moeten ook nog de antwoordmogelijkheden bedacht worden. De
meerkeuzevorm is het beste om de antwoorden te kunnen verwerken. Let op: de
antwoordmogelijkheden moeten altijd uitputtend en uitsluitend zijn. Uitputtend wil zeggen dat elk
antwoord in een van de mogelijkheden moet kunnen worden ondergebracht. Uitsluitend wil zeggen dat
een antwoord in slechts een mogelijkheid kan worden ondergebracht.
C Hoe interview je mensen?
Een interview is een geschikte manier om informatie te krijgen van de geïnterviewde. Je kunt vragen
naar feitelijke informatie, maar ook naar de mening van deze persoon. Pen, papier of
opnameapparatuur meenemen. Wanneer krijg je een goed interview?
1 Weet van te voren precies wat je van de geïnterviewde wilt weten.
2 Bedenk niet alleen gesloten vragen, bijvoorbeeld: ‘Bent u voor de doodstraf?’ Er moeten vooral open
vragen gesteld worden, waar de geïnterviewde niet alleen met ja of nee kan antwoorden. Te open
vragen zijn ook niet goed, bijvoorbeeld: ‘Wat is uw ideale rechtsstaat?’
3 Zorg voor een logische opbouw van de vragen. Je begint niet meteen met een meningsvraag. Je zorgt
dat alle aspecten aan bod komen.
4 Leid het onderwerp van het interview kort in.
5 Zorg ervoor dat je in het gesprek niet van de hak op de tak springt. Houd vast aan jouw volgorde en
zeg gerust dat ‘we later dit onderwerp in het gesprek uitgebreid zullen bespreken’.
6 Luister goed of er een antwoord gegeven wordt op de vraag. Mensen willen wel eens de
oorspronkelijke vraag vergeten zijn of willen de vraag soms ontlopen. Kom dan weer terug met je vraag.
7 Vraag door als mensen in hun antwoord wat vaag blijven.
8 Als je een antwoord niet begrijpt, moet je nadere uitleg vragen.
9 Sluit het interview duidelijk af met een conclusie of een samenvatting.
10
Wees beleefd tijdens het gesprek en bedank de geïnterviewde na afloop van het gesprek.
Eventueel zeg je, dat de geïnterviewde jouw onderzoek opgestuurd krijgt. Mensen vinden dat vaak heel
leuk.
D Is alle informatie betrouwbaar?
Natuurlijk moet je steeds goed in de gaten houden dat informatie vaak ‘gekleurd ‘is. Lang niet alles wat
je leest, ziet of hoort zijn feiten en dus waar. Vaak geven mensen alleen hun mening. Kranten, maar
zeker informatie van internet moeten zeer kritisch bekeken worden. Iedereen kan via ‘nieuwsgroepen’
en ‘discussielijsten’ publiceren wat hij wil. Bij www.davindi.nl is de informatie wel op kwaliteit
beoordeeld, net als de links die encyclopedieën geven.
Hoe kun je de betrouwbaarheid van een internetbron vaststellen?
1 Wie is de maker van de site? Kijk eventueel bij de buttons met ‘over ons’ of about us of ‘help’.
Bedrijven (soms eindigen hun internetadressen in .com, .store, .biz, .name, .pro, .info),
overheidsdiensten, belangengroepen, politieke partijen en individuele burgers kunnen belang hebben
17
bij het verstrekken van bepaalde informatie of het achterhouden van informatie. Sites van universiteiten
en onderzoeksinstellingen zijn betrouwbaar. Kijk ook of er een contactadres is gegeven waarnaar je kunt
mailen.
2 Hoe gedateerd is de informatie? Kijk wanneer de informatie gemaakt is en wanneer de laatste update
van de site was. Kijk of er een melding wordt gemaakt van de updatefrequentie.
3 Staat de site open voor andere bronnen? Via links zou je naar andere betrouwbare bronnen moeten
kunnen gaan. Kijk of er verwezen wordt naar boeken, kranten, universiteiten en dergelijke.
4 Hoe is de vormgeving? Als de vormgeving van de site rustig en duidelijk is, is de kans groter dat de
informatie serieuzer is. Schreeuwerige en onrustige sites dienen om je aandacht te trekken en vaak niet
om je betrouwbaar verder te brengen.
5 Wie is de auteur van het artikel? Je kunt nagaan of hij/zij een deskundige op dit gebied is. Kijk
eventueel op andere sites hoe de auteur door anderen wordt beoordeeld.
6 Is de tekst bedoeld om informatie over te dragen? Je hebt uiteenzettingen en beschouwingen, die de
verschillende kanten van de medaille laten zien. Maar er zijn ook betogen, waarin de auteur jou
probeert te overtuigen van zijn gelijk. Naarmate de tekst minder bedoeld is om te informeren maar om
te overtuigen, neemt de betrouwbaarheid af.
7 Is de argumentatie logisch? Je kunt al vrij snel zien of de redeneringen en hun onderbouwing logisch
in elkaar zitten en zonder al te veel emotie. Grove beschuldigingen of boute uitspraken moeten zeker
goed onderbouwd zijn.
8 Is er bronvermelding? Als de auteur aangeeft waar hij zijn informatie vandaan heeft, verhoogt dat de
betrouwbaarheid. Het is immers te checken wat hij allemaal beweert.
9 Is de informatie terug te vinden in gedrukte bronnen? Als de informatie ook gepubliceerd is in boeken
of tijdschriften, is de betrouwbaarheid groter.
10
Is er hoor en wederhoor? Als de auteur voor- en tegenstanders gelijkwaardig aan het woord laat,
is de betrouwbaarheid groter.
E Spotprentanalyse
Om een spotprent te analyseren moeten drie vragen gesteld worden:
1 Wat zie je op de tekening? Benoem alle beeldkenmerken en lees alle tekst.
2 Wat betekent de tekening? Verklaar de beeldelementen, symbolen en de tekst.
3 Wat is de mening van de tekenaar? Probeer de mening af te leiden uit de beeldelementen, symbolen
en de tekst. Let op: als de tekenaar erg overdrijft, bedoelt hij vaak precies het tegenovergestelde.
18
4 HOE FORMULEER JE EEN STANDPUNT OF OPLOSSING?
Je vergelijkt de argumenten van de verschillende groepen mensen ten opzichte van een bepaald
probleem. De argumenten hebben betrekking op drie vragen. Hoe groot is het probleem? Hoe verklaren
zij het probleem? Welke oplossing geven zij?
Beoordeel de oplossingen op de volgende punten
1 Vind je de oplossing eerlijk (rechtvaardigheidsargument)? Denk aan mensenrechten, grondrechten,
waarden en politieke opvattingen.
2 Is de oplossing makkelijk uit te voeren (doelmatigheidsargument)? Denk aan voldoende steun in de
samenleving en in politiek Den Haag, internationale toestemming, betaalbaar voor de mensen en de
overheid, de kennis hebben om het uit te voeren, voldoende menskracht hebben en ten slotte moet de
oplossing ook te handhaven zijn door de overheid.
3 Helpt de oplossing het probleem werkelijk te laten verdwijnen (uitvoerbaarheidsargument)? Denk aan
het eventueel verschuiven van problemen, verergeren van problemen of het ontstaan van nieuwe
problemen.
Als je de verschillende meningen hebt vergeleken, geef je met argumenten aan:
– hoe groot het probleem volgens jou is
– wat de oorzaak volgens jou is van het probleem
– hoe jouw oplossing eruitziet
De mogelijke nadelen van jouw oplossing probeer je te weerleggen.
19
5 HOE PRESENTEER JE EEN STANDPUNT?
Bij maatschappijleer gaat het altijd om problemen in de samenleving waarover verschillend gedacht
wordt. Discussie en debatten zijn het gevolg. Het verschil is dat in een discussie de mensen proberen tot
overeenstemming te komen, nadat zij hun verschillende meningen hebben gegeven. In een discussie
laat je de ander netjes uitpraten. Een debat is een gevecht met woorden, dat je wilt winnen. Het doel is
niet om tot overeenstemming te willen komen, maar de ander te verslaan. Vaak mag je de andere partij
onderbreken als die aan het woord is. De voorzitter moet je wel het woord hebben gegeven. Het
meeluisterende publiek mag bepalen wie er gewonnen heeft.
Adviezen voor het debat en de discussie
1 Presentatie: duidelijke stem, wisselende toonhoogten, korte pauzes, rustige armgebaren ter
ondersteuning, tegenstander aankijken, vriendelijk blijven naar de tegenstander, dus niet onder de
gordel slaan of beledigen.
2 Opbouw van het betoog: met spannende intro, een kern met argumenten, die je met bewijzen
onderbouwt en een uitsmijter als slot. In je betoog gaat het over de omvang, oorzaken en oplossing van
het vraagstuk.
3 Stijlfiguren: om je betoog te kleuren. Humor, overdrijving, contrast, drieslag, herhaling, eigen
belevenis, understatement, zelfspot, metaforen, zegswijzen, raadseltje, alliteraties, paradoxen,
spreekwoord zijn belangrijke manieren om de aandacht of applaus te krijgen.
4 Goed luisteren: de meest onderschatte vaardigheid. Veel praten maar niet reageren op wat de andere
partij zegt, is dodelijk. Tijdens het luisteren denk je na over de zwakke onderdelen uit het betoog van de
ander. Je moet in je reactie altijd aangeven wat er aan het verhaal van de tegenstander niet klopt. Dit
kan betrekking hebben op de beschrijving van het probleem, de gegeven oorzaken of de oplossing. Maar
het kan ook gaan over de argumentatie:
– foute argumenten: een argument wordt niet onderbouwd door een bewijs
– foute bewijzen: de bron van het bewijs is niet objectief of het bewijsmateriaal is verouderd
– foute redeneringen: dit zijn redeneringen die onlogisch zijn, bijvoorbeeld de cirkelredenering, valse
vergelijking, redenering met vals dilemma, geen oorzakelijk verband aangetoond, grove generalisering.
5 Tegenargumenten en jouw oplossing: in je reactie moet je niet alleen tegenargumenten weerleggen,
maar ook het initiatief overnemen door jouw oplossing van het probleem te geven.
6 Niet blijven hangen bij een discussiepunt. Het wordt dan een welles-nietesgesprek. Probeer het
gesprek te openen door een nieuw onderwerp aan te snijden.
7 Misstappen van je eigen groepje meteen corrigeren: elkaar niet herhalen en elkaar niet
tegenspreken.
20
Didactische verantwoording
Visie op burgerschap en maatschappijleer
Het verplichte vak maatschappijleer in de Tweede Fase draait om burgerschap. De overheid hecht eraan
dat scholen een rol spelen in het bevorderen van (actief) burgerschap. Burgerschap gaat over kennis van
en deelname aan de samenleving. Aan het einde van hun schoolcarrière zijn veel leerlingen
stemgerechtigd. Een heel belangrijk onderdeel om burgerschap daadwerkelijk te tonen. Of het nu gaat
om gemeenteraadsverkiezingen, statenverkiezingen, parlementsverkiezingen of referenda. Door
leerlingen over vier kernvraagstukken van de samenleving kennis en inzicht te bieden en daarbij ook aan
te geven hoe er vanuit diverse politieke stromingen wordt gedacht over die vraagstukken wil Impuls
leerlingen helpen standpunten te vormen, te verwoorden en eventueel weer ter discussie te stellen.
Meningsvorming met respect voor andersdenkenden in de klas en daarbuiten is een belangrijk doel van
de methode. Uiteindelijk moeten leerlingen in staat zijn hun politieke voorkeur in kaart te brengen,
zodat ze tegen de tijd dat ze mogen stemmen dit onderbouwd kunnen doen. In het tekstboek wordt de
leerling in de inleiding Samen een bergtocht maken al bewust gemaakt van dit doel.
Impuls gaat er niet van uit dat alles gezegd moet kunnen worden in de les. De grondrechten van burgers
vormen het uitgangspunt. Binnen deze grenzen zijn leerlingen vrij om voor hun overtuiging uit te
komen. Via Impuls worden leerlingen uitgedaagd om na te denken over de verschillende opvattingen,
om met elkaar te leren om gaan en een positie te kiezen. Wat de grenzen precies zijn waarbinnen
docenten en leerlingen hun politieke ideeën kunnen vormen is onderdeel van een permanente
discussie. De leerlingen wordt geleerd om kennis / inzicht, vaardigheden en een attitude te ontwikkelen
om zelfstandig verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen belangen en gemeenschapsbelangen. De
belangrijkste burgerschapscompetenties zijn: kritische eigen meningsvorming, behartigen van je
belangen, het helpen van andere mensen, inleven in mensen met andere opvattingen, vreedzaam
omgaan met conflicten en meedoen aan besluitvorming.
Impuls wil van leerlingen kritisch democratische burgers maken. Dit doel stelt eisen aan het
pedagogisch- en didactisch handelen. Geen autoritaire opvoeding, waarbij aanpassing of disciplinering
centraal staat en de leerlingen precies verteld wordt wat wel en niet goed is. Deze vorm van socialisatie,
namelijk waardenoverdracht, zet niet aan tot kritisch burgerschap. Het andere uiterste is ook niet juist.
Een vrije opvoeding, waarbij de leerling op voet van gelijkheid met de docent omgaat en de leerkracht
de verschillende opvattingen analyseert, waarna hij de leerling in alle vrijheid laat kiezen. Deze
waardenverheldering spreekt zich niet uit over het morele gehalte van ideologieën. Impuls gaat uit van
een autoritatieve opvoeding. De kerngedachte daarbij is, dat er een gezaghebbende, zorgzame docent
is, die duidelijke grenzen stelt, het eigen handelen wil uitleggen en een eigen verantwoordelijkheid bij
leerlingen ontwikkelt. In het didactisch handelen staat centraal, dat de leerlingen leren om op basis van
de basiswaarden van de democratische rechtsstaat tot een eigen plaatsbepaling te komen in zowel
gedrag als denken. In alle openheid moeten leerlingen over de juiste uitleg of toepassing van die
basiswaarden met elkaar van mening kunnen verschillen. Deze vorm van socialisatie wordt
waardencommunicatie genoemd. De basiswaarden zijn gelijkwaardigheid, vrijheid van meningsuiting,
eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, verdraagzaamheid en solidariteit.
In het didactisch handelen staat het ervaringsleren centraal. Burgerschapskunde mag niet blijven steken
in slechts het kennen van de verschillende opvattingen. In Impuls worden voor leerlingen betekenisvolle
en realistische situaties binnen en buiten het lokaal gecreëerd, waarbij de leerlingen worden
21
uitgedaagd zelf een positie in te nemen. Ieder domein kan zelfs via Anders leren op heel sterk context achtige wijze doorgenomen worden. De docent zorgt er altijd voor, dat de reflectie via
waardencommunicatie plaatsvindt. Binnen het gestelde kader van de democratische rechtsstaat is
Impuls neutraal, maar buiten dat kader kiest het boek op een actieve wijze partij. Binnen het gestelde
kader van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bestaat 'de waarheid' niet. Politieke
ideologieën verschillen van mening over de vraag hoe het sociaal - politiek probleem omschreven moet
worden, hoe het verklaard kan worden en wat er aan gedaan moet worden. In Impuls wordt veel ter
discussie gesteld om de leerling meer inzicht te geven in de politieke dimensie van het samenleven
onder het motto 'alles is politiek'.
Politieke stromingen/ partijen
Impuls kiest er niet voor om de politieke ideologieën apart te bespreken, maar geïntegreerd in ieder
domein. In elk domein komt een belangrijk kenmerk van hun ideologie aanbod, namelijk hun kijk op de
rechtsstaat ( vrijheidsrechten - plichten), democratie ( politieke rechten - plichten), verzorgingsstaat (
sociale rechten - plichten) en pluriforme samenleving ( culturele rechten - plichten). Iedere ideologie
legt de rechten en plichten balans anders. De partijen worden steeds bij ieder domein op een lijn gezet
van links/ progressief, midden en rechts/ conservatief en deze begrippen komen in iedere paragraaf
terug. De plaats die partijen op de vier lijnen innemen vormt hun ideologie.
De sociaal democraten/ groenen nemen een linkse ideologie aan, confessionelen zitten meestal in het
midden ( domein A, C en D), liberalen zitten meestal rechts. Ten aanzien van het B domein zijn de rollen
tussen liberalen en confessionelen omgedraaid.
Deze drie opvattingen van de grote stromingen komen dus bijna in iedere paragraaf aan bod bij het
kopje debat. Dat maakt de lessen ook betekenisvol, interessant en probleemstellend. De drie
ideologieën, te weten links/ progressief, midden en rechts/ conservatief verschillen van mening over
tal van aspecten:
A Domein rechtsstaat: grenzen van machtenscheiding, criminaliseren, politiebevoegdheden, straffen,
klassenjustitie, effectiviteit justitie en politie, eigen richting, omvang criminaliteit, internationale
rechtsorde bevorderen, doodstraf.
B Domein Parlementaire democratie: relatie regering - parlement, positie van het parlement in
samenleving, kiesstelsel, benoemen van bestuurders, referenda, machtsverdeling in Nederland,
effectiviteit beleid, representativiteit,burgerlijke ongehoorzaamheid, toezicht op media, Nederlandse
positie in Europa, grenzen van vrijheid van meningsuiting, monarchie.
C Domein Verzorgingsstaat: inkomenspolitiek, sociale zekerheid, marktwerking, moderne armoede,
sociale mobiliteit, vrijwillige solidariteit, fraude, arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden, media
bestel, Derde Wereld, vergrijzing.
D Domein Pluriforme samenleving: begrip allochtoon, integratievisies, discriminatie, cultuurverschillen,
migratie, beeldvorming in media, wereldcultuur, islamitische scholen.
Positie van massamedia
In het nieuwe examenprogramma voor het verplichte vak maatschappijleer is massamedia geen
verplicht onderdeel meer. Impuls heeft ervoor gekozen om dit onderwerp wel geïntegreerd in de andere
domeinen, namelijk in de eerste paragraaf van ieder derde hoofdstuk, aan te bieden. De centrale vraag
van ieder domein is gekoppeld aan een belangrijk aspect van de massamedia:
22
Domein 1: criminaliteit en de invloed van het mediageweld op het doen en denken van kijkers en lezers
Domein 2: politieke besluitvorming en de positie van de media in de besluitvorming
Domein 3: verzorgingsstaat en de financiering van de media
Domein 4: pluriforme samenleving en cultuuroverdracht door de media
Werkvormen
Impuls bevat een grote variatie aan werkvormen. De gewone opdrachten in het werkboek kunnen vaak
individueel of in duo's gemaakt worden. De opdrachten zoals de debatten, anders leren, de
keuzeopdrachten en de syntheseopdrachten zijn bedoeld voor grotere groepjes. Veel opdrachten zijn
meningsvormend, waarbij de leerling moet kiezen en deze keuze moet verantwoorden. De docent, maar
ook de medeleerlingen hebben een belangrijke functie om de 'achterkant van het gelijk' te laten zien.
Op de docenten site staan bij de meeste paragrafen uitgewerkte voorbeelden om via rollenspelen en
andere werkvormen de stof te behandelen.
Opbouw van een thema uit het tekstboek
De opbouw van het boek is probleemstellend. Ieder domein, hoofdstuk en paragraaf behandelt een
politieke vraag. In de inleiding maken leerlingen kennis met de politieke dilemma's van het komend
jaar, in de domeinen worden ze uitgebreid in een logische volgorde behandeld. Tenslotte moeten
leerlingen deze kennis toepassen bij de synthese en kunnen ze uiteindelijk hun eigen politieke kleur in
de stemwijzer uit het werkboek bepalen.
Het tekstboek bevat na de inleiding vier thema’s, een synthese en vaardighedenoverzichten.
Themaopening - In de themaopening maakt de leerling kennis met het thema via een dichtbij de leerling
beschreven fictieve situatie. Vervolgens worden drie mogelijkheden beschreven waarop die situatie zich
kan ontwikkelen. De situatiebeschrijving eindigt in de hoofdvraag van het thema. Deze vraag spreekt de
leerling altijd rechtstreeks aan op hun mening. Om beargumenteerd antwoord op die vraag te kunnen
geven is het relevant de drie hoofdstukken te bestuderen.
Anders Leren – In de themaopening wordt ook de mogelijkheid van Anders leren beschreven. Met
Anders leren kan het thema op een andere, projectmatige en creatieve manier behandeld worden. Dit
vervangt de reguliere verwerking via het opdrachtenboek. In het opdrachtenboek en op de site staat
hoe het Anders leren in z’n werk gaat.
Hoofdstukopening – Een thema bestaat uit drie hoofdstukken. De hoofdstukopening bestaat uit een
grote foto met bijschrift. Verder zijn in de hoofdstukopening de eindtermen die in het hoofdstuk worden
behandeld vermeld, en staan de deelvragen die in de paragrafen worden behandeld op een rij.
Paragrafen – In de eerste paragraaf van het eerste hoofdstuk wordt beschreven hoe het onderwerp van
het thema er in Nederland uitziet. De tweede paragraaf bevat een historische beschrijving van het
thema. De derde paragraaf toont verschillende politieke visies op het thema. Het tweede hoofdstuk
behandelt drie typen problemen die te maken hebben met het thema. Deze problemen hebben te
maken met sociale ongelijkheid, sociale cohesie/ samenhang en rationalisering/ efficiency. In het derde
hoofdstuk wordt in de eerste paragraaf de relatie met de media beschreven en in de tweede paragraaf
wordt een internationale vergelijking getrokken.
23
Iedere paragraaf begint met een introtekst. De introtekst eindigt met de deelvraag die in de paragraaf
wordt behandeld. De deelvraag is soms een beschrijvende, maar meestal een waarderende vraag.
Daarna wordt in een cursieve tekst heel kort beschreven hoe de paragraaf is opgebouwd. De opbouw
van een paragraaf wordt weergegeven door middel van een aantal structuurkoppen, bijvoorbeeld: de
basis, de uitwerking, de toepassing, het debat. De tekst wordt verlevendigd en aangevuld door bronnen,
zoals afbeeldingen, schema’s en cartoons. Een paragraaf eindigt met een korte samenvatting. Impuls
gebruikt deze 'ronde les' bij iedere paragraaf en deze structuurkoppen zijn een goede kapstok om Uw
lessen vorm te geven.
Samenvatting en begrippen – Na een korte opsomming van wat er in de hoofdstukken aan de orde is
gekomen, volgt een uitgebreide begrippenlijst met korte omschrijvingen.
ICT – In dit interactieve onderdeel wordt de ICT-taak beschreven en staat opgesomd wat er verder op de
leerlingensite te vinden is.
Keuzeopdrachten – Elk thema biedt 4 keuzeopdrachten. Eén van de opdrachten is altijd een activiteit
buiten de school, één opdracht is altijd een ICT-opdracht en deze is via de leerlingensite te maken. De
instructies staan verder in het werkboek.
Debat – De laatste bladzijden van een thema zijn bestemd voor het Debat. Aan de hand van een stelling
en een selectie van bronnen moeten leerlingen een debat voeren. In het werkboek staan de instructies
bij het debat. Ook hierbij biedt de ICT ondersteuning.
Synthese
Na de behandeling van de vier thema’s volgt het onderdeel Synthese waarin aan de hand van een keuze
uit drie onderwerpen leerlingen al het geleerde aan kennis, inzicht en vaardigheden kunnen toepassen
op een bepaalde kwestie. De drie onderwerpen zijn: Geweld, Drugs en Reclame ( VWO) en Geweld,
Drugs en Relaties (HAVO). Het werkboek geeft een duidelijke instructie.
Algemene en vakvaardigheden
Achterin het tekstboek zijn zes checklists opgenomen voor onderzoeksvaardigheden. Daarna volgt een
meer inhoudelijke beschrijving van een vijftal vaardigheden die specifiek voor het vak maatschappijleer
van belang zijn. Soms wordt er in het werkboek bij de verschillende paragrafen verwezen naar deze
vakvaardigheden. De vaardighedenbeschrijvingen bieden ook ondersteuning bij onder andere Anders
leren, Keuzeopdrachten en Debat.
Opbouw van het werkboek
Inleiding – Leerlingen verwerken de informatie uit Samen een bergtocht maken en geven indien
mogelijk hun huidige politieke voorkeur aan.
Themaopening – Bevat oriënterende vragen op het thema.
Anders leren – Beschrijft hoe de activiteit van Anders leren aangepakt kan worden.
Paragrafen – Bevat verwerkingsvragen, zoals inzicht, toepassing en meningsvormende vragen. Vaak zijn
de meningsvormende vragen confronterend gesteld, zodat leerlingen moeten kiezen.Voor de HAVO zijn
er ook kennisgerichte vragen.
Afsluiting – Ruimte om de hoofdvraag beargumenteerd te beantwoorden. Daarna volgt er de
mogelijkheid een standpunt te bepalen op de politieke barometer.
Keuzeopdrachten – Instructies bij de vier keuzeopdrachten.
Debat – Instructies voor het debat.
Synthese – Instructies voor de onderzoeken en presentatiemogelijkheden.
24
Stemwijzer – Met behulp van een afsluitend onderzoek bepaalt de leerling zijn of haar politieke
voorkeur.
Organisatietips
Studieplanner - Het doorwerken van een thema neemt bij twee lesuren per week ongeveer acht weken
in beslag. U kunt deze tijd uitbreiden door meer aandacht te besteden aan de facultatieve onderdelen.
Wilt u voldoende tijd hebben voor Praktische Opdrachten of een uitgebreid Onderzoek zoals in de
Synthese wordt aangereikt, dan is het aan te raden ca. 7 lesweken te reserveren per thema. Voor een
gedetailleerde voorbeeldplanning klikt u in het linkermenu.
Er zijn verschillende modellen mogelijk om een jaarplanning te maken. Er worden er hier 3 gegeven als
voorbeeld:
1. De vier domeinen worden behandeld + keuze opdrachten als PO of een synthese als PO
2. Er worden drie domeinen behandeld + domein D als PO met als mogelijke onderwerpen positieve
actie op de arbeidsmarkt, islamitische scholen, asiel - en arbeidsmigratie en extreem rechtse
groepen of 'anders leren' als PO
3. Er worden twee domeinen behandeld + twee keer 'anders leren' + een synthese als PO
Anders Leren
Voor Anders Leren hebt u ongeveer 10-12 lesuren per thema nodig.
Zelfstandig en klassikaal
Het vak maatschappijleer is natuurlijk bij uitstek een vak dat zich leent voor discussie en debat,
klassikaal of in groepjes. Impuls biedt hiervoor diverse handreikingen. Maar Impuls is ook een methode
die via een mate van zelfstudie kan worden doorgewerkt: het bestuderen van de theorie en het
verwerken van de theorie via het werkboek kan heel goed zelfstandig gebeuren. De Keuzeopdrachten
aan het einde van elk thema lenen zich goed voor groepswerk.
Antwoorden
Antwoorden bij het werkboek zijn te vinden op de docenten service cd-rom. U kunt de antwoorden voor
de leerlingen uitprinten en hen zo hun werk zelfstandig laten nakijken. Vaak ook zijn de antwoorden
suggesties: wat zou een leerling kunnen antwoorden. Klassikaal nakijken van het werkboek biedt dan de
mogelijkheid tot discussie.
ICT en i-clips
Vanuit het tekstboek wordt de leerling geattendeerd op de ICT. De ICT-taak is minimaal een lesvullende
opdracht, soms zijn 2 tot 3 lesuren aan te bevelen. U zou per thema 1 lesuur het computerlokaal kunnen
reserveren, en de leerlingen de taak verder zelfstandig laten uitwerken. Als u iets meer tijd kunt
besteden aan ICT in de les kunt u ook de ICT Keuzeopdracht op school laten maken. Bij de overige
onderdelen biedt ICT ondersteuning en kunnen leerlingen thuis, in de mediatheek of op werkplekken de
informatie raadplegen. De diagnostische oefentoetsen die zijn opgenomen in de i-clips bieden leerlingen
een goede voorbereiding op toetsen en schoolexamens. De ICT is verkrijgbaar via een licentie.
Toetsing en beoordeling
U kunt elk thema afsluiten met een schoolexamen die wordt aangeboden op de cd-rom. Er worden 10
extra vragen aangeboden om daarmee bijvoorbeeld een A en B toets te maken of om een inhaaltoets
samen te stellen. De toetsen zijn in WORD zodat u ze desgewenst kunt bewerken of aanvullen. U kunt
éen van de Onderzoeken die via Synthese wordt aangeboden laten meetellen als schoolexamen maar u
kunt er ook voor kiezen om het gemiddelde van een aantal Keuzeopdrachten als Praktisch Opdracht
cijfer mee te wegen.
25
Belangrijke sites voor maatschappijleer
-
www.digischool.nl het vaklokaal maatschappijleer over allerlei sites per domein.
www.nvlm.nl
www.uitzendinggemist.nl , oa documentaires bij NOVA, Zembla, Reporter, Netwerk, Tegenlicht,
Buitenhof, Document
http://www.schooltv.nl/ heeft een plaats ingeruimd voor maatschappijleer, met veel
bronnenmateriaal.
26
Synthese
In het Impuls werkboek is er voor gekozen om de synthese te laten plaats vinden door het doen van een
objectief onderzoek.
Tip
U zou er ook voor kunnen kiezen om een politiek debat te voeren over de onderwerpen geweld, drug
en reclame ( VWO) of geweld, drugs en relaties ( HAVO). De klas wordt dan verdeeld in zes groepen en
zij krijgen een linkse of een rechtse rol toebedeeld. Zij moeten de stelling, die de U geeft verdedigen of
aanvallen. Op basis van de politieke rol moeten zij informatie verzamelen en vastleggen in een
debatmap. Zij zoeken dan alleen informatie op die hen goed uitkomt. De presentatie vindt plaats via een
debat. Er vinden dus drie debatten per klas plaats.
De groepjes zijn als volgt ingedeeld rond de stellingen:
1 Geweld moet met harde hand bestreden worden.
Een groepje krijgt een rechtse rol en verdedigt de stelling. Een ander groepje krijgt de linkse rol en valt
de stelling aan.
2 Soft drugs moeten door de overheid net zo behandeld worden als alcohol en tabak.
Een groepje krijgt een linkse rol en verdedigt de stelling. Een ander groepje krijgt de rechtse rol en valt
de stelling aan.
3 De overheid moet reclame uitingen meer beperken ( alleen VWO).
Een groepje krijgt een linkse rol en verdedigt de stelling. Een ander groepje krijgt de rechtse rol en valt
de stelling aan.
4 De vrouwenemancipatie is te ver doorgeschoten ( alleen HAVO).
Een groepje krijgt een rechtse rol en verdedigt de stelling. Een ander groepje krijgt de linkse rol en valt
de stelling aan.
Als voorbeeld rond het debatonderwerp 'geweld' ziet U hieronder de opdracht die U de leerlingen kunt
geven. U kunt de tekst eenvoudig aanpassen voor de andere debat onderwerpen.
Debat rond geweld
1. Inleiding
Geweld is een belangrijk maatschappelijk -en politiek thema. Het heeft uiteraard raakvlakken met de
rechtsstaat en de democratie, maar ook met de verzorgingsstaat en de pluriforme samenleving. Kijk
hiervoor naar de pagina in het informatieboek.
2. Onderwerp van de opdracht
In deze opdracht ga je met z’ n vieren een debat voorbereiden door een onderzoek te doen over het
geweld in Nederland. Vervolgens oer je dit debat met een ander groepje. De essentie van een debat is,
dat je het mee luisterende publiek in een beperkte tijd voor je standpunt weet te winnen. Dit doe je
door overtuigend je eigen standpunt naar voren te brengen en kritiek te leveren op andermans
standpunt. Let op: gelijk hebben is immers nog geen gelijk krijgen!
27
De stelling luidt:
Geweld moet met harde hand bestreden worden.
Er is een politieke strijd tussen links en rechts. De linkse/ progressieve groep valt de stelling aan, terwijl
de rechtse/ conservatieve groep de stelling verdedigt. Let op: beide democratische partijen zijn voor de
rechtsstaat.
Jullie groepje gaat de stelling aanvallen/ verdedigen.
Je geeft antwoord op de volgende 3 deelvragen/ geschilpunten om je standpunt te onderbouwen:
A Hoe groot is het geweldsprobleem?
B Hoe komt het dat er geweld is?
C Wat zou er aan het geweld gedaan moeten worden? (zie onderzoeksvaardigheid 4) De oplossing
wordt altijd getoetst aan 3 criteria, te weten:
1) Is jullie oplossing eerlijk? ( mensenrechten, grondrechten, waarden/ normen, politieke opvattingen)
2) Helpt jullie oplossing? ( korte - en lange termijn, verschuiven van problemen /verergeren/
voorkomen van problemen)
3) Is jullie oplossing uitvoerbaar? ( maatschappelijk draagvlak, financiën, internationale druk, knowhow, ( on ) controleerbar maatregelen, die eenvoudig ontweken kunnen worden, (inter) nationale
verdragen)
3 Uitvoering van de opdracht
De opdracht wordt door jullie zo zelfstandig mogelijk uitgevoerd, waarbij moet worden samengewerkt.
In de lessen maatschappijleer en daarbuiten moeten jullie werken aan de volgende onderzoekstappen:
Stap 1 Jullie oriënteren je op het probleem van de praktische opdracht. Is het voor iedereen duidelijk
wat de bedoeling is?
Stap 2 Jullie verdelen onderling de taken bij het verzamelen van informatie. Iedere leerling onderzoekt
andere bronnen.
Stap 3 Elk team maakt een debatmap ter voorbereiding van het debat, waarin de verzamelde informatie
zit (zie bijlage 1). De debatmap wordt door de docent beoordeeld, voordat het debat plaats vindt. De
debatmap wordt op .................... ( datum) ingeleverd bij je docent.
Stap 4 Voorbereiding van het debat vanaf ..................... ( datum). Kijk bij vaardigheid 5 uit het
informatieboek hoe je je kunt voorbereiden op het debat. De docent selecteert 2 leerlingen uit het
team, die het debat voeren met 2 andere leerlingen uit een ander team.
Stap 5 Het debat vindt in de toetsweek in de eigen klas onder leiding van de docent plaats volgens
vooraf bepaalde spelregels (zie bijlage 2).
4 Beoordeling
Het eindcijfer wordt bepaald door het niveau van de debatmap (2/3) en het debat (1/3). Er wordt in
principe een groepscijfer gegeven. Het debat wordt opgenomen op video. ….. (zie bijlage 3)
28
Thema A De rechtsstaat
Leerdoelen
Hoofdkerndoel thema A De Rechtstaat
Dit hoofdstuk gaat over de rechtsstaat in Nederland. Het doel van dit thema is, dat leerlingen een eigen
afgewogen oordeel kunnen geven met betrekking tot de vraag wat de juiste balans is in vrijheidsrechten
en plichten. Met andere woorden wat is jouw visie op de ideale rechtsstaat? De rechtsstaat staat niet
ter discussie, maar wel de wijze waarop deze in de praktijk geconcretiseerd moet worden als het gaat
om de bestrijding van de criminaliteit. Een meer harde rechtsstaat met nadruk op vrijheidsplichten of
een meer zachte rechtsstaat met nadruk op vrijheidsrechten is allebei heel goed mogelijk.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 1
De leerling kent het beginsel rechtsstaat
(her)kent de vrijheidsrechten en plichten die bij de rechtsstaat horen,
de ontstaansgeschiedenis van de rechtsstaat ( her)kennen.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan uitleggen welke waarden achter het idee van de rechtsstaat zitten,
- kan de relatie tussen rechtsstaat en strafrecht aangeven,
- kan een beschrijving geven van de ontstaansgeschiedenis van de rechtsstaat,
- kan verschillende visies op de rechtsstaat benoemen en deze met elkaar vergelijken.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 2
De leerling
(her)kent de praktijk van de rechtsstaat.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan met voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de rechtsstaat en de
praktische uitwerking,
- aan de hand van voorbeelden duidelijk maken hoe de wijze waarop de criminaliteit wordt bestreden
de stabiliteit van de rechtsstaat wordt beïnvloed,
- het verschil tussen de werking van het recht en rechtvaardigheid aangeven, zoals dat door
verschillende politieke opvattingen wordt gezegd.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 3
De leerling
(her)kent de internationale dimensie van de rechtsstaat.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan de rol (her)kennen van de media in de berichtgeving over de criminaliteit,
- kan het overheidsbeleid rond criminaliteitsbestrijding en schendingen van de internationale
rechtsorde weergeven,
- kan de Nederlandse rechtsstaat vergelijken met enkele andere landen.
29
Actuele informatie en bronnen
Hoofdstuk 1 De Nederlandse rechtsstaat
Op de site van het ministerie van binnenlandse zaken - http://www.minbzk.nl/ - is de Nederlandse
grondwet zichtbaar.
De site http://www.jongerenvoormensenrechten.nl/ geeft veel toegankelijke informatie over
grondrechten. De sites van de politieke partijen en actiegroepen kunnen geraadpleegd worden om in
paragraaf 1.3 de actuele standpunten rond de bestrijding van criminaliteit te achterhalen. Zie hiervoor:
http://politiek.startpagina.nl/.
Op http://www.histotheek.nl/ zijn filmpjes te vinden over de geschiedenis van de Nederlandse
rechtsstaat.
Op http://geschiedenis.vpro.nl/ zijn beelden en radiofragmenten beschikbaar van de programma's OVT
en Andere Tijden.
Het thema criminaliteit komt uitgebreid aan de orde met veel bruikbare en leesbare artikelen.
http://www.scholieren.nrc.nl/vakken/maatschappijleer/
Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving
Het Studiecentrum houdt zich bezig met onderzoek op het gebied van criminaliteit en
rechtshandhaving.
Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
De Site geeft informatie over misdaad aan studenten criminologie en aan alle andere belangstellenden.
http://www.criminologie.nl
Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid
De Onderzoeksschool is een samenwerkingsverband tussen een aantal universiteiten die onderzoek
doen op het gebied van veiligheid in de maatschappij.
http://www.rechtspraak.nl/ over de werkwijze van de rechterlijke macht.
http://www.vetverkeerd.nl/ is de interessante site van het OM voor jongeren.
Hoofdstuk 2 Is de rechtsstaat in crisis?
Het onderzoeksbureau van het ministerie van Justitie WOCD en de jaarverslagen van het OM heeft
informatie over de effectiviteit van het strafrechtelijk optreden.
Er zijn ook sites van buurtwachten ed. en een uitzending van Prem over winkeliers die zich bewapenen.
Verder zijn er winkeliers die beelden van hun beveiligingscamera's op internet hebben gezet. Daarop is
zichtbaar hoe dieven te werk gaan. voorbeeld: Nieuwegein.
http://www.wodc.nl/ is een onderzoekscentrum op het gebied van de praktijk van het recht.
Nederlandse Orde van Advocaten
De site geeft informatie over de werkwijze van advocaten.
http://www.advocatenorde.nl
Rechtspraak.nl - Homepage
Alles over de rechtspraak in Nederland, met externe links en veel uitleg in heldere taal.
http://www.rechtspraak.nl/flashed.asp
Nederlandse Vereniging voor Kriminologie
De site geeft informatie over misdaad aan studenten criminologie en aan alle andere belangstellenden.
http://www.criminologie.nl
Hoofdstuk 3 Wat is de ideale rechtsstaat?
Volkskrant argumentenkaart
De Volkskrant heft een argumentenkaart uitgebracht met voor en tegenargumenten over een EU
30
lidmaatschap van Turkije. Het CBS ( www.cbs.nl) houdt de criminaliteitsstatistieken bij. Het sociaal
cultureel planbureau heeft onderzoeken gepubliceerd over het veiligheidsgevoel onder Nederlanders.
http://www.vn-internationaal.nl/ en over de doodstraf is de site van Amnesty goed. De site van de VN is
toegankelijk voor leerlingen.
http://www.amnesty.nl/.
http://www.pompestichting.nl over TBS
Het ministerie van Justitie geeft duidelijk aan wat het beleid is om criminaliteit te verminderen. Op
http://www.justitie.nl/ staat actuele informatie over het criminaliteitsbeleid van de regering.
Tips
Thema opening
Het doel van de inleiding is om de leerlingen op een heel concrete wijze in te leiden in de centrale vraag
van het domein: wat vind jij nu de beste balans in rechten en plichten in een rechtsstaat? Er moet nog
niet diepgaand op de materie in gegaan worden.
Anders Leren
Bij anders leren is het van belang om te benadrukken, dat de procedure uit het werkboek goed gevolgd
wordt. Het is niet alleen een leuk toneelstukje, maar de theorie uit het informatieboek moet duidelijk
naar voren komen. Ook de leerhulp met de planning, samenwerking tussen de leerlingen en de reflectie
op het product en het proces zijn van groot belang.
Er zijn drie of vier groepen bezig met het maken en uitvoeren van een rechtszaak. De leerlingen leveren
niet alleen een procesverslag in van hun werkzaamheden, maar de beoordeling is ook gebaseerd op het
eindresultaat, namelijk het rollenspel. Als leerlingen daarin getraind zijn kunt U de groepen elkaar na de
uitvoering laten beoordelen op presentatie en inhoud. De leerlingen zijn over het algemeen heel eerlijk
als het om de prestaties van hun klasgenoten gaat.
Kijk voor de evaluatie van een grote groepsopdracht bij het onderdeel vaardigheden op deze site.
Krant in de Klas: Adopteer een politiek onderwerp over de rechtsstaat
Over het algemeen zijn er 3 à 4 onderwerpen waar per week veel over gediscussieerd wordt in
verschillende kranten en op televisie. Deze discussie wordt onder andere gevoerd op de opiniepagina’s.
De redactie van de krant bericht op de nieuwspagina’s over de argumenten van de verschillende
partijen. Cartoonisten geven hun humoristische visie op de discussie en columnisten gebruiken humor
en andere stijlmiddelen om lezers aan het denken te zetten.
Adopteer met een groep van 3-4 leerlingen één onderwerp dat gerelateerd kan worden aan de
rechtsstaat en zoek daar zo veel mogelijk (opinie)artikelen, columns en cartoons over. Ieder groepslid
houdt minimaal één (papieren) dagblad dagelijks bij. Zoek één keer per week aanvullende bronnen op
internet.
Het resultaat van deze opdracht is een presentatie over het onderwerp, waarbij de vragen die
maatschappijleer stelt aan een sociaal/ politiek probleem aan de orde komen. ( zie vakvaardigheid 2).
Maak een hand-out van één A4 voor de klas met de belangrijkste informatie over het onderwerp.
Let op: veel onderwerpen zijn alleen kort en hevig in het nieuws. Houd daar rekening mee bij het kiezen
van een onderwerp.
31
Thema B De parlementaire democratie
Leerdoelen
Hoofdkerndoel thema B
Dit hoofdstuk gaat over de parlementaire democratie in Nederland. Het doel van dit thema is, dat
leerlingen een eigen afgewogen oordeel kunnen geven met betrekking tot de vraag wat de juiste balans
is in politieke rechten en plichten. Met andere woorden wat is jouw visie op de ideale democratie? De
democratie staat niet ter discussie, maar wel de wijze waarop deze in de praktijk geconcretiseerd moet
worden als het gaat om de bestrijding van sociale problemen. Een meer indirecte democratie met
nadruk op de deskundigheid van politici of een meer directe democratie met nadruk zeggenschap van
burgers is allebei heel goed mogelijk.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 4
De leerling kent het beginsel democratie
- (her)kent de politieke rechten en plichten die bij de democratie horen,
- de ontstaansgeschiedenis van de democratie ( her) kennen,
- het onderscheid tussen democratie en dictatuur.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan uitleggen welke waarden achter het idee van de democratie zitten,
- kan de relatie tussen rechtsstaat en strafrecht aangeven,
- kan de structuur van de representatieve of indirecte democratie uitleggen op gemeentelijk, provinciaal
en landelijk niveau,
- kan een beschrijving geven van de ontstaansgeschiedenis van de parlementaire democratie vanaf
1800,
- kan verschillende visies op de parlementaire democratie benoemen en deze met elkaar vergelijken.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 5
De leerling
- (her)kent de praktijk van de parlementaire democratie.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan met voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de parlementaire democratie
en de praktische uitwerking,
- kan duidelijk maken, dat niet iedereen evenveel te zeggen heeft tijdens de besluitvorming,
- kan duidelijk maken dat de sociale problemen niet altijd worden opgelost door het gevoerde beleid,
- kan duidelijk maken in hoeverre er een kloof is tussen burger en politiek,
- kan de verschillende politieke opvattingen over bovenstaande spanningen uitleggen.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 6
De leerling
- (her)kent de internationale dimensie van de democratie en de rol van de media.
32
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan de rol (her)kennen van de media in de besluitvorming,
- kan de EU besluitvorming uitleggen,
- kan de EU besluitvorming vergelijken met die in Nederland,
- kan de verschillende politieke visies op de toekomst van de EU beschrijven.
Actuele informatie en bronnen
1 De Nederlandse parlementaire democratie
De site http://www.parlement.com/ geeft veel informatie over de Nederlandse staatsinrichting.
De site http://www.parlement.nl/ geeft informatie over de Eerste en Tweede Kamer.
http://www.kennislink.nl in het dossier kiezersonderzoek bruikbare artikelen, oa over de geschiedenis
van de parlementaire democratie
http://www.scholieren.nrc.nl/vakken/maatschappijleer/ Het thema politieke besluitvorming komt
uitgebreid aan de orde met veel bruikbare en leesbare artikelen.
De site http://www.overheid.nl/ geeft ook informatie over lagere overheden.
De site van de Nederlandse regering is: http://www.regering.nl/index.jsp
Over de verzuiling is bij Teleblik http://vo.teleblik.nl/ en op de geschiedenissite van de VPRO veel te
vinden.
Op http://www.histotheek.nl/ zijn filmpjes te vinden over de geschiedenis van de Nederlandse politiek.
Op http://geschiedenis.vpro.nl/ zijn beelden en radiofragmenten beschikbaar van de programma's OVT
en Andere Tijden.
De sites van de politieke partijen en actiegroepen kunnen geraadpleegd worden om in paragraaf 4.3 de
actuele standpunten rond de verbetering parlementaire democratie te achterhalen. Zie hiervoor:
http://politiek.startpagina.nl/
Op de site http://www.anarchisme.nl/ vindt U informatie over hedendaags anarchistische bewegingen.
De sites van de politieke partijen en actiegroepen kunnen geraadpleegd worden om in paragraaf 4.3 de
actuele standpunten rond de verbetering parlementaire democratie te achterhalen. Zie hiervoor:
http://politiek.startpagina.nl/
2 Hoe democratisch is Nederland?
Op de site http://www.b9.nl/ staan vele actiegroepen in Nederland.
De site http://www.rekenkamer.nl/ is geschikt om te kijken hoe effectief het Nederlandse beleid is.
De wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid http://www.wrr.nl/ doet ook onderzoek naar de
politiek besluitvorming in Nederland.
Het Sociaal Cultureel Planbureau http://www.scp.nl/ onderzoekt regelmatig de publiek opinie rond de
besluitvorming in Nederland.
De site http://www.forumdemocratie.nl/ is een mooie site over de werking van onze democratie met
veel debat.
3 Wat is de ideale democratie?
33
Op http://www.kennislink.nl/in het dossier Europa kunt U veel informatie halen over de toekomst van
de EU evenals op de site http://www.europaeducatief.nl/ . Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft
ook een apart dossier over Europa, zie www.bzk.nl
De site http://www.villamedia.nl/ heeft toegang tot de vakbond voor journalisten, met daarin
interessante discussies over het werk van journalisten.
Op de site http://www.koninklijkhuis.nl/ staat veel informatie over de constitutionele monarchie in
Nederland.
De tegenstanders van de monarchie zijn te vinden op http://www.republikeinsgenootschap.nl/. Kijk op
de sites van politiek partijen voor andere standpunten.
Tips
Thema opening
Het doel van de inleiding is om de leerlingen op een heel concrete wijze in te leiden in de centrale vraag
van het domein: wat vind jij nu de beste balans in rechten en plichten in een democratie? Er moet nog
niet diepgaand op de materie in gegaan worden. Illegaal verzet, legaal actievoeren of een politieke
jongeren partij oprichten zijn de mogelijkheden. Wat zijn de voor en nadelen van een specifieke
jongerenpartij? Vergelijk de opkomst en ondergang van de ouderenpartijen in de jaren 90 van de vorige
eeuw.
Tip
U laat de leerlingen de tekst van het lied 'Politiek' van Bram Vermeulen en de Toekomst lezen en
eventueel horen. (zie bijlage)
Vraag 1 : Gaat deze tekst over jou?
Vraag 2 : Vind je dit goed van jezelf?
Vraag 3: Wat zou de politiek volgens jou moeten doen om te voorkomen, dat een jongere geen
boodschap heeft aan de politiek?
Anders Leren
Bij anders leren is het van belang om te benadrukken, dat de procedure uit het werkboek goed gevolgd
wordt. Het is niet alleen een leuk rollenspel, maar de theorie uit het informatieboek moet duidelijk naar
voren komen. Ook de leerhulp met de planning, samenwerking tussen de leerlingen en de reflectie op
het product en het proces zijn van groot belang.
De groepen gaan een 'wedstrijd om de macht' met elkaar aan. Onderhandelen is moeilijk. je hebt elkaar
nodig om een meerderheid te hebben, maar je wilt je achterban zo min mogelijk teleurstellen.Wijs de
leerlingen er op dat formatieonderhandelingen pas kunnen slagen als er wederzijds vertrouwen is en de
onderhandelaars elkaar ook wat gunnen. De leerlingen leveren niet alleen een procesverslag in van hun
werkzaamheden, maar de beoordeling is ook gebaseerd op het eindresultaat, namelijk het rollenspel.
Als leerlingen daarin getraind zijn kunt U de groepen elkaar na de uitvoering laten beoordelen op
presentatie en inhoud. De leerlingen zijn over het algemeen heel eerlijk als het om de prestaties van hun
klasgenoten gaat.
Kijk voor de evaluatie van een grote groepsopdracht bij het onderdeel vaardigheden.
Tip
34
Op de site van Kieskompas ( http://www.kieskompas.nl/ ) wordt systematisch bekeken welke
coalitiepartijen ( PvdA, CDA, CU) het meeste en het minste van hun verkiezingsprogramma terug zien in
het huidige regeerakkoord.
Krant in de Klas: hedendaagse dictaturen
De leerlingen zoeken een buitenlands onderwerp in de krant, dat verband houdt met een dictatuur. Ze
beantwoorden de volgende vragen:
1 Welk probleem speelt er in het betreffende land?
2 Wordt dit probleem mede veroorzaakt door de dictatuur in dat land?
3 Welke opvattingen bestaan er over het probleem?
4 Wat gebeurt er met kritische journalisten in dictaturen? Kijk op http://www.amnesty.nl/.
35
Thema C De Verzorgingsstaat
Kern
Dit hoofdstuk gaat over de verzorgingsstaat in Nederland. Het doel van dit thema is, dat leerlingen een
eigen afgewogen oordeel kunnen geven met betrekking tot de vraag wat de juiste balans is in
verzorgingsrechten en plichten. Met andere woorden wat is jouw visie op de ideale verzorgingsstaat? De
verzorgingsstaat met een minimum aan voorzieningen staat niet ter discussie, maar wel de wijze waarop
deze in de praktijk geconcretiseerd moet worden als het gaat om de bestrijding de bestrijding van
armoede en het creëren van welvaart. Een meer harde verzorgingsstaat met nadruk op
verzorgingsplichten of een meer zachte verzorgingsstaat met nadruk op verzorgingsrechten is allebei
heel goed mogelijk.
Leerdoelen
Hoofdkerndoel hoofdstuk 7
De leerling
• (her)kent de kenmerken en de geschiedenis van de verzorgingsstaat.
• (her)kent de rechten en plichten van de verzorgingsstaat.
Onderliggende doelen
De leerling
• kan uitleggen hoe de verzorgingsstaat functioneert;
• kan een beschrijving geven van de ontwikkelingen die de verzorgingsstaat heeft doorlopen;
• kan aangeven welke actoren bij de ontwikkeling van de verzorgingsstaat in Nederland betrokken zijn;
• kan uitleggen wat de principes achter de verzorgingsstaat zijn;
• kan verschillende visies over de verzorgingsstaat benoemen en deze met elkaar vergelijken.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 8
De leerling
• (her)kent de praktijk van de verzorgingsstaat.
Onderliggende doelen
De leerling
• kan aan de hand van maatschappelijke dilemma’s nader ingaan op de actualiteit van de Nederlandse
verzorgingsstaat;
• kan beschrijven wat de mogelijk terugtredende rol van de verzorgingsstaat voor invloed heeft op de
relatie tussen politiek en samenleving;
• kan de relatie tussen de verzorgingsstaat en sociale ongelijkheid uitleggen.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 9
De leerling
• (her)kent de verschillende soorten verzorgingsstaten in Europa;
• (her)kent de internationale organisaties die een rol spelen in de ontwikkeling van verzorgingsstaten
elders in de wereld.
36
Onderliggende doelen
De leerling
• kan de beeldvorming over de verzorgingsstaat vanuit de visie van publieke en commerciële zenders
analyseren;
• kan de Nederlandse verzorgingsstaat vergelijken met andere vormen van de verzorgingsstaat;
• kan de economische relatie tussen Nederland en de EU beschrijven.
Actuele informatie en bronnen
Hoofdstuk 7 De Nederlandse verzorgingsstaat
 De Stichting Kookdroom richt zich, in samenwerking met restaurant Fifteen Amsterdam, op
jongeren tussen de 16 en 24 die door verschillende oorzaken weinig kans maken op de huidige
arbeidsmarkt en een nieuwe kans verdienen. Informatie over de Stichting Kookdroom kun je vinden
op http://www.fifteen.nl/
 http://www.scholieren.nrc.nl/vakken/maatschappijleer/ Het thema verzorgingsstaat komt
uitgebreid aan de orde met veel bruikbare en leesbare artikelen.
 Veel leerlingen hebben al te maken gehad met bijbaantjes en/of vakantiewerk. Hebben ze eigenlijk
al stil gestaan bij hun rechten? Voor informatie over vakantiewerkrechten kun je terecht op:
http://www.leren.nl/
 Ook de website van Jongeren Informatie Punt geeft veel uitleg over jongeren en werk (naast
informatie over vele andere onderwerpen m.b.t. jongeren): http://www.jip.org/ evenals de site van
FNVJong: http://www.fnvjong.nl/
 Welke sites bieden informatie over werken en werkeloosheid in Nederland? Een paar voorbeelden:
www.toeslagen.nl, http://www.werk.nl/, http://www.uwv.nl/, en http://www.szw.nl/ (Ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).
 Voor een uitgebreid voorbeeld van het cappuccinomodel: http://www.disk-arbeidspastoraat.nl/
 Voor een korte samenvatting en unieke beelden over oproeren in Amsterdam kunt u naar de site
van het gemeentearchief van Amsterdam: http://www.gemeentearchief.amsterdam.nl/schatkamer
 Op http://www.histotheek.nl/ zijn filmpjes te vinden over de geschiedenis van de Nederlandse
verzorgingsstaat.
 Op http://geschiedenis.vpro.nl/ zijn beelden en radiofragmenten beschikbaar van de programma's
OVT en Andere Tijden. Oa over het kinderwetje van Van Houten.
 Informatie over de huidige stand van zaken met betrekking tot kinderarbeid:
http://www.kinderrechten.nl/.
 De sites van de politieke partijen en actiegroepen kunnen geraadpleegd worden om in paragraaf 7.3
de actuele standpunten rond de verzorgingsstaat. Zie hiervoor: http://politiek.startpagina.nl/
 Over marktwerking in de zorg zijn kritische geluiden te horen op http://www.zorggeenmarkt.nl/,
terwijl het ministerie van Volksgezondheid andere geluiden laat horen, zie http://www.vws.nl/.
Hoofdstuk 8 Is de verzorgingsstaat in crisis?
 Ander initiatief op dit gebied: www.voedselbank.nl
 De WRR en het SCP hebben veel studie gedaan naar de werking en visies op de verzorgingsstaat,
waaronder de armoede in Nederland. Kijk naar de sites http://www.wrr.nl/ en http://www.scp.nl/
 Voor vrijwilligerswerk kijkt U bij: http://www.vrijwilligerswerk.nl/,
http://www.vrijwilligerscentrale.nl/ en op http://www.b9.nl/ staan veel non profit organisaties
vermeld.
37





Een onderzoek van uitzendorganisatie Randstad met de vraag: Maakt werk
gelukkig?http://www.elsevier.nl/persoonlijk/carriere.
Arbeidsomstandigheden in Nederland: http://www.arbo.nl/, http://www.arbounie.nl,/
http://www.fnv.nl/, http://www.vno.nl/
En wat als je arbeidsongeschikt raakt? WIA: http://www.werkennaarvermogen.nl/
De Vereniging van Effecten Bezitters ( http://www.veb.net/ ) is de belangenvereniging van
aandeelhouders.
Op de site van de SER, http://www.ser.nl/scriptie/, kunnen de leerlingen literatuur vinden over het
thema arbeid.
Hoofdstuk 9
 Voor actuele kijkcijfers: teletekst.nos.nl/?218-01 of Teletekstpagina 218.
 Alles over de publieke omroepen: http://www.omroep.nl/ en http://www.minocw.nl/
 Alles over de commerciële omroepen: www.nationalemediasite.nl/commercieel.php
 De EU: eu.startpagina.nl
 Wat zijn de millenniumdoelen? www.millenniumdoelen.nl
 Internationale organisaties: www.vn-internationaal.nl
 Wat doen multinationals aan de bestrijding van de armoede? http://www.shellfoundation.org
Tips
Thema opening
Het doel van de inleiding is om de leerlingen op een heel concrete wijze in te leiden in de centrale vraag
van het domein: wat vind jij nu de beste balans in rechten en plichten in een verzorgingsstaat? Er moet
nog niet diepgaand op de materie in gegaan worden.
Anders Leren
Bij anders leren is het van belang om te benadrukken, dat de procedure uit het werkboek goed gevolgd
wordt. Het is niet alleen een leuk toneelstukje, maar de theorie uit het informatieboek moet duidelijk
naar voren komen. Ook de leerhulp met de planning, samenwerking tussen de leerlingen en de reflectie
op het product en het proces zijn van groot belang.
U kunt als alternatief in plaats van de regering ook 'de oppositie' een persconferentie laten houden. De
oppositie zit in het politieke midden en de regering is van linkse of rechtse signatuur. Doordat de
oppositie in het politiek midden zit kan zij kritiek van linkse en rechtse journalisten krijgen, waardoor er
een interessant debat ontstaat.
maken.
38
Thema D De pluriforme samenleving
Leerdoelen
Hoofdkerndoel thema D
Dit hoofdstuk gaat over de pluriforme samenleving in Nederland. Het doel van het thema is, dat
leerlingen een eigen afgewogen oordeel kunnen geven met betrekking tot de vraag wat de juiste balans
is in culturele rechten en plichten. Met andere woorden wat is jouw visie op de ideale pluriforme
samenleving? De pluriforme samenleving staat niet ter discussie, maar wel de wijze waarop deze in de
praktijk geconcretiseerd moet worden. Een meer confronterende pluriforme samenleving met nadruk
op culturele plichten of een meer verzoende pluriforme samenleving met nadruk op culturele rechten is
allebei heel goed mogelijk.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 10
De leerling kent het beginsel pluriforme samenleving,
- (her)kent de culturele rechten en plichten die bij de pluriforme samenleving horen,
- (her)kent de ontstaansgeschiedenis van de pluriforme samenleving.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan uitleggen welke waarden achter het idee van de pluriforme samenleving zitten,
- kan een beschrijving geven van de ontstaansgeschiedenis van de pluriforme samenleving,
- kan verschillende visies op de pluriforme samenleving benoemen en deze met elkaar vergelijken.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 11
De leerling
- (her)kent de praktijk van de pluriforme samenleving.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan met voorbeelden de spanning weergeven tussen de beginselen van de pluriforme samenleving en
de praktische uitwerking,
- kan aan de hand van voorbeelden duidelijk maken welke verschijnselen verband houden met
toenemende of afnemende sociale cohesie en sociale ongelijkheid,
- kan de standpunten van politieke partijen met betrekking tot het migratiebeleid vergelijken en
becommentariëren.
Hoofdkerndoel hoofdstuk 12
De leerling
- (her)kent de internationale dimensie van de pluriforme samenleving.
Onderliggende leerdoelen
De leerling
- kan de rol (her)kennen van de media in de beeldvorming over de pluriforme samenleving,
- kan de Nederlandse pluriforme samenleving vergelijken met enkele andere landen.
39
Actuele informatie en bronnen
Inleiding
Voor cijfers betreffende gemengde huwelijken zie www.cbs.nl onder zoekterm gemengde huwelijken.
Bij 13 procent van de echtparen in Nederland is één van de partners in het buitenland geboren.
Hoofdstuk 10 De Nederlandse pluriforme samenleving
Voor opdracht 9 (HAVO) en opdracht 10 (VWO) uit paragraaf 10.1 zie het YoungMentality-onderzoek op
www.motivaction.nl. Voor paragraaf 10.2 zijn de sites www.teleblik.nl, www.digischool.nl en
www.kennislink.nl geschikt om een goed beeld te krijgen van de emigratie en immigratie uit de
geschiedenis. Voor een actueel overzicht van de standpunten inzake integratiebeleid uit paragraaf 10.3
zie de sites van de verschillende politieke partijen.
http://www.scholieren.nrc.nl/vakken/maatschappijleer/ Het thema pluriforme samenleving komt
uitgebreid aan de orde met veel bruikbare en leesbare artikelen.
Op http://www.histotheek.nl/ zijn filmpjes te vinden over de geschiedenis van de Nederlandse
pluriforme samenleving.
Op http://geschiedenis.vpro.nl/ zijn beelden en radiofragmenten beschikbaar van de programma's OVT
en Andere Tijden.
De sites van de politieke partijen en actiegroepen kunnen geraadpleegd worden om in paragraaf 10.3 de
actuele standpunten rond migratie en integratie. Zie hiervoor: http://politiek.startpagina.nl/
Hoofdstuk 11 Multicultureel drama in Nederland?
Het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie heet tegenwoordig Art.1 en geeft elk jaar
een Monitor Rassendiscriminatie uit. Zie hiervoor de site www.art1.nl. Op de site van de Commissie
Gelijke Behandeling op www.cgb.nl zijn uitspraken van deze commissie te vinden. Ook handig zijn de
sites van werknemers – en werkgeversorganisaties als bijvoorbeeld www.fnv.nl onder thema
minderheden of www.cnv.nl onder zoekterm allochtonen of www.vno-ncw.nl bij archief
nieuwsberichten.
In paragraaf 11.2 is het citaat over het cultuuruniversalisme echter van een aanhanger van de PVV in
plaats van een PvdA-politicus. Voor het zoeken naar politieke spotprenten zie onder andere
www.politiekespotprenten.nl.
Voor het antwoord op vraag 3 uit paragaaf 11.3 (VWO) en vraag 4 eveneens uit paragraaf 11.3 (HAVO)
inzake de huidige legale – en illegale migratiestroom tussen Zuid-Europa en Noord-Afrika zie www.rpb.nl
(Ruimtelijk Planbureau) of www.community-partnership.nl. Stand van zaken in 2007 is dat naar
schatting in 2006 30.000 migranten naar de Canarische eilanden zijn getrokken, 10.000 via de Spaanse
enclaves Ceuta en Melilla Europees grondgebied bereikten en nog zo’n 10.000 Afrikanen die via het
Italiaanse eiland Lampedusa probeerden Europa binnen te komen.
Het Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling Forum heeft informatie over allochtonen in Nederland
en zwengelt discussies aan.Kijk naar: http://www.forum.nl/
Het landelijk bureau racismebestrijding is actief om artikel 1 van de grondwet te waarborgen in de
praktijk. Kijk op http://www.lbr.nl/
Op de site http://www.coa.nl/ ziet U informatie over de opvang van asielzoekers van het COA en de IND
gaat over de toelating van vreemdelingen in ons land. Kijk op http://www.ind.nl/
Voor het migratiesaldo en het percentage allochtonen in Nederland uit de extra opdrachten zie
www.cbs.nl. onder het thema bevolking. Het CBS heeft een speciale Integratiekaart op haar site staan.
De cijfers in 2007 bedragen het volgende: 10 procent van de bevolking in Nederland is allochtoon als er
alleen rekening gehouden wordt met niet-westerse allochtonen. Als het gaat om zowel Westerse als
40
niet-westerse allochtonen dan is het percentage 19 procent van de Nederlandse bevolking.
http://www.kennislink.nl/in het dossier integratie veel bruikbare artikelen.
Hoofdstuk 12 Wat is de ideale pluriforme samenleving?
Op de site http://www.beeldvorming.net/wordt ingegaan op de beeldvorming van allochtonen in de
media.
Wet Inburgering Nieuwkomers heet sinds 1 januari 2007 Wet Inburgering. Zie hiervoor onder andere
www.inburgering.nl of www.ind.nl of www.degeschiedenisvaninburgering.nl. Voor opdracht 1 uit
paragraaf 12.1 is de site van VluchtelingenWerk Nederland geschikt, zie hiervoor
www.vluchtelingenwerk.nl. Deze organisatie heeft een speciale Integratiebarometer. Voor info over de
serie Beperkt houdbaar zie www.vpro.nl/programma/hollanddoc of www.documentaire.nl. Op
www.omroep.nl/ikon onder televisie staat informatie over de serie Geloof, seks en (wan)hoop.
Voor opdracht 3 uit paragraaf 12.2 over de huidige sociaal economische positie van etnische
minderheden in Spanje, Engeland en Frankrijk zie www.b9.nl/kranten. Voor het weerwoord van
McDonald’s als laatste opdracht van paragraaf 12.2 zie www.macdonalds.nl. De fastfoodketen geeft aan
dat zij terdege geeft om het milieu en de cultuur in de derde wereld. Sociale verantwoordelijkheid staat
hoog in het vaandel.
Voor de inburgeringtoets zie de site www.inburgeringstoets.nl.
Migrantenstudies is een interessant tijdschrift, maar wel moeilijk.. Zie http://www.migrantenstudies.nl/
Over islamitische scholen kunt U kijken bij de koepel van islamitische scholen. Kijk op
http://www.deisbo.nl/ en voor de inspectierapporten over het onderwijs
http://www.onderwijsinspectie.nl/
Tips
Thema opening
Het doel van de inleiding is om de leerlingen op een heel concrete wijze in te leiden in de centrale vraag
van het domein: wat vind jij nu de beste balans in rechten en plichten in een pluriforme samenleving? Er
moet nog niet diepgaand op de materie in gegaan worden.
Anders leren
Bij anders leren is het van belang om te benadrukken, dat de procedure uit het werkboek goed gevolgd
wordt. Het is niet alleen een leuke soap maken, maar de theorie uit het informatieboek moet duidelijk
naar voren komen. Ook de leerhulp met de planning, samenwerking tussen de leerlingen en de reflectie
op het product en het proces zijn van groot belang.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de jury samen te stellen. De jury kan bestaan uit echte
professionals uit de samenleving. Hiervoor moeten eerst wel contacten gelegd worden met deze
personen door de docent en/of de leerlingen. De docent kan ook zelf leerlingen of collega’s aanwijzen
en deze als jury aanstellen.
Kijk voor de evaluatie van een grote groepsopdracht bij het onderdeel vaardigheden.
41
BIJLAGE 'Politiek' - Bram Vermeulen en de Toekomst
Als ik niet kijk
Heb ik het niet gezien
Heb ik het niet gezien
Wist ik er niets van
Kunnen ze mij niets maken
Dus ik kijk niet
Als ik niet praat
Heb ik het niet gezegd
Heb ik het niet gezegd
Wist ik er niets van
Kunnen ze mij niets maken
Dus ik praat niet
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik ben er niet, ik ken ze niet
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik kijk niet en ik zeg niets
Als ik niet lees
Weet ik het niet
Weet ik het niet
Wist ik er niets van
Kunnen ze mij niets maken
Dus ik lees niets
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik ben er niet, ik ken ze niet
Po, politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik kijk niet en ik zeg niets
Ik kijk niet en ik zie niets
Ik praat niet en ik zeg niets
Als ik niet luister
Hoor ik het niet
Hoor ik het niet
Wist ik er niets van
Kunnen ze mij niets maken
Dus ik luister niet
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik ben er niet, ik ken ze niet
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik kijk niet en ik zeg niets
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik ben er niet, ik ken ze niet
Politiek (Politiek)
Politiek (Politiek)
Ik kijk niet en ik zeg niets
Ik kijk niet en ik zie niets
Ik praat niet en ik zeg niets
Ik luister niet, ik hoor niets
Download