H4 Bruto verkoopresultaat = verkoopopbrengst verkochte goederen – inkoopwaarde die goederen. Als je de bedrijfskosten in mindering brengt op het brutoresultaat vind je het nettoresultaat. Opbrengsten verhogen het eigen vermogen en kosten verlagen dit. Het eigen vermogen kan ook veranderen door een privé-storting of een privé-opname. Kosten is de geldwaarde van alle noodzakelijk opgeofferde productiemiddelen ten behoeve van de productie van goederen en diensten. Om te produceren is arbeid (geestelijke of lichamelijke inspanning van de mens gericht op productie) en kapitaal (geproduceerde productiemiddelen). De berekening van de kosten heeft drie functies: - Berekening van de kostprijs: kosten per eenheid product. Bovenop de kostprijs komt de winstopslag. Voorcalculatie en nacalculatie voor planning en beheersing van het productieproces. - Balanswaardering en bepaling resultaat - Nemen van beslissingen: o.a. investerings- en productiebeslissingen. Kostensoorten (categoriale kostenindeling): kosten van diensten van derden Mensen buiten de onderneming. Dienst of goed. (inkoop)kosten van de verkochte producten Het afnemen van je voorraad. Zodra de verkoopovereenkomst is afgesloten in een bepaalde periode, zijn de goederen verkocht en wordt de inkoopwaarde van de goederen aan die periode toegerekend. Matching-beginsel: kosten dienen toegerekend te worden aan de producten die in een bepaalde periode worden verkocht. Er is niet van belang op welk tijdstip de betalingsverplichting ontstaat. Dit is van belang voor het bepalen van een juist resultaat en een juiste verkoopprijs. kosten van het vermogen kosten voor het aantrekken van vermogen. Interest- of rentekosten, provisie (bemiddelingsloon), notariskosten en kosten voor vervroegde aflossing. De betalingsverplichting ontstaat op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten tussen de koper en de verkoper. Betalingen (=uitgave) & ontvangsten zijn aan een tijdstip gebonden: tijdstipgrootheid. Kosten & opbrengsten zijn aan een periode gebonden: periodegrootheid of stroomgrootheid. Om het resultaat te bepalen moet je weten welke kosten en opbrengsten ook daadwerkelijk aan die periode toebehoren: permanentie. Er zijn dan overlopende posten. Crediteuren: leveranciers / afnemers die nog geld tegoed hebben van het bedrijf. Bedrijf heeft schuld. Leverancierskrediet of afnemerskrediet. Debiteuren: afnemers van wie een bedrijf nog geld tegoed heeft. Bedrijf heeft tegoed. Het tijdstip waarop interest betaald wordt, heeft geen invloed op de kosten van een bepaalde periode. Bij kosten in bepaald jaar zijn de aflossing niet bij inbegrepen, bij betalingen in bepaald jaar wel. Afschrijvingskosten vallen niet onder betalingen. kosten van arbeid loonkosten bestaan uit het brutoloon plus het werknemersaandeel in premies voor de werknemersverzekeringen plus het werkgeversaandeel in de pensioenspremie. De sociale verzekeringen bestaan uit volksverzekeringen (voor alle Nederlanders met inkomen) en werknemersverzekeringen (werknemers). Als een verzekering voor jou geldt, betaal je premie. Sociale verzekeringen: - volksverzekeringen: * Algemene OuderdomsWet * Algemene Nabestaanden Wet * Algemene KinderbijslagWet * Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten - werknemersverzekeringen: * WerkloosheidsWet * Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen * regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten * ZorgVerzerkingsWet Loonheffing bestaat uit sociale premies (premie volksverzekering & premie werknemersverzekering) en loonbelasting. De werkgever betaald dit aan de belastingsdienst. Naast het werknemersaandeel moet ook de werkgever sociale premis betalen: werkgeversaandeel. Brutoloon Loonheffing Nettoloon loonkosten brutoloon loonbelasting + premies volksverzekeringen werknemersaandeel premies werknemers verzekeringen werkgeversaandeel premies werknemers verzekeringen pensioenpremie werkgever pensieon premie werknemer kosten van duurzame productiemiddelen Het bedrag waarover mag worden afgeschreven is het verschil tussen de aanschaffingsprijs (aankoopprijs + installatiekosten) en de restwaarde (residuwaarde + sloopkosten). De boekwaarde is de aanschaffingsprijs min alle afschrijvingen uit het verleden. Een ander systeem is de afschrijvingsrekening (correctierekening/tegenrekening) waarbij de aanschaffingsprijs op het balans staat en een aparte post voor de afschrijving. kosten van grond Grond als eigendom kosten bestaan uit de interestkosten van het in de grond geïnvesteerde vermogen. Als de grond niet gebruik wordt als vestigingsplaats maar voor winning van delfstoffen heb je ook afschrijvingskosten. kostprijsverhogende belastingen Belastingen die geheven worden op goederen en diensten en opgenomen worden in de kostprijs. Motorrijtuigenbelasting, onroerendezaakbelasting, invoerrechten en milieuheffing. BTW & belasting op de winst (inkomstenbelasting of vennootschapbelasting) is geen bestanddeel van de kostprijs. H5 Liquiditeit is de mate waarin een onderneming op de korte termijn in staat is zijn kort vreemd vermogen te betalen. Liquide middelen en vlottende activa moeten groter zijn dan het kort vreemd vermogen, wil de onderneming liquide zijn. Een liquiditeitsbegroting is een overzicht van alle ontvangsten en uitgaven op een bepaald tijdstip. Rekening houden met gemiddeld krediettermijn van debiteuren en crediteuren. Aflossingen lening zit hier bij. Resultatenbegroting / resultatenrekening is een overzicht van alle opbrengsten en kosten van een onderneming in een toekomstige periode. Het gaat om opbrengsten en kosten. Afschrijving zit hier bij. Geprojecteerde balans: wat verwacht wordt, nog niet een vast staande balans. EV eindbalans = EV beginbalans + begrote nettoresultaat + begrote privé-stortingen - begrote privé-opnamen Liquide middelen eindbalans = Liquide middelen beginbalans + saldo liquiditeitsbegroting Voorraad eindbalans = voorraad beginbalans + inkopen (excl. btw) - inkoopwaarde verkopen Debiteuren eindbalans = debiteuren beginbalans + verkopen op rekening (incl. btw) - ontvangsten debiteuren Crediteuren eindbalans = crediteuren beginbalans + verkopen op rekening (incl. btw) - ontvangsten crediteuren Vaste activa eindbalans = vaste activa beginbalans - afschrijvingen + aanschaf vaste activa - verkoop vaste activa Lening eindbalans = lening beginbalans - aflossingen + opnemen nieuwe lening Te betalen huur eindbalans = te betalen huur beginbalans + huurkosten - huuruitgaven Vooruitbetaalde huur eindbalans = vooruitbetaalde huur beginbalans + huuruitgaven - huurkosten Nog te ontvangen huur eindbalans = nog te ontvangen huur beginbalans + huuropbrengsten - huurontvangsten Vooruit ontvangen huur eindbalans = vooruit ontvangen huur beginbalans + huurontvangsten - huuropbrengsten H1 Belangrijkste opbrengst is de omzet (verkochte hoeveelheid [afzet] × verkoopprijs). Dit is exclusief btw. Daarnaast zijn er buitengewone opbrengsten: winst bij beleggen. Alles draait om de nettowinst. Voordat een periode begint wordt een schatting van kosten en opbrengsten gemaakt: voorcalculatie; Begrote afzet × verkoopprijs = Begrote afzet × inkoopprijs = begrote omzet begrote inkoopwaarde omzet Verwachte brutowinst Overheadkosten + inkoopkosten begrote bedrijfskosten begrote overige opbrengsten Verwachte nettowinst - Met inkoopprijs en brutowinstopslagpercentage kan de verkoopprijs excl. btw berekend worden --> incl.btw. Werkelijke opbrengsten en kosten: nacalculatie; Werkelijke afzet × verkoopprijs = gerealiseerde omzet Werkelijke afzet × inkoopprijs = inkoopwaarde omzet gerealiseerde brutowinst Overheadkosten + inkoopkosten werkelijke bedrijfskosten begrote overige opbrengsten gerealiseerde nettowinst - Het extern verslag is de berekening van de nettowinst voor derden: belastingsdienst, bank, etc. H2 Voorraadkosten bestaan uit opslagkosten (magazijn- of bewaarkosten) en bestelkosten. Het voordeligst qua opslagkosten is een zo klein mogelijk voorraad, qua bestelkosten een zo groot mogelijke voorraad. Opslagkosten zijn ook de voorraadkosten, risico's: - kwantiteitsrisico: vermindering door bijv. brand - kwaliteitsrisico: bijv. bederf - risico van incourant worden, commerciële risico: publiek krijgt andere smaak, voorraad = oud. - prijsrisico: inkoopprijs kan dalen. Technische voorraad: voorraad die feitelijk aanwezig is. Voorinkopen: gekocht, nog niet ontvangen. Voorverkopen: verkocht, nog niet geleverd. Economische voorraad: waarover risico gelopen wordt (technische voorraad + voorinkopen - voorverkopen) Voorraadwaardering: Omzet (afzet × verkoopprijs) - inkoopwaarde van de omzet (afzet × historische inkoopprijs). Dit kan niet als er ingekocht wordt voor verschillende inkoopprijzen. - FIFO methode: First in First out. Eerst ingekocht wordt eerst verkocht. - LIFO methode: Last in First out. Laatst ingekocht wordt eerst verkocht. - VVP methode: Voorraadwaardering op basis van de vaste verrekenprijs. Geschatte verrekenprijs van het volgende jaren (= vaste verrekenprijs, vvp). Verschil tussen geschatte en werkelijke vvp = prijsverschil. Dit kan nadelig of voordelig zijn. VVP bestaat uit schatting gemiddelde inkoopprijs en gemiddelde inkoopkosten. waarde voorraad / vvp = aantal stuks