Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht 1 Inleiding Casemanagement is een belangrijke activiteit voor het waarborgen van continuïteit en samenhang van de geboden hulpverlening aan de cliënt. Bureau Jeugdzorg Utrecht maakt in deze notitie haar visie duidelijk ten aanzien van de uitvoering van casemanagement binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht. In deze notitie worden varianten uitgewerkt van casemanagement die bij verschillende afdelingen1 voorkomen. In de Wet op de jeugdzorg wordt de term casemanagement niet gebruikt, maar wel omschreven in de vorm van taken. In de memorie van toelichting bij de Wet op de jeugdzorg wordt casemanagement nader omschreven. Eén van de taken in de nieuwe wet is het behartigen van de belangen van de cliënt bij het toeleiden naar en realiseren van een aanspraak op zorg. Aanspraak of recht op jeugdzorg is alleen van toepassing voor de jeugdzorg die op indicatie verstrekt wordt. Deze taak is dus te beschouwen als een belangrijk onderdeel van casemanagement. Deze notitie gaat allereerst (paragraaf 2) in op een beschrijving van de wettelijke kaders. In paragraaf drie komt de visie op casemanagement van Bureau Jeugdzorg Utrecht aan de orde. In deze paragraaf komt ook aan de orde wat de taken, de rol en de positie van de casemanager zijn. In de vierde paragraaf worden de verschillende varianten van casemanagement binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht beschreven. Tot slot is in de vijfde en laatste paragraaf de conclusie te vinden. 2 Het wettelijk kader In de discussies over casemanagement is het altijd een complicerende factor dat het begrip op zoveel verschillende manieren wordt gedefinieerd, maar dat al deze definities tegelijkertijd zoveel raakvlakken vertonen. Nu eens ligt het accent op de methodiek, dan weer op de organisatie van de dienstverlening en/of de verdeling van verantwoordelijkheden. Dit blijkt ook uit een steekproef door het NIZW bij de Bureaus Jeugdzorg (R. Menger, 2001). Uit het onderzoek blijkt dat op uiteenlopende momenten in het primair proces met casemanagement wordt begonnen. De definitie van casemanagement binnen de Bureaus Jeugdzorg vertoont in grote lijnen weliswaar overeenkomsten, maar de concrete praktijk wordt door veel verschillen gekenmerkt. De belangrijkste wettelijke taak van het Bureau Jeugdzorg is ‘te bezien of een cliënt zorg nodig heeft in verband met opgroei-, opvoedings- of psychiatrische problemen, dan wel in verband met problemen van een cliënt, niet zijnde een jeugdige, die het onbedreigd opgroeien van een jeugdige belemmeren’ 2 Ook heeft het Bureau Jeugdzorg tot taak noodzakelijke nietgeïndiceerde zorg om een voor de jeugdige bedreigende situatie te voorkomen, schriftelijk vast te leggen.3 1 2 Het betreft de afdelingen jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdreclassering Artikel 5, lid 1 uit de Wet op de jeugdzorg (versie 24 juni 2003, aangeboden aan de Eerste Kamer) 3 Artikel 8, lid 1 Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 1 Zowel bij een indicatiebesluit als bij het vastleggen van de benodigde niet-geïndiceerde zorg, heeft het Bureau Jeugdzorg tot taak aan te geven of coördinatie van zorg nodig is en zo ja, wie deze coördinatie het beste kan uitvoeren.4 In de (concept) Wet op de jeugdzorg worden de volgende taken als ‘casemanagement’ (overigens zonder dat deze term gebruikt wordt) gezien: - Actief bijstaan van een cliënt bij en het zonodig motiveren van een cliënt bij het tot gelding brengen van zijn aanspraak op geïndiceerde zorg 5 - Bevorderen van het tot stand komen van een samenhangend hulpverleningsplan dat is afgeleid van het indicatiebesluit 6 - Volgen van de verleende zorg en het bijstaan van de cliënt bij vragen omtrent de inhoud van de zorg en de evaluatie van deze zorg 7 - Adviseren van de cliënt omtrent zorg die na beëindiging van de jeugdzorg nodig is en het bijstaan van de cliënt bij het verkrijgen van deze zorg 8 - Het in gevallen van niet-geïndiceerde zorg, bijstaan van een cliënt bij het verkrijgen van zorg, zo nodig motiveren van een cliënt tot het gebruik maken van zorg, en volgen van deze zorg 9 Met name de laatstgenoemde taak is relatief nieuw. In eerdere conceptversies van de wet werd deze taak nog niet genoemd en werd casemanagement uitsluitend gekoppeld aan de werkzaamheden van Bureau Jeugdzorg vanaf het indicatiebesluit. De taken die te benoemen zijn als casemanagement zijn nu dus in de wet ruimer geformuleerd dan voorheen. Waar voorheen sprake was van een behoorlijke kloof tussen de uitvoeringspraktijk van Bureau Jeugdzorg Utrecht enerzijds en het wettelijk kader anderzijds, is nu sprake van een wettelijke invulling van casemanagement die goed overeenkomt met onze uitvoering. Deze vorm van casemanagement (dus: bij niet geïndiceerde zorg) hoeft echter alleen te worden uitgevoerd als er sprake is van een verwijzing met schriftelijk advies (als bedoeld in artikel 8 van de wet). Het bureau jeugdzorg behoeft niet in alle gevallen zijn oordeel schriftelijk vast te leggen. Deze verplichting bestaat slechts als de zorg noodzakelijk is om een bedreigende situatie te voorkomen. Een eenvoudige verwijzing behoeft dus niet te worden vastgelegd. Met name bij minder gemotiveerde cliënten zal het bureau jeugdzorg een actieve rol moeten vervullen. Omdat het gaat om zorg, die noodzakelijk is om een voor een minderjarige bedreigende situatie te voorkomen, is het van groot belang dat het bureau jeugdzorg de cliënt stimuleert om de zorg in te roepen. Het volgen van deze zorg maakt het bureau jeugdzorg noch verantwoordelijk voor het verlenen van die zorg, noch voor de kwaliteit daarvan. Dat is en blijft de verantwoordelijkheid van de hulpverlener in het lokale veld. Bureau jeugdzorg zal wel op gezette tijden moeten informeren wat de stand van zaken is; immers, als er bijvoorbeeld te weinig vooruitgang geboekt wordt (of als de cliënt afhaakt) dan zal het bureau moeten bezien of andere zorg nodig is. Na de vierde Nota van Wijziging is er een artikel toegevoegd aan de Wet op de jeugdzorg dat in het kader van casemanagement van belang is, namelijk artikel 13, lid 8: Het Bureau Jeugdzorg wijst ten aanzien van een cliënt een contactpersoon aan. De contactpersoon is aanspreekpunt voor de cliënt gedurende de gehele periode waarin het Bureau Jeugdzorg een van haar wettelijke taken ten aanzien van de cliënt uitoefent. De contactpersoon bevordert de continuïteit 4 Artikel 6, lid 2 en artikel 8, lid 2 Artikel 10, lid 1f 6 Artikel 10, lid 1g 7 Artikel 10, lid 1h 8 Artikel 10, lid 1i 5 Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 2 in de taakuitvoering van het Bureau Jeugdzorg ten aanzien van de cliënt en is de persoon die de cliënt in voorkomende gevallen niet geïndiceerde (licht ambulante) hulp verleent. De contactpersoon is in de meeste gevallen ‘gewoon’ de hulpverlener of casemanager. Dit nieuwe wetsartikel komt goed overeen met ons uitgangspunt dat hulpverleners en casemanagers geen twee verschillende functionarissen zijn. (zie verder paragraaf 3 onder Visie) Referentiewerkmodel Bureau Jeugdzorg Adviesbureau Ordina verwerkte, in opdracht van de ministeries van VWS en Justitie, de wet- en regelgeving die (onder andere) gaat over het Bureau Jeugdzorg in een referentiewerkmodel. Dit model beschrijft op hoofdlijnen de werkprocessen binnen het Bureau Jeugdzorg. De bovengenoemde taken zijn door Ordina in hun eindvoorstel benoemd als casemanagement in geval van geïndiceerde zorg en casemanagement in geval van niet geïndiceerde zorg. De uitvoering van casemanagement is opgedeeld in processtappen, die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in deelprocesstappen. Een deelproces bestaat vaak weer uit een of meerdere beslismomenten. De meeste processtappen en beslismomenten zijn zowel van toepassing op casemanagement in een vrijwillig als in een gedwongen kader. Het referentiewerkmodel zal ook gebruikt worden om de kostprijzen van alle BJZ activiteiten landelijk vast te stellen. 3 Wat is casemanagement Definitie Wat verstaat Bureau Jeugdzorg Utrecht onder casemanagement? Om het niet al te ingewikkeld te maken zou de volgende gedachtegang gevolgd kunnen worden: casemanagement is ‘het geheel aan activiteiten gericht op de eindverantwoordelijkheid voor de coördinatie van het hulpverleningsproces, door middel van het inschakelen van een of meer beroepskrachten’. Een aantal centrale elementen van deze definitie lichten we toe: - eindverantwoordelijk: het gaat hier om de wettelijke taak van het bewaken en volgen van de voortgang van de hulpverlening: datgene wat is afgesproken met de zorgaanbieders in de jeugdzorg of het lokale aanbod. - inschakelen: casemanagement is altijd gericht op het inschakelen van en afstemmen met andere bij de hulpverlening betrokken personen. De casemanager voert de regie bij het inschakelen en afstemmen. - beroepskrachten: diegenen van wie beroepshalve de medewerking bij de uitvoering van de maatregel of vrijwillige hulpverlening gewenst of noodzakelijk is. (NB: dit kunnen beroepskrachten zijn die in de geïndiceerde jeugdzorg werkzaam zijn, maar ook beroepskrachten in het lokale veld.) Visie Casemanagement heeft in deze definitie niet uitsluitend betrekking op de activiteiten van de aanbieders van geïndiceerde zorg. Zij kunnen voorbehouden zijn aan een daartoe aangewezen specialist, maar dat hoeft niet. Vanuit een bepaalde opvatting van continuïteit voor de klant zou een dergelijk specialisme een goede kwaliteit van zorg ook in de weg kunnen staan. 9 Artikel 10, lid 1j Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 3 De bevoegdheden van de casemanager zijn in beginsel afgeleid van het recht van de cliënt op de zorg en/of de bescherming die hij nodig heeft (wat meer is dan het recht op geïndiceerde zorg). Casemanagement is een taak die uitgeoefend wordt door een maatschappelijk werker van het bureau jeugdzorg. Bij de afdeling jeugdbescherming is dit een gezinsvoogd. De maatschappelijk werker kan naast het uitoefenen van deze taak bij een zelfde cliënt bijvoorbeeld ook de aanmelding en screening hebben verzorgd. We gaan er daarbij vanuit dat deze functies te verenigen zijn. Dit heeft voor de cliënt, geredeneerd vanuit het klantgerichte model, voordelen. We zien de casemanager niet als aparte functionaris (specialist) optreden, ook omdat dat de klantgerichtheid en de efficiëntie van een organisatie vermindert. De functies opdelen en daarvoor aparte functionarissen benoemen, is minder efficiënt dan het kunnen toebedelen van verschillende functies aan één maatschappelijk werker. Taken Wat zijn taken van casemanagement? Uit interviews met een aantal maatschappelijk werkers van Bureau Jeugdzorg Utrecht [de Korte & de Wildt, 2001] blijkt dat maatschappelijk werkers casemanagement niet zien als een aparte methodiek. Het accent ligt op vaardigheden als leidinggeven, conflicthantering, structureren en plannen die ingezet zouden moeten worden bij het uitoefenen van de functie casemanagement. Wat zijn de basistaken van een casemanager? Los van de vigerende praktijk, op een hoger abstractieniveau, zijn de volgende basistaken te onderscheiden [Van der Schaft, Van Yperen, Nota, 1999]: beoordelen: De zorgbehoefte van de cliënt op een systematische wijze inschatten. plannen: Een samenhangend hulpverleningsplan opstellen. schakelen: Het benodigde zorgaanbod regelen. volgen: De voortgang en de samenhang van de hulp bewaken. toetsen: De evaluatie van het geboden en het vervolg aangeven. Deze taken zijn ondersteunend, begeleidend en adviserend van aard. De kanttekening hierbij is wel dat de positie voor de afdelingen verschillend kan uitwerken. Bij de jeugdhulpverlening is de casemanager de belangenbehartiger namens de cliënt, voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering geldt dat de belangenbehartiging plaatsvindt in een justitieel bepaald kader. De casemanager lijkt vooral vanaf de indicatiestelling te worden gepositioneerd. De basistaken komen echter ook in de werkzaamheden in de toegang tot de jeugdzorg voor. In de jeugdhulpverlening kan na de screening een keuze worden gemaakt om de cliënt een preventief licht ambulant aanbod te doen. Preventief ten aanzien van een beroep op geïndiceerde zorg. In of tijdens het licht ambulante traject worden deels dezelfde basistaken uitgeoefend door een hulpverlener als bij toeleiding naar en realisatie van hulp op indicatie. De activiteiten tijdens licht ambulant zijn te kenmerken als casemanagement maar soms voert de hulpverlener begeleiding of behandeling daarnaast c.q. in combinatie daarmee uit. Bij het inschakelen van een lokaal hulpverleningsaanbod of een verwijzing naar de Raad voor de Kinderbescherming kan het noodzakelijk zijn om casemanagement in te zetten (met name bij een schriftelijk advies daartoe). Bij een verwijzing naar het lokaal veld (met de verwachting dat Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 4 deze preventief werkt op het aanbod van een bureau jeugdzorg) is het klantvriendelijker voor de cliënt om een casemanager in te zetten. Deze casemanager kan de cliënt, indien noodzakelijk, efficiënt doorgeleiden naar andere vormen van hulpverlening. Bij een verwijzing naar de Raad voor de Kinderbescherming kan naast het raadsonderzoek een hulpverleningsaanbod noodzakelijk zijn. Het benoemen van een casemanager zorgt dat een hulpverleningsaanbod (a) efficiënt ingeschakeld kan worden en (b) dat er een goede overdracht van informatie plaatsvindt richting de gezinsvoogd (na het uitspreken van een ondertoezichtstelling)10. Bij de jeugdbescherming wordt de gezinsvoogd gezien als een “casemanager-plus” die opereert in een juridische context. In ongeveer de helft van alle ondertoezichtstellingen wordt de begeleiding in de thuissituatie door deze “casemanager-plus” ingevuld. De casemanager geeft het ambulante aanbod vorm door afspraken te maken met (professionele) instanties in het lokaal veld. De jeugdreclassering geeft bij uitstek middels deze werkwijze vorm aan de begeleidingen in het kader van een maatregel. Een aparte positie is voor de casemanager weggelegd tijdens een wachttijd. De wachttijd is een niet efficiënte situatie binnen de keten van jeugdzorg. Op drie momenten kunnen bij Bureau Jeugdzorg Utrecht wachttijden ontstaan: (1) na screening bij toewijzen aan een licht ambulant aanbod, (2) bij de aanvraag van specialistisch diagnostisch onderzoek en (3) na het indicatiebesluit. De nieuwe Wet op de jeugdzorg geeft aanspraak op jeugdzorg waarmee geïndiceerde jeugdzorg afdwingbaar wordt. De vraag is of dit ‘recht’ in de nabije toekomst ook direct verzilverd kan worden. In de provincie Utrecht was het Bureau Jeugdzorg Utrecht verantwoordelijk voor de wachtlijsten voor geïndiceerde zorg. De opnemende voorzieningen erkennen inmiddels hun verantwoordelijkheid voor de wachttijden. Momenteel (najaar 2003) wordt een model11 ontwikkeld waarmee samenwerkingsafspraken tussen de drie betrokken partijen (cliënt, casemanager en opnemende voorziening) direct na het vaststellen van het indicatiebesluit zullen worden vastgelegd. Het gaat dan om het vertalen van de indicatiedoelen naar behandeldoelen, maar ook om afspraken over de activiteiten ter overbrugging van een eventuele wachttijd. Dit gesprek en het verslag daarvan kan beschouwd worden als onze invulling van de wettelijke taak het bevorderen van de totstandkoming van een samenhangend hulpverleningsplan. Deze nieuwe stap biedt ons naar verwachting een goede mogelijkheid om de regiefunctie als casemanager steviger in handen te nemen. 4 Varianten van casemanagement In de begeleiding aan gezinnen of jeugdigen binnen de drie afdelingen van Bureau Jeugdzorg Utrecht kunnen hulpverlenende en casemanagement activiteiten gelijktijdig plaatsvinden. Om een overzicht te geven van de verschillende mogelijkheden zetten we deze in een tabel. Deze varianten krijgen dan meer een inhoudelijke uitwerking. In alle afdelingen van Bureau Jeugdzorg Utrecht komen twee hoofdindelingen voor: ambulante begeleiding van de gezinnen of jongeren of het doen verlenen van hulp door inzetten van de functie casemanagement. De twee hoofdindelingen kunnen binnen de drie afdelingen beperkt worden door tijdsduur. Bijvoorbeeld bij de afdeling jeugdhulpverlening geldt voor de ambulante begeleiding van gezinnen onder de nieuwe wet een beperking van gemiddeld 5 face to face contacten terwijl het aantal contacten in het kader van een ondertoezichtstelling min of meer onbeperkt is. 10 Bureau Jeugdzorg Utrecht heeft ervoor gekozen dat er zonder toestemming van de cliënt geen informatieoverdracht kan plaatsvinden tussen de afdelingen van Bureau Jeugdzorg Utrecht. Er wordt een notitie voorbereid waarin de vraag centraal staat of informatieoverdracht tussen de afdelingen wenselijk is en in welke mate daarvoor de toestemming van de cliënt noodzakelijk is. 11 Het model heet: ‘Hulpverlenen doe je samen’ Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 5 In onderstaande tabel worden allereerst de basisvarianten gepresenteerd op basis van de hoofdindeling. Naast de onderstaande zeven basisvarianten komen er twee varianten voor die ingezet moeten kunnen worden als er wachttijden zijn bij het Bureau Jeugdzorg Utrecht. Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 6 Alle mogelijkheden Te kenmerken als hulpverlening Ambulante begeleiding 0. 1. 2. HOI 3. 4. 5. VTA HOI 6. HOI VTA 7. Crisisinterventie (plaatsing) X X X X X Te kenmerken als casemanagement X X X X X X X In de derde kolom staan zeven varianten die te kenmerken zijn als casemanagement. De variant (nummer 0) ambulant begeleiding in de thuissituatie is een variant die voorkomt binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht maar die we in het kader van deze notitie over casemanagement niet verder uitwerken. Het gaat hier om ambulante begeleiding aan een gezin of jeugdige zonder dat er taken uitgevoerd worden die vallen onder casemanagement. Variant 1 In deze variant van casemanagement worden derden betrokken (bijvoorbeeld schoolmaatschappelijk werk) in het kader van de ambulante begeleiding. De maatschappelijk werker van Bureau Jeugdzorg Utrecht verleent zelf pedagogische ondersteuning in het gezin maar schakelt voor de voortgang van de hulpverlening anderen in en coördineert de samenwerking tussen de betrokken partijen. Variant 2 In variant twee schakelt de casemanager hulpverlening uit het lokale veld in om de doelen te bereiken. Te denken valt aan GGV of videohometraining door het algemeen maatschappelijk werk. BJZ verstrekt een schriftelijk advies aan de cliënt en de instelling(en) waarnaar verwezen wordt. De casemanager bewaakt of de hulpverlening leidt tot voldoende resultaat. Daarnaast wordt de continuïteit voor de cliënt gewaarborgd als deze een beroep wil doen op andere vormen van hulp. Variant 3 Casemanagement bij hulp op indicatie. Het toeleiden naar, realiseren van, bewaken, volgen en evalueren van een hulpaanbod op indicatie in samenspraak met de cliënt en het eventueel zorgen voor een vervolgaanbod. Het gaat hier om verschillende fasen in één variant waarbij de rol en de taken van de maatschappelijk werker kunnen variëren. Het toeleiden (verzorgen van de functies diagnostiek en indicatie) vraagt een andere rol dan het volgen en bewaken van de uitgevoerde zorg. Het bijstaan van de cliënt bij een aanvraag voor geïndiceerde zorg is bij de afdeling jeugdhulpverlening afhankelijk van de wens van de cliënt om hem of haar bij te staan. Wij verwachten dat bijna alle cliënten aan hun jeugdhulpverleners zullen verzoeken om hen bij te staan bij het realiseren van de geïndiceerde zorg. Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 7 Variant 4 Dit is eigenlijk een ‘plus’-variant van variant drie. Deze variant bestaat niet zonder de derde variant. Het gaat hier om hulp op indicatie die uitgevoerd wordt in een opnemende voorziening, waarbij de casemanager van Bureau Jeugdzorg Utrecht in overleg met de opnemende voorziening in de thuissituatie hulp verleent om de ouders bijvoorbeeld voor te bereiden op de terugkeer van de jongere in de thuissituatie. Deze variant komt minder vaak voor omdat bij de uitvoering van de hulp op indicatie het thuismilieu vaak betrokken wordt. Variant 5 In de jeugdzorg komt het regelmatig voor dat een cliënt na een ambulant aanbod alsnog een beroep doet op geïndiceerde zorg. Denk bijvoorbeeld aan langdurige begeleidingen in het kader van een ondertoezichtstelling waarbij tijdens de ondertoezichtstelling de situatie verandert en de jeugdige uit huis geplaatst moet worden. Tijdens de overgang van ambulant naar geïndiceerde zorg zijn, naast de hulpverlenende taken, een aantal basistaken van de casemanager aan de orde: 1. het toetsen van de geboden hulp, 2. inschatten van de (nieuwe) zorgbehoefte, 3. plannen van een (nieuw) samenhangend hulpverleningsplan en 4. schakelen: het regelen van de benodigde zorgaanbod. Variant 6 De zesde variant vertoont overeenkomsten met de vijfde variant. Het verschil is dat het gaat om een overgangssituatie van geïndiceerde zorg naar een ambulant aanbod (of nazorg na geïndiceerde zorg). Steeds vaker zien we dat opnemende voorzieningen in hun hulpaanbod de fase van hulp in de vorm van nazorg integreren. Als deze ontwikkeling doorzet zal BJZ de zesde variant niet meer uit hoeven te voeren. Variant 7 Casemanagement tijdens een crisisplaatsing in een opnemende voorziening. Deze is bijna gelijk aan variant 3 of 4 maar vanwege de extra tijdsinspanning in een korte periode is dit als een aparte variant opgenomen. Naast deze zeven basisvarianten komen er binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht nog twee varianten voor. Deze varianten komen voor wanneer er binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht wachttijden ontstaan. De capaciteit is dan onvoldoende om aan de vraag naar jeugdzorg te voldoen. Deze twee varianten zouden niet voorkomen als het systeem van vraag en aanbod in evenwicht zou zijn. Dat is de reden waarom niet gesproken wordt over basisvarianten maar gekozen is voor twee aanvullende varianten. Bij Bureau Jeugdzorg Utrecht kan op twee momenten een wachttijd ontstaan: 1. een wachttijd voor uitvoering van een licht ambulant aanbod (afdeling jeugdhulpverlening) en 2. een wachttijd voor een hulpaanbod van de geïndiceerde jeugdzorg. De twee aanvullende varianten zijn direct afgeleid van deze twee momenten van wachttijd. Variant 8 Deze variant bestaat uit het tijdens de wachttijd voor een hulpaanbod van licht ambulant benoemen van een casemanager (een betere benaming zou contactpersoon kunnen zijn, zie Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 8 paragraaf 2 van deze notitie). Het gaat om een variant die alleen bij de afdeling jeugdhulpverlening voorkomt. De casemanager kan de belangen van de cliënt behartigen tijdens de wachttijd. Mogelijke taken zijn het bespreken van het besluit van de screening, informatie verstrekken aan de cliënt over de lengte van de wachttijd en indien noodzakelijk een nieuwe taxatie van de problemen. Een taxatie kan leiden tot het bijstellen van besluit van de screening. Gezien de wachttijd zou deze variant minimaal van inzet moeten zijn. Variant 9 Een cliënt heeft in deze situatie al een casemanager die de toeleiding tot geïndiceerde jeugdzorg verzorgd heeft (zie variant 3 of 4). Er is toch voor gekozen deze variant apart te benoemen omdat de wachttijd (tijdelijk) zorgt voor een onderbreking van de derde of vierde variant. De tijdsinvestering neemt hierdoor toe (en dus de kosten). Het gaat hier om het in samenspraak met de opnemende voorziening overbruggen van de wachttijd, waarbij de verantwoordelijkheid voor dit ‘overbruggen’ vooral bij de opnemende voorzieningen ligt. De taken kunnen gelijk zijn aan de bovenstaande variant. Qua tijdsinspanning vraagt deze taak meer inzet dan de vorige variant. Dit is een taak die we binnen Bureau Jeugdzorg Utrecht al uitoefenen. Door de beoogde invoering van het model ‘Hulpverlenen doe je samen’ wordt er een grotere inspanning van de opnemende voorzieningen gevraagd, maar dat neemt niet weg dat ook onze casemanager hierin een taak heeft. Wachten voor extern diagnostisch onderzoek gaat hier eventueel aan vooraf, omdat diagnostisch onderzoek deel uit kan maken van de toeleiding naar hulp op indicatie. Deze wachttijd komt op het totaal aantal plaatsingen op dit moment niet vaak voor. Daarom vinden we een extra variant niet gerechtvaardigd maar brengen we de wachttijd voor specialistische diagnostiek hier onder. 5. Conclusie Wij zijn van mening dat casemanagement een activiteit is, die niet te isoleren is van de dagelijkse werkzaamheden van een maatschappelijk werker. Deze visie komt overeen met de huidige werkwijze binnen de jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdreclassering. De maatschappelijk werkers binnen de afdelingen zijn eindverantwoordelijk en kunnen casemanagementactiviteiten (inschakelen derden) inzetten om het (hulpverlenings)plan (van aanpak) te realiseren. Casemanagement is ook niet iets wat je ‘er wel even bij doet’. Het is een activiteit die behoorlijke vaardigheden van een maatschappelijk werker vraagt, zeker als het gaat om het coördineren en het voeren van de regie. Het in één persoon combineren van casemanagementtaken met hulpverlenerstaken is cliëntvriendelijk maar kan voor een maatschappelijk werker (methodisch) ingewikkeld zijn. Hiervoor is ondersteuning in de vorm van o.a. deskundigheidsbevordering nodig. De ruimere opvatting van casemanagement zoals die nu in de wetstekst verschenen is, biedt ons goede mogelijkheden om de huidige uitvoering van casemanagement te kunnen voortzetten. Daarnaast biedt de wet het benodigde juridische fundament voor een betere en stevigere positionering van de casemanager van Bureau Jeugdzorg. Met name als het gaat om onze positionering naar de opnemende jeugdzorg voorzieningen biedt de wet nieuwe kansen. Daarentegen is een vergelijkbare positie naar de instellingen in het lokale veld niet mogelijk omdat de juridische grond daarvoor ontbreekt. Dit maakt de uitvoering van het casemanagement bij de niet geïndiceerde zorg in wezen veel complexer. De komende jaren zullen de bureaus jeugdzorg hun weg hier in moeten gaan vinden in nauwe samenwerking met het lokale veld. Werkgroep casemanagement, Bureau Jeugdzorg Utrecht, Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 9 Moniek Streng - Harry vd Bosch - Margriet Henneman Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 10 Gebruikte bronnen Korte, de & Wildt, de. 2001. Casemanagement in de jeugdzorg. De knelpunten en behoeften van de medewerkers. Interne publicatie Bureau Jeugdzorg Utrecht Linde, van der & Theunissen, & Veen, van der & Wilde, de. 2002. Casemanagement: een gevarieerd aanbod. Interne publicatie Bureau Jeugdzorg Utrecht. Menger, R. 2001. Casemanagement in beeld. Quick scan naar toepassing in de Bureaus Jeugdzorg. NIZW. Utrecht. Schaft, van der & Yperen, van & Nota. 1999. Casemanagement in de toegang tot de jeugdzorg. NIZW. Utrecht. Wetsvoorstel Wet op de jeugdzorg, versie 24 juni 2003 Concept Referentiewerkmodel Bureau Jeugdzorg, Ordina, 8 augustus 2003 Notitie casemanagement Bureau Jeugdzorg Utrecht, 2e versie 29 september 2003/ 11