Confucianisme en de Westerse Democratie Kan het Confucianisme bijdragen aan Democratisering in China? 12-06-2015 Felix Verhagen S4265904 11386 woorden Thesisbegeleider: Prof. dr. Marcel Wissenburg Radboud Universiteit Nijmegen “Do not impose on others what you yourself do not desire” 己所不欲, 勿施於人 De Analecta van Confucius (Ames & Rosemont, 2010, p.153) 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding...................................................................................................................................................... 5 2. De Democratie vanuit westers perspectief ................................................................................... 7 2.1 Constitutioneel...................................................................................................................................... 7 2.2 Substantief .............................................................................................................................................. 7 2.3 Procedureel ............................................................................................................................................ 7 2.4 Procesoriëntatie ................................................................................................................................... 8 3. Het Confucianisme .............................................................................................................................. 10 3.1 De Ta Tsjiau, de Grote Leer ........................................................................................................... 10 3.2 De Tsjoeng Joeng (Het Onveranderlijke Midden) ................................................................ 11 3.2.1 Een Junzi handelt medemenselijk ...................................................................................... 11 3.2.2 Een Junzi vergaart kennis ...................................................................................................... 12 3.2.3 Een Junzi toont moed .............................................................................................................. 13 3.3 De Loen-Ju (De Analecta) ............................................................................................................... 13 3.3.1 Omgangsvormen ....................................................................................................................... 14 3.3.2 Riten ............................................................................................................................................... 14 3.3.3 Muziek ........................................................................................................................................... 15 3.4 Meng’tze (Mencius) .......................................................................................................................... 15 3.5 De Vijf Klassieken ............................................................................................................................. 15 4. Overeenkomsten en Verschillen tussen het Confucianisme en de Democratie .......... 17 4.1 Constitutioneel................................................................................................................................... 17 4.2 Substantief ........................................................................................................................................... 18 4.3 Procedureel ......................................................................................................................................... 19 4.3.1 Het Politieke Systeem.............................................................................................................. 19 4.3.2 Korte Termijn Wensen versus Lange Termijn Doelen ............................................... 20 4.3.3 De Beslissingsprocedure ........................................................................................................ 21 4.4 Procesoriëntatie ................................................................................................................................ 22 5. Waardevolle Confuciaanse beginselen voor de westerse Democratie ........................... 24 5.1 Riten, Wederzijds Begrip en Consensus .................................................................................. 24 5.2 Langetermijndenken ....................................................................................................................... 25 6. Waardevolle Democratische beginselen voor het Confucianisme ................................... 27 6.1 Een Constitutie dient de Confuciaanse waarden .................................................................. 27 6.2 Universele Rechten van de Mens ................................................................................................ 28 3 7. Het Confucianisme en Democratisering in China .................................................................... 30 7.1 Het Confucianisme ondermijnt Democratisering in China ............................................... 30 7.2 Het Confucianisme stimuleert Democratisering in China ................................................. 31 8. Conclusie ................................................................................................................................................. 33 8.2 Evaluatie en Aanbevelingen voor verder Onderzoek ......................................................... 34 Literatuurlijst ................................................................................................................................................. 36 4 1. Inleiding In 2008 werd het gedachtegoed van Confucius veelvuldig geciteerd tijdens de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Beijing. China liet aan de buitenwereld weten dat het trots is op de filosofie van Confucius. De wijsgeer verspreidde zijn deugdethiek 550 jaar v.C. in het oude China. Mensen dienden volgens Confucius te handelen met wijsheid, oprechtheid, familietrouw, medemenselijkheid en fatsoen. Als je deze waarden in je hart sluit, zal de samenleving als geheel bloeien, stelt Confucius. De huidige Chinese Communistische Partij onder leiding van president Xi Jinping onderschrijft zijn beginselen en draagt ze uit. In september 2014 hield president Xi Jinping een speech bij het consultatieve adviesorgaan - the Chinese People’s Political Consultative conference, CPPCC - van de Chinese Communistische Partij. Hij citeerde rechtstreeks uit de Analecta van Confucius: “Do not impose on others what you yourself do not desire.” De filosofie van Confucius en China zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar is zijn gedachtegoed ook verenigbaar met de Westerse democratie? Het einde van de Koude Oorlog tussen het democratische westen en de communistische Sovjet-Unie werd door de Verenigde Staten ingeluid als de definitieve overwinning van de democratie. Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 werd de democratie als enig legitieme bestuursvorm gezien door de Verenigde Staten. De promotie en verspreiding van de democratie wereldwijd werd een belangrijk aspect van het Amerikaanse buitenlands beleid. West-Europa, Australië en Canada onderschrijven deze promotie. Maar, in China is de democratie als enig legitieme bestuursvorm nog niet geaccepteerd. De staatsideologie is officieel marxistisch-leninistisch. Het confucianisme zou kunnen bijdragen aan de instandhouding van deze staatsideologie. Het veronderstelt namelijk hiërarchische sociale relaties tussen vader en zoon, man en vrouw, oudere en jongere broer, tussen vrienden van verschillende leeftijd en tussen heerser en onderdaan. De laatstgenoemde natuurlijke sociale relatie van Confucius, is van groot belang om de marxistisch-leninistische staatsideologie in stand te houden. Het absolute monopolie van de macht ligt bij de Chinese Communistische Partij en de bevolking dient deze ideologie als onderdaan te accepteren. Critici stellen dat deze blinde gehoorzaamheid aan het gezag de bereidheid tot het nemen van initiatief en het ontwikkelen van creativiteit bij burgers belemmert. Het democratiseringsproces in China zou hierdoor worden vertraagd (Lau, 1991). Aan de andere kant veronderstelt het Confucianisme dat politieke leiders altijd moeten handelen in het belang van de bevolking. Zij moeten bij elke beleidsbeslissing afwegen of het welzijn van de burger zal worden vergroot. Deze opvatting deelt het confucianisme 5 met de democratie. Een deugdzame politieke leider handelt in het belang van zijn land en verrijkt zich nooit ten koste van anderen. Daarnaast kan de ethische leer met belangrijke Confuciaanse beginselen bijdragen aan het democratiseringsproces. Op dit moment plukt China de vruchten van liberale democratische waarden. Het vrije economische verkeer zonder overheidsinterventie is hier een goed voorbeeld van. Deze waarden staan echter op gespannen voet met het marxistisch-leninistische gedachtegoed van de Chinese Communistische Partij. Mocht China meer democratische waarden omarmen dan vraag ik me af in hoeverre het confucianisme hier een rol in kan vervullen. Ik onderzoek of het confucianisme kan bijdragen aan democratisering in China. Om deze vraag te beantwoorden heb ik me eerst geconcentreerd op het begrip democratie. Wat verstaan we precies onder dit begrip? Ik heb gekozen voor de definitie van democratie in het boek van Charles Tilly (2007). Hij beschrijft de democratie aan de hand van vier dimensies: constitutioneel, substantief, procedureel en procesoriëntatie. Deze vier dimensies kan ik overzichtelijk vergelijken met de opvattingen van het confucianisme. Dit is een filosofische stroming die de leer van Confucius volgt. Ik heb eerst wetenschappelijke literatuur van Confucius bestudeerd om het confucianisme te begrijpen. Lee Dian Rainey 2010, Ames & Rosemont 2010 en Schotman 1974 gaven een uitgebreid wetenschappelijk beeld van deze wijsgeer. Daarna heb ik literatuur geselecteerd waarmee ik de opvattingen van het confucianisme op deze dimensies kon gaan vergelijken. De literatuur van politiek wetenschapper Daniel Bell (2006, 2010, 2013) vormt hiervoor het fundament. Zowel zijn eigen werk als de samengestelde boeken beschrijven de beginselen van het confucianisme eenduidig. De uitdagingen voor China om te democratiseren worden ook uitgebreid in zijn boeken behandeld. Mijn thesis bestaat uit 8 hoofdstukken. In het tweede hoofdstuk definieer ik het begrip democratie. Daarna behandel ik de filosofie van Confucius in Hoofdstuk 3. Zijn discipel Zhu Xi heeft het de ethische leer en de staatsideologie van Confucius in vier boeken zorgvuldig opgeschreven. In het vierde hoofdstuk vergelijk ik de democratie met het confucianisme. Welke overeenkomsten en verschillen bestaan er tussen deze bestuursvorm en de ethiek van het confucianisme? Zouden deze verschillen de democratie of het confucianisme kunnen verrijken? Ik kijk in Hoofdstuk 5 of de democratie enkele waarden van het confucianisme zou kunnen omarmen. Omgekeerd, onderzoek ik in Hoofdstuk 6 of het confucianisme waarden van de democratie kan accepteren. Vervolgens zal ik in Hoofdstuk 7 mijn onderzoeksvraag beantwoorden en sluit ik in Hoofdstuk 8 af met de conclusie. 6 2. De Democratie vanuit westers perspectief Democratie is afgeleid van het Griekse woord demokratia, waarbij demos staat voor de mensen en kratos voor regeren. Het zijn de mensen die het land besturen: ‘rule of the people’. In het westen wordt de democratie als enig legitieme bestuursvorm gezien omdat het een aantal fundamentele waarden verdedigt zoals rechtmatig gezag, politieke gelijkheid, individuele vrijheid, het gemeenschappelijk goed en bindende beslissingen die rekening houden met iedereen in de samenleving. Binnen de politieke wetenschap zijn er veel definities geformuleerd waarin enkele of al deze waarden worden toegerekend aan de democratie. Ik heb gekozen voor de definitie van Charles Tilly (2007). Hij heeft een heldere definitie van democratie geformuleerd aan de hand van vier basisdimensies: constitutioneel, substantief, procedureel en procesoriëntatie. Ik neem zijn concept van democratie als uitgangspunt ter beantwoording van mijn onderzoeksvraag. 2.1 Constitutioneel De eerste dimensie, constitutioneel, richt zich op de inrichting van een staat op basis van een grondwet. De democratie kan worden ingericht als monarchie, oligarchie, republiek en andere regime vormen. Verschillende varianten zijn mogelijk binnen de democratie zolang ze maar zijn bekrachtigd in de grondwet van een staat. Zo bestaat er een democratie in de vorm van een monarchie in het Verenigd Koninkrijk en een democratie als keizerrijk in Japan. Daarnaast maken we een onderscheid tussen een parlementair en een presidentieel stelsel. Al deze verschillende bestuursvormen vinden legitimiteit op basis van wetten in de grondwet. Het is voor de Westerse democratie een middel om de bevoegdheden van de overheid aan de hand van rechtsregels te reguleren. 2.2 Substantief De tweede dimensie, substantief, kijkt naar de waarden die het regime uitdraagt. Rechtmatig gezag, politieke gelijkheid, individuele vrijheid, het gemeenschappelijk goed en bindende beslissingen die rekening houden met iedereen in de samenleving. Deze waarden zijn erop gericht het welzijn van burgers in een staat te vergroten. Daarnaast beweert Tilly (2007) dat een staat veiligheid voor burgers moet kunnen garanderen door een vreedzame beslechting van conflicten. 2.3 Procedureel De derde dimensie, procedureel, kijkt wie er mogen stemmen en hoe burgers kunnen stemmen in een staat. In een democratie moeten verkiezingen open en eerlijk verlopen. Burgers hebben gelijke burgerschapsrechten dus mag er niemand op basis van geslacht, 7 achtergrond of sociale status worden uitgesloten. Het ‘volk’ regeert en besluiten worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Een meerderheid is essentieel om de belangen van het volk te kunnen behartigen. Deze belangen van burgers lopen sterk uiteen. De democratie vraagt daarom doorgaans om een meerpartijenstelsel. Dit is een politiek systeem waarin minstens drie politieke partijen mogen deelnemen aan verkiezingen. Volgens deze dimensie moet de overheid de komst van nieuwe partijen niet belemmeren. Een partij die de wensen en belangen van een groep burgers in de samenleving verdedigt moet gemakkelijk kunnen worden opgericht. Daarnaast moeten ze in gelijke mate met elkaar kunnen concurreren in de media en moeten ze gelijke rechten hebben voor het voeren van campagne. Nadat burgers hun stem voor een partij kenbaar hebben gemaakt, kijkt deze dimensie ook hoe de vertaalslag plaatsvindt tussen de stem van de burger en de volksvertegenwoordiging in het parlement (Tilly, 2007). 2.4 Procesoriëntatie De vierde dimensie, procesoriëntatie, verschilt van de voorgaande dimensies en kijkt of er een minimale set aan democratische waarden in een staat gelden: “the processoriented aproach to democracy differs significantly from constitutional, substantive, and procedural accounts. It identifies a minimum set of processes that must be continuously in motion for situation to qualify as democratic” (Tilly, 2007, p.9). Deze minimale set wordt door politieke wetenschappers op vele manieren gedefinieerd. Er is een korte en een uitgebreide definitie van deze dimensie geformuleerd. De korte definitie wordt door Joseph Schumpeter als volgt omschreven: “The democratic method is that institutional arrangement for arriving at political decisions in which individuals acquire the power to decide by means of a competitive struggle for the people's vote” (Schumpeter, 2013). Schumpeters minimale set van voorwaarden omvat stemrecht, verkiezingen met meer dan één partij en checks and balances door de scheiding der machten. De uitgebreide definitie van de dimensie procesoriëntatie wordt door Robert Dahl (2006) omschreven. Zijn minimale set van voorwaarden omvat: effectieve participatie, gelijkheid van stemrecht en de mogelijkheid om consequenties van alternatieve beleidsbeslissingen te bestuderen en te agenderen. De laatste voorwaarde noemt Robert Dahl (in Tilly, 2007), ‘inclusion of adults’. Dit betekent dat alle volwassenen in een samenleving burgerschapsrechten moeten krijgen, gebaseerd op de voorgaande vier criteria. De laatstgenoemde voorwaarde voorkomt dat grote groepen mensen worden uitgesloten om aan politieke deliberatie deel te nemen. De uitgebreide definitie heeft Tilly overgenomen als de westerse definitie van de democratie. 8 Een samenleving voldoet volgens Dahl (2006) pas aan de abstracte set van minimale voorwaarden als er zes instituties in de samenleving zijn gerealiseerd, te weten: gekozen volksvertegenwoordigers, vrije, eerlijke en regelmatige verkiezingen, vrijheid van meningsuiting, alternatieve bronnen van informatie, autonomie en burgerschap. Zij maken de procesoriëntatie mogelijk. 9 3. Het Confucianisme Het confucianisme is een Westerse term voor een geheel van filosofische beginselen, ideeën en gedragsregels die voortkomen uit het gedachtegoed van Confucius (Berthong, 2000). Deze wijsgeer is al bijna 2500 jaar onlosmakelijk verbonden met de Chinese cultuur. Terwijl in het westen op religieus-ethisch gebied werd gestreden over het christendom, domineert in het oude China de dogmatische leer van Confucius op sociaalethisch gebied. Niet de godheid staat centraal, maar de verhouding tussen mens en mens in de samenleving. Het confucianisme is in geen enkel opzicht religieus, maar streeft naar rechtvaardigheid in het bereiken van de juiste geesteshouding. Gematigd leven, eerlijk handelen en nobel gedrag vertonen zijn hiervoor belangrijk volgens Confucius (Schotman, 1974). Confucius leefde van 551 tot 479 voor Christus. Het gedachtegoed van Confucius is door zijn discipelen overgeleverd en in de Song dynastie (960-1279) opgeschreven door Zhu Xi. De klassieke canon van vier boeken, De Sze-Sjoe, die door hem werden opgesteld, golden als de verplichte leerstof voor ambtenarenexamens (Schotman, 1974). Ik bespreek eerst de inhoud van deze vier boeken om het confucianisme als filosofische stroming beter te kunnen begrijpen. 3.1 De Ta Tsjiau, de Grote Leer Het eerste boek van discipel Zhu Xi heet de Ta Tsjiau, De Grote Leer. Dit boek wordt gezien als de kern van Confucius’ gedachtegoed. De opvattingen van Confucius moeten worden gezien in het licht van zijn tijd. Het was een tijd van grote economische omwentelingen en nieuwe sociale verhoudingen waarbij waarden in verval raakten. Er heerste onrust en verwarring. Dit boek is er dan ook op gericht om ethische vraagstukken te beantwoorden om een vreedzaam bestaan van mensen naast elkaar mogelijk te maken. Hoe moet ik leven? De weg van de grote leer stelt ons in staat goedheid uit te stralen, de mensheid lief te hebben en op het juiste pad te volharden, zegt Confucius. Het boek is abstract en zit vol clichés bijvoorbeeld: de mens streeft naar perfectie door zijn hart te volgen, de mens moet hoofd- van bijzaken kunnen scheiden, de mens bewaakt zijn innerlijk leven zorgvuldig en houdt zicht op zijn gedachten. De essentie van de Ta Tsjiau zijn de familieverhoudingen. Een juiste geesteshouding bereiken, begint bij de familie. Als er vrede in de familie is kun je de werkelijkheid gaan doorgronden. De familieverhoudingen zijn ook gericht aan de vorst: “Als de vorst zijn familie niet kan onderwijzen dan zal dat ook bij anderen niet lukken (Schotman, 1974, p.57). 10 Volgens het confucianisme is een harmonieuze samenleving gebaseerd op harmonie in de familie: “If there is harmony in the family, it is easier to establish harmony in society at large” (Bell, 2010, p.77). Confucius gaat uit van een harmonieus gezin, maar wat als er geen harmonie bestaat tussen vader en zoon? Confucius bespreekt niet de grenzen van ouderlijk respect. In de Ta Tsjiau geeft Confucius de hoogste prioriteit aan de relatie tussen vader en zoon. De wetten en regels zijn lager gerangschikt. Wanneer mag het concept van ouderlijk respect dan doorbroken worden? Discipelen van Confucius verzachten deze uitspraak. Indien de relatie tussen vader en zoon immorele grenzen overschrijdt, hoeft de zoon geen onvoorwaardelijk respect te tonen aan zijn ouders (Lee Dian Rainey, 2010). 3.2 De Tsjoeng Joeng (Het Onveranderlijke Midden) Het tweede boek van Zhu Xi heet de de Tsjoeng Joeng, De Leer van het Onveranderlijke Midden. Het boek bestaat uit drieëndertig hoofdstukken. De eerste twaalf hoofdstukken in dit boek tonen sterke verwantschap met de filosofie van Aristoteles. Zijn deugdethiek van de Gulden Middenweg correspondeert met Confucius’ concept van het midden. Het midden is datgene wat naar geen enkele zijde overhelt. Het onveranderlijke midden is dat, wat steeds zichzelf blijft. Je moet gepast handelen binnen je positie en geen grenzen overschrijden. Je moet leven zonder vooroordelen of halsstarrigheid. Je moet niet door vreugde, droefheid of genot worden bewogen. Alleen dan ben je in evenwicht en ontstaat harmonie, stelt Confucius (Schotman, 1974). Daarnaast formuleert Aristoteles de Gulden Regel: “behandel anderen zoals je door hen behandeld wil worden.” Deze regel correspondeert met de Gouden Regel van Confucius: “do not impose on others what you yourself do not desire” (Ames & Rosemont, 2010, p.153). De aansluitende zeventien hoofdstukken zijn gericht op de juiste weg, om een waarlijk edel mens - een Junzi - te worden. Er zijn drie wegen die je volgen Confucius moet bewandelen om een waarlijk deugdzaam mens te worden namelijk: medemenselijk handelen, kennis vergaren gedurende je hele leven en moed tonen. Ik zal de drie wegen achtereenvolgens bespreken. 3.2.1 Een Junzi handelt medemenselijk Samengevat zijn er drie wegen die je volgens Confucius moet volgen om een Junzi te worden. Ten eerste, medemenselijk handelen – beginsel Ren -. Dit is de belangrijkste ethische deugd binnen het confucianisme. Hiervoor moet je vrienden behandelen zoals je zelf behandeld zou willen worden. Het beginsel Ren wordt door Confucius omschreven als: “the love of all men” (Ames & Rosemont, 2010, p.160). Een mens is deugdzaam enkel wanneer hij ook goed is voor anderen. ‘A virtuous man should show concern for, respect, help and understand others, he should be sincere with and faithful 11 to others (Cheng Hanbang, 1991, p.194). Medemenselijk word je door te handelen vanuit trouw en verdraagzaamheid. Trouw betekent dat je actief nadenkt over anderen en verdraagzaamheid betekent dat je jezelf verplaatst in het gedachtegoed van de ander. De harmonieuze relatie tussen trouw en verdraagzaamheid creëert het idee van de medemenselijke man. Medemenselijkheid bestaat er op veel verschillende sociale vlakken. In onderstaande figuur zijn deze weergeven: (Lau Kwok-Keung, 1991, p.213) De term naast de pijl verwijst naar de morele uitingsvorm van medemenselijk gedrag binnen de sociale relaties. Man en vrouw tonen respect naar elkaar. Broers en zussen handelen met broederschap. Vrienden kunnen elkaar vertrouwen. Spaarzaam gedrag is medemenselijk omdat je zo voldoende grondstoffen bewaart voor anderen. Burgers zijn loyaal aan de staat. Kinderen tonen respect voor hun ouders en omgekeerd ontfermen de ouders zich over hun kinderen met liefde (Lau Kwok-Keung, 1991). In de laatste vier hoofdstukken van de Tsjoeng Joeng bespreekt hij deze belangrijke familieverhouding met de term: hsiau, de eerbied voor ouderen. 3.2.2 Een Junzi vergaart kennis Een Junzi verbreedt en verdiept zijn kennis zodat al zijn innerlijke twijfel wordt weggenomen. Hard studeren brengt je namelijk dichter bij de ware kennis waardoor je niet meer onzeker hoeft te zijn. Opvoeding en onderwijs zijn volgens Confucius de voornaamste middelen om medemenselijkheid te ontwikkelen: “Confucius laid emphasis on learning and thinking… as long as one learns extensively, and has firm resolution, inquires with earnestness and reflects with self-application, he will have benevolence” (Cheng, Hanbang, 1991, p.200). 12 3.2.3 Een Junzi toont moed Een waarlijk edel en deugdzaam man heeft moed nodig om zich te bevrijden van alle vrees. Confucius associeert de term moed niet met fysieke kracht of eerbetoon. Hij beschrijft moed als een wil om deugdzaam te handelen. Je bent een lafaard als je weet wat deugdzaam gedrag is, maar weigert ernaar te handelen: “To see what is right, but not to do it, shows a lack of courage” (Lee Dian Rainey, 2010, p.32). De laatste vier hoofdstukken van de Tsjoeng Joeng bespreekt het concept van de hsiau: eerbied voor de ouderen. Hsiau, is het op waardige wijze voortzetten van de onvoltooide taak van onze voorouders en wat zij bereikten om dit over te dragen aan de nakomelingen (Schotman, 1974). Kinderen handelen met eerbied wanneer ze de volgende vijf gedragingen vervullen: de zoon doet zijn uiterste best om respect te tonen aan zijn ouders. Hij bezorgt zijn ouders vreugde en blijdschap. Wanneer zijn ouders ziek worden, toont hij bezorgdheid. Tijdens de begrafenis is zijn hart gebroken. Hij zal altijd dankbaarheid tonen en met eerbied over zijn ouders blijven praten. Eerbied voor ouderen, is geen abstract concept. Kinderen hebben een natuurlijke affectie voor hun ouders. Zij hebben je het leven gegeven: “It is parents who give life, what could be greater” (Lee Dian Rainey, 2010, p.25). Je moet dankbaar zijn voor het leven wat je op geen enkele andere manier aan je ouders zou kunnen terugbetalen. De eerbied voor ouderen is voor Confucius de belangrijkste sociale relatie waarmee medemenselijkheid kan worden ontwikkeld. Door de hsiau leert een kind hoe hij de belangen van anderen boven zijn eigen wensen moet plaatsen. De hsiau wordt daarom door Confucius gezien als de kern waar alle andere deugden uit voortvloeien. 3.3 De Loen-Ju (De Analecta) De Tsjiau en de Tsjoeng Joeng gelden als abstracte richtlijnen. Het derde boek, De Analecta (Loen-Ju) focust op sociale gedragingen en relaties waarmee de ethische leer zal worden nageleefd. De juiste etiketten, riten, tradities en muziek worden in dit boek behandeld. Confucius gebruikt hiervoor het beginsel Li. Het omvat de beschaafde omgangsvormen die geïnternaliseerd moeten worden. Deze omgangsvormen verschillen van persoon op persoon. Confucius stelt namelijk dat er nu eenmaal sociale verschillen tussen mensen bestaan waaruit hiërarchische patriarchale verhoudingen voortvloeien. Dit noemt hij de vijf kardinale relaties, te weten: de relatie van vader op zoon, man op vrouw, oudere op jongere broer, tussen vrienden van verschillende leeftijd en tussen heerser en onderdaan (Lee Dian Rainey, 2010). 13 3.3.1 Omgangsvormen In De Analecta worden vele omgangsvormen besproken, bijvoorbeeld: je neemt nooit meer vlees dan de hoeveelheid brood of rijst op je bord, je beddenlakens moet overeenkomen met anderhalf maal je lichaamslengte en thuis draag je een gewaad waarvan de rechtermouw korter is dan de linker (Schotman, 1974). Het beginsel Li richt zich op gedragsnormen en niet op wetten. Confucius beweert dat wetten niet belangrijk zo lang iedereen zijn positie in de maatschappij accepteert en zich daarmee overeenkomstig gedraagt. Door de internalisatie van deze gedragsnormen kun je volgens Confucius een volwaardig mens worden. Deugdzame mensen mogen volgens het beginsel Li politieke leiders bekritiseren in de uitvoering van hun beleid. 3.3.2 Riten Confucius veronderstelt dat mensen vreedzaam met elkaar kunnen samenleven door middel van riten. De riten regelen de gevoelens van het volk. Ze zijn belangrijk om onze dierlijke instincten in goede banen leiden. Riten zijn context afhankelijk en kunnen van persoon op persoon verschillen. In het westen wordt de notie van het woord rituelen vaak verkeerd geïnterpreteerd. Het woord brengen we onterecht in verband met religie, maar Confucius ziet de riten als een handeling of een vorm van etiketten die het gevoel van gemeenschappelijkheid vergroot: ‘ritual should be animated with reverent feeling, so that emotions are creditated that forge a sense of commonality among otherwise different participants (Bell, 2010, p.40). Het schudden van een hand in het westen of het maken van een buiging in Japan zijn vormen van riten. Door deze omgangsvormen kunnen we een gevoel van verbondenheid ontwikkelen. De riten zijn van sociaal praktisch belang en zal wederzijds begrip vergroten. Sterker nog, zonder riten zouden we ons beledigd kunnen voelen. In China bestaat de rite om als zoon of dochter het Chinees Nieuwjaar samen met familie te vieren. De ouders geven tijdens deze feestelijke dag een rode envelop met geld, ‘hongbao’, aan hun ongetrouwde kind. Het niet schenken van een envelop zou als een belediging worden opgevat. Deze traditie vergroot het gevoel van gemeenschap en is dus een belangrijke Chinese rite. Confucius stelt dat een samenleving harmonieus, vredelievend en welvarend zal worden als de regering van een staat riten zou implementeren: if there is a set of codes of behaviour, the rites, there will be mutual understanding and harmonious co-existence between men (Cheng Hanbang, 2010, p.198). De riten kunnen een belangrijke aanvulling zijn voor de democratie. In Hoofdstuk 5 kom ik hier op terug. 14 3.3.3 Muziek Confucius benadrukt het belang van muziek. Muziek brengt mensen tot elkaar. De tonen komen uit het menselijk hart, het staat direct in verband met de beginselen van goed gedrag. Muziek moet uitdrukking geven aan de harmonie van het al bestaande. Daarom moet het in overeenstemming zijn met de seizoenen. Daarnaast weerspiegelen opgewekte of ontroerende klanken de vrede of boosheid van een land. Samengevat zijn De Analecta gericht op vier grondslagen waarmee de staatsorde goed geregeld zal zijn: het concept van Li bewerkstelligt sociaal wenselijke gedrag, het ritueel vergroot het gevoel van gemeenschappelijkheid, de muziek brengt harmonie in de samenleving en de vorst bestuurt zijn staat deugdzaam. 3.4 Meng’tze (Mencius) Het vierde boek wordt gevormd door de uitspraken en geschriften van Meng’tze. Meng’tze was de belangrijkste Confuciaanse denker na Confucius. Hij leefde van 372-289 v.C. Meng’tze verdedigde de leer van Confucius niet zo zeer om de medemenselijke waarden en internalisatie van gedragsnormen maar in de vorm van plichten. Je moet niet alleen respect tonen aan ouderen, je hebt ook de plicht om goed voor je ouders te zorgen. 3.5 De Vijf Klassieken De vier boeken van Zhu Xi zijn gebaseerd op de vijf klassieken van Confucius. De vijf boeken hebben de volgende namen: de lente- en herfstannalen (Chunqiu), het boek der riten (Sanli), het boek der veranderingen (Yijing), het boek der documenten (Shijing) en het boek der verzen (Shijing). Of de werken daadwerkelijk door Confucius zijn opgeschreven kan niet met zekerheid worden aangenomen. Na de dood van Confucius brak de Periode van de Strijdende Staten aan in de Oostelijke Zhou dynastie (479 – 221 B.C.) Nadat koning Jian in de oud Chinese deelstaat Qi werd verslagen door koning Qin Shi Huangdi in 221 v.C. benoemde hij zich tot eerste keizer van een verenigd China. De verering van Confucius deed afbreuk aan zijn keizerlijke aanzien. Hij gaf daarom de opdracht om alle boeken van Confucius te verbranden. Gelukkig kenden de 74 discipelen van Confucius de boeken vrijwel uit het hoofd waardoor het gedachtegoed nooit verloren is gegaan. Echter, de lange geschiedenis van Confucius in China verklaart dat er niet één nauwgezette vorm van het confucianisme bestaat: ‘Confucianism is a discourse with a thousand faces’ (Lee, Dian Rainey, 2010, p.192). 15 Of de waarden van het confucianisme kunnen bijdragen aan democratisering in China wil ik proberen te beantwoorden aan de hand van de vier klassieke boeken geschreven door discipel Zhu Xi. Hij heeft de filosofie van Confucius zorgvuldig geordend en becommentarieerd. Wanneer ik de term confucianisme gebruik verwijs ik dus naar de boeken van Zhu Xi. Ik gebruik de familieverhoudingen uit het eerste boek (De Grote Leer), de medemenselijkheid en eerbied voor ouderen, de hsiau, uit het tweede boek (Het Onveranderlijke Midden), de toepassing van het beginsel Li, de rituelen, tradities en muziek uit het derde boek (De Analecta) en het plichtsdenken van Mencius uit het vierde boek (Meng’tze). 16 4. Overeenkomsten en Verschillen tussen het Confucianisme en de Democratie De beginselen van het confucianisme bestaan uit een ethische leer en een staatsideologie. De ethische leer beantwoordt de vraag hoe een deugdzaam mens moet leven. De belangrijkste ideeën concentreren zich op familieverhoudingen, het onveranderlijke midden, eerbied voor ouderen, rituelen, etiketten, muziek en de weg naar harmonie. In het vorige hoofdstuk heb ik deze beginselen besproken. De staatsideologie van het confucianisme behandel ik in dit hoofdstuk. Ik vergelijk de staatsideologie van Confucius met de westerse democratie aan de hand de vier dimensies van Tilly (2007) besproken in Hoofdstuk 1. 4.1 Constitutioneel De geschreven grondwet is voor de westerse democratie belangrijk om de bevoegdheden van de overheid te reguleren aan de hand van rechtsregels. De fundamentele rechten en principes van rechtvaardigheid gelden zodanig voor elke burger in een soevereine staat. Daarnaast zijn checks and balances opgenomen in de grondwet waarmee de macht van de regering wordt ingeperkt. Het parlement controleert de regering in de uitvoering van haar macht. Indien de regering fouten maakt waarmee het welzijn van de bevolking in het geding komt, kan het parlement de regering tot aftreden dwingen. Het confucianisme beweert dat checks and balances belangrijk zijn, maar de invulling van deze controlemachismen verschilt van de westerse democratie. Het confucianisme concentreert zich niet op rechtsregels in een grondwet, maar op gedragsnormen (Hamh, Chaihark, 2004). Deze normen worden onderwezen door Confuciaanse geleerden. Het omvat de wijze waarop mensen met elkaar en de natuur moeten omgaan. Het oefenen en herhalen van deze normen moet een proces van internalisatie teweegbrengen. Internalisatie betekent dat een leider niet langer hoeft na te denken over goede beleidsbeslissingen omdat hij de confuciaanse gedragsnormen in zijn hart heeft gesloten. Confucius duidt dit proces aan met het beginsel Li. Indien je gedisciplineerd leeft volgens het beginsel Li, kun je een volwaardig mensen worden volgens het confucianisme. De internalisatie van het beginsel li is een voortschrijdend leerproces. Een leider kan altijd meer kennis vergaren om deugdzamer te handelen ten opzichte van andere mensen en de natuur. Confucius beweert dat een deugdzame man zichzelf altijd kan 17 verbeteren: “the quest for self-improvement is never-ending, there will always be better people and better ideas worth learning from, there is no ‘end point’ or Confucian destination” (Bell, 2010, p.153). Of het beleid van de politiek leider deugdzaam is, moet daarom telkens door Confuciaanse geleerden geëvalueerd worden. Het controlemechanisme van het confucianisme bestaat hiermee in tegenstelling tot de democratie niet uit een parlement, maar uit Confuciaanse wijsgeren. Zij hebben het recht om de leider van een staat te beperken in zijn macht. Het beginsel Li is dus naast een onderwijsmethode voor sociaal wenselijk gedrag ook een mechanisme waarmee de leider in zijn macht wordt beperkt. De confuciaanse wijzen controleren of een leider deugdzame beslissingen neemt. Beslissingen die het welzijn van alle burgers zullen dienen. Het beginsel Li vervult volgens Confucius hierdoor aan de ene kant een educatieve - en aan de andere kant een constitutionele rol (Hamh Chaihark, 2004). 4.2 Substantief De substantieve dimensie van Tilly (2007) kijkt naar de waarden die de overheid uitdraagt. In de westerse democratie worden belangrijke waarden aan de hand van rechtsregels uitgedragen. De burger heeft een recht op individuele vrijheid om zijn mening te uiten of een religie te belijden. onafhankelijke rechtspraak maakt een vreedzame beslechting van conflicten mogelijk en de staat heeft als enige het recht om geweld toe te passen. De rechtsregels zullen op deze manier het welzijn van burgers vergroten. Het welzijn van burgers zal volgens de beginselen van het Confucianisme niet door rechten worden vergroot, maar door plichten. In het vierde boek van Zhu Xi beschrijft de Confuciaanse discipel Mencius dat kinderen een plicht hebben om hun ouders respectvol te behandelen. Zij moeten zorg dragen voor hun welzijn. In tegenstelling tot de westerse democratie wordt de verantwoordelijkheid van kinderen om ouders te helpen niet alleen uitgedrukt in de afdracht van belastingen voor de staatsfinanciering van pensioenen. Deze afspraken zijn in een westerse democratie gebaseerd op rechtsregels waaraan iedereen zich dient te houden. In China en andere Oost-Aziatische landen waar het confucianisme wordt uitgedragen, heb je ook een morele plicht om zorg te dragen voor je ouders. Binnen de familie wordt enkel een financiële tegemoetkoming van kinderen voor ouders niet erg gewaardeerd. Deze vorm van affectiviteit is niet bij wet vastgelegd, maar komt als een confuciaanse plicht tot uiting in de familie (Ho Lusina, 2004). 18 Affectiviteit als plicht geniet voor het confucianisme de hoogste prioriteit. De democratische rechten zoals een gelijkwaardige behandeling van burgers in een samenleving en de nadruk op individuele vrijheid, kunnen gevoelens van affectiviteit ondermijnen. Ik licht dit graag toe aan de hand van een voorbeeld: in de Nederlandse arbeidsvoorwaarden staat dat je na één jaar werken recht hebt op vakantietoeslag. Dit is niet te vergelijken met het ontvangen van een bonus die je werkgever spontaan uitkeert voordat je op vakantie gaat. In het eerste geval is de vakantietoeslag een recht. Wanneer de werkgever geen vakantietoeslag uitkeert, voelt het alsof je iets wordt ontnomen. In het tweede geval komt het geld je toe vanuit oprecht vertrouwen en loyaliteit waarbij de waardering voor je werkgever zal toenemen. Volgens het confucianisme moet er een basis zijn van rechten om fysieke uitbuiting van werknemers door werkgevers te voorkomen. Maar wanneer rechten de kans op een affectieve band tussen werkgever en werknemer belemmeren in de vorm van bijvoorbeeld een recht op vakantietoeslag, moeten deze rechten worden teruggedrongen (Bell, 2010). De overeenkomst tussen het confucianisme en de democratie op deze dimensie is het vergroten van burgerlijk welzijn. Hoewel, het confucianisme en de democratie verschillen in de manier waarop het welzijn van burgers zal worden vergroot. In een democratie wordt het burgerlijk welzijn door rechtsregels vergroot terwijl Confucius de nadruk legt op plichten. De morele plicht van kinderen om ouders met eerbied te behandelen vergoot een gevoel van liefde voor elkaar. Deze plichten ontstaan door opvoeding en educatie in de familie. Daarom ziet Confucius de families als een bron waaruit al het burgerlijk welzijn zal voortvloeien. 4.3 Procedureel 4.3.1 Het Politieke Systeem De procedurele dimensie van Tilly (2007) bekijkt wie er mogen stemmen en hoe burgers kunnen stemmen in een staat. Opnieuw zijn de overeenkomsten tussen de democratie en het confucianisme schaars. Zowel in een democratie als volgens de leer van het confucianisme moet elke burger toegang krijgen om hogere posities in een samenleving te bekleden. Burgers genieten allemaal dezelfde mogelijkheden in een democratie. Ze worden gelijkwaardig behandeld. Volgens Confucius betekent een gelijkwaardige behandeling in mogelijkheden niet dat iedereen hogere posities zou kunnen bekleden. Iedere burger komt afhankelijk van zijn talenten en capaciteiten namelijk ongelijk uit het onderwijsproces. Volgens het confucianisme moet je burgers selecteren op basis van hun prestatie. Je moet de meest deugdzame mensen benoemen om het land te besturen. Zij zullen op basis van hun verdienste het welzijn van alle burgers het beste kunnen 19 dienen: “the virtue of the Junzi is like the wind and the virtue of the common people is like the grass: when the wind moves, the grass is sure to bend” (Lee, Dian Rainey, 2010, p.195). Het confucianisme veronderstelt dus dat een meritocratie het beste politieke systeem is in een staat. In een democratie berust alle autoriteit op de instemming van het volk: in a democratic regime, the justification of rule rests on the expressed opinions and actions of citizens (schmitter, 2013, p.363). Politieke leiders worden dus niet gekozen op basis van verdienste. Door middel van open en eerlijke verkiezingen kunnen burgers hun stem uitbrengen op elke kandidaat die zich als politiek leider geschikt acht. De macht ligt bij het volk. Zij beslissen of de kandidaat als volksvertegenwoordiger mag zetelen in het parlement. In een democratie is het dus ook mogelijk dat incompetente, of corrupte leiders aan de macht komen, want elke burger heeft de gelegenheid om zijn stem uit te brengen bij verkiezingen. 4.3.2 Korte Termijn Wensen versus Lange Termijn Doelen De liberale democratie en het meritocratisch confucianisme staan lijnrecht tegenover elkaar bij de uitvoering van goed beleid. In een democratie moeten politici de wensen, voorkeuren en de verlangens van de bevolking moet behartigen zonder oog voor lange termijn doelstellingen. De beginselen van het confucianisme berusten juist op deze langetermijndoelstelling. Deugdzame politieke leiders mogen beleid uitvoeren dat op korte termijn de verlangens van burgers kan schaden mits het welzijn van de bevolking op langere termijn wordt vergroot. Het confucianisme gebruikt hiervoor het beginsel Minben uit het boek van Mencius: ‘Minben, which originates from the pre-Confucian period, means treating people (min) as “roots” (ben). Mencius endorses this view when he says, “the people are more important than the state and the state is more important than the king. Thus people, not the sovereign, form the foundation of the state (Doh Shull Chin, 2013, p.263). Regeringsleiders mogen volgens het Minben beginsel beslissingen nemen die het welzijn van burgers op de korte termijn kan schaden. Indien de regering op lange termijn voorspoed voor de bevolking kan garanderen, is een kortdurend welzijnsoffer volgens het confuciusme gerechtvaardigd. ln de Chinese geschiedenis heeft deze gedachtegang geleid tot ernstige gevolgen. Mao Zedong, partijleider van de Chinese communistische partij, lanceerde in 1958 een vijfjarenjarenplan: De Grote Sprong Voorwaarts. Mao hervormde de economie naar een socialistisch model met als doel het welzijn van de bevolking op lange termijn te kunnen garanderen: ‘short term pain for long-term gain (Ruiping, 2013, p.95). De voorgestelde hervormingen waren onverbiddelijk. De 20 kortetermijnoffers leidden tot grote voedselschaarste. Miljoenen mensen stierven uit hongersnood. Bovendien overschatte Mao de lange termijn doelstellingen die met de hervormingen bereikt zouden worden. Het Minben beginsel vereist inschattingsvermogen van de leider. Mao ontwrichte de samenleving door grote welzijnsaantasting op de korte termijn waarmee de langetermijndoelstelling niet meer gerealiseerd kon worden. In het liberaal-democratische model worden welzijnsoffers vermeden. Een politicus dient het welzijn van de bevolking te vergroten door de belangen van burgers te behartigen. Dit is volgens de beginselen van het confucianisme om twee redenen problematisch. Ten eerste bevordert het politiek opportunisme. De regering moeten voortdurend nadenken of het uitgestippelde beleid tot herverkiezing zal leiden. Je bedrijft op dit moment politiek voor jezelf en niet voor het welzijn van de bevolking. Confucius verwerpt politiek die wordt bedreven om jezelf te verrijken en niet als doel om de samenleving te verbeteren (Schmitter, 2013). Ten tweede zal de voortdurende belangenbehartiging van je achterban, het welzijn van burgers op de lange termijn ondermijnen. Een politicus ontwikkelt geen toekomstbestendig beleid in een democratie (Bell, 2010). De beginselen van het confucianisme beschrijven hoe duurzaam beleid een welvarend leven voor toekomstige generaties kan garanderen. Het beleid dient rekening te houden met iedereen, dus ook burgers die hun stem niet hebben uitgebracht of burgers die niet meer/nog niet kunnen stemmen zoals buitenlanders, minderheden, onze voorvaders en toekomstige generaties (Bell, 2010). 4.3.3 De Beslissingsprocedure De democratie is een bestuursvorm waarbij het volk regeert: ‘rule of the people’. Een stem van elke volwassen burger zal daarom de democratie als geheel dienen. Elke burger ongeacht leeftijd, positie of sekse heeft dezelfde politieke rechten. Het ‘one person one vote’ principe in de liberale democratie wordt door het confucianisme afgekeurd. Hoe kan een 18 jarige student nu dezelfde kwalitatieve beslissing maken bij verkiezingen als een 40 jaar oude geleerde. Er zijn volgens Confucius drie redenen waarom ouderen meer stemrechten verdienen dan jongeren. Ten eerste hebben oudere mensen onderwijs genoten waardoor ze een beleidskeuze beter kunnen afwegen vanuit verschillende invalshoeken. Ten tweede hebben oudere mensen meer levenservaring. Het confucianisme is een ethische filosofie waarbij je leert uit ervaring: ‘learning by doing’. Je kunt de wereld beter begrijpen als je meer levenservaring hebt opgedaan. Ten derde zullen seksuele verlangens je keuze niet langer meer beïnvloeden. Seksueel verlangen en goed handelen zijn, naarmate je ouder wordt, niet meer sterk verweven 21 met elkaar. Confucius beweert daarom dat de stem van oudere mensen zwaarder moet wegen dan jongeren. Een ‘one person three votes’, principe zou daarom voor ouderen moeten gelden (Bell, 2010). 4.4 Procesoriëntatie De vierde dimensie van Tilly, procesoriëntatie, kijkt of er een minimale set aan democratische waarden in een staat gelden. De voorwaarden die Robert Dahl in zijn uitgebreide definitie heeft opgenomen zijn: effectieve participatie, gelijkheid van stemrecht, mogelijkheden om consequenties van alternatieve beleidsbeslissingen te bestuderen en te agenderen. Deze burgerschapsrechten heeft elke burger in een democratie. Burgers uit alle lagen van de bevolking, ongeacht afkomst of sociale positie in de samenleving, mogen door deze rechten deelnemen aan publieke besluitvorming: “democracy rests on a view of political justification that proceeds through deliberation among equal citizens” (Cohen, 1989, p.26). Cohen beweert dat het delen van complexe beleidsvraagstukken belangrijk is in een democratie. Burgers kunnen door deliberatie moeilijke vraagstukken in de samenleving beter begrijpen (held, 2006). Confucius verwerpt het idee dat elke burger in een staat het recht heeft om aan publieke besluitvorming deel te nemen. Het gewone volk beschouwt Confucius in De Analecta als ongeschikt voor politieke deliberatie: “when the way prevails in the world, the common people do not debate affairs of the state” (Tan Sor-Hoon, 2014, p.86). Deliberatie is volgens het confucianisme gelimiteerd tot mensen die sociale- en politieke verantwoordelijkheid kunnen nemen. Zij hebben hiervoor het mandaat van de hemel gekregen. Van het ongeschoolde volk kun je niet verwachten dat zij deze verantwoordelijke taak op zich kunnen nemen: “do not plan the policies of an office you do not hold” (Tan Sor-Hoon, 2014, P.98). Confucius beweert dat deliberatie alleen mag plaatsvinden tussen mensen die Confucius geschikt acht. Hij gebruikt hiervoor het beginsel Yi. Dit zijn de mensen die het ethisch ‘goede’ nastreven. Mensen die geen beslissingen nemen vanuit materiële genoegdoening maar op grond van deugdzaam gedrag. Indien een burger toch graag aan publieke deliberatie willen deelnemen, moet hij aan de voorwaarden van een deugdzaam man voldoen: medemenselijk handelen, kennis vergaren en moed tonen. De kansen om aan deze vereisten te voldoen moeten volgens Confucius voor alle burgers gelijk zijn: “It must be possible for everyone legitimately to occupy a position with responsibility for political matters requiring deliberation” (Tan Sor-Hoon, 2014, p.98 Deze gelijkwaardige behandeling van mogelijkheden heb ik in paragraaf 4.3.1. beschreven. 22 Daarnaast bekritiseert Confucius ook Cohens idee dat complexe vraagstukken in de samenleving moeten worden gedeeld. Burgers kunnen argumenten formuleren voor een oplossing van het beleidsvraagstuk zonder te hebben geleerd. Dat is volgens Confucius gevaarlijk: “Thinking without learning leads to danger” (Bell, 2010, p.118). Het toekennen van gelijkwaardige burgerschapsrechten in een democratie brengt het welzijn van burgers in gevaar. Daarbij is het volgens Confucius overbodig om complexe vraagstukken te delen, want deugdzame leiders ontfermen zich hierover. Zij hebben veel levenservaring en kennis vergaard om moreel goede afwegingen te maken. De accumulatie van kennis zal hen in staat stellen goede beslissingen te nemen. 23 5. Waardevolle Confuciaanse beginselen voor de westerse Democratie 5.1 Riten, Wederzijds Begrip en Consensus In een liberale democratie wordt affectiviteit tussen burgers ondermijnt door vele rechtsregels, volgens Confucius. De substantieve dimensie in een democratie legt de nadruk op het individu (Tilly, 2007). Dit zal leiden tot egoïstische burgers die enkel handelen vanuit hun eigenbelang. Indien burgers zorg dragen voor de minder bedeelden in de samenleving berust dat in de meeste gevallen op een sociaal contract en niet op een intrinsiek solidariteitgevoel met de minder bedeelden. John Rawls (1971) beschrijft dit aan de hand van zijn Difference Principle. Hij stelt dat ongelijkheid in de samenleving mag ontstaan op voorwaarde dat het welzijn van de minder bedeelden ermee gecompenseerd zal worden: “inequalities of wealth and authority, are just only if they result in compensating benefits for everyone, and in particular for the least advantaged members in society” (Rawls, 1971). Rawls formuleert een theorie van rechtvaardigheid waarin de positie van de minstbedeelden wordt beschermd, maar volgens Confucius leidt dit sociaal contract tot een ondermijning van affectiviteit. Confucius beweert dat riten belangrijk zijn om affectiviteit tussen burgers te ontwikkelen. Hij geeft het voorbeeld van een gezamenlijke wijnproeverij in het dorp als rite, waarmee wederzijds begrip, respect en waardering tussen burgers wordt vergroot. Wanneer jong en oud met elkaar in aanraking komen ontstaat er begrip voor elkaars leven. Het inlevingsvermogen van de ouderen voor de jongeren ongeacht afkomst of stand, zal toenemen. De riten vergroten op deze manier het draagvlak voor beleidsbeslissingen die in overeenstemming met burgers uit alle lagen van de samenleving worden genomen. Het is een middel om tot consensus te komen. Hoewel de traditionele riten zoals een wijnproeverij of een discussie op het marktplein in de 21e eeuw niet meer bijdragen aan de beleidsconsensus op landelijk niveau, hebben we in Nederland wel een systeem dat beleidsconsensus vergroot namelijk: het poldermodel. Dit is een consensusmodel waarin werkgevers, vakbonden en de overheid samen onderhandelen over arbeidsvoorwaarden en lonen. Samenwerken en consensus vinden is essentieel voor het confucianisme: Confucian thought is and always has been marked by the absolute priority of consensus (Trauzettel, 1991, p. 50). Het Nederlandse poldermodel zou je als een Confuciaanse rite kunnen opvatten. Het verwijst naar boeren, edelen en stedelingen die in de middeleeuwen samenwerkten bij de aanleg van dijken. Nu, gebruiken we term voor het vinden van beleidsconsensus met burgers uit alle lagen van de bevolking. Het confucianisme zou de beleidsprocedure van het poldermodel in de democratie stimuleren. 24 Confucius beweert niet dat een samenleving uitsluitend moet worden ingericht aan de hand van riten. Regels zijn noodzakelijk om corruptie in een land te voorkomen. Maar in de westerse democratie wordt de samenleving veelal georganiseerd aan de hand van regels en dat kan gevoelens van affectiviteit ondermijnen. Confucius beweert: “In het maken van wetten kan men niet streng genoeg zijn, in de toepassing ervan niet zacht genoeg” (Schotman, 1974, p.24). de kracht die riten in een samenleving kan vervullen moet je niet onderschatten volgens Confucius: “The excessive focus on legal mechanisms may cause reformers to lose sight of the power of rituals, not to mention the possibility that such legalistic solutions will further undermine the sense of community that makes the powerful care for the interests of the vulnerable”(Bell, 2010, p.55). 5.2 Langetermijndenken In hoofdstuk 4.3.2 besprak ik de nadelen van de kortetermijndoelstellingen in een democratie. Het behartigen van voorkeuren, wensen en verlangens van burgers op de korte termijn, kan het welzijn van burgers op de lange termijn ondermijnen. Het confucianisme beweert dat je een meritocratisch systeem moet implementeren om beleid toekomstbestendig te maken. Echter, de democratie zal het systeem van open en eerlijke verkiezingen voor elke burger niet opgeven om dit ideaal te realiseren. Zijn er alternatieven mogelijk waarmee het confuciaanse langetermijnideaal in een democratie kan worden gewaarborgd? Philip Pettit (2013) beweert dat er voor lange termijndoelstellingen instituties in de samenleving moeten worden ontwikkeld. In Nederland hebben we een aantal instituties die de lange termijndoelstelling in ogenschouw nemen. De Raad van State is een goed voorbeeld. Zij geeft onafhankelijk advies aan de regering over wetgeving en bestuur. Een tweede instituut wordt gevormd door toezichthouders. In Nederland hebben we bijvoorbeeld de Autoriteit Financiële Markten en De Nederlandsche Bank om het gedrag en de integriteit van banken te controleren. Deze instituties zijn belangrijk voor de verwezenlijking van langetermijndoelstellingen. Parlementariërs hebben namelijk niet genoeg kennis om het juiste financiële beleid te voeren. De toezichthouder kan bijvoorbeeld een rentebeleid voeren wat de economie op de lange termijn dient: interest rates should be set at a level that keep the long-term as well as the short-term in view (Pettit, 2013, p.148). Het ontwikkelen van adviesraden zou je kunnen vergelijken met het Confuciaanse beginsel Li: het internaliseren van gedragsnormen van Confuciaanse geleerden. Zij waken over de juiste beslissingen van politieke leiders door ze te adviseren en disciplineren in hun beleid. Confucius zou echter meer macht aan deze adviesraden 25 toekennen dan aan de democratisch verkozen Kamers. Deze opvatting zal door de democratie worden verworpen. Je zou wel kunnen nadenken over machtsvergroting van de adviesraden: indien de Raad van State na amendering van een wetsvoorstel nog steeds bezwaar maakt, moet het hoe dan ook worden verworpen. Een welvarend leven voor toekomstige generaties kan hierdoor beter worden gerealiseerd. 26 6. Waardevolle Democratische beginselen voor het Confucianisme 6.1 Een Constitutie dient de Confuciaanse waarden De ethiek van het confucianisme is idealistisch. In het tweede boek van Zhu Xi, De Leer van het Onveranderlijke Midden, beschrijft Confucius hoe je een deugdzaam man kan worden: ten eerste handel je medemenselijk en toon je eerbied voor ouderen. Ten tweede, blijft een deugdzaam man zich zijn gehele leven ontwikkelen door kennis te vergaren. Ten derde toon je moed. Deze normen voor deugdzaam gedrag moet je niet verwezenlijken aan de hand van rechtsregels, maar internaliseren volgens het beginsel Li. Alleen burgers die volgens deze normen leven, komen in aanmerking om politiek leider te worden. Echter, hoe kun je controleren of een burger moreel deugdzaam is? Het confucianisme veronderstelt dat je ondeugdzame burgers uit het selectieproces tot politiek leider kunt filteren. Dit is een idealistische aanname. De selectieprocedure kan corruptie onder leiders namelijk niet voorkomen. Het ideaal van Confucius om de meest deugdzame leiders te selecteren vertoont gebreken in de praktijk. Een kandidaat kan de ethische leer van Confucius naleven tijdens het selectieproces en direct verwerpen wanneer hij als leider is aangesteld. Er zijn op dat moment geen mechanismen in het staatsbestel opgenomen waarmee een slechte leider kan worden afgezet. In het politieke systeem van China leveren de idealen van Confucius grote problemen op. Om in aanmerking te komen voor overheidsfuncties moet je volgens de meritocratische traditie in China twee belangrijke examens succesvol doorlopen. Het eerste examen is de gao kao: het examen voor toelating tot de universiteit. Het wordt in China ook wel het grote examen genoemd omdat het een grote invloed heeft op het welzijn van een student en zijn familie. Na afronding van de universiteit mag je deelnemen aan de guo kao: het examen voor benoeming van ambtenaar in de centrale overheid. In de voorwaarden van het guo kao examen lees je het volgende: “candidates who lack political integrity, a sense of social responsibility and a willingness to serve the public will not be allowed to become civil servants” (Hong Xiao & Chenyang Li, 2013, P.350). Het examen benadrukt dat je als politiek leider het volk moet dienen. Plichtvol en eerlijk handelen zijn de voornaamste deugden. Toch zie je dat het examen de internalisatie van goede gedragsregels niet kan bewerkstelligen. Er is simpelweg geen procedurele methode die corruptie effectief kan bestrijden. 27 De filosofie van het confucianisme beschrijft dat een samenleving moet worden ingericht aan de hand van gedragsnormen in plaats van rechtsregels. Maar, als de verkeerde gedragsnormen worden aangehangen door politiek leiders, zou een geschreven grondwet een waardevolle aanvulling kunnen zijn voor het confucianisme (Fan Ruiping, 2013). De grondwet kan als vangnet dienen om corrupte leiders te bestrijden. Er moeten volgens Fan Ruiping morele, wettelijke in institutionele beperkingen zijn voor politieke leiders om het welzijn van de bevolking te beschermen. Hamh Chaihark is het eens met Fan, hij stelt: “In a Confucian constitutionalist polity, the government apparatus must include institutional mechanisms for carrying out and ensuring the discipline of the ruler” (Hahm Chaihark, 2004, p.50). Echter, niet alleen als vangnet voor corruptie zou een geschreven grondwet voorspoed kunnen bewerkstelligen. Het zou ook als middel kunnen dienen om de deugdzame Confuciaanse gedragsnormen eenduidig te beschrijven. Misverstand over deugdzame handelingen worden voorkomen door heldere beschrijvingen. Bovendien zullen Confuciaanse gedragsnormen in een constitutioneel systeem in de loop der tijd niet meer verloren gaan. Het belang van goede familieverhoudingen als fundament voor een harmonieuze samenleving kun je door de grondwet in stand houden. 6.2 Universele Rechten van de Mens Een belangrijk principe van de democratie is de verdediging van mensenrechten. Het is opgenomen in de substantieve dimensie (Tilly, 2007) van de democratie. Zou het confucianisme rechten kunnen omarmen die voor elk mens gelden zonder enig onderscheid te maken op basis van ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst of sociale positie? Politieke wetenschappers, Rosemont, Ames en Peerenboom (in Joseph Chan, 1999) stellen dat dit onmogelijk is. Het confucianisme concentreert zich namelijk op hiërarchische sociale relaties die voortvloeien uit familieverhoudingen. Universele rechten van de mens in een confuciaanse samenleving worden belemmerd door het denken in deze sociale verhoudingen. Daarnaast zou Confucius mensenrechten afkeuren omdat je burgers kunt onderwijzen en opvoeden in het ontwikkelen van de juiste geesteshouding. Een gesprek tussen Confucius en discipel Chi Kang Tzu beschrijft deze aanname: “How can one inculcate in the common people the virtue of reverence, of doing their best and of enthusiasm? The master said: “Rule over them with dignity and they will be reverent, treat them with kindness and they will do their best; raise the good and instruct those who are backward and they will be imbued with enthusiasm” (Joseph Chan, 1991, p.226). 28 Joseph Chan (1999) beweert dat je uit de teksten van Confucius discipel Mencius wel kunt afleiden dat de wijsgeer mensenrechten zou kunnen omarmen vanuit het beginsel Ren, de medemenselijkheid. In hoofdstuk 3.2.1. heb ik dit beginsel beschreven. Het beginsel Ren, stelt dat je goed moet zijn voor anderen door te handelen vanuit trouw en verdraagzaamheid. Dit beginsel geniet in de teksten van Mencius een hogere prioriteit dan de hiërarchische sociale relaties. Mencius beschrijft dit met een aantal voorbeelden: een kind zit op de rand van een put en valt bijna naar beneden. Een deugdzame man moet zich nu over dit kind ontfermen. Niet omdat hij hiermee respect zal ontvangen van anderen of omdat hij de ouders van het kind goed kent. Hij moet het kind redden enkel omdat hij het kind een kans op lijden wil besparen. In een ander citaat van Confucius discipel Mencius stelt hij het volgende: “a Junzi retains his heart by means of benevolence (Ren) and the rites. The benevolent man loves others, and the courteous man respects others.” Een deugdzame man houdt van anderen en de hoffelijke man toont respect naar anderen. Het woord – anderen - geldt dus voor iedereen ongeacht de sociale verhouding tussen een burger en de Junzi. Een derde voorbeeld waarmee de sociale verhoudingen worden ontzien, is de gouden regel van Confucius: “Do not impose on others what you yourself do not desire” (Ames & Rosemont, 2010). Hiermee tracht Confucius vrede tussen burgers te bewaren ongeacht je sociale verhouding ten opzichte van anderen. Politiek wetenschapper Joseph Chan (1999) beweert op basis van deze citaten dat er een vangnet aan rechten moet worden ontwikkeld om deugdzame burgers te beschermen. De veronderstelling van Confucius dat elke burger de juiste geesteshouding zal ontwikkelen door opvoeding en onderwijs is kortzichtig. Er zijn burgers die de ethiek van Confucius verwerpen. Zij zijn niet loyaal aan de staat. Universele mensenrechten zijn dan noodzakelijk om het welzijn van deugdzame burgers te kunnen waarborgen. Bovendien kan de legitimiteit van de Confuciaanse waarden door universele mensenrechten worden beschermd: “There are human rights that protect important interests in ren or humanity. Such protection should be seen as a fallback apparatus, rights are important when virtues fail to obtain or personal relationships break down… rights instruments should be the last means to resolve conflicts” (Joseph Chan, 1999). 29 7. Het Confucianisme en Democratisering in China Toen Francis Fukuyama in 1992 zijn boek presenteerde The End of History and the Last Man, beweerde hij dat de verspreiding van de liberale democratie en het marktkapitalisme de eindfase van goed overheidsbeleid zou markeren. Deze veronderstelling is van grote invloed op de wetenschappelijke literatuur omtrent het confucianisme en de westerse democratie. De literatuur richt zich voornamelijk op compatibiliteit. Kan de westerse democratie de waarden van het confucianisme in Oost Aziatische landen tolereren en incorporeren in hybride modellen? De democratie en het confucianisme worden dan in één politiek systeem verenigd. Daniel Bell (2010) en Joseph Chan (2013) noemen dit een Confuciaanse democratie. In deze situatie zou de Tweede Kamer gekozen worden volgens het concept van open en eerlijke verkiezingen. In de Eerste Kamer worden de meest deugdzame mensen van de samenleving gekozen op basis van open en eerlijke examens. De kandidaten die het beste presteren voor deze examens verdienen een zetel in de meritocratische Eerste Kamer. In Hoofdstuk 6 heb ik toegelicht waarom dit in de praktijk geen eenvoudige aangelegenheid betreft. Een beroep op morele deugdzaamheid is simpelweg niet met een staatsexamen af te dwingen (Hong Xiao & Chenyang Li, 2013). Chan (2010) en Bell (2013) beweren dat een hybride model een goede stap zou zijn voor het democratiseringsproces in China. Zij zien het hybride model als een tussenstap op weg naar een Chinese democratie. Wanneer de eerlijk verkozen politieke leiders succesvol beleid maken zal het verlangen voor een volledige democratie groeien. Het vertrekpunt van beide wetenschappers is gericht op het langzaam verdrijven van het confuciaanse meritocratische systeem uit het hybride model en niet op de bijdrage die het confucianisme in het democratiseringsproces van China kan bieden. Ik wil juist dit laatstgenoemde aspect beantwoorden. 7.1 Het Confucianisme ondermijnt Democratisering in China In hoofdstuk drie heb ik de overeenkomsten en verschillen tussen het confucianisme en de westerse democratie behandeld. Op alle vier dimensies van Tilly (2007) contrasteert het gedachtegoed van het confucianisme sterk met de democratie. Levenson, Balazs’s en Weber (in Shaohua Hu, 2015) stellen daarom dat het confucianisme democratisering in China ondermijnt. Zij baseren dit op vier factoren: ten eerste concentreert het confucianisme zich enkel op voorschriften voor harmonie en stabiliteit in de samenleving. Volgens het confucianisme kun je sociaal conflict voorkomen door internalisatie van de juiste gedragsnomen. Deze preventieve voorschriften richten zich 30 dus op een samenleving waar iedereen welwillend is om te leren. De realiteit blijkt weerbarstiger te zijn. Niet elke burger zal de beginselen van Confucius opvolgen. Wat er moet gebeuren met immorele burgers in een samenleving, wordt door Confucius niet besproken. Indien er binnen het confucianisme geen erkenning is voor het ontstaan van conflicten in een samenleving, zal het de democratie niet verwelkomen. Ten tweede hecht het confucianisme meer waarde aan gedragsnormen dan aan rechtsregels. In Hoofdstuk 6 beschrijf ik hoe dit confuciaanse standpunt corruptie in de hand kan werken. Balaz’s stelt: “the required attitude of obedience to superiors… in the absence of any control over their activities from below, it was inevitable that they should purloin from society what the state failed to provide” (Balaz in Shaohua Hu, 2015, p.362). Het stellige vertrouwen in staatsexamens die moreel deugdzame leiders kunnen selecteren, moet worden bijgesteld. Indien de rule of ethics van het confucianisme voorrang behoudt op de rule of law zal dit het democratiseringsproces in China ondermijnen. Ten derde stellen Weber, Balazs’s en Levenson (in Shaohua Hu, 2015) dat de ethische leer van Confucius niet aansluit bij de moderne samenleving. Het benadrukken van de familie als bron voor sociale harmonie in de samenleving als geheel is achterhaald. De hiërarchische familieverhoudingen, de eerbied voor ouders, riten, tradities en etiketten verwijzen naar sociale relaties die in het traditionele China belangrijk waren om vrede te bewaren. In het moderne China ondermijnt het confucianisme coöperatief gedrag buiten de familie. Daarnaast verstoort het confuciaanse familie-denken de liefde voor het vaderland. Beide factoren zijn van belang om een democratie te ontwikkelen. Ten vierde beweert het confucianisme dat controlemechanismen en machtenscheiding niet noodzakelijk zijn om een staat deugdzaam te besturen. Indien de meest deugdzame leiders gekozen worden, handelen zij in het belang van alle burgers. Deze opvatting van Confucius gedijd goed in autoritaire regimes. De voormalig premier van Singapore Lee Kuan Yew bevestigt deze stelling: “The Confucianist view of order between subject and ruler helps in the rapid transformation of society. I believe that what a country needs to develop is discipline more than democracy. Democracy leads to undisciplined and disorderly conditions (Lee, Dian Rainey, 2010, p.195). 7.2 Het Confucianisme stimuleert Democratisering in China Er zijn politieke wetenschappers die juist het tegenovergestelde beweren, namelijk dat het confucianisme kan bijdragen aan democratisering in China. Zij baseren een bespoediging in het democratiseringsproces op basis van de overeenkomsten die ik in 31 Hoofdstuk 4 heb benoemd. De gelijke kansen van burgers om hogere posities te bekleden, en het gedachtegoed van behoorlijk bestuur tonen verwantschap met de democratie. De Confuciaanse waarden zullen democratisering niet belemmeren zo lang ze bijdragen aan het idee van bestuur vóór de mensen: “Confucian values as such are not an obstacle to democratization and may indeed support it, in so far as they reinforce the idea of government for the people” (Doh Shull Chin, 2012, p.124). Politieke leiders moeten verantwoord handelen in het belang van de bevolking. Zij moeten bij elke beleidsbeslissing afwegen of het welzijn van de burger zal worden vergroot. Deze opvatting komt overeen met waarden in een democratie Het is misleidend om aan de hand van de verschillen tussen het confucianisme en de democratie te concluderen dat het confucianisme het democratiseringsproces in China zal belemmeren. Als de verschillen groter zijn dan de overeenkomsten betekent het niet automatisch dat het confucianisme een obstakel zal vormen voor democratisering in China. (Shaohuo Hu, 1997). In de Chinese geschiedenis komen politieke leiders voor die de leer van Confucius predikten, maar ook democratische instituties wilden ontwikkelen. Kang Youwei wilde het politieke systeem van China in 1895 hervormen op basis van de vijf Klassieken (paragraaf 3.5) die Confucius had geschreven. Hij beweerde dat de teksten van de wijsgeer vroegen om de ontwikkeling van democratische instituties: “Kang argued that Confucius himself was a perfect model to embody reform. Democratic institutions, for example parliamentary systems, elections, and equal rights, were not only consistent with but also implied in Confucianism” (Bell, 2006, p.75). In 1911 roept de Confuciaans geschoolde politiek leider Sun Yat Sen de revolutie uit. Hij wil een nieuw Chinees politiek systeem invoeren: een democratische republiek. Sun Yat Sen wordt gezien als de voorvader van de Chinese republiek. Zijn nationale partij werd in 1950 verdreven naar Taiwan door het communistische regime van Mao Zedong. In Taiwan werden de democratische instituties wel gerealiseerd. Deze voorbeelden worden door het confucianisme gebruikt ter verdediging van de volgenden stelling: “If Confucianism had never become tangled up with imperial politics and government, it would have developed democracy on its own” (Lee Dian Rainey, 2010, p.193). 32 8. Conclusie Kan het confucianisme bijdragen aan democratisering in China? In navolging van Fukuyama (1992) is dat idee moeilijk te aanvaarden. Politieke wetenschappers Chan (2010) en Bell (2013) beargumenteren vanuit westerse idealen dat de democratie en het confucianisme lastig te verenigen zijn. De ethische leer van het confucianisme wordt daarom door hen geassimileerd in een liberaal democratisch model. David Hall en Roger Ames bekritiseren het westerse beeld dat is verbonden met de democratie: “In the contemporary world, it is difficult to detach democratic models from elements of Westernization – such as legal formalism that mitigates the role of rituals in the socializing processs and an insistence upon individual rights to the detriment of social responsibilities (in Bell, 2006, p.11). De democratie hoeft in China toch niet vanzelfsprekend als liberale democratie tot uiting te komen? Een confuciaanse democratie behoort ook tot de mogelijkheden. Zowel de ethische leer als de staatsideologie van het confucianisme moet je serieus nemen om onderzoek te kunnen doen of het confucianisme kan bijdragen aan democratisering in China. De positieve impact van het confucianisme voor democratisering moeten we niet overschatten. de gelijke behandeling van burgers om hogere posities te kunnen bekleden en de ideeën van behoorlijk bestuur die overeenkomen met de democratie hebben een minimaal effect op het democratiseringsproces in China. Het proces kan worden versterkt als het confucianisme waarden van de democratie zou omarmen. In het vierde boek van Zhu Xi, Mencius, worden veel citaten van Confucius genoemd die indirect pleiten voor universele mensenrechten. De Gouden Regel, medemenselijkheid (Ren) en de Confuciaanse opvatting: love of all men, drukken indirect een basis van mensenrechten uit. Tongdong Bai (2013) stelt dat je de Rule of Law en mensenrechten in het Confuciaanse China moet omarmen. Daarnaast moeten er morele, wettelijke in institutionele beperkingen zijn voor politieke leiders om het welzijn van de bevolking te beschermen (Fan Ruiping, 2013). Het welzijn van Chinese burgers moet immers te allen tijde gediend worden. Indien corrupte, ondeugdzame politieke leiders slecht beleid voeren is er een rechtvaardig grondwettelijk mechanisme beschikbaar waardoor ze moeten aftreden. Bovendien kun je met behulp van een grondwet voorkomen dat confuciaanse waarden worden verwaarloosd. Eenduidige omschrijvingen van de belangrijkste Confuciaanse waarden: wijsheid, oprechtheid, familietrouw, medemenselijkheid en fatsoen worden op deze manier door elke Chinees identiek geïnterpreteerd. De filosofie van Confucius kan zo als belangrijke stroming in de Chinese cultuur worden doorgegeven aan toekomstige generaties. 33 De negatieve impact van het confucianisme op het democratiseringsproces in China zoals omschreven door Levenson, Balaz’s en Weber ( in Shaohua Hu, 2015) moeten we niet overdrijven. Een gebrek aan controlemechanismen binnen het confucianisme zou gunstig zijn voor autoritaire regimes. Politieke leiders zullen bij de uitvoering van slecht beleid geen noodzaak voelen tot aftreden. De vraag is echter in hoeverre je dit alleen kunt toedichten aan de filosofie van het confucianisme. Er zijn veel staten in Azië waar het confucianisme geen obstakel heeft gevormd in het democratiseringsproces. In ZuidKorea en Taiwan hebbe autoritaire regimes plaatsgemaakt voor de democratie. Wellicht hebben de nauwe banden van deze landen met de Verenigde Staten hierin een belangrijke rol gespeeld, maar het confucianisme heeft het democratiseringsproces in deze landen niet geblokkeerd. Ik bestempel het confucianisme niet als prodemocratisch, niet antidemocratisch, maar als A-democratisch. Aan de ene kant zal het confucianisme zich niet verzetten tegen democratisering. Het principe van ‘rule for the people’, draagt bij aan deze gedachte. Maar de hiërarchische familieverhoudingen, het denken in plichten, de riten en de kritiek op controlemechanismen zal het proces ook niet stimuleren. 8.2 Evaluatie en Aanbevelingen voor verder Onderzoek Voor dit onderzoek heb ik de definitie van Tilly (2007) gebruikt als uitgangspunt ter beantwoording van mijn onderzoeksvraag. De term democratie is lastig te definiëren. De waarden die worden gerelateerd aan de term democratie verschillen van wetenschapper op wetenschapper. Hetzelfde probleem ervaar ik bij het definiëren van confucianisme. De ethiek van het confucianisme wordt al meer dan 2500 jaar uitgedragen. Discipelen interpreteren de waarden op veel verschillende manieren. Er zijn aanhangers van het confucianisme die beweren dat Confucius nooit democratische waarden zou kunnen omarmen (Levenson, Balazs’s en Weber in Shaohua Hu 1997) . Andere wetenschappers (Bell, 2006 & Chan, 1991) zijn ervan overtuigd dat het confucianisme zelf democratische instituties zou hebben ontwikkeld. Lee Dian Rainey (2012, p.192) vat het probleem voor onderzoek van het confucianisme goed samen: “Confucianism is a discourse with a thousand faces”. Deze beperkingen zijn belangrijk voor de interpretatie van de resultaten in deze thesis. Ik heb in mijn onderzoek benadrukt dat de literatuur zich concentreert op de compatibiliteit van het confucianisme en de democratie. Er is weinig onderzoek gedaan naar de bijdrage die het confucianisme kan leveren voor democratisering. Het wetenschappelijk debat zou zich daar meer op mogen richten. Voor verder onderzoek 34 naar de vraag of het confucianisme kan bijdragen aan democratisering zou je kunnen kijken naar andere Oost-Aziatische landen. Hoe sterkt werd het confucianisme in de Zuid-Koreaanse of Japanse samenleving uitgedragen en welke rol speelde het confucianisme in het democratiseringsproces van deze landen? De beantwoording van deze vragen, kan een duidelijker beeld geven in hoeverre het confucianisme kan bijdragen aan democratisering. 35 Literatuurlijst De Chinese auteurs in deze literatuurlijst zijn volgens de Chinese normen volledig uitgeschreven. De westerse auteurs zijn volgens de APA normen in deze literatuurlijst opgenomen. Ames, R.T. & Rosemont, H. (2010). The Analects of Confucius: A philosophical Translation. New York, NY: Ballantine Books. Bell, D. A. (2010). China's new Confucianism: Politics and everyday life in a changing society. New Jersey, NJ: Princeton University Press. Bell, D.A. (2006). Beyond Liberal Democracy: Political Thinking for an East Asian context. New Jersey, NJ: Princeton University Press. Berthrong, J.H. (2000). Confucianism: A short introduction. Oxford, England: Oneworld Publications. Cheng Hanbang (1991). Confucian Ethics and Moral Education of Contemporary Students. In Krieger, S. & Trauzettel, R. Confucianism and the Modernization of China (193-203). Mainz: Hase & Koehler. Cohen, J. (1989). Deliberation and democratic legitimacy/ In A. Hamlin and P. Pettit (eds), the good polity : normative analysis of the state. Oxford, England: Blackwell. Dahl, R. A. (2006). On Democracy. Connecticut, CT: New Haven. Doh Chull Shin (2013). How East Asians View Meritocracy: A Confucian Perspective. In Bell, D. A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (31-55). New York, NY: Cambridge University Press Doh Chull Shin (2012). Confucianism and Democratization in East Asia. Cambridge: Cambridge University Press. Fukuyama, F. (2006). The end of history and the last man. New York, NY: Simon and Schuster. 36 Hamh, Chaihark (2004). Constitutionalism, Confucian Virtue, and Ritual Propriety. In Bell, D.A. Confucianism for the Modern World (31-54). New York, NY: Cambridge University Press. Held, D. (2006). Models of democracy. Malden, MA: Polity Press. Ho, Lusina (2004). Traditional Confucian Values and Western Legal Frameworks, The Law of Succession. In Bell, D.A. Confucianism for the Modern World (288 – 312). New York, NY: Cambridge University Press. Hong Xiao & Chenyang Li (2013). China’s Meritocratic Examinations and the Ideal of Virtuous Talents. In Bell, D. A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (340-363). New York, NY: Cambridge University Press. Joseph, Chan (2013). Political Meritocracy and Meritorious Rule: A Confucian Perspective. In Bell, D. A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (31-55). New York, NY: Cambridge University Press Joseph, Chan (1999). A Confucian Perspective on Human Rights for Contemporary China. In Joanne R. Bauer and Daniel A. Bell eds. The East Asian Challenge for Human Rights (212-237). New York, NY: Cambridge University Press Lau, Kwok-Keung (1991). An Interpretation of Confucian Virtues and their Relevance to China’s Modernization. In Krieger, S. & Trauzettel, R. Confucianism and the Modernization of China (210-229). Mainz: Hase & Koehler. Lee, Dian Rainey (2010). Confucius and Confucianism: the essentials. New York, NY: John Wiley & Sons. Mill, J. S. (2007). Utilitarianism, liberty & representative government. Wildside Press LLC Pettit, P. (2013). Confucian Meritocracy for Contemporary China. In Bell, D.A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (138-161). New York, NY: Cambridge University Press. 37 Rawls, J. (2009). A theory of justice. Massachusetts, MS: Harvard University Press. Ruiping, Fan (2013). Confucian Meritocracy for Contemporary China. In Bell, D.A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (88-116). New York, NY: Cambridge University Press. Schmitter, P.C. (2013). Reflections on Meritocracy: Its Manipulation and Transformation. In Bell, D.A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (363-375). New York, NY: Cambridge University Press. Schotman, J.W. (1974). Wijsheid van Confucius: K’oeng Foe ‘Tze. Deventer: AnkhHermes. Schumpeter, J. A. (2013). Capitalism, socialism and democracy. New York, NY: Routledge Shaohua, Hu (1997). Confucianism and Western Democracy. Journal of Contemporary China, 6, 15, 347-363. Sujian, Guo. (2012). Part IX Chinese foreign policy making: Chinese politics and government: Power, ideology and organization. London, England: Routledge. Tan, Sor-Hoon, (2014). Early Confucian Concept of Yi and Deliberative Democracy. Political Theory, 42, 82-105. Tilly, C. (2007). Democracy. New York, NY: Cambridge University Press. Tongdong, Bai (2013). A Confucian Version of Hybrid Regime: How Does it Work, and Why is it Superior? In Bell, D. A. The East Asian Challenge for Democracy: Political Meritocracy in Comparative Perspective (55-88). New York, NY: Cambridge University Press Trauzettel, R. (1991). On the Problem of the Universal Applicability of Confucianism. In Krieger, S. & Trauzettel, R. Confucianism and the Modernization of China (42-51). Mainz: Hase & Koehler. 38