Kabir Hassan and Mervyn Lewis (eds), “Handbook of Islamic Banking,” Edward Elgar Publishing, 2007. De wereldbevolking bevat meer dan 1,7 miljard moslims. In meer dan veertig landen is het merendeel van de bevolking moslim. De Koran, de Sunna (daden en uitspraken van de profeet Mohammed, die later een normatieve waarde kregen), en de Hadith (de overleveringen over de daden en uitspraken van Mohammed) bieden deze moslims een houvast voor, onder meer, de werking van de maatschappij. De islamitische economie1 vormt een onderdeel van dit volledige model dat de Islam beoogt. Voor een dergelijke economie zijn de doelstellingen van een beleid gelijkaardig aan die van een westerse economie: economische welvaart, hoge tewerkstelling, economische groei, rechtvaardige verdeling van inkomen en welvaart, stabiliteit in de waarde van geld, etc. Het verschil tussen westerse en islamitische economieën wordt echter zichtbaar in de manier waarop deze doelstellingen nagestreefd worden. Zo moet de financiële sector in een islamitische economie zich beperken tot---door de Islam--toegelaten (halal) operaties en transacties. Het prototype voorbeeld vinden we terug in het verbod op riba (meestal vertaald als ‘rente’). Andere voorbeelden zijn het verbod op het nemen van grote risico’s (gharar), het verbod op speculatie of op gokken (maysar), en de vraag om aalmoezen te geven (zakat, geïnd onder het oog van een supervisory board). Islamitische banken weigeren dus een vaste rente uit te keren of te innen, zij hanteren wel een profit-and-loss-sharing mechanisme (PLS). Dit mechanisme lijkt op een aandelenparticipatie en stipuleert bij aanvang van het contract de sleutel volgens dewelke de winsten of verliezen van een project tussen de partijen verdeeld worden (deze verdeelsleutel mag afhangen van het al dan niet winst maken). Kortom, het islamitisch financieren neemt een zeer aparte positie in. Kabir Hassan (U. of New Orleans, US) en Mervyn Lewis (U. of South Australia, Australia) bundelen in 25 artikels een overzicht van de stand van zaken en van de lopende discussies binnen dit terrein van islamitisch financieren. Deze artikels zijn ondergebracht in vijf delen: Foundations of Islamic financing, Operations of Islamic banks, Instruments and markets, Islamic systems, en Globalization of Islamic banking. Deel 1 geeft een kijk op de ontwikkeling van het islamitisch economisch en sociaal denken. De relatie tussen de Tawhid-doctrine (het enig zijn van God) en het sociaal engagement van Islamitische banken wordt vanuit een historisch en filosofisch perspectief toegelicht. Ook het begrip riba komt aan bod. Hierbij wordt, zoals meestal, vertrokken van de vier soera’s uit de Koran die deze term bevatten. Het debat echter omtrent de precieze invulling van riba is nog steeds lopende. De auteurs van het derde hoofdstuk merken fijntjes op dat dit gebrek aan een gedetailleerde omschrijving in de Koran reeds betreurd werd door Umar (592-644, de tweede kalief). Vervolgens worden verschillende vormen van PLS besproken. Deel 1 sluit af met een vergelijking van de houding van het Christendom en van de Islam ten opzichte van (woeker-)rente. Het intrestdebat in het westen resulteerde uiteindelijk in het aanvaarden van een rechtvaardig leencontract waarbij mogelijke schade door lening, Deze boekbespreking gebruikt de term ‘islamitische economie’ als verwijzing naar een economie die conform is met de islamitische principes. Het begrip ‘islamitische economie’ werd formeel ingevoerd (in de eerste helft van de 20ste eeuw) en gedragen door een groep van islamitische intellectuelen (Sayyid Abu’l-a’la Mawdudi, Indië, 1903-1979; Sayyid Qutb (Egypte, 1906-1966). 1 mogelijke winstderving, en de aanwezigheid van risico vergoed kon worden. Onder meer de Vlaamse jezuïet en adviseur van de aartshertogen Albrecht en Isabella, Leonardus Lessius (1554-1623), heeft aan dit debat deelgenomen en staat mee aan de basis van de argumentatie ten voordele van het afzwakken van het verbod op intrest (e.g. Luc Van Liedekerke, 1993). In de laatste sectie van Deel 1 wordt luidop de vraag gesteld of de Islam kan volharden in het verbod op rente.2 In de volgende delen worden de technische aspecten van de islamitische financiële sector uitgespit. Deel 2 bespreekt de wijze waarop islamitische banken operatief zijn. Zo worden de verschillende PLS-mechanismen getoetst aan de incentive compatibility condities. Een PLS-contract moet immers aan beide partijen prikkels geven om het contract aan te gaan en te respecteren. Komen verder aan bod: efficiëntie, performantie, marketing, governance, en risk management van de islamitische banken. Deel 3 geeft een toelichting bij de meer gevorderde instrumenten die de principes van islamitische financiering naar de praktijk omzetten. Waar conventionele banken allerlei instrumenten hebben om ‘liquidity’ te beheren, is er voor de islamitische tegenhanger geen equivalente infrastructuur opgezet: het verhandelen van schulden op secundaire markten is sterk beperkt (vanwege niet halal). Eén van de artikels is volledig gewijd aan de nieuwste producten (zoals sukuk) om deze beperkingen op te vangen. Verdere hoofdstukken behandelen handelsfinanciering, securitization, project finance, stock exchange, en mutual funds. Deel 4 bekijkt de regulatorische en boekhoudkundige aspecten van de Islamitische banken. Dit deel bespreekt de economische ontwikkeling van de Islamitische banksector alsook de rol van overheden en van centrale banken. Boekhoudkundige regels vertrekken van en houden rekening met de ethische principes afgeleid uit de Koran en de Sunna. Mahmud El-Gamal (de auteur van hoofdstuk 20) brengt een nieuwe term aan: fa’ida (intrest). In tegenstelling tot riba is fa’ida een wat uit het oog verloren term.3 El-Gamal verwijst naar Mawdudi en Qutb als een van de bronnen die intrest en riba aan elkaar gelijk stellen. Het Arabische fa’ida wordt vertaald als ‘overvloed, surplus, intrest’ en is verwant met het Arabisch voor ‘bevloeien, overstromen, in overvloed zijn’ (Wehr, 1976, p735). Cagatay (1970, p55) klasseert intrestvoeten beneden 25% op jaarbasis onder fa’ida, en brengt pre-islamitische praktijken met woekerrentes van 100% op jaarbasis onder de term riba. Een woekerrente van 100% verschijnt ook impliciet in vers 3.130 uit de Koran (Leemhuis, 1989, p52: Jullie die geloven! Verteert de woeker niet met veelvuldige verdubbeling.). De term el da’afa (verdubbeling) is opgenomen in dit vers. Tenslotte, Cagatay (1970, p64) vermeldt dat, binnen het Ottomaanse rijk (1517-1924), fa’ida niet gelijkgesteld werd aan riba: intrestvoeten beneden de 15% werden als niet-problematisch ervaren. Deze korte zijsprong onderschrijft de stelling van El-Gamal: de impact van Mawdudi en Qutb (en anderen) is niet gering geweest. Het is bijzonder jammer dat de auteur niet inzoomt op deze discussie. 2 Nasr Hamid Aboe Zaid (1996), hoogleraar Arabistiek (Caïro, Leiden), gaat een heel eind verder en oordeelt dat het islamitisch denken na een periode van grote intellectuele bloei, vanaf de twaalfde eeuw nauwelijks meer vernieuwd is. Hij argumenteert dat de traditionele toepassing van de islamitische wet niet aan de eisen van de huidige samenleving beantwoordt. 3 Wat ook de waarde mag zijn van het argument: Google (3 oktober 2007) levert meer dan 33000 hits voor de combinatie riba--interest en minder dan 2000 voor de combinatie fa´ida—interest. Verder, de term fa’ida is niet opgenomen in de trefwoordenlijst van Leemhuis (1989). Het laatste deel, ‘Globalization of Islamic banking’, bekijkt de internationale positie en de wereldwijde groei van de islamitische financiële sector. Dit boek brengt de lezer in contact met een onderwerp in volle beweging: een financiële sector die kampt met groeipijnen, die een plaats wil innemen op wereldniveau, en die tegelijkertijd wil vasthouden aan de wortels van de Islam. Ik sluit af met een verwijzing naar de eerste pagina van het boek: “Ondanks de sterke groei over de laatste dertig jaar, blijft de islamitische financiële sector een onbegrepen onbekende in de westerse wereld alsook---zij het in mindere mate---in de moslimwereld zelf. Dit boek wil deze financiële sector toelichten en meer toegankelijk maken.” Deze prestigieuze Edward Elgar uitgave zal, binnen dit domein, ongetwijfeld een basisreferentie worden. Referenties: Nasr Hamid Aboe Zaid, 1996, “Vernieuwing in het islamitisch denken,” Bulaaq. Nes’et Cagatay, 1970, Riba and interest concept and banking in the Ottoman empire, Studia Islamica 32, 53-68. Fred Leemhuis, 1989, “De Koran, Nederlandse vertaling,” Het Wereldvenster, Houten. Luc Van Liedekerke, 1993, Het intrestdebat in het Westen, Ethische Perspectieven 1, 17-26. Hans Wehr, 1976, “Dictionary of modern written Arabic,” Spoken Language Services, New York. Luc Lauwers.