De puzzel van het kennisbeheer – Menselijke en sociale factoren in kennisbeheer Door J. C. Thomas, W. A. Kellogg, and T. Erickson Kennisbeheer wordt vaak beschouwd als de problematiek rond het vastleggen, organiseren en terugvinden van informatie, met noties als data mining, text clustering, databases en documenten. Volgens ons is dit een te enge visie. Kennis is onlosmakelijk verbonden met menselijke cognitie, en het beheer van kennis vindt plaats in een complex gestructureerde sociale context. Wij stellen dat het essentieel is voor wie systemen voor kennisbeheer ontwerpt om ook rekening te houden met de menselijke en sociale factoren die gemoeid zijn met de productie en het gebruik van kennis. Wij analyseren stellingen — van fundamenteel onderzoek tot toegepaste technieken — die de cognitieve en sociale factoren in kennisbeheer beklemtonen. Daarna beschrijven we twee benaderingen bij het ontwerp van sociaal intelligente systemen voor kennisbeheer, sociale informatica en socialisering van kennis. Knowledge management (KM) — ook bekend onder de rubriek “organizational learning”, “organizational memory” en expertisebeheer — mocht het laatste decennium op steeds meer aandacht rekenen. Er mag zelfs gesteld worden dat kennisbeheer goed op weg is om een aparte discipline te worden, met eigen theorieën, jargon, praktijken, tools, expertise en andere kenmerken van een onafhankelijke discipline. De aanleiding voor deze paper is onze bezorgdheid dat de codificatie van kennisbeheer te snel verloopt en dat we uiteindelijk belanden bij een begrip van kennisbeheer dat te compact en te eenvoudig is om te kunnen overleven op de werkplek. De overheersende opvatting over kennisbeheer — vooral gangbaar buiten de kring van onderzoekers en technici in de sector — is al te strak omlijnd. Kennisbeheer wordt voornamelijk beschouwd als de problematiek rond het vastleggen, organiseren en terugvinden van informatie, met noties als databases, documenten, query-talen en data mining. Kennis wordt bekeken als passief, analytisch en atomisch: ze bestaat uit feiten die kunnen opgeslagen, teruggevonden en verspreid worden met weinig aandacht voor de context waarin de feiten aanvankelijk voorkwamen en al even weinig aandacht voor de nieuwe en vaak verschillende context waarin ze zullen gebruikt worden. Vanuit dit standpunt is kennisbeheer – zoals een wijdverspreide reclameboodschap onlangs verkondigde – niets meer dan het leveren van de juiste informatie aan de juiste mensen op de juiste plaats. Dat is een mooi plaatje, waar wij ons helaas niet in kunnen vinden. Hoewel het belang van feitenkennis en het nut van informatietechnologieën ontegensprekelijk is, zijn wij ervan overtuigd dat er ook vele andere kwesties zijn die aanzienlijk gewicht in de schaal leggen. Het is daarom onze bedoeling een reeks resultaten — van fundamentele onderzoeksbevindingen tot praktische technieken — in de verf te zetten waarvan wij vinden dat ze zeer relevant zijn voor kennisbeheer, hoewel er veel kans is dat ze buiten het globale KM-beeld vallen. Algemeen gesproken bestaat onze strategie in deze paper erin afstand te nemen van het coherente beeld van kennisbeheer. Wij vinden dat het waardevoller is kennisbeheer te beschouwen als een puzzel, waarbij vooral de puzzelstukjes in de kijker komen te staan: onze fundamentele aanpak zal erin bestaat een aantal nieuwe stukjes aan deze puzzel toe te voegen en aan te tonen dat enkele zeer verschillende visies van KM kunnen samengesteld worden uit deze rijkere, weliswaar minder geordende, reeks puzzelstukjes. In het volgende hoofdstuk, “Ontbrekende stukjes: cognitief en sociaal onderzoek en technieken”, beginnen we met een overzicht van het conceptuele landschap dat onze inspanningen in kennisbeheer inspireert. We gaan dieper in op sommige van de menselijke en sociale factoren die gemoeid zijn met de aanmaak en de uitwisseling van kennis. We bespreken zowel onderzoeksgebieden als toegepaste technieken die naar onze mening te weinig aandacht hebben gekregen in kennisbeheer. We doen geen poging om een uniek, eenvormig kader aan te reiken voor kennisbeheer, een onderneming die wij te voorbarig vinden. Het is eerder onze bedoeling de visie van de lezer over wat belangrijk en relevant is voor KM (knowledge management) te verbreden. In het volgende hoofdstuk, “Nieuwe visie: sociaal ontwikkelde systemen voor kennisbeheer,” houden we ons niet bezig met een uniform KM-schema, maar beschrijven we twee aparte projecten die elk op hun manier putten uit enkele van de voordien beschreven onderzoeksresultaten en technieken om een sociaal gegronde aanpak van kennisbeheer te ontwikkelen. Ontbrekende stukjes: cognitief en sociaal onderzoek en technieken Een van de redenen waarom we niet tevreden zijn met het overheersende beeld van kennisbeheer is dat er weinig aandacht wordt besteed aan menselijke en sociale factoren. Volgens ons is kennis hecht verbonden met menselijke cognitie en wordt ze aangemaakt, gebruikt en verspreid op manieren die onlosmakelijk verstrengeld zijn met het sociale milieu. Daarom stellen wij dat systemen voor kennisbeheer zowel met menselijke als sociale factoren rekening moeten houden. In dit hoofdstuk beschrijven we een aantal onderzoeksresultaten en toegepaste technieken die onze stelling motiveren. We zijn ervan overtuigd dat deze informatie van vitaal belang is voor elk volledig beeld van kennisbeheer. Tegelijk geven we toe dat er ongetwijfeld nog andere ontbrekende stukjes zijn in de KM-puzzel en dat er vele afzonderlijke, maar stuk voor stuk waardevolle, visies van KM mogelijk zijn. De ontbrekende stukjes die wij bespreken zijn vrij uiteenlopend. Ze werden gepikt uit een brede waaier domeinen, van cognitieve en sociale wetenschappen tot disciplines gericht op een bepaald domein, zoals sociale studies van wetenschap en computerondersteund coöperatief werk. Die stukjes geven blijk van de complexiteit en subtiliteit die aan de grondslag liggen van de mantra “de juiste informatie voor de juiste mensen op het juiste moment”. Om dit duidelijker aan te tonen en wat structuur te brengen in wat volgt, bespreken wij onze stukjes uitgaande van kennis (“de juiste informatie”), presentatie en communicatie van die kennis (“… voor … op het juiste moment”), en sociale context (“de juiste mensen”). Daarna hebben we het over toegepaste technieken die relevant zijn in deze gebieden. Kennis en intelligentie. Tot vrij recent stelde de courante visie op wetenschap dat de wereld in principe kenbaar en voorspelbaar was en dat het universum, inclusief menselijke wezens, bestond uit in wezen complexe maar analytisch ontleedbare machines.1,2 Een gangbare metafoor voor kennis, nog steeds vrij veel voorkomend in de Westerse maatschappij, is dat kennis bestaat uit aparte “kraaltjes” of feitjes,3 en dat die “kennisatomen” kunnen vergaard, opgeslagen en doorgegeven worden. Deze visie is terug te vinden in de notie dat een belangrijk deel van kennisbeheer erin bestaat toegang te krijgen tot de “juiste kennis”. Hoewel het vanzelfsprekend belangrijk is kennis te vinden die relevant is voor een bepaald probleem dat zich stelt, bestaat er heel wat onderzoek dat een veel complexer beeld afschildert van kennis. Om te beginnen bekijken we enkele op onderzoek gebaseerde conclusies op het gebied van menselijke intelligentie. De resultaten van pogingen om “intelligentie” te testen gedurende de voorbije eeuw hebben geleid tot het inzicht dat er verschillende types intelligenties bestaan die primair inwerken op verschillende kennisvormen. Hoewel er variaties bestaan op dit thema, is het recentste werk, dat bovendien een gezonde empirische basis heeft, waarschijnlijk dat van Sternberg.4,5 Ongetwijfeld het meest ambitieuze en elegante theoretische kader werd ontwikkeld door Guilford,6 die een driedimensionaal model opbouwde van mentale processen. In dit werk werden Producten van uiteenlopende omvang van mentale activiteiten voorgesteld: Eenheden, Klassen, Relaties, Systemen, Transformaties en Implicaties. Er konden ook verschillende Operaties (processen) uitgevoerd worden: Cognitie, Geheugen, Divergent denken, Convergent denken en Evaluatie. Ten slotte waren er ook verschillende types Inhoud: Figuratief, Symbolisch, Semantisch en Gedragsmatig. Hoewel dit systeem grotendeels uit de gratie is geraakt als basis voor het testen van intelligentie, blijft het een interessant kader voor KM-ontwikkelaars om in overweging te nemen. Al te vaak worden systemen voor kennisbeheer ontworpen met een impliciete – niet in vraag gestelde noch erkende - beperking van de verschillende soorten kennis die ondersteund worden. Het terrein van intelligentietests is nog op een andere manier essentieel voor kennisbeheer. De ontwikkelaars van intelligentietests van het eerste uur beseften niet dat hun tests niet de ingeboren capaciteiten beoordeelden, maar vooral de mate waarin iemand sociaal bepaalde kennis had verworven. Ontwikkelaars van tests worstelden met het uitwerken van “cultuurvrije” IQ (intelligence quotient)-tests en slaagden er uiteindelijk niet in, omdat ze zich realiseerden dat wat intelligentie vertegenwoordigt, vooral bepaald wordt door cultuur. Het meest treffende voorbeeld hiervan is niet afkomstig uit het domein van de intelligentietests, maar uit het werk van Tom Evans,7 een student AI (artificial intelligence) van Marvin Minksy, die een programma ontwikkelde om de figuuranalogieën op te lossen in de vorm “A is tot B wat C tot [D1, D2, D3, D4, of D5] is.” Het programma van Evans werkte zelfs te goed. Het kon de figuren ontleden, regelcomponenten uitwerken en een samengestelde regel vinden die ervoor zorgde dat elk antwoord correct was! Minstens de helft van de inspanningen in dit proefschrift werd besteed aan het uitwerken van een identieke schikking van de regels die op sociaal vlak werden vastgelegd door de makers van de test. Een voorbeeld: de auteurs van de tests vonden het “eleganter” om een figuur te roteren op het niveau van het papier in plaats van in de driedimensionale ruimte. Anders gezegd, zelfs kennis die vlot kan aangeleerd worden als feitelijk of mathematisch is eigenlijk sterk bepaald door sociale en culturele veronderstellingen. Als zelfs feitenkennis niet zo objectief is als we zouden verwachten, is het niet verwonderlijk vast te stellen dat andere vormen van kennis nog subjectiever zijn. Zo draaide een belangrijk debat in de psychologie van het eerste uur over introspectie in tegenstelling tot empirisme. Dit debat kwam gedeeltelijk tot stand omwille van inconsistenties in eigen rapporten van testpersonen over ervaringen inzake perceptie en bewustzijn. Indertijd reageerden wetenschappelijke kringen met de verklaring dat enkel objectief observeerbare fenomenen mogen gebruikt worden bij het uitwerken van een betrouwbaar begrip van mentale processen. Vandaag, na het falen van het behavioristisch project, is er meer openheid naar subjectieve kennisvormen. Hoewel het geen twijfel lijdt dat enige vorm van “zelfkennis” essentieel is opdat mensen zich intelligent gaan gedragen (bv. zonder kennis van de beperkingen en capaciteiten van ons lichaam zouden we constant tegen alles aanstoten), verschillen individuen over hoe die kennis het best wordt beschouwd. Bovendien hebben studies ook uitgewezen dat er een aantal belangrijke gevallen zijn waarbij de zelfkennis van een persoon onjuist is. Uit literatuur omtrent de “fundamental attribution fallacy” (fundamentele inschattingsfout) blijkt dat, hoewel het gedrag van een individu sterk beïnvloed wordt door de context, de mensen toch verklaringen geven voor hun gedrag op basis van hun eigen interne waarden. Zo blijkt systematisch uit studies rond toeschouwers dat mensen veel meer geneigd zijn een persoon in nood te helpen wanneer ze alleen zijn dan wanneer ze zich in een grote groep bevinden. Als hen gevraagd wordt of ze verschillend zouden reageren in functie van hoeveel andere personen aanwezig zijn, zeggen deze mensen toch dat het geen verschil zou maken.8 Dit heeft belangrijke implicaties op de moderne praktijken inzake kennisbeheer. Niet alleen worden mensen zeer sterk beïnvloed door de sociale context, ze zijn er bovendien van overtuigd dat ze niet zo beïnvloedbaar zijn, terwijl dat in werkelijkheid wel zo is. Hoewel sommigen erop hebben gewezen dat de productiviteit van zowel teams9 als grote organisaties11 diepgaand beïnvloed wordt door sociale context, geloven wij dat die impact vaak wordt onderschat, niet enkel door proefpersonen in sociaalpsychologische experimenten, maar ook bij dagdagelijkse bedrijfsbeslissingen over kennisbeheer. Communicatie en kennisverwerving. Kennis is niet zo eenvoudig als onze manier om erover te praten wel zou veronderstellen en dat geldt ook voor het proces waarbij deze kennis wordt overgedragen naar anderen. Zoals Brown en Duguid12,13 het stellen: De idee van een document als drager is een voorbeeld van wat Michael Reddy de metafoor van de “pijpleiding” (conduit) noemt. Mensen beschrijven de meeste communicatietechnologieën als drager van informatie “in” boeken, bestanden of databases, alsof je die informatie er even makkelijk ook “uit” zou kunnen halen. Wij vragen of worden gevraagd om ideeën “op papier te zetten”, “ze even door te sturen”, enzovoort. Toch is er heel wat onderzoek dat erop wijst dat het niet enkel een kwestie is van de juiste kennis tot bij de mensen te krijgen — mensen dienen ze ook te assimileren en aan te leren. Eén van ons stelde dat een meer realistisch en nuttig communicatiemodel bestaat in een “ontwerp-interpretatie”-model. In dit model maakt de spreker gebruik van kennis over de context en de luisteraar om een communicatie te ontwerpen die, wanneer ze wordt voorgesteld aan en geïnterpreteerd door de luisteraar, een zeker gewenst effect zal hebben. 14 In dit “ontwerp-interpretatie”-model zou een kenniswerker beschouwd worden als een persoon met een actieve, constructionistische rol, die strookt met een brede waaier empirische resultaten. Heel wat onderzoek wijst in de richting van deze visie. Theoretici van alle aard - Dewey,15 Vygotsky,16 Piaget en Inhelder17 – hebben systematisch aangetoond dat alleen de presentatie van informatie niet noodzakelijk uitmondt in kennis. Mensen moeten actief betrokken worden om hun gedrag te wijzigen, om inzicht te krijgen en om problemen op te lossen. Vygotsky benadrukte het feit dat deze verwerving van kennis en inzicht een significant sociale component had, zelfs al was de kennis die daaruit voortvloeide van het type dat kan geklasseerd worden als wiskundig of wetenschappelijk. Toch geloven grote organisaties al te vaak dat het algemeen beschikbaar stellen van meer informatie de problemen rond kennisbeheer zal “oplossen”. Bij wijze van contrast gebeurt binnen IBM het gros van de managementopleiding via training op basis van scenario’s. Bij deze techniek wordt het individu gevraagd keuzes te maken in realistisch afgeschilderde situaties zoals managers die meemaken in het echte leven. Deze scenario’s zijn gebaseerd op een analyse van echte situaties en veronderstellen dat, wanneer het individu een “fout” begaat in de simulator of “verrast” is door een resultaat, dit de persoon motiveert om de beweegredenen hiervan te bestuderen en te begrijpen.18 Bij het gebruik van deze simulators wordt kennisverwerving in grote mate beïnvloed door sociale context, ook al zit de individuele leerling alleen voor een computerscherm. Het is de sociale context van het scenario die zorgt voor de motivatie en interesse en leidt tot het “juiste antwoord”. Naast het plannen van interacties zodat men actief betrokken raakt bij kennis, zijn er ook andere overwegingen uit vroegere studies die van toepassing zijn op systemen voor kennisbeheer. Zo weten we bijvoorbeeld dat mensen beter in staat zijn om kennis te onderscheiden en te onthouden als deze vervat ligt in verschillende dimensies.19 Maar in tegenstelling tot de waaier aan zintuiglijke prikkels die sowieso voorkomen in “papieren” systemen in een echte omgeving, hebben vele systemen van de huidige generatie weinig te bieden inzake gevarieerde prikkels. Gezien de processorkracht en het geheugen van de recente computers zou het best mogelijk zijn om een zintuiglijke “signatuur” te koppelen die uniek is voor verschillende items. Zo zou men “mappen” niet alleen kunnen afbeelden in verschillende kleuren maar ook in verschillende groottes en patronen. Ook korte muzikale animaties zouden kunnen wijzen op de structuur of inhoud van een map of de datum van de laatste toegang. De uitdaging bij het overtuigen van organisaties om gebruik te maken van een zintuiglijk rijke aanpak bij de lay-out van kennisgegevens bestaat er natuurlijk in dat de mogelijke prestatieverbeteringen slechts na langdurig gebruik merkbaar worden. Een groot aantal indicatoren wijzen naar een omgeving waarbij informatieverwerking verschuift naar een betere precisie en multimodaliteit. De laatste vier decennia zijn gebruikersinterfaces geëvolueerd van lichtjes en kipschakelaars naar toetsenborden, muizen, pictogrammen en I/O via spraak. In de amusementssector zien we momenteel langspeelfilms die volledig door computer zijn gegenereerd. Bij videospelletjes besteedt men steeds meer aandacht aan reactiviteit, meer ervaringsmodi en meer gedetailleerde beelden. Onderzoekslaboratoria blijven de grenzen van multimodale I/O steeds verleggen, inclusief virtuele realiteit en augmented reality (verbeterde realiteit),20,21 auditieve pictogrammen,22 kinetische typografie,23 enzovoort. Maar in bedrijfscontext blijken literatuur en praktijk rond kennisbeheer de nadruk te leggen op de inhoud van de systemen zonder aandacht voor de presentatiemethode. Het kostenplaatje buiten beschouwing genomen heerst er soms een bijna puriteinse bedrijfsethiek die presentaties vermijdt waarbij de zintuigen worden gestimuleerd en het volledige menselijke brein wordt gebruikt. Sociale context. Hoewel moeilijk kan tegengesproken worden dat kennisbeheer iets te maken heeft met het leveren van informatie aan de “juiste personen”, biedt onze gangbare definitie van KM weinig inzicht in welke mensen de juiste mensen zijn. Hier willen we het hebben over studies — vooral geput uit sociale wetenschappen en specifieke disciplines zoals computergestuurd werken in teamverband (Computer-Supported Cooperative Work (CSCW)) — die enkele interessante visies geven over sociale context (met en zonder technologie) waarin kenniswerk voorkomt en de sociale factoren die belangrijk lijken bij de ondersteuning van kenniswerk. In het domein van dit CSCW hebben onderzoekers vaak voorzichtige analyses uitgevoerd van hoe mensen binnen organisaties hun werk uitvoeren. Eén zaak die duidelijk blijkt uit deze studies is dat kenniswerk geen eenzame bezigheid is, noch dat het voldoende is te stellen dat bij kenniswerk meerdere mensen betrokken moeten zijn. Geval na geval wordt duidelijker dat kenniswerk te maken heeft met communicatie binnen vaag gestructureerde netwerken en gemeenschappen van mensen en dat het begrip ervan enkel mogelijk is via de identificatie van sociale praktijken en relaties die heersen in een bepaalde context. Een van de best bekende concepten die zijn voortgekomen uit deze studies is het begrip ‘praktijkgemeenschap’ van Lave en Wenger. Een praktijkgemeenschap wordt gedefinieerd door gemeenschappelijke taken, methoden, doelstellingen of benaderingen binnen een groep van mensen. Lave en Wenger tonen aan hoe nieuwe werknemers een hoeveelheid kennis meester worden via een soort van leertijd of een “legitimate peripheral participation” in de activiteiten van een groep ervaren werkers.24 Wenger25 voert een gedetailleerde studie uit van een bureau dat schadeclaims voor verzekeringen behandelt en toont de cruciale rol aan die sociale relaties en processen spelen om mensen in staat te stellen productiviteitsdoelstellingen te bereiken terwijl ze tegelijk het bedrijfsbeleid respecteren. De studie die Orr26 uitvoerde bij technici van kopieermachines wijst erop dat technische kennis sociaal wordt verspreid via een netwerk van technici en dat het wordt geïntegreerd en doorgegeven via mondelinge processen zoals het vertellen van een verhaal. In dezelfde trend concluderen Olson and Olson27 na de analyse van tien jaar studie op het terrein en in laboratoria met als onderwerp werken in groep en op afstand, dat een hele waaier sociale factoren de sociale context van kennisbeheer beïnvloeden en lichten ze toe hoe deze factoren in wisselwerking treden met technologieën bestemd om samenwerking op afstand te ondersteunen. Bij een interessante discussie over de rol van gemeenschappelijke belangen 28 bij collega’s beschrijven de Olsons hoe een bredere gemeenschappelijke achtergrond en de kennis van de activiteiten en de mentale toestand van de collega’s bijdragen tot het opbouwen en onderhouden van gemeenschappelijke belangen. De Olsons bespreken ook de rol van motivatie bij een succesvolle kennisuitwisseling: Motivatie werd vastgesteld als een van de belangrijkste bronnen van mislukking bij het invoeren van groupware in het algemeen. In de klassieke studie van Orlikowski over de mislukking om Lotus Notes** in te voeren bij een consultancybedrijf, werd deze mislukking toegeschreven aan het feit dat de individuen werden gecompenseerd volgens hun competitieve talenten.29 Er was geen stimulans om je beste ideeën te delen, omdat ze dan zouden beschouwd worden als gemeengoed en niet meer uniek waren. In andere organisaties waar bonussen inspelen op hoeveel anderen de kennis gebruiken die je voor hen beschikbaar stelt, hebben Notes en andere gemeenschappelijk gebruikte groupware-systemen wel een reële slaagkans.27 De studie van Churchill en Bly30 over het gebruik van een MUD (een soort conversatieomgeving op basis van tekst) binnen een groep wetenschappers van de Argonne National Laboratory wijst andere sociale factoren aan die kennisuitwisseling en samenwerking ondersteunen: Zoals Huxor31 aanwijst blijken “toevallige” ontmoetingen niet echt volledig toevallig te zijn. Sociale verbondenheid en fysiek voorkomen kunnen een invloed hebben op wie wie contacteert en hoe vaak. Hillier32 benadrukt de invloed van het ontwerp van de werkomgeving (virtueel of fysiek) op het smeden en onderhouden van “weak ties” (losse banden). Dit zijn contacten die je normaal gezien niet zou leggen via de centrale werkpraktijken. Toch vervullen deze “weak links” een belangrijke rol binnen de werking van een organisatie. In die zin levert de MUD een reeks virtuele plaatsen waarin je anderen “toevallig kan tegenkomen” of mensen actief kan opzoeken. Onze geïnterviewden benadrukten het belang van zo’n geplande en ongeplande ontmoetingen. Zo kunnen we stellen dat het gelijkstellen van kennisbeheer aan de levering van informatie aan een persoon, of een aantal personen, toch vrij beperkend is. Als we alleen het individu bekijken, zitten we grosso modo op het verkeerde niveau. Als alternatief moeten we onze aandacht vestigen op de sociale context. De meeste fenomenen die geïdentificeerd werden als belangrijk — relaties, bewustzijn, gemeenschappelijke interesses, bonussen en motivatie — zijn netwerk- of sociale fenomenen. Op dezelfde manier worden de “ontbrekende stukjes” die we voordien bespraken ook gekenmerkt door een niveauverschuiving. Kennis is niet geïsoleerd. Het gaat niet om contextvrije feiten verscholen “in” documenten of databases, en eenvoudigweg overgebracht in de hoofden van mensen. Integendeel, kennis is verbonden met menselijke intelligentie, waaraan vorm wordt gegeven via sociale veronderstellingen, en vereist actieve inmenging langs de kant van de ontvangers als ze kans wil hebben opgenomen te worden. Al deze conclusies – slechts een klein gedeelte van wat te vinden is in literatuur over HCI (human-computer interface) en CSCW – tonen de diepgaande invloed aan van menselijke en sociale factoren in het domein van kennisbeheer. Praktische technieken om kennis te creëren en door te geven. Als beoefenaars van kennisbeheer beschikken wij over een hele reeks technieken die inspelen op het onderzoek dat we tot dusver hebben besproken. En als ontwerpers van systemen voor kennisbeheer hebben we een aantal studies gevoerd over hoe technologische ondersteuning te bieden voor sommige van deze technieken. Hier beschrijven we de meest nuttige technieken voor algemeen gebruik en bestuderen we de manier waarop informatietechnologie (IT) deze kan ondersteunen. Om te beginnen hebben we het over een gebied dat in onze ogen opmerkelijk weinig aandacht heeft gekregen: de creatie van nieuwe kennis. Dit gebrek aan aandacht is misschien te wijten aan het feit dat de Westerse cultuur een lange traditie heeft om creativiteit te beschouwen als gelijk aan magie. Desondanks is er nu een hele hoop wetenschappelijke literatuur die kwesties als creativiteit, probleemoplossing en ontwerp behandelt (zie Shneiderman33 voor een interessante analyse). Terwijl de toestand van de wetenschap en de kunst niet zover is om verwezenlijkingen van een Shakespeare of Einstein op aanvraag te kunnen kopiëren, kunnen we wel de technologische en methodologische ondersteuning vervaardigen om de aanmaak van nieuwe kennis te verhogen, zowel door individuen als door groepen. Er kunnen tools ontworpen worden die in verscheidene processen kunnen bijdragen tot de creatie van nieuwe kennis. Wij onderzoeken tal van voorbeelden van creatieve processen die mogelijk zijn met ondersteuning van technologie, inclusief: dialoog, 34 het gebruik van metaforen,35 het gebruik van strategieën,36 en het gebruik van verhalen.37 Bohm-dialoog. In een Bohm-dialoog38 werkt een groep mensen samen om nieuwe kennis op te bouwen. Dit proces verschilt op velerlei vlakken van een typische bedrijfsvergadering. Ten eerste wordt voortdurende vraagstelling afgewisseld met het streven naar een antwoord. Wij weten uit studies inzake menselijke probleemoplossing dat het de natuurlijke neiging is van mensen (tenminste in de Amerikaanse cultuur) om direct over te gaan naar een eerste formulering van een probleem en het trachten op te lossen, eerder dan alternatieve formules te onderzoeken. Ten tweede is de dialoog niet competitief. Mensen stellen vragen en formuleren opmerkingen maar er wordt hen gevraagd hun gedachten te “onderbreken”. Anders gezegd mogen ze hun specifieke idee niet opdringen aan de groep als zijnde het correcte. Ten derde is de reële conversatie niet gebonden aan een analytische agenda die de onderdelen van het probleem stuk voor stuk behandelt. De conversatie wordt eerder samengehouden door een “container”. Dit betekent dat er enige focus is op het gesprek — het dwaalt niet doelloos af naar elk ander onderwerp — maar dat al het gezegde verbonden is met het algemene systeem dat de groep tracht te begrijpen. Ten vierde verschilt het ritme van de Bohm-dialoog van de typische vergadering, waarin iedereen de spreker mentaal bekritiseert en een tegenargument verzint nog voor de spreker zijn betoog heeft beëindigd. In de plaats spreekt een persoon en luisteren de anderen. Na het luisteren denkt iedereen na over wat net gezegd is vooraleer iemand anders spreekt. Bohm, een fysicus, vergeleek dit “rustigere” ritme met supergeleiding. Of we deze metafoor nu aanvaarden of niet, er zijn enkele opmerkelijke doorbraken gerealiseerd via het gebruik van de Bohm-dialoog.38 Er werden tools ontwikkeld om de Bohm-dialoog te ondersteunen, zowel in ‘live’ discussies als bij samenwerking op afstand. Fischer en zijn collega’s aan de Universiteit van Colorado hebben een samenwerkingsruimte uitgewerkt met zowel een horizontale actieruimte met computersysteem — waar de medewerkers letterlijk “in het centrum” ontwerpen en bouwen — en een grootschalige reflectieruimte met een groot scherm 39 waar materiaal wordt afgebeeld om de deelnemers te helpen bij het nadenken over hun activiteit. Het is duidelijk dat, als de Bohm-dialoog wil fungeren als een proces, zowel formele organisatorische mechanismen als informele culturele aspecten van een situatie zichzelf moeten lenen tot het proces. Als mensen werken in een uiterst competitief klimaat waar er hogere intrinsieke en extrinsieke beloningen zijn voor een eigen idee dan voor het bereiken van een doorbraak als groep, zal de dialoog beschouwd worden als een trage, niet efficiënte manier om een vergadering te voeren. Op dezelfde manier dienen de deelnemers waarschijnlijk ook enigszins vertrouwd te zijn met systeemdenken om efficiënt te kunnen werken. Zoniet, zal er weinig motivatie zijn om het geheel trachten te begrijpen in plaats van de onderdelen bij stukjes en beetjes aan te pakken. Systematisch gebruik van metaforen. Een ander creatief proces dat kan ondersteund worden met informatietechnologie is het systematische gebruik van de metafoor, zoals voorgesteld door Gordon,35 Mattimore,40 en anderen. Vroeger onderzoek 41 beschreef een techniek voor het verbeteren van prestaties bij probleemoplossende taken en ontwerpinspanningen. In een experiment besteedden een groep proefpersonen een uur aan het uitwerken van een ontwerp om een verlaten kerk om te bouwen tot een restaurant. Een andere groep besteedde 20 minuten aan het ontwerp, 20 minuten om te kijken naar een woordenlijst bestemd om concepten op te roepen uit een brede waaier domeinen, en opnieuw 20 minuten aan het ontwerp. De laatstgenoemde groep maakte ontwerpen die aanzienlijk talrijkere restaurantfuncties vervulden. In een ander experiment konden proefpersonen meer inzichtelijke oplossingen op problemen voorleggen wanneer hen een arbitraire woordenlijst werd voorgelegd, en dit ondanks de constante tijd die werd besteed aan de taak. Deze resultaten wijzen erop dat woordenlijsten die specifiek samengesteld werden om verschillende metaforen in de geest van een probleemoplosser op te roepen, kunnen bijdragen tot open ontwerpen en probleemoplossende taken en dat die metafoortechnieken kunnen uitgebreid en verbeterd worden met de huidige interactieve software. Vooronderzoek naar hoe deze tools er zouden kunnen uitzien vindt u in demonstratieprototypes beschikbaar via www.research.ibm.com/knowsoc/. In het volgende fictieve scenario vindt u een voorbeeld van hoe deze tool kan werken. Joe zit vast. Hij heeft een fantastisch idee over hoe je de volgende versie van de ThinkPad* gebruiksvriendelijker kan maken. Maar hij raakt nergens met de projectmanager die weigert hardwarewijzigingen te overwegen in dit late stadium. Hij meldt zich aan op de geautomatiseerde metafoortool en raakt betrokken in een gestructureerde interactie die hem aanspoort om de elementen van zijn probleem uit te splitsen, ze te herschikken, zijn impliciete veronderstellingen expliciet te maken, en “wat als”-spelletjes te spelen met sommige van die veronderstellingen. Hij krijgt een “vreemd” gevoel als hij de definitie van hardware en software omkeert, maar vindt nog steeds geen oplossingen. Maar later die dag, wanneer hij naar huis rijdt, beseft hij plots dat wat hij in de gewijzigde hardware wilde toevoegen ook via softwareweg kan gebeuren. De uitvoering dient dan niet meer te gebeuren via de PC-afdeling, maar kan gedownload worden via de website van het bedrijf of doorgestuurd op een cd na een oproep naar een 800-nummer. Als resultaat verhoogt de verkoop van de pc aanzienlijk, zodra uitlekt dat IBM een zeer gebruiksvriendelijk systeem heeft. Afstemmen van de strategie. IBM Research heeft zich onlangs toegespitst op de ontwikkeling van een uitgebreid compendium van strategieën voor het bevorderen van de creatie van creativiteit en kennis. Alhoewel er boeken bestaan over strategieën inzake probleemoplossing in welbepaalde domeinen, (bijvoorbeeld oorlogsvoering, diplomatie, schaak, business), zijn wij ervan overtuigd dat mensen die in een bepaalde praktijkgemeenschap werken, zich een gemeenschappelijke set van strategieën aanmeten die min of meer gangbaar zijn in die gemeenschap. Er zijn echter ook strategieën afkomstig van een volledig verschillend domein, die op een succesvolle manier kunnen toegepast worden, indien de betrokken partijen zich zouden kunnen beroepen op bestaande praktijken. Gordon36 heeft strategieën verzameld uit een hele reeks domeinen en een abstracte planning-taal ontwikkeld waarin al deze strategieën kunnen beschreven worden. Aangezien de abstracte planning-taal generatief is, kan deze ook aangewend worden om potentieel nieuwe strategieën te beschrijven en om praktijkbeoefenaars in een bepaald domein te helpen om ongewone strategieën te vinden afkomstig uit een ander domein. Bijvoorbeeld, in de traditionele Westerse geneeskunde worden bacteriën als de “vijand” beschouwd en de strategie om iemand te helpen met een infectie bestaat er normaal in om die vijanden te bestrijden en te doden. Andere strategieën kunnen er echter in bestaan om het eigen immuunsysteem van het lichaam te stimuleren en te ondersteunen, waarbij de kenmerken van de bacteriën zodanig gewijzigd worden dat ze schadeloos worden, waarbij ze “uit het lichaam geleid worden”, door hen elders een meer ontvankelijke omgeving te verschaffen, door de bacteriën zo te wijzigen dat ze elkaar gaan bestrijden, door de bacteriën zodanig af te schermen dat ze niet meer bedreigend zijn voor het lichaam, enz. Wij denken dat het aanbieden van alternatieve strategieën vanuit andere domeinen, de dokters in staat kan stellen om op een inventieve manier te denken. Zo zijn er verschillende farmaceutische bedrijven die voorstander zijn van het gebruik van alternatieve strategieën om het innovatieve denken te bevorderen. Verhalen en het vertellen van verhalen. Verhalen en het vertellen van verhalen zijn een andere manier om de creativiteit te bevorderen in individu’s en in groepen, en zij verschaffen ook een waardevolle manier om kennis voor te stellen en mee te delen. In sommige gevallen kunnen bepaalde verhalen een bepaald punt duidelijk maken. Een gebruikelijk maar moeilijk punt dat men naar voor wil brengen in het aanleren van concepten met betrekking tot systeemdenken, is de manier waarop mensen een impact hebben op elkaar. Zo kan een marketing-afdeling bijvoorbeeld vinden dat de technische afdeling niet snel genoeg reageert en er te lang over doet om veranderingen te implementeren. Om hieraan te verhelpen kan de marketing-afdeling een hele reeks van eisen ontwikkelen en het product vroeger vragen dan verwacht, om de ontwikkeling sneller te laten verlopen en tijdig een concurrentieel product te kunnen afleveren. Deze houding heeft natuurlijk tot gevolg dat de technische afdeling de indruk heeft van minder responsief op te treden tegenover de marketing-afdeling. Zulke “vicieuze cirkels” doorbreken is moeilijk. Directe communicatie kan in deze omstandigheden een averechts effect hebben omdat het kan leiden tot tegenstand en defensieve reacties. Een alternatief hiervoor is aan beide groepen een verhaal te vertellen over een andere situatie waarin dezelfde principes van toepassing zijn. Snowden42,43 heeft het over verschillende typen verhalen die geholpen hebben om een doorbraak te bewerkstelligen. Aangepaste verhalen vinden voor de situatie die zich aandient, is niet zo evident. In ons lab ontwikkelen wij tools om hiermee te helpen. In een van deze tools beschrijft Gordon44 een “op een script gebaseerde browser” die de gebruiker de mogelijkheid biedt om verhalen te vinden die gebaseerd zijn op het type van activiteit die ze bevatten. Deze aanpak werd toegepast op een zeer uitgebreide verhalenverzameling die de “American Heritage Project”—verhalen worden genoemd, die in 1930 in opdracht van de Works Progress Administration opgetekend werden, en waarvan er nu veel online beschikbaar zijn. Terwijl er verder wordt gewerkt aan de “abstracte planning” strategietaal die hierboven werd aangehaald, kan de browser ook gebruikt worden om verhalen te vinden over analoge activiteiten. In sommige gevallen zijn er andere kenmerken van een verhaal die belangrijk zijn wanneer er moet gekozen worden. Ons lab is juist begonnen met de ontwikkeling van een Story Markup Language voor het beschrijven van de verschillende aspecten van een verhaal. Wij hebben de intentie om software te ontwikkelen voor het automatisch toevoegen van meta-gegevens aan verhalen om de verschillende aspecten van het verhaal te beschrijven of de gebruiker te helpen dit rechtstreeks te doen. Zulke meta-gegevens kunnen gebruikt worden om specifieke soorten van verhalen te zoeken of als basis voor de visualisering van de reeks verhalen die door de gebruikers snel kunnen gescand worden om potentiële kandidaat-verhalen te vinden. De Story Markup Language behandelt niet alleen de interne inhoud van het verhaal maar ook de sociale context. Het vertellen van verhalen is eerst en vooral een sociaal gebeuren: in het leven van alledag vertellen mensen verhalen aan anderen (die meestal fysiek aanwezig zijn) in een welbepaalde context (bij het eten, tijdens een meeting, enz.). Hierbij beïnvloeden sociale factoren wie welke verhalen vertelt en wanneer. Door het ontwerpen van efficiënte manieren om verhalen te verzamelen en er toegang toe te verlenen, nemen wij deel aan de sociale dynamiek die aan de grondslag ligt van het vertellen van alledaagse verhalen, zoals de redenen waarom er verhalen worden verteld, de kennis die de verteller heeft van zijn publiek en de rol die het publiek speelt bij het vertellen. Als een voorbeeld van hoe de sociale context van het verhalen vertellen een impact kan hebben op de pedagogische functie die het kan vervullen, moeten wij u eraan herinneren dat, in een zakelijke context, het publiek het verhaal niet zomaar “slikt”. In het geval van fictieve verhalen, (bijvoorbeeld verhalen in een entertainment-context), zullen lezers en toehoorders het verhaal vooral “slikken” of “aanvaarden” als het interne coherentie vertoont. Maar binnen het kader van het gebruik van verhalen om een verandering teweeg te brengen in de “echte” wereld, moet het publiek het verhaal niet alleen als “intern coherent” aanvoelen maar ook als coherent met de “echte” buitenwereld. Lawrence en Thomas45 hebben zich toegespitst op de verdere uitwerking van zulke sociale factoren in het vertellen van verhalen en de implicaties ervan. Expressieve communicatie. Communicatiie is essentieel voor elke complexe, moderne organisatie. Wij vinden het nodig om een onderscheid te maken tussen wat we instrumentele versus expressieve communicatie heten. Instrumentele communicatie is dat wat noodzakelijk is om taken uit te voeren die te maken hebben met directe organisatorische doelstellingen. Dit type communicatie wordt normaal ondersteund door typische formulieren, documenten en media, zoals jobaanbiedingen, vorderingen, beoordelingsformulieren, facturen, RFPs (requests for proposals), contracten, formele certificaten voor een onderscheiding. Zo’n type communicatie wordt gewoonlijk gecreëerd in een welbepaald formaat (bijvoorbeeld een formulier) en afgeleverd in een welbepaalde context, met vermelding van specifieke informatie. In tegenstelling hiermee is expressieve communicatie communicatie waarin individu’s en teams gedreven worden door persoonlijke of sociale doelstellingen zoals het delen van ervaringen, het aangeven dat men het eens is, humoristisch zijn, enz. Expressieve communicatie verloopt meestal in een informele sfeer, gesprekken die in de gang gevoerd worden, informele samenkomsten, verhalen, notities gekrabbeld op een wenskaart of op een bierkaartje en e-mail over niet-zakelijke aangelegenheden. Organisaties maken vooral gebruik van instrumentele communicatie, maar de rol van expressieve communicatie wordt minder begrepen en wordt soms beschouwd als irrelevant, als storend, en soms, omgekeerd, als cruciaal om een werk te voltooien. Onlangs hebben sommigen geopperd dat zo’n communicatie belangrijk is in de ondersteuning van vernieuwend denken46 en het opbouwen van een sociaal kapitaal11 binnen organisaties. In ieder geval is het zo dat het efficiënt gebruik van expressieve communicatie binnen een organisatie bepaalde voorwaarden vereist, zoals aangepaste sociale en culturele normen. Technologie kan het gebruik van expressieve communicatie verbeteren. Een van de ideeën is bijvoorbeeld om de bestaande formulieren te wijzigen en er bijvoorbeeld een veld voor commentaar aan toe te voegen en gegevens om in contact te treden met een ombudsman, een persoon die verantwoordelijk is voor het oplossen van problemen die te maken hebben met een tegenstelling tussen de wat het vastgelegde systeem voorhoudt en de realiteit van elke werkdag. Een plaats voorzien voor zo’n commentaar en de hieruit voortvloeiende gesprekken kunnen vitaal zijn om de instrumentaliteit van het systeem te ondersteunen. Een leerrijk voorbeeld uit het echte leven wordt ons verschaft door Harris en Henderson.47 In een bepaald scheepsbedrijf werden de papieren documenten vervangen door een meer “efficiënt” computersysteem. In een van de gevallen moesten de goederen op de boot worden geleverd. Een van de dokwerkers had op papier, in het veld “Ship to Address,” geschreven: “Bellen naar Mr. X op het nummer Y om na te gaan waar het schip zich zal bevinden op het tijdstip van de levering.” Als men dezelfde gegevens intypte in de computerversie, kwam er een foutbericht tevoorschijn. De bediende moest dan een fictief, maar syntactisch juist adres intypen in het computerformulier. Het resultaat van al deze fouten was dat de bedienden uiteindelijk zowel het computersysteem als het vroegere papiersysteem gebruikten. Een tweevoudige aanpak kan aangewend worden om zulke absurde situaties te vermijden. Eerst en vooral moeten kennissystemen, als algemeen principe, expressieve communicatie incalculeren. Hierdoor zullen er minder fouten voorkomen en zullen de activiteiten efficiënter kunnen uitgevoerd worden; dit zal ook het sociaal kapitaal verhogen. In de tweede plaats zouden systemen zo moeten ontworpen worden dat zij begrijpen hoe een werk in feite wordt uitgevoerd, en niet hoe IT-ontwikkelaars denken dat het werk wordt uitgevoerd. Processen om zo’n soort kennis te ontwikkelen vindt men bijvoorbeeld bij Beyer en Holtzblatt.48 Expressieve communicatie als een middel om het vertrouwen op te bouwen. Uit de klassieke studie van Arie De Geus49 over de levensduur van grote organisaties blijkt dat wederzijds vertrouwen een sterk kenmerk is van langdurende organisaties. In de studie van Robert Putnam50 over verschillende regio’s en lokale overheden in Italië juist na de oorlog, heeft hij ook ontdekt dat wederzijds vertrouwen, waar gebruik van werd gemaakt door verschillende informele groepen, clubs, en verenigingen, een uitstekende drijfkracht is van toekomstige economische groei. Instrumentele communicatie kan ons informatie geven over de vaardigheden van een persoon en ons de verzekering geven dat die persoon de regels van de organisatie zal volgen. Het karakter van iemand komt echter naar boven wanneer iemand keuzes moet maken onder druk.51,52 In een goed-gestructureerde organisatie wordt keuze tot een minimum herleid; het is dus moeilijk om iemand te leren kennen wanneer men zich alleen baseert op pure instrumentele communicatie. Aan de andere kant, als een persoon een verhaal over zichzelf vertelt, een sociaal gesprek heeft of deelneemt aan creatieve designsessies, zal hij of zij onvermijdelijk iets van zichzelf onthullen. Na een tijdje komen wij iets te weten over een andere persoon en zullen wij deze stilaan gaan vertrouwen. In feite blijkt dat mensen van mensen houden die een meer expressieve manier hebben van zich uitdrukken, zelfs binnen het kader van een bepaalde organisatie-omgeving.53 Dit kan een van de redenen zijn waarom echte efficiënte leiders zich focussen op verhalen.54,55 Het belang van wederzijds vertrouwen bij collega’s valt misschien niet zo op als mensen binnen een organisatie allemaal een procedure volgen die werkt. In tijden van veranderingen of problemen zal wederzijds vertrouwen ervoor zorgen dat men met vereende krachten de doelstellingen van de organisatie nastreeft (in tegenstelling tot individuele, lokaal geoptimaliseerde doelstellingen). Als men het op een andere manier bekijkt, stelt expressieve communicatie de mensen in staat om een meer volledig en complex model van anderen op te bouwen, zodat er een basis wordt gelegd voor voorspellingen wat het gedragspatroon betreft in nieuwe situaties, waarbij samenwerking maar geen vooraf bepaalde acties vereist zijn. Het is echter wel zo dat alhoewel verhalen en andere vormen van expressieve communicatie de mogelijkheid bieden om wederzijds vertrouwen te creëren, zij ook de mogelijkheid hebben om het wederzijds vertrouwen te verminderen. Zoals hierboven gezegd, creëren verhalen in een context van entertainment hun eigen kader. Maar verhalen die in de context van een organisatie worden verteld, zullen niet gewoon “aanvaard” worden. Zij zullen gezien worden tegen de achtergrond van de actuele context en als het verhaal te veel ingaat tegen wat er zich feitelijk afspeelt, zal het resultaat gewoon minder vertrouwen zijn en niet meer.37 Expressieve communicatie volstaat niet als voorwaarde om wederzijds vertrouwen op te bouwen, maar kan noodzakelijk zijn. Zo zou het ontwerp van kennisbeheersystemen moeten rekening houden met expressieve communicatie en met instrumentele communicatie als zij de organisaties zouden moeten helpen in tijden van verandering en tegenspoed. Sommige recente ontwerpen schijnen zich hierop toe te spitsen.37,56 Conversatie. Wij beëindigen ons overzicht van praktische technieken voor het ondersteunen van een sociaal geïnformeerde aanpak van kennisbeheer door ons te richten op een techniek die zo gebruikelijk is dat ze onopgemerkt voorbijgaat: een gewone conversatie. Wij aanzien de conversatie als iets essentieels. Wij gebruiken deze als medium voor besluitvorming. Door middel van conversatie creëren wij, ontwikkelen wij, bekrachtigen wij en delen wij kennis. Wanneer systemen - geautomatiseerd of bureaucratisch - het laten afweten, of te strikt zijn, nemen wij de telefoon op om dit te “omzeilen”. En, ongeacht onze vorderingen in het ophalen van informatie, is de favoriete methode om informatie te verkrijgen nog altijd: het vragen aan een collega. Waarom eigenlijk? Wij vinden dat een conversatie twee kenmerken heeft die centraal staan. Een van de cruciale kenmerken van een gesprek is dat het een diepgaand interactief intellectueel proces is (zie Clark28 voor een gedetailleerde uiteenzetting). Wanneer we spreken, verwijzen wij naar een gemeenschappelijke grond van reeds vaststaande begrippen, gedeelde en vroegere ervaringen. Naarmate het gesprek verdergaat, proberen we steeds te interpreteren wat er gezegd wordt, gaan we na of wij wel werden begrepen en leveren wij een nieuwe bijdrage. Soms ontstaan er misverstanden en proberen we die ongedaan te maken door onze gedachten opnieuw te formuleren, of de vorige conversatie te “debuggen” om na te gaan of wat waarvan we dachten dat het gedeelde kennis was, wel degelijk gedeeld wordt. Dit betekent uiteindelijk dat conversatie een fantastische methode is om kennis uit te lokken, te onthullen, uit te drukken, toe te passen en in een nieuwe context te plaatsen. Conversatie is meer dan enkel een intellectuele poging: het is fundamenteel een sociaal gebeuren.57-59 Conversatie is sociaal op twee manieren. Eerst en vooral spreken mensen tot een of meerdere toehoorders. Degene die spreekt ziet hoe zijn toehoorder reageert en past zijn houding aan aan die reactie: knikken en oogcontact drukken een bepaalde boodschap uit; vragen en gefronste wenkbrauwen, een andere reactie; geeuwen en friemelen, nog een andere. In de tweede plaats is conversatie sociaal door het feit dat mensen een beeld van zichzelf geven via een conversatie. Hun persoonlijke intenties komen naar voor, hun persoonlijke stijl, ze worden als geloofwaardig beschouwd, delen de kritiek en beogen andere sociale doelstellingen door hun gesprek, vaak op een zeer subtiele manier. De sociale aard van een gesprek is geen ongewenst neveneffect maar is er wel de kern van: persoonlijke motiveringen zijn de drijfkracht achter een gesprek en verschaffen de energie voor het intellectuele werk dat hiermee gepaard gaat, of het gesprek nu een babbeltje bij de koffie is of gaat over wat er in de krant staat. Bovendien heeft de conversatie binnen het digitaal medium een belangrijke eigenschap die nuttig is voor wat wij beogen: de persistentie ervan. Het gaat om tekst, ingetypt of gesproken en herkend door anderen, waarbij de persistentie de conversatie brengt tot bij de mensen buiten gehoorsafstand, en ze toegankelijk gemaakt wordt voor mensen die zich op andere plaatsen bevinden op andere tijdstippen. Digitale conversatie kan synchroon en asynchroon zijn en de toehoorders kunnen intieme kennissen zijn of een groot publiek. De persistentie ervan zet de deur open voor een hele reeks van nieuwe gebruiken en praktijken: persistente conversaties kunnen doorzocht worden, doorbladerd, terug afgespeeld, becommentarieerd, weergegeven, geherstructureerd en in een nieuwe context geplaatst, met een grote kans tot een serieuze impact op persoonlijke, sociale en institutionele praktijken. Samenvatting. Dit was een overzicht van een reeks van vondsten en praktische technieken die te maken hebben met cognitieve en sociale factoren die op de voorgrond treden in de creatie en de communicatie van kennis. Wij beweren zeker niet dat dit overzicht allesomvattend is. Wij hebben ons toegespitst op delen van de kennisbeheer-puzzel die ons verder hebben geholpen in ons onderzoek. We denken zeker niet dat wij alle ontbrekende stukken hebben blootgelegd. Wij denken dat, zelfs als het hier gaat om een coherente discipline, de cruciale factoren in het beheer van kennis nog in de kinderschoenen staan. Nieuwe beelden: Sociaal geïnspireerde kennisbeheersystemen Wat moeten wij hier allemaal uit opmaken? Wij hebben een aantal nieuwe stukken aangebracht voor de kennisbeheer-puzzel — maar hoe passen die nieuwe stukken en de oude stukken nu in elkaar om een nieuw, naadloos zicht te geven op kennisbeheer? Zoals wij reeds aanhaalden in de inleiding, denken wij dat zo’n doelstelling voorbarig is en dat men beter een reeks van gedeeltelijke modellen aanbiedt, met het engagement om tal van nieuwe perspectieven te onderzoeken. In dezelfde lijn, bieden wij twee voorbeelden aan die met ons eigen werk te maken hebben en die suggereren hoe alle stukken in elkaar zouden moeten passen om te komen tot een sociaal geïnspireerde aanpak van kennisbeheer-systemen. Het eerste voorbeeld, een systeem “Babble” genaamd, is afkomstig uit het domein van sociaal computergebruik. 56 Sociaal computergebruik heeft te maken met twee digitale systemen die gebaseerd zijn op sociale informatie en context om de activiteit en de prestaties van mensen, organisaties en systemen te verbeteren. Voorbeelden van sociaal computergebruik zijn bijvoorbeeld aanbevelingsprogramma’s (bijvoorbeeld voor filmen of muziek), “wearware” (dwz. waarbij tekenen van “intensiteit van het gebruik” of de historiek in een digitaal systeem worden aangegeven, zoals in welke mate een weblink wordt aangesproken), sociale navigatie,60 en indicatoren van sociaal bewustzijn (bijvoorbeeld visualisering van mensen en hun gedrag, buddy-lijsten). Babble is een on-line multigebruikersomgeving die de creatie, opheldering en het delen van kennis beoogt door middel van op tekst gebaseerde conversatie. Eerst worden de principes die aan de grondslag liggen van Babble beschreven en daarna worden de ervaringen met het systeem en het gebruik ervan onder de loep genomen. Het tweede voorbeeld: de socialisering van kennis, beschrijft een geheel van projecten rond het gebruik van verhalen en het vertellen van verhalen in een businessomgeving. De grondgedachte van kennis-socialisering wordt eerst beschreven, waarbij aangetoond wordt hoe verhalen de creatie, het delen en het hergebruik van kennis, vergemakkelijken. Daarna wordt er een geïntegreerd pakket van verhaal-verwante tools beschreven die dit doel ondersteunen. Het basisprincipe van Babble: doorzichtigheid leidt tot bewustzijn en leidt tot aansprakelijkheid. Denkt u even een kennisbeheersysteem in dat ontworpen was vanuit een sociaal perspectief, een systeem dat gebaseerd is op de veronderstelling dat kennis zijn oorsprong vindt in een sociale context. Zo’n systeem zou ervan uitgaan dat kennis geproduceerd wordt binnen en verspreid wordt in een netwerk van mensen, dat slechts een klein deel van de kennis vastgelegd wordt in concrete vorm, dat het delen van kennis sociale factoren inhoudt zoals relaties, vertrouwen, verplichting en reputatie. Eén manier waarop een systeem zo’n veronderstellingen concretiseert is niet alleen door toegang te verschaffen tot gegevens en documenten, maar ook door het onderling verbinden van het sociale netwerk van mensen die de kennis produceerden. Beeldt u zich verder in dat wij niet alleen de mensen hierin opnemen die de kennis produceren, maar ook deze die deze kennis gebruiken. Veronderstel dat – net zoals we op zoek gaan naar drukbezochte restaurants, andere klanten bekijken, of uitkijken naar het aangaan van een gesprek- we gelijkaardige tekenen zien die voorkomen bij diegenen die gebruikmaken van een kennisbeheersysteem. Uiteindelijk is het zo dat sommige van de kennisgebruikers aanzienlijke inspanningen zouden moeten leveren om de kennis toe te passen voor hun doelstellingen, waarbij zij ook de gebreken en bijzonderheden hiervan zouden inzien en hier ook op voortgaan. Als we sporen zouden kunnen vastleggen van dit werk in verband met kennis, kunnen anderen met gelijkaardige behoeften evenveel nut terugvinden in het praten met de gebruikers van deze kennis dan met de oorspronkelijke auteurs te communiceren. Zo’n systeem zou niet enkel gaan om een database van waaruit de gebruikers kennis ophalen maar zou eerder dienst doen als kennisgemeenschap, een plaats waarbinnen mensen kennis zouden ontdekken, gebruiken en hanteren en anderen zouden tegenkomen die hetzelfde doen en waar ze dan in wisselwerking mee treden. 61 Hoe kunnen wij dit doen? Eén manier waarop dit zou kunnen bereikt worden is binnen de context van een online computerondersteunde communicatie-omgeving. Zo kunnen wij ons een op de computer gebaseerd systeem indenken waarin niet alleen records en documenten zouden kunnen opgeslagen worden, maar de mensen ook de mogelijkheid biedt om met elkaar een dialoog aan te gaan en een zekere zichtbare aanwezigheid te creëren. Zo’n systeem zou niet alleen mensen en kennis concreet maken, maar zou ook de interacties tussen die mensen concreet maken. Dit betekent dat het mogelijk zou zijn om mensen met elkaar te zien omgaan door middel van expliciet uitgedrukte kennis (bijvoorbeeld door te lezen) en dat het mogelijk zou zijn om mensen met elkaar te zien spreken (zowel om stilzwijgende kennis uiteen te zetten als om de sociale factoren op te bouwen zoals vertrouwen en relaties die belangrijk zijn in kennisbeheer). De laatste 4 jaar van ons onderzoek was gewijd aan de manieren waarop zulke interacties zichtbaar kunnen gemaakt worden in online-omgevingen. Wij hebben daartoe de notie bedacht van sociaal doorzichtige systemen46 om ons te helpen om dergelijke omgevingen te ontwerpen. Sociale doorzichtigheid duidt op systemen die op waarneming gebaseerde informatie verschaffen over de aanwezigheid en de activiteiten van gebruikers, waardoor er sociale hulpmiddelen worden gecreëerd die door de groep en de individu’s kunnen gebruikt worden om hun online-interacties te structureren en te verbeteren. Wanneer zulke informatie zichtbaar gemaakt wordt voor alle deelnemers, worden mensen zich bewust van de aanwezigheid en van de activiteiten van anderen waarbij sociale conventies en andere sociale dynamiek op de voorgrond komen. Het bewust zijn van elkaar gaat gepaard met het opnemen van verantwoordelijkheid voor zijn daden (d.w.z. als “ik ervan bewust ben dat jij ervan bewust bent dat ik ervan bewust ben” van uw aanwezigheid en activiteiten, zal mijn activiteit geïnterpreteerd worden in het kader van deze kennis. Dit betekent dat ik aansprakelijk zal worden gehouden voor wat ik doe. Door sociale doorzichtigheid aan te wenden als structuur, proberen wij meer nadruk te leggen op de mensen en hun gedrag, waarbij de creatie, het toepassen en de onderlinge observatie van sociaal gedrag mogelijk wordt gemaakt. Door dit te doen, proberen wij een basis te creëren voor meer coherente, productieve en vlotte interacties online. Sociaal doorzichtige systemen maken het voor de gebruikers gemakkelijk om op elkaar te reageren op een doelgerichte, coherente manier; elkaars daden te observeren en na te bootsen; om druk uit te oefenen op gelijken; om sociale conventies te creëren, te detecteren en hieraan tegemoet te komen. Wij aanzien sociale doorzichtigheid als een fundamentele vereiste om de meeste soorten communicatie en samenwerking in digitale ruimten, te ondersteunen. Babble: Een infrastructuur bestemd voor een kennisgemeenschap. Babble is een online, digitale ruimte waarin kennis kan worden gecreëerd, ontdekt, gedeeld en hergebruikt.56 Een van de hoofdmiddelen om deze essentiële kennisbeheerprocessen in Babble uit te voeren, is de ondersteuning voor gemengde expressieve en instrumentele communicatie door middel van informele conversatie. Daarom is Babble vooral gericht op de ondersteuning van langdurige, contextuele interacties (in tegenstelling tot taakgerichte, korte-termijn activiteiten). Het zorgt doelbewust voor de combinatie van werk- en sociale conversaties, sychrone en asynchrone interacties en privé- en openbare discours. Het doel is om een digitaal substraat te creëren waarop kennisgemeenschappen kunnen bouwen en waarbij de ”discours-bases” eerder dan de databases, een medium kunnen verschaffen voor mensen om ervaringen en kennis te ontwikkelen en met elkaar te delen en toe te kijken hoe anderen hetzelfde doen. Het Babble-systeem. Babble gelijkt op een multikanaal, een op tekst gebaseerd chat-systeem waarop veel mensen zich kunnen aansluiten, en ofwel uit een lijst een conversatie kunnen selecteren waaraan zij kunnen deelnemen, ofwel hun eigen conversatie kunnen opbouwen. Babble verschilt echter op twee manieren van een gewoon praatje, die allebei teruggaan op onze doelstelling om een sociaal doorzichtig systeem te creëren dat ondersteuning biedt voor kennisbeheer. Eerst en vooral is de tekstuele conversatie die in Babble voorkomt, persistent: zoals bij een onconventioneel praatje waarbij de nieuwkomers alleen zien wat er zich voor heeft gedaan sinds zij zich hebben aangesloten op het kanaal, kunnen de gebruikers van Babble alles zien wat ooit heeft plaatsgehad in elke bestaande conversatie. Deze sporen geven het systeem de mogelijkheid om te functioneren als kennis-opslagplaats, of wat wij ook een “discours-base” noemen. In de tweede plaats maakt Babble de aanwezigheid en de handelingen van de deelnemers zichtbaar door middel van een zogenaamde sociale proxy. Figuur 1 toont de Babble-gebruikers. Het linkerbovenvak bevat een lijst van namen van gebruikers die meestal aangesloten zijn op Babble. Het middenste bovenvak bevat de sociale proxy, die we kort hebben besproken. Het rechterbovenvak geeft een hiërarchische lijst weer van de gespreksonderwerpen, gegroepeerd in categorieën en subcategorieën. Het vak dat de onderste linkerhelft van het venster beslaat bevat de tekst van de aan de gang zijnde conversatie, waarvan de naam van het onderwerp geaccentueerd is in de lijst van onderwerpen. In elk vak wordt elke commentaar voorafgegaan door de naam van de gebruikers, met de datum en het tijdstip van de creatie ervan. De conversaties in Babble moeten niet synchroon verlopen. Er zijn er enkele die asynchroon zijn, waar er soms uren, dagen of weken liggen tussen de bijbehorende commentaar. Een waaier van andere functies kan opgeroepen worden vanaf de menubalk of door middel van context-gevoelige menu’s die benaderd kunnen worden via een rechterklik en shortcuts op het toetsenbord. Het gaat hier om functies voor het creëren van berichten, het creëren, wijzigen en wissen van onderwerpen en categorieën, het voeren van privé-chats, kortstondige chats, enz. Figuur 1 De sociale proxy, ook gekend als “cookie”, die in het bovenste middenvak verschijnt, geeft de conversatie weer als een grote cirkel en de deelnemers als gekleurde stippen, ook gekend als “knikkers” (marbles). Knikkers binnen de cirkel zijn verwikkeld in de conversatie die wordt weergegeven; knikkers die zich buiten de cirkel bevinden, vertegenwoordigen diegenen die aangemeld zijn maar kijken naar andere conversaties. Wat de sociale proxy interessant maakt, heeft te maken met de positie van de knikkers in de cirkel. Wanneer een gebruiker actief wordt, of hij nu “spreekt” (d.w.z. : typt) of “luistert (d.w.z. een interactie opbouwt met het conversatievenster door te klikken en te bladeren), beweegt de knikker van de gebruikers snel naar de binnenste ring van de cirkel toe. Als de gebruiker met de interactie stopt, wordt de knikker geleidelijk aan meegevoerd naar de binnenste rand van de cirkel in ongeveer 20 minuten. Wanneer er dus veel activiteit is tijdens de conversatie, zijn knikkers dicht samengehoopt rond het midden van de cirkel. De sociale proxy die in Figuur 1 getoond wordt, geeft een situatie weer waarin 3 mensen onlangs actief betrokken waren (nl. spreken of luisteren) en een andere die een tijdje niet actief is geweest (en een vijfde persoon zich aan het verdiepen is in het onderwerp “Grapevine”). Wanneer de mensen de aan de gang zijnde conversatie verlaten, verplaatsen hun knikkers zich naar de buitenrand van de cirkel (zoals met de knikker “op elf uur”. Wanneer iemand zich aanmeldt op het systeem, wordt er een virtuele “wedge” gecreëerd voor de knikker van die persoon, waarbij de positie van alle knikkers in de proxy, aangepast wordt; wanneer de persoon weggaat, wordt de “wedge” vernietigd en de overblijvende knikkers passen zich zodanig aan dat zij op een eenvormige manier de ruimte bezetten. Alle bewegingen van de knikkers worden vergezeld van animatie, waardoor de aankomst, de verplaatsingen en het vertrek uit de cirkel duidelijk opvallen. Alhoewel het concept eenvoudig is, geeft deze sociale proxy een idee van de omvang van het aantal gesprekspartners en de mate waarin deze gesprekspartners actief luisteren en hun bijdrage leveren en geeft aan of mensen naar elkaar toe komen of uiteen gaan of wie er binnenkomt of weggaat. Behalve de sociale proxy, maakt Babble gebruik van bijkomende mechanismen om de aanwezigheid en de activiteit van de gebruikers weer te geven. In de lijst van onderwerpen, links van de namen van de onderwerpen, zijn er “minicookies,” miniaturen van de sociale proxy voor elk onderwerp, met telkens minstens een deelnemer. Zo zien wij in Figuur 1, dat er slechts één persoon betrokken is bij het derde onderwerp “Grapevine.” Babble accentueert ook informatie die de gebruiker nog niet heeft gezien: de namen van de onderwerpen en categorieën met nieuw materiaal binnenin verschijnen in het rood (nl. Grapevine en B_Ethnographies), en binnen het conversatievenster zijn alle namen van de auteurs die commentaar hebben toegevoegd sinds de gebruiker het laatst Babble “benaderde”, in het rood weergegeven. De cookie toont alleen synchrone interacties, dit betekent dat het alleen de aanwezigheid en de activiteiten van de mensen toont die momenteel aangemeld zijn in Babble. Dit kan een nadeel zijn, aangezien het merendeel van de conversaties die gevoerd worden binnen Babble asynchroon zijn, met slechts enkele commentaren per dag (of per week of per maand). Als gevolg hiervan, hebben wij een tweede, asynchrone sociale proxy gecreëerd, de tijdlijn,62 afgebeeld in Figuur 2. Figuur 2 De basisdoelstelling van de tijdlijn is een manier te verschaffen voor “de spreker” om na te gaan of mensen al dan niet aan het luisteren waren, zelfs als het luisteren pas achteraf in de tijd plaatsvond. Elke gebruiker die aangemeld is in Babble wordt voorgesteld door een rij. Wanneer de gebruiker aan het spreken is, verschijnt er een verticaal teken of blip op de lijn. Als de lijn/blip in kleur staat, betekent dit dat de gebruiker actief verwikkeld was in de conversatie, anders wordt de lijn/blip in het grijs weergegeven (en dan is de lijn dunner). Terwijl de gebruiker de muis over de tijdlijn verschuift, worden de naam van het onderwerp, van de gebruikers en de tijd die onderzocht wordt, aangegeven in de linkerbovenhoek van het venster. De gebruiker kan een week in de tijd teruggaan. Andere functies van de tijdlijn kunnen opgeroepen worden door met de rechterknop te klikken op de rij van iemand anders (bijvoorbeeld bij privé-chats). De tijdlijn in Figuur 2 bestrijkt ongeveer een halve dag activiteit. We zien dat in de loop van de namiddag ongeveer 20 mensen zich aangemeld hebben op Babble (blijkt uit het aantal rijen). De meeste mensen hebben wat tijd gespendeerd aan de conversatie die op dat ogenblik aan de gang was (blijkt uit de kleur/grotere dikte van de lijnen), en velen – maar niet allemaal – hebben “gesproken” (blijkt uit de “blips”). Onderbrekingen in de lijn wijzen op intervallen toen de persoon zich afmeldde. In het midden van de tijdlijn zien we een periode van geconcentreerde activiteit. Dit vertegenwoordigt een online brainstormsessie die plaatsvond in het midden van de namiddag, waarbij de meeste mensen betrokken waren die zich die dag aanmeldden op Babble. Aangezien dit overzicht van de tijdlijn afkomstig is van de Commons Area, zien we dat de brainstormsessie startte met mensen die zich aanmeldden en wat “rondhingen” (en dus niet noodzakelijk veel zegden) in de Commons Area (zoals blijkt uit de verschillende gekleurde lijnen), gevolgd door een grote interactie tijdens onderwerpen die de groep uitwerkte voor meer doelgerichte brainstorming door subgroepen (zoals blijkt uit de gekleurde lijnen die veranderen in grijs als de mensen overschakelen op de doelgerichte onderwerpen). We wijzen erop dat dit synchroon gebruik van Babble plaatsvond op hetzelfde tijdstip als een conferentiegesprek (niet afgebeeld op de voorstelling van de tijdlijn), dus kan het gebrek aan activiteit in de Commons Area te wijten zijn aan het gelijktijdige conferentiegesprek, gevolgd door een toename van de brainstormactiviteit met betrekking tot specifieke onderwerpen vlak nadat het telefoongesprek beëindigd was. Na de synchrone interactie toont de tijdlijn “luisteraars” die de verschillende onderwerpen volgen en er tijd aan spenderen. We kunnen concluderen dat deze bezoekers conversaties lezen die ze mogelijk gemist hebben. De tijdlijn kan dus aantonen dat anderen in de kennisgemeenschap aandacht hebben geschonken aan conversaties (i.e. geluisterd hebben), zelfs als ze geen commentaar publiceren (i.e. spreken). Hoewel uit de gesprekken die we voerden met de gebruikers blijkt dat de tijdlijn niet routinematig gebruikt wordt door de meeste Babble-gebruikers, is ze toch gebruikt door meer gesofisticeerde gebruikers, zoals de leiders van on-line groepsinteractie, om een idee te krijgen van de mate waarin de groep goed functioneert en van de personen die mettertijd deelnemen.62 Deze beschrijving van on-line deelname die zowel sprekers als luisteraars omvat, heeft tot doel de hoeveelheid sociale feedback te vergroten die beschikbaar is in de omgeving. Ervaringen omtrent het gebruik van Babble. Nu we de basisfunctie van Babble beschreven hebben, gaan we enkele ervaringen beschrijven die we opdeden terwijl we Babble zelf gebruikten en terwijl we bekeken hoe anderen Babble gebruikten. Hoewel men voorzichtig moet zijn als men conclusies trekt over de bruikbaarheid van software als de ontwikkelaars ervan de software gebruiken, willen we hier gewoon een idee geven van de manier waarop Babble werkelijk gebruikt wordt door een groep en enkele voorbeelden geven van de manier waarop Babble werkt als kennisgemeenschap. Onze groep heeft Babble gebruikt tijdens de bijna vier jaar dat het programma bestaat. De groep bestaat uit een softwareontwikkelingsgroep die het systeem ontwierp en implementeerde en bevat een mix van computerwetenschappers en maatschappelijke wetenschappers (met inbegrip van de auteurs). De omvang van de groep varieerde in de loop der jaren van vier tot negentien gebruikers. Deze variatie is gedeeltelijk te wijten aan het komen en gaan van mensen dat kenmerkend is voor groepen in grote organisaties, en gedeeltelijk aan het feit dat sommige gebruikers “partners”— collega’s met wie ze een sterke sociale of professionele band hadden — uitnodigden om zich ook aan te sluiten bij de groep. De laatste jaren hebben we Babble ter beschikking gesteld van een aantal andere werkgroepen: ongeveer 15 groepen binnen IBM en één groep gevormd door een universiteitsklas buiten IBM. We hebben de implementaties op tal van manieren bestudeerd, gaande van gedetailleerde etnografische studies — zie Referentie 63 voor een studie van zes IBM Babble-groepen — tot studies gebaseerd op enquêtes en analyse van logboekgegevens en conversatiearchieven.64 We hadden gemengde ervaringen omtrent de invoering van Babble. Als we een Babbleimplementatie succesvol beschouwen als ze min of meer dagelijks gebruikt wordt, door verschillende mensen, gedurende meer dan zes werken, dan kunnen we stellen dat ongeveer de helft van onze Babble-implementaties succesvol waren. Momenteel hebben we acht operationele Babble-groepen, onze eigen groep niet meegerekend. Vijf van deze groepen hebben de drempel van zes weken overschreden (en sommige houden het al veel langer vol), waarvan er vier blijk geven van een aanhoudende intensieve dagelijkse activiteit en één een achteruitgang kent. Bij één van de recente implementaties ondersteunde Babble een in de tijd beperkte specifieke groepsoefening — een globale brainstormoefening gedurende één maand (de bron van de gegevens in Figuur 2). Het spreekt voor zich dat wanneer Babble aanslaat in een groep, de toepassing tal van communicatiedoelstellingen en –praktijken ondersteunt, vaak vergelijkbaar met die welke we vaststelden bij ons eigen gebruik. Hier beschrijven we drie sociale fenomenen die heel relevant zijn voor de visie op de kennisgemeenschap. Eén sociale praktijk die we vaststelden is “belaging”, waarbij een gebruiker wacht tot een specifieke persoon actief wordt op Babble (gesignaleerd door de versplaatsing van hun knikker naar het midden van de sociale proxy), en dan een conversatie start door de persoon te begroeten in een openbare conversatie, via privé-chat, telefoon of anders. Aangezien de verplaatsing van de knikker plaatsvindt als de gebruiker de interactie met het systeem juist gestart heeft, wijst dit aan dat het een opportuun moment is voor contact (aangezien de aandacht van de gebruiker juist verschoven is naar communicatie met de groep). “Belaging” wordt gebruikt voor doeleinden die variëren van vragen stellen tot het starten van een informele sociale babbel. Babble ondersteunt ook het groepsbewustzijn dankzij de persistentie van de conversatie. Als leden van een Babble-groep bijvoorbeeld op reis gaan, lezen velen de conversaties die plaatsvonden tijdens hun afwezigheid om “te weten wat er gebeurd is”. Voor iemand die lid is van de groep en de context begrijpt, kunnen schijnbaar triviale opmerkingen aanzienlijke informatie bevatten over wat er gebeurt op individueel, groeps- en organisatieniveau. Een afmelding — “Ik moet nu naar de [project]vergadering” — geeft dus aan dat een deelnemer nog steeds betrokken is bij een specifiek project, en een vraag — “Weet iemand hoe ik een schermbeeld kan integreren?” — geeft aan dat een andere deelnemer een paper begint te schrijven. Naast de persistentie van de conversatie ondersteunt Babble ook het groepsbewustzijn op basis van de tijdlijn-proxy. Babble-deelnemers hebben toepassingen gemeld zoals: kijken wie een bezoek heeft gebracht aan een onderwerp waarin ze vragen hadden gesteld; kijken of een collega die niets publiceerde recentelijk online was; en de tijdlijn gebruiken om een idee te krijgen van de activiteit van de volledige gemeenschap. Eén gebruiker schreef het volgende: “Het is een beetje zoals een elektrocardiogram aflezen, de hartslag van de gemeenschap. Ik merkte dat ik op maandagmorgen een uur te laat kwam om [Susan] te treffen … . [Daphney] meldt zich nu en dan eens aan. [Frasier] gaat van de ene zone naar de andere … .” Een ander fenomeen dat vastgesteld kan worden in Babble is de ontwikkeling van sociale normen. Hiermee bedoelen we dat een deelnemer een specifieke manier kan ontwikkelen om iets te doen, en dat anderen dit zullen imiteren. Voorbeelden hiervan omvatten hetgeen gebruikers opnemen in hun on-line bijnaam (bv. in sommige Babble-groepen voegen de gebruikers “@mylocation” toe na hun naam), de types van online conversaties die gecreëerd worden (bv. sommige Babble-groepen hebben categorieën voor “persoonlijke plaatsen” of “kantoren”), en naamgevingconventies (bv. één Babble-groep gebruikt de term “chitchat” om aan te geven dat een onderwerp bestemd is voor informele conversatie. Babble-groepen ontwikkelen ook verschillende interactieve gewoonten – de meest gangbare gewoonte is “hello” te zeggen na het aanmelden (zelfs als er niemand anders aanwezig is). Belaging, groepsbewustzijn en de ontwikkeling van sociale normen zijn voorbeelden van het effect van sociale transparantie: deze elementen worden mogelijk door de wederzijdse visibiliteit en het bewustzijn van de Babble-deelnemers en hun activiteit. Deze sociale praktijken helpen om een groepsidentiteit te creëren en bieden individuen de mogelijkheid om meer volledig dimensioneel te worden als communicatieve partners: ze verschijnen immers niet alleen als ontastbare woorden op het scherm, maar als echte mensen die al dan niet in de smaak kunnen vallen, vertrouwd kunnen worden of met de nodige omzichtigheid behandeld kunnen worden, met een reputatie die kan verbeteren of verslechteren enz. Het feit dat deze effecten voortvloeien uit langdurige, dagelijkse, werkgerelateerde interacties via Babble is ook belangrijk. Zoals Cohen en Prusak 65 stellen: “Sociaal kapitaal wordt voornamelijk gecreëerd en versterkt (en soms beschadigd) in de context van echt werk. De omstandigheden en duurzame relaties die we dag na dag ervaren, hebben hier veel meer invloed op dan speciale evenementen en teambuildingactiviteiten.” Uit onze ervaring blijkt dat Babble een omgeving aanreikt waarin sociaal kapitaal opgebouwd kan worden. De volgende commentaren zijn afkomstig uit een Babble-groep waarvan het lidmaatschap bestaat uit een wereldwijde steekproef van mensen binnen IBM en Lotus die belangstelling hebben voor online gemeenschappen. In deze groep blijkt uit de commentaren van de deelnemers dat de sociale interactie die plaatsvindt binnen de omgeving, waardevol is. Verschillende deelnemers vinden de informele conversaties die mogelijk zijn via Babble belangrijk om sociaal kapitaal op te bouwen. Eén deelnemer wijst op de rol van continue, chatachtige conversaties om te bereiken wat Clark en Brennan66 overeenstemming noemen: [Informele conversaties] kunnen waardevoller zijn dan onmiddellijk blijkt. Het is vaak in deze situaties (veeleer dan tijdens technische discussies) dat persoonlijkheden zich blootgeven. Dat kan mettertijd een groot verschil maken op het vlak van de mate waarin men zich op zijn gemak voelt om een mening te vragen of te geven en te helpen. Snelle uitwisselingen maken vaak het verschil om tot wederzijds begrip te komen. Een andere deelnemer vindt dat informele interactie helpt om vertrouwen te creëren tussen medewerkers op afstand: In de hedendaagse wereld … wil men ellenlange discussies … en ook een chat-ruimte voor dialoog in real-time, niet noodzakelijk om bij een specifiek onderwerp te blijven, maar als een manier om vertrouwen op te bouwen, om de banden nauwer aan te halen, als een manier om aan te vullen wat u probeert te vermijden in de ruimte voor de lange dialogen. Dit is een noodzaak in de algemeen gedistribueerde, reisloze, matrixgestuurde omgeving die we vandaag kennen. Tot slot beschrijft een andere deelnemer een uitdieping van zijn relaties met collega’s door de dagelijkse interacties via Babble: Babble heeft mij geholpen om een nauwere sociale en professionele relatie aan te knopen met iedereen — we hebben veel regelmatiger contact met elkaar dankzij de Babble-verbinding. Dit heeft op zijn beurt geresulteerd in de opbouw van een sociaal kapitaal dat van pas kan komen in de toekomst. Deze opmerkingen bevestigen dat de informele interactie via Babble, en de mix van sociale en professionele conversaties, bijdraagt aan de vorming en de instandhouding van een sociaal weefsel dat de samenwerking met collega’s op afstand ondersteunt. Op basis van ons werk via Babble zijn we begonnen met de creatie van een infrastructuur die rijke vormen van sociale interactie kan ondersteunen. We hebben ontdekt dat sociale proxy’s een veelbelovende ontwikkeling zijn, en we blijven onder de indruk van de kracht van “gewone tekst” als middel om interacties te ondersteunen die tegelijkertijd complex en subtiel zijn. We zijn ervan overtuigd dat een van de belangrijkste aspecten van een kennisgemeenschap erin bestaat dat de gemeenschap gebruikt kan worden als plaats voor onbewaakte discussie tussen mensen die elkaar kennen, die professionele interesses delen, en die de context begrijpen waarin hun opmerkingen geformuleerd worden. We gaan nu naar ons tweede voorbeeld van een sociaal geïnformeerde benadering ten opzichte van kennisbeheer. Kennissocialisatie: Verhalen gebruiken ter ondersteuning van het creëren, uitwisselen en hergebruiken van kennis. We kozen om verschillende redenen de term “kennissocialisatie” om ons werk te beschrijven. Ten eerste wordt kennis, zoals eerder al besproken werd, sterk beïnvloed door sociale en culturele factoren: kennis is enerzijds verstrengeld met menselijke perceptie en anderzijds met de sociale context van teams, organisaties en gemeenschappen. Ten tweede moet de term “kennissocialisatie” het contrast aantonen met veel benaderingen ten opzichte van kennisbeheer die een specifieke technologie of een reeks technologieën als uitgangspunt hebben. Ten derde suggereert dit een holistische groei van kennis via een complex, evolutief systeem van rijke onderling verbonden processen (een beetje vergelijkbaar, metaforisch dan, met de groei van een sneeuwkristal). Wij denken daarentegen dat de metafoor van de productielijn67 waarbij kennis gecreëerd wordt, dan vastgelegd wordt, dan verspreid wordt en dan aangeleerd wordt, nogal misleidend kan zijn als globaal patroon voor kennisbeheer. Terwijl sommige methoden en technologieën op gerechtvaardigde wijze toegespitst zijn op de verlening van ondersteuning voor een van deze processen, was ons werk toegespitst op verhalen en verhalen vertellen als een voorbeeldig holistisch kennissocialisatieproces. Wij beweren dat verhalen vertellen nuttig is om kennis te creëren, vast te leggen, te verspreiden en aan te leren, en dat dit al deze functies gelijktijdig en niet achtereenvolgens vervult. Verhalen vertellen is ook een representatief kennissocialisatieproces omdat het gewoonlijk zowel instrumentele als expressieve aspecten omvat. In dit hoofdstuk weiden we uit over de rol van verhalen vertellen als een proces dat gebruikt kan worden binnen een hele organisatie en brengen we verslag uit over enkele voorlopige tools om dit te ondersteunen. We sluiten af met de bewering dat verhaalinzicht als kennissocialisatieproces noodzakelijk is voor een diepgaander inzicht in de sociale aspecten van kennis, ongeacht of de kennis expliciet voorgesteld wordt als een verhaal. Er zijn veel gebruiksvormen van verhalen in de bedrijfswereld. Verhalen kunnen voor een bedrijf handige manieren zijn om meer te weten te komen over de behoeften van zijn klanten. Verhalen kunnen ook nuttig zijn voor de reclame van een product of dienst; ze helpen om de specifieke context voor het gebruik van een product of dienst aan te tonen en bieden ons de mogelijkheid om de voordelen te zien. Verhalen kunnen gebruikt worden als educatief materiaal binnen een bedrijf. Verhalen kunnen gebruikt worden als een tool in het ontwerpproces.68,69 Informele, verbonden praktijkgemeenschappen kunnen spontaan ervaringen uitwisselen in de vorm van mondelinge verhalen.26 Grotere, meer gedistribueerde praktijkgemeenschappen kunnen verhalen vertellen in elektronische vorm. Zo werden verhalen – net als andere vormen van kennis – met succes uitgewisseld via IBM VM-forums (virtual machine). Formeler kunnen verhalen verzameld worden en opgeslagen worden in scenariogestuurde leersystemen.18 Verhalen kunnen gebruikt worden om de bedrijfscultuur uit te bouwen of te veranderen. Scenario’s, een variant van verhalen, kunnen gebruikt worden om het ontwerpproces te organiseren en toegespitst te houden op echte klantenbehoeften. Scenario’s kunnen gebruikt worden voor strategische planning. Scenario’s kunnen ook een handige manier zijn voor teamleden uit verschillende vakgebieden om na te gaan hoe ze de handen in elkaar kunnen slaan om een probleem op te lossen. Als concretiseringen van een kennistype dat gebruikt kan worden in zoveel businessprocessen, hebben verhalen ook het voordeel dat ze kunnen helpen om kennis door de organisatie te laten stromen. Verhalen kunnen niet alleen gebruikt worden door tal van verschillende businessfuncties (marketing, design, management), ze kunnen ook begrepen worden door tal van beroepen. Verhalen kunnen dus niet alleen praktijkgemeenschappen ondersteunen met een gezamenlijke woordenschat, ze kunnen ook een belangrijke coördinerende rol spelen binnen een team waarvan de leden afkomstig zijn uit verschillende praktijkgemeenschappen. Een verhaal kan starten als een klant een behoefte formuleert, het kan gebruikt worden als een scenario tijdens het ontwerp van een dienst om tegemoet te komen aan die behoefte, en het kan dan opgenomen worden als deel van een marketingcampagne om aan te tonen dat de behoefte ingelost kan worden. Een ander verhaal kan draaien rond de ervaringen van een consultant in de petrochemische industrie. Het kan lijken alsof dit verhaal een geleerde les aanreikt die strijdig is met de ervaringen van een andere consultant. Door de verhalen te vergelijken en de schijnbare tegenstelling te onderzoeken, kunnen de twee consultants zelf (of zelfs een derde) de verschillende factoren vinden tussen de twee situaties, en de verhaalcombinatie daadwerkelijk gebruiken om nieuwe kennis te ontwikkelen. Hoewel verhalen dienst kunnen doen als een soort van cognitieve “lijm” tussen de verschillende functies en niveaus van een grote organisatie, is er geen enkele garantie dat ze dit ook zullen doen. De formele organisatie of de bedrijfscultuur kan verschillende stokken in de wielen steken om het gebruik van verhalen tegen te gaan. Het is ook mogelijk dat de organisatie de mensen niet beloont voor het meedelen van hun ervaringen. Of, zelfs indien de formele organisatie expliciete beloningen uitlooft voor het meedelen van ervaringen, is het mogelijk dat de informele bedrijfscultuur de mensen op uiteenlopende manieren ontmoedigt; verhalen zouden kunnen beschouwd worden als tweederangskennis, vergeleken met een algoritme of een formule; of verhalen van de marketing-afdeling zouden als verdacht kunnen worden beschouwd door de mensen van de technische afdeling. In het laatste geval wordt de potentiële stroom van rijke informatie over gebruikers en hun inhoud die als concurrentiële differentiator zou gebruikt kunnen worden, geblokkeerd; de mensen uit de technische afdeling ontwerpen liever producten gebaseerd op hun eigen ervaringen of vooroordelen. Zelfs daar waar de organisatorische en culturele factoren positief staan tegenover het gebruik van verhalen, kunnen er toch technologische belemmeringen zijn. Verhalen zijn eigenlijk een natuurlijke manier van informatie-uitwisseling voor kleine groepen van collega’s die elkaar vertrouwen. Om een dergelijk proces door te voeren in een grote, wereldwijde organisatie, is er een geïntegreerde reeks van ‘story tools’ nodig, zoals we die ontwikkelen bij IBM Research. Dave Snowden, een IBM-collega die met verhalen werkt, maakt gebruik van een passende analogie om uit te leggen waarom het nu noodzakelijk zou kunnen zijn om het vertellen van verhalen naar een hoger niveau te brengen. Toen de moderne Olympische Spelen begonnen in 1896, had een atleet die hard trainde heel veel kans om een gouden medaille te behalen. Maar aan het einde van deze eeuw is dit niet langer het geval. Alleen een goede atleet die hard en op een wetenschappelijk manier traint, met deskundig advies op het vlak van voeding, biomechanica, sportgeneeskunde en andere domeinen, heeft een kans om een gouden medaille te winnen. In het verleden vertelden grote bedrijfsleiders instinctief verhalen om de mensen te motiveren en om een organisatorische realiteit te creëren. Arbeiders wisselden ook kennis uit door verhalen te vertellen in kleine groepen, van persoon tot persoon. Maar vandaag leven we in een snellere, meer concurrentiële en geglobaliseerde wereld. Wetenschappen en technologie zouden nu gebruikt kunnen worden om de verhalen en het vertellen van verhalen doeltreffender, geschikter en schaalbaarder te maken voor grote organisaties. Een geïntegreerde reeks van verhaal-verwante tools. Om een gemeenschappelijke ondersteuning te bieden voor de verschillende verhaal-verwante tools die we hebben ontwikkeld, hebben we voorgesteld om te starten met een “StoryML,” dit is een markup-taal die specifiek gericht is op verhalen. De initiële representatie is gebaseerd op een distillatie van tal van verschillende benaderingen van het verhaal.52,70-80 Onze initiële formulering heeft drie verschillende maar toch verwante “views” op het verhaal: Story Form (wat zit er in het verhaal?); Story Function (wat is het doel van het verhaal?); en Story Trace (welke geschiedenis heeft het verhaal?). De Story Form kan opgesplitst worden in verschillende dimensies zoals de omgeving, de personages, het plot en de vertelling. De idee achter StoryML is dat deze kan uitgebreid worden overeenkomstig het doel. Voor bepaalde doeleinden kan de gebruiker (bijvoorbeeld een student die de intriges van een mysterie bestudeert) tevreden zijn met een minimum aan details betreffende de functie en tracering maar moet hij bepaalde aspecten van de Story Form meer in detail uitwerken. In een andere context kan een andere gebruiker (bijvoorbeeld een geschiedkundige die bepaalde thema’s over verschillende tijdsperiodes en culturen vergelijkt) een zicht hebben vanop een zeer hoog niveau van de Story Form en Story Function maar wil hij ook een gedetailleerde beschrijving van de StoryTrace. Op dit punt moeten de metagegevens in StoryML verschaft worden door een persoon met kennis van zaken. Toch is het niet ondenkbaar dat dit proces gedeeltelijk zal geautomatiseerd worden. In het volgende scenario wordt geïllustreerd hoe een StoryML de redenering over een business-proces zou kunnen ondersteunen. Jane wordt onder druk gezet om te besparen in de kosten van het fulfillment-proces, maar mag echter de leveringstijden en de klantentevredenheid niet in het gedrang brengen. Haar baas, Betty, heeft haar laten verstaan dat als ze het fulfillment-proces zou herwerken, ze de mogelijkheid zou hebben om de leveringstijden te versnellen en de klantentevredenheid te vergroten. Jane's kennisportaal is reeds aangepast aan haar algemeen profiel, voornamelijk via een dynamisch achtergrondproces, dat opvolgt welke websites ze bezoekt, welke de onderwerpen van haar e-mails zijn en met wie zij communiceert. Ze kan een software-“dial” draaien op om het even welke kennis-scan die bepaalt in welke mate de scan zal beïnvloed worden door haar algemeen profiel en door de specifieke zoektermen die ze gebruikt. In dit geval wil Jane een algemeen overzicht van de “story frequency map”. Omdat verhalen meestal verschijnen wanneer de dingen niet gaan zoals gepland, tonen de “hot spots” van het verhaal haar de plaatsen waar de huidige fulfillment-processen waarschijnlijk ondoeltreffend zijn of het laten afweten. Op dit moment is ze niet zozeer geïnteresseerd in de structuur van het verhaal en zelfs niet in de functie. Ze is vooral geïnteresseerd in de Story Trace. Jane focust zich op de twee grootste probleemgebieden en organiseert twee afzonderlijke vergaderingen voor het uitwisselen van verhalen tussen mensen die gespecialiseerd zijn in deze twee domeinen. Deze vergaderingen duren slechts één uur elk en de verhalen die worden uitgewisseld worden allemaal digitaal vastgelegd met een bijbehorende (niet-perfecte) transcriptie. Hoewel de transcripties niet perfect zijn, kunnen ze toch perfect dienst doen om nauwkeurig in te zoomen op de audio-versies van enkele zeer treffende vertellingen. Deze worden aangehaald tijdens de daaropvolgende herstructurering van het proces. Jane stelt snel een ander team samen om de verschillende mogelijkheden te onderzoeken om het fulfillment-proces te verbeteren. Tijdens deze creatieve synesthesie-sessie35, samen met andere technieken, benadert ze opnieuw een bedrijfsbrede verhalenbasis, maar nu is ze vooral geïnteresseerd in de Story Function. Ze is op zoek naar verhalen die de mensen helpen om anders te gaan nadenken over de dingen en te breken met oude gewoonten. Uit een hele reeks van potentiële bruikbare ideeën, kiezen zij en haar team een paar doeltreffende en praktische ideeën uit die snel geïmplementeerd kunnen worden. Om deze ideeën te concretiseren voor de verspreiding ervan en ook om nog eens extra te controleren of deze wel praktisch zijn, ontwikkelt Jane enkele scenario’s voor de manier waarop de fulfillment zal uitgevoerd worden in het nieuwe proces. Voordat ze hiervoor nieuwe personen inzet, gebruikt ze deze scenario’s om feedback te krijgen van een kleine maar gevarieerde groep van klanten. Deze klanten bieden enkele bijkomende inzichten en vereisten. In parallel met de ontwikkeling van een verbeterd proces wordt er pedagogisch materiaal ontwikkeld om het nieuwe proces uit te leggen evenals de beweegreden die achter het ontwerp ligt. In dit geval focust een tool voor het creëren van verhalen (die voorbeelden en richtlijnen bevat) zich op Story Form. Uit het materiaal zal duidelijk blijken hoe het nieuwe proces moet gebruikt worden en zal ook uitleggen waarom dit zo is. Bovendien worden aanverwante verhalen gecreëerd voor marketing-materiaal, waarin benadrukt wordt dat het voor de klanten nu nog beter is om zaken te doen met het bedrijf van Jane. In bovenstaand scenario toonden we hoe verhalen gebruikt kunnen worden op verschillende manieren. In ieder geval beschreven we echter wat we “endogene verhalen” zouden kunnen noemen. Dit wil zeggen dat het “volledige verhaal” in zekere zin werd vastgelegd en bijgehouden in enkele expliciete records. Maar het potentiële gebruik van verhalen strekt veel verder dan “endogene verhalen.” Beeldt u zich even in dat Albert Einstein een vergelijking schrijft als “Energie = massa maal lichtsnelheid in het kwadraat.” Dit is op zich duidelijk geen verhaal. Het is eigenlijk een vergelijking. En toch komen in de bredere zin van het woord verhalen uit alle richtingen voort vanuit deze vergelijking. Hoe kwam Einstein tot deze vergelijking? Hoe heeft dit geleid tot de atoombom? Dit zou een “exogeen verhaal” kunnen worden genoemd, een verhaal dat gecreëerd werd rond kennis. Om de natuurlijke taalverwerking naar het volgende nieuveau te brengen, is het nodig dat men inzicht heeft in deze “exogene verhalen.” We moeten inzicht hebben in agentia, doelstellingen, obstakels, communicatieve strategieën en intenties. Anders zal het over het algemeen niet mogelijk zijn om het belang te begrijpen van een heel eenvoudige opmerking als “Alice heeft het feestje vroeg verlaten.” Wie zegt dit en tegen wie? Wat wil men overbrengen? Is dit de waarheid of een leugen? Alleen als we inzicht hebben in het bredere “exogene verhaal” kunnen we de functie begrijpen van deze bewering. Deze functionele variaties van de context kunnen gemakkelijk geprojecteerd worden in de semantiek en zelfs in het syntactische domein, zoals het welbekende voorbeeld “de tijd vliegt” illustreert. We kunnen deze zin niet ontleden of lexicale items toewijzen aan alle zichtbare tekens zonder dat we het exogene verhaal begrijpen waarvan deze zin deel uitmaakt. Het is inderdaad zo dat het inzicht hebben in het “exogene verhaal” waaraan de individuele uitspraken deelnemen verder reiken dan wat typisch “natuurlijke taalverwerking” wordt genoemd. Huidige pogingen om “intelligente agentia” op te nemen in uiteenlopende systemen leiden vaak tot problemen, zelfs voor iets zo eenvoudig als automatische spelling en hoofdlettercorrecties. De belangrijkste reden hiervoor is dat het systeem geen kennis heeft van de huidige context en intentie van de gebruiker. Daarom is het mogelijk dat een bepaalde “correctie” die wordt aangeboden door een agens al dan niet zin heeft in de huidige context. Bijvoorbeeld in de zin “this may not make sense’, zal Microsoft Word** een menu doen verschijnen over de twee woorden “may,” en voorstellen om deze te vervangen door “May 6, 2001,” wat de datum van vandaag is. Opdat computersystemen meer zouden zijn dan gewoon passieve doorgeefluiken van de menselijke kennis, moeten we kennisrepresentaties ontwikkelen die de essentiële elementen van het verhaal kunnen weergeven op het vlak van de vorm, de functie en de geschiedenis ervan. Dit wil daarom niet zeggen dat alle kennis in de vorm van een verhaal is; we beweren alleen dat indien we inzicht hebben in een verhaal en dit kunnen weergeven (StoryML is een initieel voorstel in deze richting), we over de concepten beschikken die nodig zijn om echte op kennis gebaseerde systemen te ontwikkelen. Totdat we dergelijke representaties kunnen opbouwen, zullen “intelligente agentia” even vaak een amusante (of frustrerende) afleiding zijn als een collaboratieve kennispartner. Zonder deze representaties zullen de zogenaamde op kennis gebaseerde systemen geen bekwame “sociale actoren” zijn, hoewel het mogelijk is dat men dit tijdelijk zo zou kunnen beschouwen. Omdat de sociale aspecten van kennisbeheer een absoluut cruciaal aspect vormen van het algemene probleem inzake kennisbeheer, en totdat we inzicht krijgen in een verhaal en dit kunnen weergeven, zullen we niet over de tools beschikken om de ondersteunende architectuur te bouwen voor een op kennis gebaseerd systeem waarin mensen en computers doeltreffend kunnen samenwerken Samenvatting en besluit De eenvoudige voorstelling van kennisbeheer als ‘de juiste informatie bij de juiste mensen op het juiste moment brengen’ is verkeerd. Kennisbeheer is veel meer dan informatie beheren. Zoals we gezegd hebben heeft kennisbeheer een diepe sociale achtergrond waarbij rekening moet gehouden worden met de menselijke en de sociale factoren. We hebben enkele extra stukjes toegevoegd aan de kennisbeheer-puzzel en aangetoond hoe we deze hebben gebruikt in ons eigen werk om een paar kennisbeheersystemen samen te voegen, die sterk getekend zijn door menselijke en sociale factoren. Naarmate het domein van het kennisbeheer zich meer en meer ontwikkelt en zich meer verspreidt en er steeds meer ervaring wordt verworven met verschillende benaderingen van KB, zullen er niet alleen bijkomende cruciale stukjes van de KB puzzel tevoorschijn komen, maar zal het ook duidelijker worden hoe al deze puzzelstukjes in elkaar passen om een rijk geheel te vormen van sociaal en intellectueel kapitaal binnen de organisaties. Als we de toekomst van het werk bekijken, zal, naarmate dit meer gecentraliseerd zal worden in virtuele relaties en ruimtes zowel binnen als buiten de organisaties, het creëren en het onderhouden van kennis en van zijn sociale context steeds crucialer worden. Wij zijn ervan overtuigd dat een van de belangrijkste aspecten van een kennisbeheersysteem is, dat het een kennisgemeenschap wordt: een plaats waar mensen kennis ontdekken, gebruiken en behandelen en ze andere mensen die hetzelfde doen, kunnen ontmoeten en van ideeën kunnen wisselen.46,61 We hebben twee benaderingen besproken voor het ondersteunen van kennisgemeenschappen, namelijk sociaal computergebruik en kennissocialisering. Een fundamenteel kenmerk van een kennisgemeenschap is dat deze conversaties omvat en andere vormen van vertellingen, bijvoorbeeld verhalen, en/of ongedwongen discussies onder mensen die elkaar kennen en die gemeenschappelijke professionele interesses hebben, en die de contexten begrijpen waarin hun opmerkingen worden gemaakt. We zijn dieper ingegaan op tal van specifieke technieken die kunnen bijdragen tot een realistische en doeltreffende benadering van kennisbeheer, inclusief de ondersteuning van nieuwe vormen van groepsinteractie (bijvoorbeeld Bohm-dialoog, verhalen), methodes voor het verbeteren van de creativiteit (bijvoorbeeld het gebruik van metaforen), en odnersteuning voor expressieve communicatie. Wanneer dergelijke technieken opgenomen worden in kennisgemeenschappen, geven ze aanleiding tot organisatorische opportuniteiten om sociaal kapitaal op te bouwen, inclusief vertrouwen en samenwerking tussen collega’s. Deze notie van een kennisbeheeromgeving als een “vertrouwde plaats” is een interessante uitdaging voor systeemontwerpers en voor organisaties. In welke mate kunnen we voor een — technisch, sociaal en organisatorisch— evenwicht zorgen van de nood aan een veilige en vertouwde plaats, waarin zoveel kennis ontstaat en sociaal kapitaal wordt opgebouwd, met de organisatorische vereiste om zoveel mogelijk informatie uit te wisselen? Wij zijn van mening dat een beter inzicht in het ontwerpen van sociaal doorzichtige systemen, die ervoor zorgen dat sociale mechanismen op de voorgrond treden, de ontwikkelaars van technologische systemen zullen helpen om dergelijke problemen aan te pakken. We zijn er ook van overtuigd dat een beter inzicht in het socialiseren van kennis aan de hand van technieken zoals het vertellen van verhalen en scenario’s de organisaties een betere beheersing en reikwijdte zullen bieden voor het creëren, delen en opnieuw gebruiken van de kennis die cruciaal is om te overleven in de eenentwintigste eeuw. Dankbetuigingen Dit werk is tot stand gekomen dankzij een nauwe samenwerking en we hebben alles te danken aan onze collega’s, zowel de vroegere als de huidige. We willen in het bijzonder Andrew Gordon, Christine Halverson, Cynthia Kurtz, Mark Laff, Peter Malkin, Tracee Wolf, Mark Ackerman, John Richards, Rachel Bellamy, Cal Swart, David N. Smith, Erin Bradner, Jason Ellis, Beth Veinott, Jason Elliot, James Reed, James Hudson, Karrie Karahalios, Barbara Kelly en Brent Hailpern danken. We willen ook de drie anonieme revisors danken voor hun commentaar op een vroegere versie van dit paper.