VERTELLEN KAN MAGISCH ZIJN… Als kind kroop ik graag op

advertisement
VERTELLEN KAN MAGISCH ZIJN…
Als kind kroop ik graag op schoot bij mijn vader of moeder als een van hen ging voorlezen.
Heerlijk was dat!
Ook weet ik nog precies hoe de knokige knietjes van mijn oma voelden en hoe haar versleten
stem kraakte toen ze mij, vier jaar oud, op schoot trok om haar versie van Hans en Grietje te
vertellen. Die knietjes, die stem en haar wonderlijke lichaamsgeur hebben mij het beeld van
heksen levenslang ingeprent!
Na ademen en slapen is mijn derde levensbehoefte toch wel het vertellen van, het luisteren
naar en het werken met verhalen.
Al heb ik mijn kwaliteiten daarin langzaam maar zeker moeten verwerven, ik was altijd al een
verteller in hart en nieren.
Als kind met mijn zelf gemaakte poppen in mijn poppenkast…
Later als poppenspeler en acteur – met of zonder maskers.
Nog weer later als dramatherapeut, als zanger, als docent…
En nu als regisseur, voorlichter en als verteller van veelal oude verhalen.
Het goed vertellen van een juist gekozen verhaal op het juiste moment voor een meevoelend
en meedenkend publiek kan magisch zijn.
Immers, als alle ingrediënten - en de dosering ervan - blijken te kloppen, krijgt magie de
ruimte om haar werk te doen.
Dan werkt zelfs het versleten ‘Er was eens…’ als een toverformule!
Natuurlijk wil ik mijn publiek graag meeslepen in mijn verhalen.
Ze voor even laten ronddolen door mijn beelden, mijn gedachten, mijn visie op Goed en
Kwaad.
Natuurlijk gebruik ik daarvoor álles wat me helpen kan.
Alleen het best haalbare is voor mij goed genoeg!
En natuurlijk weet ik heus wel dat ik nogal veeleisend ben.
Ik houd van taal en zorgvuldig gebruik ervan, ik houd van de klank van woorden, ik houd van
gebaren, van ritmes en stiltes.
Daarom probeer ik de taal en de klank van mijn stem en van mijn lichaam te beheersen, te
verbeteren, te vervolmaken.
Ik ben verslaafd aan oude verhalen uit alle windstreken, en daaruit kiezend houd ik vooral van
verhalen waarin een transformatie zit: een diepgaande en blijvende verandering.
Daarom ben ik ook gek op sprookjes.
Maar ook binnen andersoortige verhalen ben ik gek op verborgen betekenissen, en wil altijd
proberen om te achterhalen welk verhaal er onder of achter een verhaal zit.
Naarmate ik de onderstroom van het verhaal - de achterkant van het verhaal - beter begrijp,
worden mijn vertellingen beter en van groter belang voor het verhaal, mijn publiek, en voor
mij.
Dat is mijn belangrijkste uitgangspunt.
Ik heb eerlijk gezegd niet zoveel op met een wereld die vooral lijkt te vragen: ‘please,
entertain me!’ Dat levert een publiek op dat afwachtend achterover leunt, en mij al het werk
laat doen.
En ook een verteller of acteur wiens belangrijkste drijfveer ‘Let me entertain you!’ lijkt te
zijn, kan me niet zo lang boeien.
Vrijblijvendheid levert hooguit aangenaam kabbelend water op, en dat is mij te vrijblijvend.
‘Goed vertellen’ stelt eisen aan de verteller, het verhaal en het publiek. Het verhaal moet er
toe doen, en zowel de verteller als het publiek moeten nieuwsgierig durven zijn, op stap
willen gaan, een nieuwe wereld willen ontdekken. Al is het maar zolang de vertelling duurt…
‘Mag ik een nieuw verhaal in je bloed stoppen, of wil je horen wat je al kent en zien wat je al
zag?’ Die vraag, ooit aan mij gesteld, gebruik ik graag als mijn leidraad in mijn werk.
Welk verhaal wil ik nu, hier, op dit moment, op deze dag,
op deze plek en voor dit publiek vertellen?
Met welke verwachting zitten jullie, hoog geacht publiek, daar?
Wil ik aan die verwachting wel of niet voldoen?
Welk verhaal kennen we al, welk verhaal hebben we vandaag nodig?
Als ik daar een goede inschatting van weet te maken,
dan pas wil ik eigenlijk beginnen:
‘Er was eens…’
Godfried Beumers
Nijmegen, 20-01-2015
Download