Aardrijkskunde antwoorden op de deelvragen van hoofdstuk 1. 1.Op basis van welke demografische en culturele kenmerken kun je de wereld indelen? Demografische kenmerken; -Bevolkingsdichtheid: je kijkt hierbij naar het aantal mensen per km2 . De kaart vereenvoudigd natuurlijk de werkelijkheid, omdat dit kenmerk een gemiddelde is. -Bevolkingsgroei: de bevolkingsgroei wordt bepaald door het verschil tussen geboorte en sterfte, dus de natuurlijke bevolkingsgroei. In afzonderlijke regio’s speelt ook de sociale bevolkingsgroei een rol. -Leeftijdsopbouw: deze kun je aflezen uit een leeftijdsgrafiek waarin de groei en de krimp van de bevolking te zien zijn. Om regio’s te vergelijken kun je het beste gebruik maken van relatieve cijfers. Verschillende vormen van een leeftijdsgrafiek: Piramidevorm jonge, sterk groeiende bevolking. Granaatvorm de bevolkingsgroei stagneert. Uivorm kleiner wordende natuurlijke bevolkingsgroei; sterfteoverschot, dus de grijze druk is in zo’n regio hoog. Culturele kenmerken; -Taal: hierdoor is de overdracht van cultuurelementen mogelijk. Door de vele talen is er soms een lingua franca nodig. Deze behoefte werd groter door de toename van handelscontacten. -Godsdienst: kan identiteit van een volk bepalen en drukt een grote stempel op de normen en waarden van een samenleving. Maar ook de politiek wordt erdoor beïnvloed. 2.Hoe zijn de demografische en culturele kenmerken in de loop van de tijd veranderd? Demografische kenmerken; Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Leven van landbouw en Communisme, Verstedelijking ambacht. industriële revolutie. Hoge geboortecijfers; Geboortecijfer hoog; Laag geboortecijfer; Laag geboortecijfer geen sprake van meer mensen een baan afnemende sociale en door niet alleen de geboortebeperking. in industrie dus meer kerkelijke controle op vruchtbaarheid, maar mensen een gezin. gezinsgrootte, ook kleiner aandeel woningen vaak te klein vrouwen. voor grote gezinnen, kinderen minder nodig door dalend kindersterfte en pensioenen. Kosten opvoeding, onderhoud en onderwijs hoog, geboorte beperkende middelen. Trage bevolkingsgroei Dalend sterftecijfer Dalend kindersterfte. Laag sterftecijfer; maar door hoge door betere bestrijding gaat stijgen bij sterftecijfers. van doodsoorzaken. toename aandeel ouderen Medisch-hygiënische Door economische (Fase 5: situatie erbarmelijk. ontwikkelingen sterfteoverschot ) drinkwatervoorziening, riolering en sanitaire voorzieningen verbeterd. Culturele kenmerken; -Expansie: verspreiding als lopend vuurtje vanuit één plaats. Technische innovaties volgen dit patroon. -Relocatie: verschijnsel uit brongebied mee naar nieuwe gebieden (migratie). Bijv. verspreiding christendom naar Amerika & Nederlandse taal in Zuid-Afrika door vestiging Nederlandse boeren. -Contactdiffusie: cultuur overgebracht door directe contacten. Bijv. handelscontacten. -Hiërarchische diffusie: geordende verspreiding, zoals uitbreiding christendom via kloostergemeenschappen in de middeleeuwen. 3.Op basis van welke (sociaal) economische en politieke kenmerken kun je de wereld indelen? Economische kenmerken; -Nationaal inkomen per inwoner. Dat is de waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land (som van alle inkomsten). Hoog nationaal inkomen = hoog economisch ontwikkelingspeil. -Bruto Binnenlands Product (BBP). Dat zijn alle inkomsten binnen de staatsgrenzen van een land. Statisch gezien staat er meestal het Bruto Nationaal Product (BNP). Dat zijn alle inkomsten door iedereen met een dezelfde nationaliteit. Criteria: -hoe betrouwbaar zijn deze cijfers en wat is het doel ermee? -verschil in koopkracht. Er zit verschil in de hoeveelheid goederen en diensten die je voor een bepaalde hoeveelheid geld kunt kopen. Wanneer er ‘koopkrachtpariteit’ bij staat, is er rekening gehouden met het verschil in koopkracht. -spreiding rondom het gemiddelde inkomen kan heel erg ongelijk zijn. Kleine groep rijke elite, en een grote groep straatarme massa. Met een Lorenzcurve kun je deze scheve inkomstenverhouding goed weergeven. -landen niet allemaal dezelfde valuta. Met wisselkoersen moeten de valuta’s eerst worden omgerekend in dezelfde munteenheid. (meestal de Amerikaanse dollar). -Samenstelling beroepsbevolking. Deze word onderverdeeld in drie sectoren: 1.Primaire sector (landbouw, akkerbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw, visserij, jacht.) 2.Secundaire sector (industrie, ambacht, bouwnijverheid, mijnbouw, openbare nutsbedrijven.) 3.Tertiaire sector (handel, verkeer, financiële en zakelijke diensten, bestuurlijke/sociale en culturele diensten. In westerse wereld stijgt welvaart, wanneer percentage tertiaire sector hoger is dan de secundaire sector. In de perifere wereld is dat anders. Politieke kenmerken; -Index voor democratie, waarde tussen 0 en 10. Daarin zijn kenmerken verwerkt met betrekking op het houden van vrije verkiezingen, functioneren van regering, deelname bevolking aan politieke besluitvorming, politieke cultuur en omgang van mensenrechten. -Corruptie. Openbare middelen worden gebruikt voor persoonlijk gewin (omkoperij en voortrekkerij). Ontwikkelingslanden kennen veel corruptie. De gevolgen daarvan zijn schadelijk voor de economie. -Mensenrechten. Hoger democratisch gehalte wanneer mensenrechten meer gerespecteerd worden. VN heeft ze deels vast gelegd in de verklaring ‘Rechten van de mens’. (mensenrechten is ook de manier waarop een land omgaat met minderheden) In het kort: (Sociaal)economische kenmerken Politieke kenmerken VN-welzijnsindex alfabetisering levensverwachting inkomen/hoofd aandeel landbouw in beroepsbevolking verkiezingen politieke cultuur functioneren regering deelname aan besluitvorming omgaan met mensenrechten democratisch gehalte 4.Hoe zijn de (sociaal) economische en politieke kenmerken in de loop van de tijd veranderd? Sociaal economische kenmerken; Het meten van het ontwikkelingspeil van een land op basis van zuiver economische indicatoren stuit op veel kritiek. Dat geeft een te eenzijdig beeld, dus heeft de VN dat aangepast met een samengestelde variabele: de Human Development Index (HDI)/ Index Menselijke Ontwikkeling (IMO). De VN-ontwikkelingsindex samengesteld m.b.v. drie variabelen; 1.economische indicator – gemiddelde inkomen van de bevolking 2.demografische indicator – de levensverwachting bij de geboorte 3.sociaal-culturele indicator – het analfabetisme Index tussen de 0 en de 1. Hoe hoger de index, des te hoger het ontwikkelingspeil. 5.Welke problemen doen zich voor bij het onderscheiden van Europa en Azië op grond van culturele kenmerken? Bij het trekken van een lijn tussen Europa en Azië komen problemen voor, of je nu culturele of politieke indicatoren hanteert. De culturele begrenzing is in de praktijk moeilijk te vinden, dat kun je zien aan het spreidingspatroon van talen. Dit hangt samen met de vele contacten tussen volken in Europa en de samenleving in Centraal- en Oost-Azië. Door deze contacten en migratie verspreiding van Indo-Europese talen over beide delen van Eurazië. Tweedeling van Eurazië op basis van taal is vrijwel onmogelijk, omdat de taalfamilie wijd verbreid is over Eurazië. 6.Welke karakteristieke culturele, politieke, demografische en economische bevolkingskenmerken komen voor in Europa en hoe zijn de ruimtelijk verdeeld? De ongelijke bevolkingskenmerken in Europa hangen op wereldschaal af van klimaat, reliëf, beschikbaarheid van water, bodemvruchtbaarheid, aanwezigheid natuurlijke hulpbronnen en toegenomen welvaart. Op continentaal niveau spelen economische en politieke factoren ook een rol. Die leidden wel eens tot migratiestromen. Bijv. industrialisatie in de steden trok veel mensen van het platteland. Gastarbeiders kwamen ook naar deze steden en gezinshereniging/vorming speelden ook een rol. *De demografische grens tussen grote bevolkingsgroei in West- en Zuid-Europa en de krimp in de voormalige Oostbloklanden loopt dwars door Duitsland. *Bij sociale groei ook demografische tweedeling. Oost-Europeanen trokken naar het westen. *Economische tweedeling op basis van het gemiddelde inkomen. Deze loopt nu dwars door de EU, zelfs door Duitsland. EU is resultaat van lange periode blokvorming. Doel: vormen van een gemeenschappelijke markt. Is inmiddels ’s werelds grootste handelsblok. Zwakke plekken van Europa: -Gebrek aan voldoende natuurlijke hulpbronnen (energiebronnen met name). -Hoge arbeidskosten; steeds meer bedrijven zoeken een locatie buiten Europa. -Noodzaak van forse investeringen in onderwijs en research voor het opbouwen en in standhouden van een hoge kenniseconomie; kost veel geld, moet juist bezuinigd worden. -Grote sociaaleconomische tegenstellingen binnen de EU landen; samenwerking onder druk. -Grote roep tot afschaffing allerlei subsidies, zoals landbouwsubsidies. -Enorme vergrijzing en de bevolkingskrimp. In het kort: blokvorming EU eenwording Duitsland onstabiliteit Balkanlanden verbrokkeling Tsjecho-Slowakije bevolkingskrimp Oost-Duitsland immigratieoverschot West-Europese landen ontbreken van een Indo-Europese taal Hongarije Oosters-orthodox Griekenland protestant Denemarken centrifugale kracht regionalisme 7. Welke karakteristieke culturele, politieke, demografische en economische bevolkingskenmerken komen voor in Oost-Azië en hoe zijn de ruimtelijk verdeeld? Demografische bevolkingskenmerken; -Merendeel Oost-Aziaten wonen langs rivier- en kustvlakten. Grote variaties in natuurlijke groei van de bevolking, want hoe hoger de economische ontwikkeling, des te lager het geboorte- en sterftecijfer. China demografisch zwaartepunt binnen Oost-Azië door grote groei van de bevolking. -Internationale migratie binnen Oost-Azië beperkt, maar wel veel binnenlandse migratie in China, gericht op sterk groeiende steden langs oostkust. Culturele bevolkingskenmerken; -In westelijk deel Eurazië overheerst het christendom, in het oosten het boeddhisme. Dit verspreidde zich via handelaren over Zuid- en Oost-Azië. In China is boeddhisme verweven met het confucianisme en taoïsme. In Japan met het shintoïsme. Politieke bevolkingskenmerken; Spanningen tussen communistische en niet-communistische landen; Noord-Korea (communist) en Zuid-Korea (kapitalist). China (socialist) en Taiwan (kapitalist). Taiwan nooit door China erkend als soevereine staat, maar beschouwd als opstandige provincie. Japan en Mongolië nog voor de WOII onafhankelijk geworden. Er doen zich onenigheden voor over allerlei eilanden die strategisch van belang kunnen zijn voor defensie en energievoorziening. Daarbij treedt China hard op tegen conflicten van etnische groepen, zoals in Tibet en Xinjian. Want de hooggelegen westelijke grensstreken zijn van belang voor watervoorziening en strategische betekenis voor de energievoorziening door de potentiële toegang tot de Indische Oceaan. Hierdoor zijn immers olielanden in Midden-Ooster bereikbaar. Economische bevolkingskenmerken; China en Japan zijn twee reuzen. Omvang economie zegt weinig over welvaart van de bevolking. Je kunt beter kijken naar het BNP per inwoner. China valt dan ver terug. Met het inkomen per hoofd als indicator kun je Oost-Azië in tweeën delen: drie relatief rijke landen (Japan, Zuid-Korea, Taiwan) en drie relatief arme landen (Noord-Korea, China, Mongolië). 8.Op grond van welke culturele criteria kun je Afrika in macroregio’s indelen en hoe ziet die indeling er dan uit? Afrika wordt ingedeeld in twee cultuurgebieden op basis van godsdienst: de islamitische wereld in het noorden van Afrika en Afrika ten zuiden van de Sahara. De islamitische wereld; -De grens van de islamitische wereld kunnen we baseren op het percentage moslims, alhoewel in het zuiden verhoudingsgewijs meer christen leven. Tsjaad, Niger en Mali vormen de overgangslanden naar Afrika ten zuiden van de Sahara. -We kunnen bij het vormen van de grens ook kijken naar de aanwezigheid van islamitische waarden en normen in het recht. In zes landen verschilt dat aanzienlijk, en overal komen westerse elementen voor in de wetgeving. -De islamitische wereld kun je ook definiëren als het gebied waar zowel islam als het Arabisch voorkomen. Maar in meer landen komt dit voor, zoals in Sudan of Mali. Deze kunnen wel weer als overgangsgebied getypeerd worden. 9.Welke karakteristieke politieke, demografische en (sociaal) economische kenmerken hebben de macroregio’s in Afrika? Karakteristieke culturele kenmerken; -De samenleving van de Bedoeïenen was in stammen (groep mensen, die op basis van verwantschap een eenheid vormt en eenzelfde territorium bewoont) georganiseerd. Belang van stam staat voorop. Werkt nu nog steeds door, maar belemmerd eenheidsvorming in een land op bestuurlijk en economisch niveau. (Arabische wereld) -Veel talen en godsdiensten in Afrika ten zuiden van de Sahara. Door koloniale overheersing meeste landen van oorsprong Europese taal als officiële landstaal. Qua godsdienst vallen veel religies onder het animisme (geloven in bezieling van elementen in natuur) of het geloof en de aanbidding van geesten/goden en soms verering van voorouders. Demografische/politieke kenmerken; -Door staatkundige opdeling Afrika met kaarsrechte grenzen die werden getrokken& dekolonisatie nu veel conflicten tussen etnische groepen. Gaat vaak over behoud van politieke macht. Van nation building nog weinig terecht, doordat aantal landen soft states zijn. (zwakke bestuurlijke organisatie) Gebrek aan democratie zorgt ook voor conflicten. Sociaal economische kenmerken; -Grote economische ongelijkheid in de Noord-Afrikaanse landen. Maar een paar kleine, rijke oliestaatjes zorgen voor een hoog inkomen voor een klein deel van de bevolking. -Veel export met de Europese Unie. Het exportpakket verschilt sterk; Algerije en Libië exporteren vooral mijnbouwproducten, zoals olie en gas. Marokko en Tunesië exporteren veel industrieproducten. -Beide macroregio’s in Afrika belangrijk voor China. Die zoekt namelijk energiebronnen en andere mijnbouwproducten. China investeert ook op grote schaal in de mijnbouw, landbouw en infrastructuur in veel Afrikaanse landen en stelt geen eisen aan mensenrechten of corruptie. 10.Welke culturele, politieke, demografische en (sociaal) economische kenmerken zijn typerend voor de macroregio Latijns-Amerika? Culturele kenmerken; Taal en religie zijn de belangrijkste cultuurkenmerken, want deze hangen samen met het koloniale verleden, dat gedomineerd werd door Portugal en Spanje. -Taal. Begin 15e eeuw hebben Spaanse en Portugese kolonisten grote delen Zuid- en Midden-Amerika veroverd en Spaans en Portugees als taal geïntroduceerd. Overal wordt Spaans gesproken, behalve in Brazilië. -Religie. Rooms-katholiek en behoort dus tot christelijk deel v/d wereld. Een paar inheemse volken hebben hun eigen taal, religie en identiteit ten dele behouden. Kolonisten brachten slaven uit Afrika hierheen, nu tref je de afstammelingen aan in Brazilië. Soms vond er vermenging plaats tussen inheemsen, Europeanen en Afrikanen: ‘mulat’ = blanke en een zwarte. ‘mesties’ = blanke en indiaanse. Demografische kenmerken; -Natuurlijke bevolkingsgroei aanzienlijk lager dan in Afrika ten zuiden van de Sahara. Komt door hoger ontwikkelingspeil. -60% van de Latijns-Amerikanen wonen in Brazilië, vooral langs oceanen en zeeën. Daar liggen ook de meeste steden en de urbanisatiegraad is zeer hoog. Drie grote steden: Rio de Janeiro, São Paulo& Mexico Stad. Politieke kenmerken; Bij verdrag van Tordesillas (1494) Latijns-Amerika opgesplitst in een Spaans en Portugees (Brazilië) deel. -Vroege onafhankelijkheid geen reden voor politieke stabiliteit. Er zijn juist vele politieke omwentelingen geweest. Militaire regimes wisselden elkaar voortdurend af tot de jaren 80. Vanaf toen is er een tendens naar meer democratische verhoudingen. Sociaaleconomische kenmerken; -Duidelijke tegenstellingen in het BBP per inwoner. Niet allen zie je dat door het inkomen maar ook het welzijnsindex van de VN wijst op die tegenstelling. -Door industrialisatie jaren negentig een behoorlijke economische groei. Maar begin van de eeuwwisseling kwam de economische groei volledig tot stilstand door ernstige financiële crisis. -Sociale ongelijkheid. Binnen vrijwel alle landen komen grote sociaaleconomische verschillen voor. Niet alleen tussen de landen maar ook binnen de landen.