Kristallnacht In de nacht van 9 op 10 november 1938 vond in Duitsland de zgn. kristallnacht plaats. De naam kristallnacht verwijst naar de vele ruiten die bij de Joden in heel Duitsland werden ingegooid. Joden werden aangevallen. Tussen de 1.000 en 2.000 synagogen werden in brand gestoken en ongeveer 7.500 winkels en bedrijven van joden vernield. Ook moesten joodse huizen, scholen, begraafplaatsen en ziekenhuizen het ontgelden. De brandweer werd verboden in brand gestoken joodse bezittingen te blussen. Tijdens de kristallnacht werden ca. 400 joden vermoord of tot zelfmoord gedreven. Ook in Oostenrijk werden joden aangevallen en hun bezittingen vernield. De nazipropagandaminister Joseph Goebbels wordt gezien als de aanstichter van de kristallnacht. Enige maanden na het aantreden van Hitler verschenen er in Duitsland overal borden met opschriften als “koop niet bij joden”, “Joden niet welkom”, etc.. Joden mochten geen ambtelijke functies meer bekleden en niet meer studeren aan de universiteit. Met de ‘Neurenberger Wetten’ uit 1935 verloren ze hun burgerrechten. In 1938 waren al ca. 150.000 joden Duitsland ontvlucht. Hitler wilde de Duitse maatschappij ‘ontjoden’ (naar analogie van ‘ontluizen’). Toen dat niet snel genoeg ging gaf hij op 18 oktober 1938 bevel 12.000 Pools-Duitse joden uit te zetten. Ze kregen één nacht om Duitsland te verlaten en ze mochten maar één koffer meenemen. Slechts 4.000 van hen werden in Polen toegelaten. De andere 8.000 gedeporteerden moesten, zonder voorzieningen, onder onmenselijke omstandigheden, aan de grens wachten op toelating. Er werd regelmatig geweld tegen hen gepleegd en er vielen doden. Een zoon van één van de gedeporteerden, die zelf Duitsland al eerder had verlaten en in Parijs verbleef, hoorde over de deportatie en de onmenselijke omstandigheden waarin zijn familie verkeerde. Dit maakte hem zo woedend dat hij, zoals hij zelf zei, een daad wilde stellen die de wereld wakker zou schudden. Hij vuurde bij de Duitse ambassade te Parijs vijf kogels af op de Duitse diplomaat Ernst vom Rath, die twee dagen erna aan zijn verwondingen overleed. Voor Josph Goebbels, Minister van Propaganda, was dit gebeuren aanleiding voor een tirade tegen de joden. Volgens hem was het gehele jodendom verantwoordelijk voor de dood van de Duitse diplomaat. Op 8 november werden alle Duitsjoodse kranten en Duits-joodse tijdschriften verboden. En dezelfde dag werd afgekondigd dat joodse kinderen niet meer op Duitse scholen werden toegelaten. Ook werden alle joodse culturele activiteiten voor onbepaalde tijd opgeschort. De dood van de Duitse diplomaat op 9 november viel samen met de herdenking van de “Bierkellerputsch”, de mislukte staatsgreep van Hitler en zijn aanhangers in 1923. Goebbels hield toen een toespraak waarin hij meldde dat Vom Rath was bezweken aan zijn verwondingen en zei: “moet ik u vertellen tot welk ras het vuile zwijn behoorde dat deze lage misdaad heeft begaan? Een jood!”. Hij riep de aanwezigen op “deze aanval van het internationale jodendom niet onbeantwoord te laten; we moeten wraak nemen! We moeten gezamenlijk ons antwoord formuleren op deze joodse moord en de dreiging die het internationale jodendom voor ons roemrijke Duitse Rijk betekent”. Hoewel dit in het openbaar geen expliciet bevel was om joden aan te vallen, was het wel een aanmoediging daartoe. Hitler had al voor de toespraak toestemming gegeven voor ‘demonstratie’. Goebbels informeerde direct na zijn toespraak de leiders van de NSDAP en SA wat hun te doen stond. Dronken mannen waren wel te porren voor rellen. Geholpen door burgers sneuvelden synagogen, huizen, bedrijven winkels, begraafplaatsen en scholen van Duitse joden. De nazi’s namen niet de verantwoordelijkheid voor de kristaalnacht. Integendeel, de Joodse gemeenschap werd er van beschuldigd het geweld te hebben ‘uitgelokt’. Op 12 november werd besloten dat de joodse gemeenschap een boete moest betalen van 1 miljard Reichsmark, voor veroorzaakte schade. De Duitse burgers reageerden verschillend. Soms werden de vervolgde joden geholpen, doch het merendeel wachtte af tot het voorbij was. De kerk in Duitsland hield zich als instituut afzijdig. Volgens de protestantse bisschop Martin Sasse had Luther, die op 10 november is geboren, zich geen mooier verjaardagsgeschenk kunnen wensen. Luther schreef in 1543 een plamflet met de titel “Over de joden en hun leugens”, waarin hij o.a. aangaf: “Men moet hun synagogen en scholen in brand steken en wat niet wil branden, moet men met aarde overdekken zodat geen mens er een steen of sintel meer van ziet, voor eeuwig niet”. De internationale gemeenschap reageerde op de kristallnacht geschokt. Omdat de Nederlandse regering op goede voet met Duitland wilde blijven reageerde ze gematigd. Op 15 december 1938 sloot Nederland de grens voor joodse vluchtelingen en bestempelde hen tot ongewenste vreemdelingen. Helaas steekt momenteel het antisemitisme, veelal in de vorm van antizionisme, in Europa en elders in de wereld weer de kop op. Volgens sommigen in een ergere mate dan voor de tweede wereldoorlog het geval was. En is de Europese oproep tot boycot van producten afkomstig uit de gebieden die (naar internationaal recht ten onrechte) als zgn. ‘bezette gebieden’ worden betiteld, niet een herhaling van de vroegere oproep “koop niet bij joden” ?