Het Nationaalsocialisme aan de macht. In 1918 verliest Duitsland de Eerste Wereldoorlog en wordt het gedwongen de Vrede van Versailles te tekenen. Hierin krijgt Duitsland niet alleen de schuld van het uitbreken van deze oorlog, maar wordt ook bepaald dat zij de schuldbetalingen moeten overmaken aan de overwinnaars, zoals Engeland en Frankrijk. Er heerste in die jaren na de oorlog grote onvrede in Duitsland. Er was weinig werk, weinig geld, de economie trok maar langzaam aan en de nieuwe Weimar Republiek werkte niet goed. Daarbij kwam nog de zogenaamde ‘dolkstootlegende’. Duitsland zou de oorlog hebben kunnen winnen, maar het dapper vechtende leger werd verraden door politici, communisten en joden. Dat zorgde voor een verbeten sfeer. Dolkstootlegende Eén partij kon hier gebruik van maken. Dat was de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij, de NSDAP. Adolf Hitler had in 1921 de leiding genomen binnen deze partij en begon zijn ideeën al snel te verspreiden. De NSDAP van Hitler droeg een aantal belangrijke kenmerken. In de eerste plaats was het een fascistische partij, waarin één sterke leider het voor het zeggen had en er bepaald geen democratie heerste. In de tweede plaats was de partij militaristisch: ze geloofden in geweld en wapens. Daarnaast was de partij anticommunistisch en antisemitisch. De Weimarrepubliek kende een politiek verdeeld landschap, zodat het bij iedere verkiezing weer moeilijk werd om een coalitie te vormen. De NSDAP was één van de grootste partijen, maar bijna niemand wilde met hen samenwerken en Hitler weigerde een andere positie te accepteren dan die van Rijkskanselier. In 1933 kon de Reichstag (de Duitse 1 Tweede Kamer) niet langer om hem heen en werd Hitler toch tot Rijkskanselier benoemd. Hij schreef nieuwe verkiezingen uit, die overtuigend gewonnen werden door de NSDAP. Hij stelde toen de Machtigingswet op, die het kabinet in staat stelde wetten en regelingen door te voeren zonder deze eerst aan de Reichstag voor te leggen. De wet werd aangenomen. Vanaf dat moment was Adolf Hitler de democratisch gekozen dictator van Duitsland. Adolf Hitler in de Reichstag Nu hij de touwtjes in handen had, kon Hitler de nationaalsocialistische denkbeelden in de praktijk brengen. Terwijl hij de Duitse economie uit het slop trok, richtte hij zich in zijn wetgeving tegen (potentiële) politieke vijanden en de zwakkeren in de samenleving. Chronisch zieken en gehandicapten werden weggestopt in tehuizen en werden door middel van euthanasie uit de weg geruimd. Communistische partijen werden verboden en mensen waarvan bekend werd dat ze een communistische politieke voorkeur hadden, werden ‘preventief gevangengezet’. Via het onderwijs werden leerlingen geïndoctrineerd in de ideologie van het Nationaalsocialisme, zodat zij trouwe aanhangers van Hitler zouden worden. Maar de meeste wetten waren gericht tegen de Joodse gemeenschap. Iedereen die één Joodse grootouder had, was een niet-Ariër. Wie drie Joodse grootouders had, was zelf Jood. Religieuze activiteit had hier niets mee te maken. Zij mochten geen eigen bedrijven meer hebben, ze mochten openbare functies meer bekleden. Ook werd de rituele slachting verboden. 2 In de zomer van 1933 werd een wet aangenomen die bepaalde dat Joden niet langer Duitse staatsburgers waren. Duitsland was voor de Duitsers en Joden waren geen Duitsers. Ze stonden vanaf dat moment buiten de wet. Dit veroorzaakte een golf van antisemitisch geweld. Winkels werden vernield, Joden aangevallen op straat. Dit werd bevestigd in de Neurenberger Wetten van 1935, waarin onder andere werd vastgelegd dat een Ariër en een Jood niet met elkaar mochten trouwen. Niemand kon de Nazi’s tegenhouden. De communisten waren verdwenen, de Protestantse Kerk gaf haar goedkeuring en de Paus sloot een concordaat met Hitler. Dit maakte het voor hem mogelijk zijn regime uit te voeren met steun van het Vaticaan. Rond 1933 waren er 500.000 Joden in Duitsland, waarvan 15% orthodox Joods. Veel van hen emigreerden, bijvoorbeeld naar de VS, Palestina of Nederland, toen het Nationaalsocialisme aan de macht kwam. Zij kregen ook de kans hiervoor. Het ging de nazi’s er immers in die tijd nog niet om de Joden te vernietigen: ze wilden ze enkel weg hebben uit Duitsland. Zij die bleven gingen zich actiever bezighouden met hun Joodse religie. De synagogen stroomden weer vol. Naarmate de tijd verstreek en er steeds meer anti-Joodse wetten kwamen, werd het voor steeds meer Joden duidelijk dat emigratie de enige oplossing was. Veel hadden nog de hoop gehad dat ze een plekje konden vinden binnen Nazi-Duitsland, maar na 1935 was daar geen sprake meer van. Toch konden nog maar weinigen vermoeden waar het allemaal toe zou leiden. Schade na de Kristallnacht 3