IP - Europa EU

advertisement
MEMO/00/89
Brussel, 28 november 2000
Vaak gestelde vragen over BSE
(cijfers: medio november 2000)
Samenvatting
Over het geheel genomen is de BSE-incidentie in de Europese Unie dalende dankzij
de verbeterde situatie in het VK, waar tot op heden 99% van alle gevallen zijn
geregistreerd. In sommige lidstaten echter vertoont de incidentie een stijgende lijn,
wat de angst bij het publiek omtrent de risico’s van de consumptie van rundvlees
heeft aangewakkerd. De Gemeenschap heeft uitgebreide maatregelen getroffen om
de bevolking tegen de risico’s van BSE te beschermen. Als hieraan strikt de hand
wordt gehouden, kan het publiek vertrouwen hebben in de veiligheid van rundvlees.
Dit vertrouwen kan nog verder versterkt worden als de belangrijke
Commissievoorstellen inzake voedselveiligheid die momenteel bij de Raad en het
Parlement liggen (Voedselautoriteit, dierlijke bijproducten, overdraagbare
spongiforme encefalopathieën (TSE) enz.), voortvarend behandeld worden. De
beschikking van de Commissie tot verplichtstelling van gerichte BSE-tests wordt
gerechtvaardigd door de resultaten die in Frankrijk met dergelijke tests zijn geboekt.
Deze zullen nu geleidelijk worden uitgebreid tot alle runderen van meer dan 30
maanden. De lidstaten moeten zorg dragen voor de volledige tenuitvoerlegging van
alle communautaire maatregelen met betrekking tot BSE. Zij moeten ook het publiek
beter voorlichten over BSE en de bestaande beschermingsmaatregelen.
BSE en vCJD
Waardoor wordt BSE veroorzaakt en wat is de BSE-incidentie in de
EU?
Boviene spongiforme encefalopathie (BSE) is een hersenaandoening bij runderen.
De ziekte werd voor het eerst gediagnosticeerd in 1986 in het VK. Zij nam
epidemische afmetingen aan als gevolg van de verwerking in veevoer van
vleesbeendermeel afkomstig van karkassen. Tot op heden zijn er in het VK meer
dan 179.000 gevallen geregistreerd en ongeveer 1.300 gevallen elders in de
Europese Unie. Hoewel het aantal gevallen in het VK sterk blijft dalen, neemt het in
een aantal andere lidstaten toe. Vergeleken met het VK echter blijft dit aantal in deze
lidstaten laag.
En hoe staat het met de menselijke vorm van de ziekte, de variant van
de ziekte van Creutzfeldt-Jacob?
De variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jacob (vCJD) werd voor het eerst in 1996
gediagnosticeerd. Thans wordt algemeen erkend dat die veroorzaakt wordt door de
overdracht van BSE op de mens. Tot nu toe zijn er 89 bewezen of verdachte
gevallen in de EU, meestal bij jonge mensen. Alle gevallen, afgezien van drie in
Frankrijk en een in Ierland, hebben zich in het VK voorgedaan. De ramingen omtrent
de toekomstige prevalentie lopen sterk uiteen aangezien nog te weinig bekend is
over de incubatietijd tussen de besmetting en het optreden van de symptomen.
Wat is de BSE-incidentie per lidstaat?
Op het ogenblik is de totale BSE-incidentie in de Gemeenschap dalende. In het VK
is de incidentie scherp gedaald tot 1.136 dit jaar, een daling met ongeveer 40% ten
opzichte van 1999. Dit cijfer steekt scherp af tegen de meer dan 36.000 gevallen in
1992, toen de incidentie op haar hoogtepunt was. In Nederland werd onlangs een
nieuw geval gemeld, het eerste sinds begin 1999. In Luxemburg zijn sinds 1997
geen gevallen gemeld. In Portugal is de incidentie sinds medio 1999 stabiel.
Daarentegen neemt de incidentie in Frankrijk, België en Ierland toe. In Ierland is het
aantal gevallen gestegen van 95 in 1999 tot 110, in België van 3 tot 9. In Frankrijk is
het aantal gevallen toegenomen van 31 in 1999 tot 103. Denemarken, Duitsland en
Spanje ten slotte hebben in 2000 hun eerste inheemse gevallen van BSE
geregistreerd. Vijf lidstaten (Italië, Finland, Zweden, Griekenland en Oostenrijk)
hebben officieel nog geen inheemse gevallen van BSE geregistreerd.
Wat is de verwachte ontwikkeling van de ziekte?
Door de gerichte snelle post-mortemtests op BSE, die vanaf 1 januari 2001 in de
hele Gemeenschap verplicht zullen worden, zal het aantal opgespoorde BSEgevallen in alle lidstaten naar verwachting nog toenemen, mogelijk ook in de
lidstaten waar tot dusverre geen gevallen zijn ontdekt. Aan de andere kant gaat het
bij de positieve gevallen in alle lidstaten meer en meer om oudere dieren, wat een
positief signaal is. Momenteel zijn alle gevallen, drie uitgezonderd, geboren (en
waarschijnlijk besmet) vóór de BSE-crisis van maart 1996. De huidige toename van
het aantal BSE-gevallen in sommige lidstaten is daarom waarschijnlijk niet toe te
schrijven aan mogelijke tekortkomingen in de op dit ogenblik geldende preventieve
maatregelen, maar eerder aan de hoge besmettingsgraad in 1993-1995. Aangezien
de gemiddelde incubatietijd van BSE 4-5 jaar bedraagt, kan de doeltreffendheid van
de huidige maatregelen pas in 2004-2005 volledig worden beoordeeld. De meeste
gevallen zijn door traditionele passieve surveillance aan het licht gekomen (verplichte
melding en onderzoek van verdachte dieren). In Frankrijk is een groot aantal
gevallen (40) ontdekt door snelle post-mortemtests.
2
Communautaire maatregelen voor de aanpak van BSE
Wat heeft de EU gedaan om de bevolking te beschermen?
De Europese Commissie heeft met betrekking tot BSE uitgebreide communautaire
maatregelen getroffen:
-
Een verbod op het vervoederen van vleesbeendermeel van zoogdieren aan
runderen, schapen en geiten, dat in juli 1994 van kracht is geworden;
-
Strengere normen voor de verwerking van dierlijk afval (verhitting tot 133ºC
onder een druk van 3 bar gedurende twintig minuten) om het
besmettingsgevaar tot een minimum te beperken (vanaf 1 april 1997);
-
Actieve surveillancemaatregelen voor de opsporing, beheersing en uitroeiing
van BSE vanaf 1 mei 1998 en de invoering van post-mortemtests met ingang
van 1 januari 2001;
-
De verplichting om gespecificeerd risicomateriaal (SRM, zoals ruggenmerg,
hersenen, ogen, amandelen, delen van de ingewanden) van runderen,
schapen en geiten in de hele EU vanaf 1 oktober 2000 uit de voedsel- en
voederketen te verwijderen. Dit materiaal, waarop meer dan 95% van de
besmettingsgevallen is terug te voeren, werd in een aantal lidstaten al voor dit
verbod verwijderd;
-
De invoering van gerichte BSE-tests vanaf 1 januari 2001, met name voor
categorieën dieren die een groot risico opleveren. Deze maatregel zal vanaf
1 juli 2001 worden herzien en uitgebreid tot alle runderen boven de 30
maanden die in de voedselketen terechtkomen;
-
Het verbod, vanaf 1 maart 2001, om voor de menselijke consumptie
ongeschikte dode dieren te gebruiken voor de productie van veevoer.
Daarnaast gelden er in diverse lidstaten, met name die met de hoogste BSEincidentie, specifieke maatregelen. Alle communautaire maatregelen zijn gebaseerd
op wetenschappelijke adviezen en worden regelmatig herzien door de
Wetenschappelijke Stuurgroep van de EU. Het Voedsel- en Veterinair Bureau van
de Commissie voert ook inspecties uit om de handhaving van deze maatregelen te
controleren. Dankzij de verslagen van dit bureau hebben de lidstaten actie
ondernomen om de naleving te verbeteren. Deze verslagen worden gepubliceerd op
de website van de Commissie
http://europa.eu.int/comm/food/fs/inspections/vi/reports/index_en.html
Welke andere maatregelen worden voorgesteld om de bevolking tegen
BSE te beschermen?
Naast bovengenoemde maatregelen zijn momenteel een aantal andere belangrijke
voorstellen van de Commissie bij de Raad en het Parlement in behandeling:
-
Een voorstel voor een verordening inzake de preventie en beheersing van
overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE). Verwacht wordt dat
hierover op de Landbouwraad van december 2000 een gemeenschappelijk
standpunt wordt bereikt;
3
-
Een voorstel voor een verordening inzake dierlijke bijproducten, die moet
garanderen dat uitsluitend materiaal van voor menselijke consumptie geschikte
dieren in diervoeding wordt gebruikt (bij wijze van noodmaatregel zullen
soortgelijke bepalingen al vanaf 1 maart 2001 voor dode dieren worden
ingevoerd);
-
Een voorstel tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit, die tot taak
krijgt de risicobeoordeling en de voorlichting over voedselveiligheidskwesties te
verbeteren.
De huidige reactie van de Europese Unie op BSE moet ook worden gezien in de
bredere context van het Witboek inzake voedselveiligheid (zie IP/00/20), dat een
uitgebreide reeks voorstellen bevat die de veiligheid van voedsel van boer tot bord
moeten garanderen.
Wat wordt gedaan om te voorkomen dat BSE-besmet materiaal in de
voedselketen terechtkomt?
-
De Commissie schat dat er dit jaar minder dan 500 BSE-gevallen zullen
worden ontdekt in het totale veebeslag van de Gemeenschap van meer dan 70
miljoen stuks (buiten het VK). De dieren in kwestie worden vernietigd en
komen niet in de voedselketen terecht;
-
Alle dieren die bij de inspectie voor het slachten tekenen vertonen die op BSE
duiden, moeten worden gecontroleerd op de aanwezigheid van BSE;
-
Risicoweefsel (het gespecificeerd risicomateriaal - SRM) wordt bij het slachten
uit alle runderen ouder dan 12 maanden verwijderd en vernietigd. Dit beperkt
de kans op besmetting door dieren waarbij de ziekte mogelijk in een vroeg
stadium verkeert, tot een uiterst laag niveau;
-
Bovendien zullen de door de Commissie voorgestelde gerichte BSE-tests bij
dieren die in de voedselketen terechtkomen, verdere garanties bieden dat
rundvlees veilig is.
Recente ontwikkelingen rond BSE
Waarom is er een nieuwe vertrouwenscrisis rond de veiligheid van
rundvlees?
Tot op heden hebben er zich dit jaar 99 gevallen van BSE in Frankrijk voorgedaan,
tegen “slechts” 31 in 1999. Dit komt neer op 10 gevallen per miljoen runderen boven
de twee jaar en dat ligt ver onder de internationale definitie van een hoge incidentie
van 100 per miljoen. Dit cijfer is ook het resultaat van de invoering van gerichte BSEtests in Frankrijk, waardoor ongeveer een derde van de dit jaar geconstateerde
gevallen aan het licht is getreden. Echter, deze toegenomen incidentie, de
wetenschap dat er in het verleden gevallen onontdekt zijn gebleven, en een incident
waarbij rundvlees in de handel is gebracht dat afkomstig was van een kudde waarin
zich, naar later bleek, een geval van BSE had voorgedaan, hebben in Frankrijk een
vertrouwenscrisis rond de veiligheid van rundvlees teweeggebracht. Deze heeft ook
in andere lidstaten doorgewerkt.
4
Wat is het effect van de huidige crisis?
Frankrijk heeft te maken met een scherpe daling van de consumptie van rundvlees
en van de producentenprijzen. De autoriteiten hebben gereageerd met een reeks
nieuwe beschermingsmaatregelen, met name een tijdelijk verbod op de
vervoedering van vleesbeendermeel aan alle dieren, een mogelijk verbod op het
gebruik van de wervelkolom (T-bonesteaks), een uitgebreide lijst van SRM en
verscherpte controles, waarvoor 475 nieuwe controlemedewerkers werden
aangesteld.
De crisis heeft belangrijke repercussies in andere lidstaten gehad, zodat men
opnieuw vraagtekens is gaan plaatsen bij de veiligheid van rundvlees en een aantal
beperkingen zijn ingesteld op de invoer van rundvlees uit Frankrijk. Derde landen
hebben ook met beperkende maatregelen gereageerd.
Is de Commissie verrast over de toename in Frankrijk en de eerste
BSE-gevallen in Duitsland en Spanje?
Neen. De Commissie verwachtte een toename van de incidentie van gemelde BSEgevallen op grond van drie factoren:
-
Voor de Wetenschappelijke Stuurgroep werden studies uitgevoerd over een
“geografische risicobeoordeling” van de BSE-incidentie. Deze studies,
waarover de lidstaten werden geraadpleegd, wezen er sterk op dat de BSEincidentie in de EU hoger zou uitkomen dan de gemelde;
-
Het was waarschijnlijk dat door de invoering van gevoelige nieuwe tests, in
overeenstemming met een beschikking van de Commissie, BSE-gevallen
zouden worden opgespoord die met de traditionele ante-morteminspecties
onontdekt zouden zijn gebleven;
-
Dankzij een betere surveillance door de nationale autoriteiten en inspecties
door het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie van de bestaande
communautaire controles zou de incidentie van gemelde gevallen
waarschijnlijk ook toenemen.
De heftige reacties van de consumenten onderstrepen het standpunt van de
Commissie dat de lidstaten tekort zijn geschoten in de voorlichting van het publiek
over de risico’s van BSE en de doeltreffendheid van de bestaande controle- en
surveillancemaatregelen.
Hoe verklaart de Commissie het feit dat het aantal BSE-gevallen in
sommige lidstaten hoger is dan in andere lidstaten?
De verbeterde surveillancemaatregelen die zijn ingevoerd, waaronder gerichte tests,
hebben tot een toename van het aantal vastgestelde gevallen geleid. De lidstaten
zijn nu actief naar gevallen op zoek en er worden gevallen ontdekt. Het is van
wezenlijk belang dat dit zoeken wordt voortgezet. Ook is het belangrijk de toename
in het juiste perspectief te zien. Het aantal BSE-gevallen is nog altijd slechts een
fractie van het aantal in het VK ontdekte gevallen (99% van alle BSE-gevallen
hebben hun oorsprong in het VK). Daarnaast geldt dat de volledige resultaten van de
verscherpte controles, die sinds 1996 plaatsvinden, en van de nauwgezettere
implementatie van deze controles, vanwege de lange incubatietijd van de ziekte, pas
over een aantal jaren bekend zullen zijn.
5
Welke lessen kunnen uit de huidige crisis worden getrokken?
-
De noodzaak van een nauwgezette implementatie van het bestaande
communautaire kader aan maatregelen inzake BSE is nog eens onderstreept.
Een dergelijk kader is het meest geloofwaardige middel voor het beschermen
van de volksgezondheid;
-
Het is duidelijk dat het aantal BSE-gevallen in de lidstaten hoger is dan
aanvankelijk werd onderkend; dit blijkt uit de ervaringen die met gerichte tests
in Frankrijk zijn opgedaan;
-
Het testen op BSE moet worden uitgebreid, te beginnen met de categorieën
dieren met een verhoogd risico en vervolgens, in het licht van de ervaringen,
met de totale runderstapel in de Gemeenschap;
-
De informatieverschaffing aan het publiek in verband met de risico's ten
gevolge van BSE en het succes van de beschermingsmaatregelen blijft een
probleem. Alle lidstaten moeten zich inspannen om de voorlichting in verband
met de risico's doorzichtiger en duidelijker te maken. Dit betreft in het bijzonder
die lidstaten waar tot nu toe geen BSE-gevallen zijn vastgesteld;
-
De lidstaten en het Europees Parlement moeten de voorstellen van de
Commissie ten aanzien van de belangrijkste aspecten van voedselveiligheid
(Voedselautoriteit, TSE's, dierlijke bijproducten, personeelssterkte, enz.)
sneller behandelen.
Overige vragen naar aanleiding van de crisis
Dient de Gemeenschap haar aanpak van het onderwerp voedselveiligheid
fundamenteel te herzien?
Dit gebeurt reeds. Voorzitter Romano Prodi heeft voedselveiligheid vanaf het begin
als een van de hoogste prioriteiten van de Commissie aangemerkt. Alle belangrijke
bevoegdheden op het gebied van voedselveiligheid zijn in één, nieuw directoraatgeneraal voor Gezondheid en consumentenbescherming bijeengebracht. Er is één
commissaris aangewezen, David Byrne, die voor dit onderwerp verantwoordelijk is.
Voedselveiligheid is ook een topprioriteit met betrekking tot de aanvullende middelen
waar de begrotingsautoriteit om is gevraagd, teneinde de Commissie in staat te
stellen haar taken uit te voeren. In januari 2000 (zie IP/00/20) is een Witboek inzake
voedselveiligheid goedgekeurd en er is een groot aantal belangrijke nieuwe,
wetgevende maatregelen inzake voedselveiligheid voorgesteld. De aanpak van de
Commissie is door alle sleutelactoren - regeringsleiders, de Raad, het Europees
Parlement, consumenten, de voedingsindustrie en landbouwers - in zijn
algemeenheid verwelkomd.
Wat onderneemt de Commissie om te garanderen dat BSE-controles
worden uitgevoerd?
Het Voedsel- en Veterinair Bureau heeft sinds 1996 in elke lidstaat afzonderlijke
inspecties in verband met BSE verricht. De inspectieverslagen worden op de website
van de Commissie gepubliceerd en onder de aandacht van de lidstaten gebracht. Er
worden voortdurend tekortkomingen gerapporteerd, maar desondanks is het
duidelijk dat de situatie over het algemeen, in het bijzonder wat de behandeling van
dierlijke afvallen betreft, sinds het begin van de inspecties in 1996 aanzienlijk is
verbeterd.
6
Het aantal inspecties door het Voedsel- en Veterinair Bureau zal worden vergroot en
er zal met name aandacht worden besteed aan de correcte uitvoering van het
voedingsverbod en de recentelijk goedgekeurde maatregelen in verband met
gespecificeerd risicomateriaal en tests. Een nadere serie inspecties in de lidstaten
zal tegen het eind van het jaar worden gehouden.
Invloed op de markt voor rundvlees in de EU en daarbuiten
Frankrijk is de grootste rundvleesproducent in de EU (20% van de EU-productie,
26% van het EU-beslag). De productie van rundvlees is ongeveer 17% hoger dan de
consumptie van rundvlees.
-
De daling van de consumptie in Frankrijk sinds het begin van de crisis, medio
oktober 2000, wordt geschat op 40%. Ook in andere lidstaten worden dalingen
in de consumptie geconstateerd (met name in Italië). Daarnaast is het duidelijk
dat markten buiten Frankrijk indirect zullen worden beïnvloed, aangezien hun
uitvoer van rundvlees naar Frankrijk zal dalen of stoppen (in 1999 importeerde
Frankrijk 350.000 ton rundvlees, kalfsvlees en runderen uit andere lidstaten).
-
Sinds het begin van de crisis zijn de prijzen voor levende koeien met 24%
gedaald in Frankrijk, met 18,6% in Duitsland en met gemiddeld 17% in de EU.
De prijsdaling voor rundvlees van koeien is het grootst, aangezien de Franse
rundvleesmarkt voornamelijk uit vlees van koeien bestaat. Daarnaast bestaat
een deel van de daling uit een seizoensgebonden val in de prijzen voor koeien.
Zowel in Frankrijk als in de overige lidstaten wordt op een serieuzere
prijsdaling gerekend wanneer dieren die momenteel vanwege de ongunstige
verkoopsituatie op het bedrijf worden gehouden, te zijner tijd te koop worden
aangeboden.
-
De marktsituatie zou verder achteruit kunnen gaan ten gevolg van
beschermingsmaatregelen van de handelspartners. Spanje, Oostenrijk en
Griekenland weigeren alle fokrunderen en mestdieren, behalve indien ze
uiterlijk na 20 maanden geslacht of opnieuw geëxporteerd worden. Italië
weigert levende dieren ouder dan 18 maanden en rundvlees met been. Deze
laatste maatregel heeft de grootste impact (Italië importeerde in 1999 ongeveer
80.000 ton rundvlees met been uit Frankrijk).
-
Polen en Hongarije weigeren alle rundvlees en runderen. Rusland weigert
rundvlees en runderen uit negen Franse departementen. Frankrijk zelf heeft
zwezerik en ingewanden aan de lijst van gespecificeerd risicomateriaal
toegevoegd. Het gevolg is dat voor deze producten, alsook voor de op basis
ervan verwerkte producten, in Frankrijk een importverbod geldt. Hierdoor zal er
een eind komen aan de handel in kalfszwezerik uit Nederland en worst uit
meerdere lidstaten (zoals mortadella uit Italië).
Maatregelen gericht
rundvleesmarkt
op
het
stabiliseren
van
de
De Commissie heeft besloten een steunregeling voor de particuliere opslag van
vlees van koeien vervroegd in werking te laten treden. Vanaf 27 november 2000 zal
er in alle lidstaten 60 miljoen euro beschikbaar zijn voor steun aan particuliere
marktdeelnemers om vlees van koeien op te kopen en voor drie tot zes maanden op
te slaan. De contracten hiervoor moeten uiterlijk eind januari 2001 zijn afgesloten.
Verder zijn de exportrestituties aanzienlijk verhoogd.
7
De Commissie zal zorgvuldig toezicht blijven uitoefenen op de ontwikkeling van de
rundvleesmarkt en indien nodig aanvullende marktmaatregelen nemen om de
rundvleessector te ondersteunen. Het is van primordiaal belang het vertrouwen van
de consumenten in rundvlees te herstellen. Het over de hele linie testen van alle
runderen ouder dan 30 maanden kan hiertoe bijdragen. Dit zal geld kosten, maar dit
geld is een goede investering - en de EU is bereid haar plicht te doen.
Welke gevolgen zou het Franse verbod op het gebruik van
vleesbeendermeel in diervoeders kunnen hebben op de productie en
de invoer van oliehoudende zaden?
Vleesbeendermeel is een belangrijke eiwitbron. Indien het niet kan worden gebruikt,
moet het door plantaardig materiaal worden vervangen. Bij de keuze van de
alternatieve bronnen spelen technische en economische factoren een rol, uitgaande
van een mengsel van verschillende grondstoffen met een equivalente
voedingswaarde. Het vervangingsproduct zou voor een deel in de EU worden
geproduceerd en de rest zou geïmporteerd moeten worden. Het belangrijkste
vervangingsproduct is sojameel. De EU importeert reeds 15 miljoen ton sojameel per
jaar uit niet-EU-landen, voornamelijk uit Noord- en Zuid-Amerika. Het produceren
van een dergelijke hoeveelheid sojameel zou niet alleen een volledig ander pakket
beleidsmaatregelen vereisen, maar ook een andere klimatologische en
agronomische omgeving.
De EU moet zich houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de door haar
ondertekende WTO-akkoorden (Blair House), die de productie van oliehoudende
zaden in de EU op ongeveer 5 miljoen hectare plafonneren. Door de aanpassing van
de directe steun voor oliehoudende zaden aan de steun voor granen (63 euro/ton)
vanaf medio 2002, wordt deze beperking evenwel irrelevant. Indien de vraag naar
oliehoudende zaden toeneemt, zullen de prijzen stijgen en wordt het produceren
ervan aantrekkelijker voor boeren in de EU.
Het belang van eiwithoudende gewassen (erwten, bonen, niet-bittere lupinen) als
bron van inheemse eiwitten werd in Agenda 2000 reeds onderstreept. Bijgevolg werd
er een steunbedrag vastgesteld (72,5 euro/ton) dat hoger is dan de steun voor
granen en oliehoudende zaden (63 euro/ton vanaf 2002). Er is voldoende aanbod op
de wereldmarkt en op de invoer worden geen rechten geheven.
Feiten en cijfers betreffende oliehoudende zaden en eiwithoudende
gewassen in de EU
Productie van oliehoudende zaden in de EU: 13,4 miljoen ton op ongeveer 5 miljoen
hectare (plafond uit hoofde van Blair House), waarvan:
67% koolzaad
23% zonnebloemzaad
10% sojabonen
8
Zelfvoorziening van de EU
Meel van koolzaad: 96%
Meel van zonnebloemzaad: 30%
Meel van sojabonen: 4%*
* dit betekent dat slechts ongeveer 4% van het meel van sojabonen in de EU
verkregen wordt van sojabonen die in de EU worden verbouwd - de rest is ofwel
geïmporteerd meel ofwel meel verkregen van geïmporteerde korrels.
Meelgehalte van de plant dat voor diervoeders kan worden gebruikt
Koolzaad: 56%
Zonnebloemzaad: 56%
Sojabonen: 78%
Hoe zal de Commissie reageren op derde landen die een verbod op dierlijke
producten uit de EU hebben ingesteld?
Gezien de huidige omstandigheden is het onwaarschijnlijk dat de Commissie op
korte termijn stappen onderneemt tegen derde landen die maatregelen nemen,
indien deze maatregelen redelijk zijn en stroken met internationale regels. Er zijn
evenwel bepaalde producten, zoals sperma, melk en melkproducten, waarover
internationale overeenstemming bestaat dat ze geen gevaar opleveren voor de
gezondheid van mens of dier. De Commissie zou daarom waarschijnlijk stappen
ondernemen tegen maatregelen in verband met die producten. De Commissie zal al
het mogelijke doen om derde landen de EU-wetgeving inzake BSE, de
wetenschappelijke basis waarop die wetgeving rust en het door die wetgeving
geboden beschermingsniveau uit te leggen, en om hen aan te sporen om hun eigen
maatregelen af te stemmen op de maatregelen van de EU.
Welke invloed hebben de Franse maatregelen op het aanbod van
diervoeders?
Aangezien er reeds een communautair verbod op het gebruik van eiwit van
zoogdieren in diervoeders voor herkauwers is, zullen de nieuwe regels voornamelijk
invloed hebben op het gebruik van vleesbeendermeel, waaronder vismeel, voor
varkens, pluimvee en vis. Dit zal ongetwijfeld tot tekorten in het aanbod leiden, maar
gelukkig bestaan er vervangende producten in de vorm van plantaardig eiwit,
voornamelijk soja. Wat vetten betreft, is er een acuter probleem. Dierlijke vetten zijn
een belangrijk ingrediënt voor melkvervangingsdiëten voor boerderijdieren en ze
kunnen niet zonder meer door plantaardige oliën worden vervangen. Ook bestaan er
vragen wat voeder voor gezelschapsdieren betreft.
9
Download