BSE Bovine Spongiform Encephalopathy (BSE) is een langzaam verlopende aandoening van het centrale zenuwstelsel bij runderen, die uiteindelijk tot de dood leidt. Verschijnselen Over het algemeen uit BSE zich pas vanaf een leeftijd van 3 jaar. Gemiddeld zijn dieren 4 jaar oud voordat de eerste verschijnselen zich voordoen. De ziekte verloopt in verschillende stadia en wordt gedurende een aantal maanden geleidelijk ernstiger: • Stadium 1 kenmerkt zich door gedragsveranderingen (angst, zeer alert, slaan, ontwijken veehouder, anders reageren dan altijd gedaan heeft); • Stadium 2 kenmerkt zich door zenuwverschijnselen (spiertrillingen, afwijkende gang, spontaan vallen); • Stadium 3 kenmerkt zich door niet normale reactie op prikkels (aanraken, geluid en licht); • Stadium 4 kenmerkt zich door steeds moeilijker overeind komen, totdat de dieren niet meer kunnen staan (vijftig procent van de dieren wordt pas in dit stadium opgemerkt). Oorzaak De veroorzaker van BSE is een prion. Dit is een eiwit en is erg resistent tegen verhitting en de meeste desinfectiemiddelen. Besmettingsroute Diermeel in het voer wordt bij runderen als voornaamste bron beschouwd. Het lijkt erop dat een éénmalige opname van vijftig tot tweehonderd gram besmet diermeel voldoende is voor een besmetting. Gevolgen voor de mens Er wordt verondersteld dat de uitbraak van BSE in Groot-Brittannië heeft geleid tot het ontstaan van een nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeld Jacob bij de mens (vCJD). Deze eventuele relatie tussen de ziektes wordt op dit moment nog steeds verder onderzocht. Vanwege deze vermoedelijke relatie zijn slachthuizen verplicht de hersenen, het ruggenmerg, de milt en de ogen uit de karkassen van schapen, geiten en runderen ouder dan één jaar te verwijderen. Deze moeten ze laten vernietigen als specifiek risicomateriaal. Diagnose Er zijn geen testen om de verdenking op BSE bij het levende dier te bevestigen. Op basis van de klinische verschijnselen wordt de waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld. De definitieve diagnose kan alleen aan het dode dier worden gesteld. Risicofactoren De risicofactor is de aanwezigheid van diermeel in veevoeders. Om deze reden is het gebruik van diermeel in veevoeders sinds maart 1999 verboden voor rundvee en vanaf december 2000 voor alle landbouwhuisdieren. Aanpak Er is geen behandeling voor BSE. BSE is aangifteplichtig. Bij een melding wordt er een specialistenteam gestuurd en als BSE niet is uit te sluiten, wordt het dier overgenomen. Deze wordt voor onderzoek naar het CIDC in Lelystad gebracht. Tot de uitslag bekend is, gaat het bedrijf op slot. Bij een bevestiging van besmetting worden ook dieren met een verhoogd risico overgenomen en vernietigd. Dieren die tot de risicogroep behoren zijn: • nakomelingen die zijn geboren in de laatste 2 jaren voordat, of in de periode nadat de eerste klinische verschijnselen van BSE zijn vastgesteld; • geboortecohort: runderen geboren op hetzelfde bedrijf als het besmette rund in de periode van 12 maanden voor tot 12 maanden na de geboorte van het besmette rund; • voedercohort: runderen die gedurende hun eerste levensjaar tegelijkertijd verbleven op een bedrijf waar het besmette rund gedurende zijn eerste levensjaar verbleef; indien het besmette rund ouder is dan 5 jaar, wordt de periode van 1 jaar verlengd met het aantal dagen dat het rund ouder is dan 5 jaar. De VWA is belast met de uitvoering. Slachtlijn- en destructieonderzoek Sinds 2001 worden alle geslachte dieren die ouder zijn dan 30 maanden gecontroleerd op BSE. Daarnaast worden alle voor destructie aangeboden dieren die ouder zijn dan 24 maanden aan deze snelle test onderworpen.