IP/00/1372 Brussel, 29 november 2000 Europese Commissie neemt nieuwe maatregelen tegen BSE: uitzonderlijke omstandigheden vragen om een uitzonderlijk antwoord De Europese Commissie heeft vandaag verscheidene nieuwe voorstellen van Franz Fischler, Commissaris voor Landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling, en David Byrne, Commissaris voor Gezondheid en consumentenbescherming, goedgekeurd om de nieuwe BSE-crisis aan te pakken. Deze voorstellen worden voorgelegd aan de speciaal bijeengeroepen Raad (Landbouw) van 4 december. De voorstellen houden het volgende in: - Een tijdelijk verbod op het voederen van vleesbeendermeel aan alle boerderijdieren; - Om het vertrouwen van de consument te herstellen, moeten alle dieren ouder dan 30 maanden op BSE worden getest; - De huidige lijst van gespecificeerd risicomateriaal dat verwijderd en vernietigd moet worden, wordt uitgebreid met alle ingewanden van runderen van welke leeftijd ook; - Een “opkoop- en vernietigingsregeling” om alle runderen ouder dan 30 maanden die niet op BSE getest zijn uit de voedselketen te verwijderen, teneinde bijkomende waarborgen te bieden en de rundvleesmarkt opnieuw in evenwicht te brengen; - Een flexibel gebruik van overheidsinterventie om de huidige daling van de producentenprijzen tegen te gaan; - Een verhoging van de voorschotten op de runderpremies van de huidige 60% tot 80% om de financiële druk op de rundvleesproducenten te verlagen. De Europese Commissie heeft ook een voorstel om alle “risicodieren” vanaf 1 januari 2001 verplicht te laten testen, formeel goedgekeurd. Deze verplichting wordt vanaf 1 juni 2001 uitgebreid tot alle dieren ouder dan 30 maanden. Beide commissarissen wijzen op een reeks recente ontwikkelingen die dit kordate antwoord rechtvaardigen: de ontdekking van de allereerste gevallen van BSE in Duitsland en Spanje; de vraagtekens bij de toepassing van de communautaire veiligheidswetgeving inzake BSE in de lidstaten; het advies van de Wetenschappelijke Stuurgroep van 28 november over de recente nationale maatregelen in de lidstaten en het gebrek aan vertrouwen in de veiligheid van rundvlees bij de consument. “Deze uitzonderlijke reeks gebeurtenissen vraagt om een uitzonderlijk antwoord.” Over het voorgestelde verbod op vleesbeendermeel zei David Byrne verder dat een volledige evaluatie van de controles in de lidstaten mogelijk moet worden gemaakt. “Ik heb herhaaldelijk gezegd dat indien de bestaande communautaire controles strikt worden toegepast, het vleesbeendermeel gegarandeerd veilig is. De Wetenschappelijke Stuurgroep heeft dit standpunt gisteren opnieuw bevestigd. De consumenten willen nu echter duidelijk ook waterdichte garanties dat deze controles daadwerkelijk worden uitgevoerd. De Commissie stelt daarom voor om vleesbeendermeel te verbieden tot het zeker is dat de lidstaten deze garanties kunnen bieden.” Het verbod geldt ook voor de uitvoer naar derde landen. Gezien de enorme gevolgen voor het milieu moeten ook de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen bij het verwerken en verwijderen van het vleesbeendermeel. De laatste vier weken zijn de prijzen en het verbruik van rundvlees in de EU sterk gedaald. Omdat de situatie op de markt nog slechter lijkt te worden, heeft de Commissie vandaag een reeks maatregelen gepresenteerd om de rundvleesmarkt te stabiliseren. Om de kosten van de opslag van rundvlees te beperken, stelt de Commissie een “opkoop- en vernietigingsregeling” en een flexibel gebruik van het systeem van overheidsinterventie voor. Voorts wordt voorgesteld om de voorschotten op de runderpremies van de huidige 60% te verhogen tot 80% om de financiële druk op de rundvleesproducenten te verlagen. Franz Fischler lichtte de voorstellen toe: “BSE is in de hele EU een probleem en moet in de hele EU worden aangepakt. Er moet vastberaden worden opgetreden, en dat heeft de Commissie vandaag ook gedaan. Wij moeten het vertrouwen van de consument herstellen en de rundvleesmarkt stabiliseren. De Commissie heeft daarvoor vandaag een reeks maatregelen voorgesteld. Om de potentieel explosieve kosten van een uitgebreide overheidsinterventie te beperken, hebben wij een “opkoop- en vernietigingsregeling” voorgesteld. De Europese boeren en consumenten zitten in hetzelfde schuitje. Het is nu aan de lidstaten om de nodige beslissingen te nemen. David Byrne voegde daaraan toe: “Indien dieren ouder dan 30 maanden niet zouden worden getest, zouden ze moeten worden vernietigd. BSE is jarenlang niet gevonden bij dieren jonger dan 36 maanden. Door alle dieren ouder dan 30 maanden te testen, nemen we extreme voorzorgen.” Nadere gegevens over de voorgestelde marktmaatregelen De Commissie stelt voor om het interventiesysteem op flexibele wijze te gebruiken om voor zover mogelijk te voorkomen dat de prijzen tot onder het vangnetniveau dalen1. Hoewel overheidsinterventie het klassieke antwoord op marktproblemen is, heeft dit instrument grote nadelen wanneer het verbruik daalt. Het vlees moet achteraf worden verkocht en zal, zelfs indien het verbruik weer stijgt, moeten concurreren met het vlees dat dan op de markt komt. Interventie moet daarom zoveel mogelijk worden vermeden. Indien nu rundvlees wordt opgekocht, zal de productie dus in de toekomst moeten worden beperkt. De Commissie stelt voor om een mede gefinancierde en in de tijd beperkte “opkoopen vernietigingsregeling” in te voeren. Dieren ouder dan 30 maanden zouden hetzij worden vernietigd, hetzij pas in de voedselketen worden gebracht indien ze een negatief testresultaat geven. Deze regeling zou een kosteneffectief alternatief voor interventie vormen en het probleem voorkomen van wat er met het opgeslagen vlees moet gebeuren. 1 Indien de EU-prijzen tot onder 78% van de interventieprijs dalen en de prijs in de lidstaat minder dan 60% van de interventieprijs bedraagt, treedt de vangnet-interventieprocedure in werking en is de EU verplicht alle aangeboden hoeveelheden op te kopen. 2 Er wordt voorgesteld om de voorschotten voor de runderpremies van de huidige 60% te verhogen tot 80% om de financiële druk op de rundvleesproducenten te verlagen. Gevolgen van een volledig verbod op vleesbeendermeel “De vraag hoe het vleesbeendermeel kan worden vervangen, moet niet te zeer worden gedramatiseerd. De productie is flexibel, de marktwerking zal de productie van oliehoudende zaden aantrekkelijker maken en er bestaat al een speciale steunregeling voor eiwithoudende gewassen zoals erwten en bonen. Ik denk dat bijkomende maatregelen kunnen worden overwogen om deze productie aantrekkelijker te maken,” zei Franz Fischler. De huidige productie van vleesbeendermeel in de EU wordt op 3 miljoen ton geschat. Daarvan wordt ongeveer 2,5 miljoen ton gebruikt voor diervoeder in de EU, en wordt 0,5 miljoen ton uitgevoerd. Naar schatting zou het ongeveer 3 miljard euro kosten om deze hoeveelheid te vernietigen door verbranding. De waarde van de vleesbeendermeelproductie wordt op ongeveer 1,5 miljard euro geschat. In dit bedrag zijn zowel de opbrengst voor de boer als de meerwaarde voor de industrie begrepen. In het voeder kan vleesbeendermeel worden vervangen door plantaardige eiwitten (schroot van sojabonen, raapzaad of zonnebloempitten; eiwithoudende gewassen zoals erwten en bonen; gedroogd voedergewas). Momenteel wordt in de EU al meer dan 50 miljoen ton schroot en eiwithoudende gewassen in diervoeder gebruikt. Ongeveer twee derde daarvan wordt ingevoerd, voornamelijk in de vorm van sojameel en –bonen (26 miljoen ton meelequivalent). Door zijn voedingswaarde is soja het belangrijkste oliehoudende zaad voor diervoeder. Op de markt moeten de nodige bijkomende hoeveelheden soja- of ander schroot te vinden zijn. De bijkomende vraag kan tijdelijk prijsstijgingen veroorzaken, wat een verhoging van de productie van oliehoudende zaden in de EU en in andere landen zou stimuleren. Hoewel een verhoging van de productie in Europa kan worden verwacht, zou een groot deel nog steeds moeten worden ingevoerd doordat de productievoorwaarden in de EU vaak minder gunstig zijn dan in de VS of ZuidAmerika. Specifieke stimulansen om de productie van oliehoudende zaden in de EU te verhogen zouden al vlug op de beperkingen van het Blair House-akkoord stoten en zijn daarom geen raadzame oplossing. De beperkingen van het Blair House-akkoord zijn niet van toepassing op eiwithoudende gewassen (erwten, bonen en niet-bittere lupinen) en gedroogd voedergewas. Op dit moment wordt voor deze gewassen al meer steun gegeven dan voor graangewassen. Hier kunnen dus verdere mogelijkheden worden overwogen om de productie aantrekkelijker te maken, mits deze verenigbaar zijn met de regels van de Wereldhandelsorganisatie. 3