De impact van de kale lo e d p o g in z ij r g r e v actoren Analyse ni 2016 Belfius Research Ju Analyse l Juni 2016 De vergrijzing van de bevolking is een belangrijke politieke uitdaging die in de loop der jaren steeds duidelijker tot uiting komt. Verschillende overheidsniveaus (federaal, regionaal en lokaal) zijn bevoegd voor domeinen die de aanpak van de vergrijzing beïnvloeden: pensioenen, sociaal beleid, gezin, werkgelegenheid, financiën, immigratie, huisvesting, mobiliteit … Een globale en multidisciplinaire aanpak is dus noodzakelijk. De gemeenten, de OCMW’s en een heel net van verenigingen staan, via een breed spectrum van specifieke diensten, op de eerste rij om de maatschappelijke gevolgen van de sterk toenemende vergrijzing aan te pakken. In deze analyse bespreken we de vooruitzichten rond de vergrijzing en zowel de maatschappelijke als financiële gevolgen ervan. De situatie kan sterk verschillen van gemeente tot gemeente. Het zijn de lokale overheden die, met het globale plaatje in het achterhoofd, specifieke oplossingen zullen uitwerken, aangepast aan hun eigen, lokale context. 1 Vooruitzichten voor de vergrijzing in België De bevolking blijft aangroeien: we zijn met 13 miljoen inwoners in 2060 België zit, net als de meeste ontwikkelde landen, volop in een demografische overgangsfase, met een dalende nataliteit en een aanzienlijke stijging van de levensverwachting. Op lange termijn zou de bevolking tussen 2020 en 2060 gemiddeld met 40 000 inwoners per jaar aangroeien. Over de periode 1991-2014 was dat 50 000 per jaar. Volgens het Federaal Planbureau en de FOD Economie zal de Belgische bevolking aangroeien met 16,2% over de periode 2015-2060: van 11,2 miljoen in 2015 tot 12,0 miljoen in 2030 en 13,0 miljoen in 20601. Planbureau – FOD Economie (ADSEI – Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie): Bevolkingsvooruitzichten 2015-2060 – maart 2016. 1 2 Analyse l Juni 2016 Verschuivingen in de leeftijdspiramide: 9,1% van de bevolking ouder dan 80 jaar in 2060 Behalve de groei in volume, tonen de demografische vooruitzichten een verschuiving in de leeftijdspiramide naar de hogere leeftijdscategorieën. De groep van 65 jaar en ouder, momenteel goed voor 17% van de totale bevolking, zou blijven aangroeien tot nagenoeg 25% van de bevolking in 2060. Die forse toename concentreert zich op de periode 2020-2040 en stabiliseert nadien (Grafiek 1). Tussen 2015 en 2030 gaat de naoorlogse ‘babyboom generatie’ massaal met pensioen. Ze is dan tussen de 65 en de 80 jaar. Die enorme uitstap uit de arbeidsmarkt zal een groter probleem vormen voor de financiering van de pensioenen dan voor die van de gezondheidszorg. ‘Vergrijzing’ in de betekenis van ouder worden is ook een relatief begrip, want zowel de levensverwachting als het aantal gezonde levensjaren nemen toe. Op hoge leeftijd, vanaf 80 jaar en ouder, speelt vergrijzing sterker mee, want bij deze leeftijdsgroep ligt de kans op zelfredzaamheid veel lager. Tussen 2035 en 2060 zullen we de grootste stijging kennen van deze leeftijdsgroep van 80 jaar en ouder. Momenteel gaat het om 4,8% van de totale Belgische bevolking, maar in 2060 is dat 9,1%. Tegen dan telt ons land ongeveer 1,2 miljoen personen op hoge leeftijd (80 jaar en ouder). Grafiek 1: Verwachte evolutie van de bevolking van 65 jaar en ouder (2015-2060) 3 500 000 3 000 000 2 500 000 2 000 000 ouder dan 80 jaar 1 500 000 65 - 80 jaar 1 000 000 500 000 0 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 Bron: Vooruitzichten van het Planbureau en de FOD Economie (ADSEI). 3 Analyse l Juni 2016 Regionale verschillen: Vlaanderen vergrijst het snelst, Wallonië volgt, Brussel blijft het jongst De vergrijzing van de bevolking vertoont opvallende regionale verschillen. In Vlaanderen is ze meer uitgesproken dan in Wallonië, terwijl Brussel veeleer een periode kent van stabilisering, met daarna een matige stijging. De evolutie van de vergrijzingscoëfficiënt2 weerspiegelt goed deze regionale verschillen. Hoewel de coëfficiënt in 2000 vrij vergelijkbaar was (ongeveer 70%), lieten de drie gewesten de laatste 15 jaar een zeer verschillende evolutie optekenen (Grafiek 2). Grafiek 2: Verwachte vergrijzingscoëfficiënt per gewest (2000-2060) 140 120 100 80 60 40 Vlaams Gewest 20 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Waals Gewest (incl. Duits. Gem.) 0 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035 2040 2045 2050 2055 2060 Bron: Vooruitzichten van het Planbureau en de FOD economie (ADSEI) In 2015 bedroeg de vergrijzingscoëfficiënt 87,7% voor Vlaanderen, 72,0% voor Wallonië en slechts 51,2% voor Brussel. Tegen 2035 zal de vergrijzing in Vlaanderen en Wallonië vermoedelijk snel toenemen en daarna stabiliseren. Volgens de prognoses bereiken Vlaanderen in 2026 en Wallonië in 2034 de drempel van 100%: dan wonen in die regio’s evenveel mensen van 67 jaar of ouder als jongeren onder de 18 jaar. In het Brussels Gewest daarentegen bereikt de vergrijzingscoëfficiënt eerst zijn bodempeil en blijft ze tot 2025 onder de 50 %, om daarna zeer geleidelijk te stijgen tot net boven de 60% in 2060. De vergrijzingscoëfficiënt is de verhouding tussen het aandeel van de oudste leeftijdsgroep (67 jaar en ouder) en dat van de jongste (minder dan 18 jaar), dus de top en de basis van de leeftijdspiramide. 2 Wat is de impact van de immigratie op de bevolkingsaangroei? 4 Het Federaal Planbureau houdt in haar laatste update van de demografische vooruitzichten gedeeltelijk rekening met de toestroom van asielzoekers als gevolg van de humanitaire crisis in het Midden-Oosten. In 2016 en 2017 zou de bevolking met ongeveer 85 000 personen toenemen. Deze stijging is voor de helft te verklaren door de extra vluchtelingenstroom. De aangroei is dan wel belangrijk, toch is deze volgens het Planbureau niet uitzonderlijk, omdat een dergelijk niveau ook tussen 2007 en 2011 werd vastgesteld. De nieuwe bevolkingsprojecties berusten enerzijds op de hypothese dat de migratiestroom ongeveer midden 2017 weer zijn normaal peil zal bereiken, en houden anderzijds rekening met de mate waarin asielaanvragers effectief worden erkend. Analyse l Juni 2016 Grote diversiteit op gemeentelijk niveau, binnen elke regio Demografische analyses gebeuren vaak op nationaal of regionaal vlak, maar zijn ook in lokaal opzicht van groot belang. De gemeente is immers dé ruimtelijke eenheid waar demografische verschillen maximaal tot uiting komen en de evolutie tijdens een bepaalde periode sterk kan fluctueren. De vergrijzingscoëfficiënt, bijvoorbeeld, verschilt op gemeentelijk vlak heel sterk (cf. Kaart 1). In 2015 fluctueerde hij tussen een minimumwaarde van 26,5% (in een Brusselse gemeente) en een maximumwaarde van 273,8% (in een kustgemeente). Op gemeentelijk vlak oefent de omvang van de migratiebewegingen een beslissende invloed uit op het bevolkingscijfer en op de demografische (leeftijd, nationaliteit, sekse…), sociaaleconomische en culturele kenmerken. De intensiteit van de migratie varieert immers met de leeftijd, aangezien de keuze van de woonplaats gedeeltelijk verband houdt met de levensfase waarin men zich bevindt. Migratiebewegingen kunnen dus belangrijke verschuivingen in de leeftijdsstructuur teweegbrengen, waardoor de vergrijzing van de bevolking in bepaalde gemeenten sterk kan toenemen. Kaart 1: Vergrijzingscoëfficiënt op gemeentelijk vlak Vergrijzingscoëfficient [ 0.26 ; 0.50 [ [ 0.50 ; 0.65 [ [ 0.65 ; 0.75 [ [ 0.75 ; 0.85 [ [ 0.85 ; 0.90 [ [ 0.90 ; 1.00 [ [ 1.00 ; 1.15 [ [ 1.15 ; 2.74 ] 5 Analyse l Juni 2016 2 Maatschappelijke gevolgen van de vergrijzing Deze belangrijke demografische verschuivingen zullen heel wat aspecten van ons dagelijks leven beïnvloeden. De vergrijzing van de bevolking zal de vraag naar sociale bijstand, gezondheidszorg en voorzieningen van openbaar nut ingrijpend wijzigen. De toename van het aantal zorgbehoevende personen zal ongetwijfeld wegen op de systemen voor collectieve solidariteit. De afnemende beroepsbevolking zal de sociale uitkeringen voor de groeiende groep nietactieven moeten financieren. De medische en de medisch-sociale sector zullen zich vooral moeten afstemmen op langdurige zorg en stervensbegeleiding. Qua huisvesting zal de vraag naar kleine woningen stijgen door het toenemend aantal kleine gezinnen, waaronder ook eenpersoonsgezinnen. Ouderen zullen daarnaast ook een kwalitatief aanbod willen op vlak van veiligheid van verkavelingen en van toegankelijke en comfortabele woningen. Op individueel vlak gaat de vergrijzing gepaard met een toenemend risico op geringere zelfredzaamheid, zowel in financieel als fysiek opzicht. Door de grotere vereenzaming van ouderen en de forse toename van het aantal mensen van de zogenaamde vierde leeftijd is de overheid verplicht om haar beleid van sociale cohesie grondig te herzien. De overheid is vaak genoodzaakt om de vroegere vormen van solidariteit tussen de 6 generaties binnen het gezin te vervangen door meer formele solidariteitsmechanismen, die echter wegen op de hele gemeenschap. Kortom, de vergrijzing van de bevolking zal gevolgen hebben voor het hele lokale beleid (huisvesting, stedenbouw, vervoer, sociale diensten en individuele hulp) en zal de lokale bestuurders ertoe dwingen om de ouderenproblematiek globaal aan te pakken. De vergrijzing doet echter niet alleen de overheidsuitgaven stijgen, maar is ook het positieve gevolg van de opmerkelijke vooruitgang van de geneeskunde, samen met de algemene verbetering van de levensomstandigheden. De vergrijzing biedt ook een aantal buitengewone mogelijkheden en vormt een vector van groei voor de economie. Door de stijgende levensverwachting ontstaat immers een enorm potentieel aan kennis, ervaring, knowhow en … tijd. Het engagement van senioren in het economisch, sociaal en politiek leven, bijvoorbeeld via het aanmoedigen van vrijwilligerswerk, zou de toenemende maatschappelijke lasten van de vergrijzing gedeeltelijk kunnen verlichten. Een vergrijzende bevolking genereert voor de ondernemingen een sterke vraag naar nieuwe dienstverlening aan personen en specifieke infrastructuur. Analyse l Juni 2016 3 Impact op de overheidsfinanciën Impact op alle overheidsniveaus De vergrijzing van de bevolking zal, zonder enige twijfel, een weerslag hebben op de financiën van de verschillende overheidsniveaus naargelang de materie waarvoor ze bevoegd zijn. • De federale overheid zal meer rechtstreeks geconfronteerd worden met de macro-economische impact van de vergrijzing, zoals de stijgende pensioenlasten en kosten voor gezondheidszorg. Met het oog hierop integreert België in zijn normatief begrotingstraject al verscheidene jaren de budgettaire kosten van de vergrijzing3 om de overheidsfinanciën (en de sociale zekerheid) op lange termijn financieel leefbaar te houden. De lopende of komende structurele hervormingen van het pensioenstelsel, de arbeidsmarkt en de gezondheidszorg die de federale overheid doorvoert of zal doorvoeren, zijn dan ook vooral gericht op het opvangen van de gevolgen van de vergrijzing. • en de financiering van de opvangstructuren (residentiële diensten) als voor de hulpverlening aan gezinnen en ouderen (niet-residentiële diensten). Daarnaast voeren ze ook elk een preventief beleid rond de gezondheid van ouderen. De recente overheveling van bevoegdheden op het vlak van gezondheidszorg, individuele bijstand en ouderenzorg in het kader van de zesde staatshervorming zal de rol en de financiële verantwoordelijkheid van de deelentiteiten in deze aangelegenheden nog versterken. • De gewesten en gemeenschappen van hun kant zijn meer rechtstreeks belast met het ouderenbeleid, zowel voor het regelgevend kader Voor de lokale besturen (vooral de gemeenten en OCMW’s) heeft de vergrijzing gevolgen voor zowel de middelen (en dan specifiek via de opbrengst van de inkomstenbelasting) als de uitgaven (nieuwe lokale diensten, aanpassing van de openbare infrastructuur, de pensioenen van de lokale ambtenaren,…). De budgettaire weerslag zal echter zeer verschillend zijn van gemeente tot gemeente, door het sterk heterogeen karakter van de demografische ontwikkeling en het sterk verschillend niveau van vergrijzing (cf. Kaart 1 op pagina 5). Impact op de belastingontvangsten van de gemeenten De gemeenten financieren gemiddeld bijna 50% van hun gewone begroting via lokale belastingen. Ongeveer 80% van die lokale geheven belasting komt uit de opbrengst van de aanvullende belasting op de personenbelasting (PB) en op de onroerende voorheffing (OV). Het verouderen van de bevolking zal leiden tot lagere opbrengsten. De impact op de opbrengst van de aanvullende belasting op de personenbelasting Het inkomen uit pensioen ligt lager dan het loon Pensionering gaat meestal gepaard met een aanzienlijke daling van het inkomensniveau. In België ligt het wettelijk pensioen laag. Hierdoor is het verschil tussen het 3 wettelijk pensioen en het loon van oudere werknemers een van de grootste van de Europese landen. Zie het jaarverslag van het Studiecomité voor de Vergrijzing (SCV), gepubliceerd door de Hoge Raad van Financiën. 7 Analyse l Juni 2016 In België is, volgens de OESO4, de brutovervangingsratio (de verhouding tussen het bedrag van het brutopensioen en het laatste brutoloon) ongeveer 41% voor een werknemer met een middelmatig loon5. Het gemiddelde voor de OESO-landen ligt op 54%, en in onze buurlanden ligt die ratio nog veel hoger, namelijk 59% voor Frankrijk en 91% voor Nederland. De nettovervangingsratio, die beter de levensstandaard van de gepensioneerde weergeeft, ligt met 62% gemiddeld hoger doordat gepensioneerden een gunstig (para)fiscale regime genieten, maar is nog altijd lager dan het OESO-gemiddelde van 66%. Voor de gemeentefinanciën is de gevoelige vermindering van het bruto-inkomen na de pensionering een belangrijk gegeven, omdat het een impact heeft op de belastbare grondslag en dus op de opbrengst van de gemeentelijke aanvullende belasting op de personenbelasting (PB). Pensioenen stijgen minder snel dan lonen Bovendien ondergaat het pensioen een geleidelijke “devaluatie”, die toeneemt naarmate het langer geleden werd toegekend. Doordat de pensioenen niet aangroeien via een verhoging6 stijgen ze trager dan de lonen. Daardoor stijgen de ontvangsten uit de personenbelasting (PB) van de gepensioneerden trager dan die van de beroepsbevolking (en van het bbp in het algemeen). Steeds meer gepensioneerden, met grote verschillen op lokaal niveau België heeft momenteel ongeveer 2 miljoen gepensioneerden. Dat is 17,5% van de totale bevolking7. De bevolkingsprojecties houden rekening met meer dan 3,5 miljoen gepensioneerden of bijna 30% in 2050. Het aandeel van de gepensioneerden in de totale bevolking zal de komende jaren dus sterk toenemen, wat zal resulteren in een verwachte daling van het gemiddelde gezinsinkomen en dus in een lagere fiscale opbrengst (PB) voor de gemeenten. De impact van deze evolutie zal sterk verschillen naargelang de gemeente, omdat ze afhankelijk is van het inkomenspeil van de bevolking en de intensiteit van de vergrijzing. Zoals u op Kaart 1 kunt zien, varieert het aandeel van de groep gepensioneerden sterk tussen gemeenten. De impact van de vergrijzing op de opbrengst van de gemeentelijke aanvullende belasting zal dus ook sterk verschillen. In België bestaat de totale bevolking gemiddeld voor 17,5% uit gepensioneerden, maar op het niveau van de gemeenten schommelen deze percentages tussen een minimum van 6,5% en een maximum van 31,2%. De impact op de opbrengst uit de onroerende voorheffing De onroerende voorheffing zal wellicht minder direct door de vergrijzing van de bevolking worden beïnvloed. Wel is het zo dat de leeftijd van de inwoners rechtstreeks verband houdt met de ouderdom van hun woning en onrechtstreeks met de graad van comfort van die woning. De kadastrale inkomens van de gemeenten met een sterk vergrijzende bevolking stijgen trager door een minder dynamische vastgoedsector. OECD (2013), Pensions at a Glance 2013: OECD and G20 Indicators, uitgegeven door de OESO. Verschilt sterk naargelang de beroepsloopbaan (type van stelsel, loopbaanduur) en de burgerlijke staat (alleenstaande, gezin). 6 De pensioenen worden enkel aangepast aan de evolutie van de prijzen en eventueel aan de welvaartsevolutie. 7 Berekening uitgevoerd op basis van de statistieken van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (2012). 4 5 8 Analyse l Juni 2016 Impact op de uitgaven (diensten aan de bevolking, OCMW, investeringen…) Een groot gedeelte van de budgettaire lasten die rechtstreeks verband houden met de vergrijzing van de bevolking, zoals pensioenen en gezondheidszorg, zullen door de sociale zekerheid worden gedragen. Toch zal men ook steeds meer bij de lokale besturen (gemeenten, provincies en OCMW’s) aankloppen. De lokale besturen, en de OCMW’s in het bijzonder, zullen hun aanbod van diensten en openbare voorzieningen moeten uitbreiden om op erg uiteenlopende terreinen (huisvesting, vervoer, sociale diensten en opvangformules) aan de specifieke behoeften van de ouderen tegemoet te komen. Een deel van de opdrachten van het OCMW wordt ofwel door de federale overheid, ofwel door de gemeenschappen en gewesten gefinancierd. Indien het OCMW echter onvoldoende middelen heeft om de uitgaven voor haar taken te dekken, is de gemeente verplicht het verschil bij te passen via een dotatie. De toelage aan het OCMW is voor de gemeente een verplichte transfer en vertegenwoordigt volgens de budgetten 2015 gemiddeld bijna 10% van het gemeentelijk exploitatiebudget. Door de vergrijzing van de bevolking en het toenemend aantal zorgvragers zal de overheidssector verplicht zijn om de ouderen sterker tegemoet te komen. Vooral de OCMW’s en de intercommunales actief in de medischsociale sector zullen aangesproken worden op volgende vlakken: • voldoen aan de behoeften van de ouderen qua opvang en huisvesting door te investeren om de opvangcapaciteit te vergroten (aantal bedden in woonzorgcentra). Het federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) voorspelt8 een forse toename van het aantal gebruikers van de zorginstellingen (65 jaar en ouder). Volgens de berekende scenario’s moeten er 27 000 tot 45 000 extra bedden worden gecreëerd in de residentiële ouderensector. Dat komt neer op een jaarlijkse verhoging van 1 800 tot 3 000 bedden, wat duidelijk meer is dan het jaarlijkse bijgekomen aantal van ongeveer 790 bedden tussen 2000 en 2011. Momenteel komt slechts ongeveer een derde van het totaal aantal bedden ten laste van de lokale besturen. • tegemoetkomen aan de behoefte aan renovatie en vernieuwing: afschaffen van de gemeenschappelijke kamers, gezondheidsnormen integreren … • nieuwe opvangvormen (dagcentra, serviceflats …) ontwikkelen en financieren en het dienstenaanbod uitbreiden om thuiszorg aan te moedigen: gezinshulp, thuisbezorgde maaltijden, technische interventies, personenalarm … • tegemoetkomen aan een toenemend aantal aanvragen voor financiële hulp om de kosten te dekken voor huisvesting en ouderenzorg. De overheid heeft erop toegezien dat de kosten voor verpleegkundige en medische verzorging in de opvanginstellingen door het RIZIV worden gedekt, maar de kosten voor verblijf en basisverzorging komen ten laste van de bewoner en kunnen voor personen met een laag inkomen te zwaar uitvallen. • de eigen pensioenproblematiek het hoofd bieden: de lokale besturen worden bij hun eigen personeelsbeheer geconfronteerd met de gevolgen van een vergrijzende bevolking. De geleidelijke pensioenhervorming voor het statutair personeel9 weegt al enige jaren op de budgetten van de lokale besturen en zal de komende jaren vermoedelijk steeds meer middelen blijven opeisen10. “Toekomstige behoefte aan residentiële ouderenzorg: projecties 2011-2025” – www.kce.fgov.be Voor meer details, zie fiche 9 “De pensioenen van de lokale ambtenaren” in het dossier “Financiële uitdagingen voor gemeenten” op www.belfius.be/onzestudies. 10 Volgens de ramingen van de Vereniging van Steden en Gemeenten (2013) geeft de stijging van de bijdragevoeten (basis + responsabilisering) aanleiding tot een meerkost van ongeveer 750 miljoen EUR in 2016 voor de alle lokale besturen van het land samen. 8 9 9 Analyse l Juni 2016 4 Welk antwoord op lokaal vlak? De uitdaging van de vergrijzing zal ongetwijfeld nieuwe vragen oproepen bij de lokale mandatarissen en steeds meer op het lokale beleid gaan wegen. Deze uitdaging zal ook sterk verschillen van de ene gemeente tot de andere. Het verhaal rond vergrijzing, de intensiteit van de vergrijzing en de gevolgen op sociaal en economisch vlak zal bepaald worden door het specifieke karakter van de lokale demografische dynamiek. Daardoor zullen ook de oplossingen specifiek moeten zijn, en aangepast aan de lokale identiteit. • de waaier van thuisdiensten en huisvestingsformules voor ouderen uitbreiden. Een belangrijke keuze in het lokaal beleid is de beslissing om de woonvoorzieningen en –infrastructuur ofwel in eigen beheer te organiseren, ofwel die opdracht aan andere actoren (van de overheids-, verenigings- en privésector) toe te vertrouwen. • het lokale beleid in al zijn aspecten ‘herzien’ (mobiliteit, huisvesting, veiligheid, sociale bijstand,…) vanuit het perspectief van de demografische evolutie. Hierbij kan een screening van het hele lokale beleid erg leerrijk blijken op basis van de “Covenant on Demographic Change”11, onderschreven door de Europese instanties. • sociale inclusie van ouderen en hun deelname aan een actief burgerschap bevorderen. Omwille van deze specificiteit kunnen lokale besturen hun strategie op 4 krachtlijnen toespitsen: • een diagnose stellen van de lokale vergrijzingsproblematiek en de vooruitzichten om een globale strategie voor het ouderenbeleid te kunnen uitstippelen Een toekomstgerichte, lokaal uitgevoerde analyse vormt het vertrekpunt om een gestructureerd en globaal beleid te voeren en zo de uitdagingen van de vergrijzing op lokaal vlak aan te gaan. Deze denkfase is noodzakelijk, des te meer omdat de vergrijzing van de bevolking sterk verschilt van gemeente tot gemeente en het ouderenbeleid pas op halflange en lange termijn zichtbare resultaten oplevert. De studies12 die Belfius ter beschikking stelt van de besturen kunnen helpen bij deze denkfase. Zo komt er in het najaar een update, voor gemeenten en OCMW’s, van het sociaal-demografisch profiel (zie apart kader op pagina 1), dat via statistieken en sociaaleconomische criteria die een verband houden met de vergrijzing, een nuttige tool kan zijn om de lokale strategie uit te werken of te verfijnen. AFE-INNOVNET, thematisch netwerk voor een leeftijdsvriendelijke omgeving, ondersteund door het Comité van de Regio’s en de Europese Commissie. http://afeinnovnet.eu/sites/default/files/Covenant_brochure.pdf 12 De meeste Belfius-studies zijn permanent online beschikbaar op www.belfius.be/onzestudies. 11 10 Analyse l Juni 2016 Het sociaal-demografisch profiel, een unieke analyse van elke gemeente Ter aanvulling van deze analyse rond de vergrijzing werkt Belfius Bank dit najaar voor elke gemeente en elk OCMW van het land een sociaaldemografisch profiel uit. De studie is een unieke service van de bank voor de bestuurders van gemeenten en OCMW’s en bevat een reeks statistieken over de demografische evolutie en vooruitzichten, een reeks sociaaleconomische criteria gekoppeld aan de vergrijzing (inkomsten, pensioenen, uitkeringen voor sociale bijstand, activiteitsgraad, grootte van de gezinnen, kenmerken van de woningen) en een overzicht van het dienstenaanbod en bestaande opvangformules voor ouderen in de gemeente. Alle indicatoren geven een positionering (benchmarking) ten opzichte van de relevante referentiegemiddelden (gewest, provincie, sociaaleconomische cluster). Zo heeft elke gemeente een referentiekader van waaruit ze conclusies kan trekken en een strategie kan ontwikkelen. Deze studie werd gerealiseerd door Belfius Research: Geert Gielens, Arnaud Dessoy en Anne­-Leen Erauw Pachecolaan 44 – 1000 Brussel Bijkomende informatie: Directie Research – Tel.: 02 222 56 10 11 Belfius Bank, Pachecolaan 44, 1000 Brussel RPR Brussel IBAN BE23 0529 0064 6991 – BIC GKCC BE BB – RPM Bruxelles BTW BE 0403.201.185 – nr. FSMA 19649 A - Juni 2016