Non-concurrentiebeding: toegestaan of niet?

advertisement
Mededingingsrecht
30 juli 2013
Producenten auto-onderdelen kunnen
schadeclaims van afnemers tegemoet zien
Begin juli legde de Europese Commissie hoge boetes op aan een aantal producenten van autoonderdelen.
De producenten maakten onder andere onderlinge afspraken over de prijzen die zij aanboden
bij offerteaanvragen van Toyota, Honda, Nissan en Renault. Dit soort afspraken
(kartelafspraken) zijn verboden op grond van het mededingingsrecht dat iedere afspraak die
de concurrentie tussen partijen beperkt, in beginsel verbiedt. De Europese Commissie heeft al
aangegeven dat op korte termijn meer boetes in de auto-onderdelensector zullen volgen en
doet verder onderzoek naar de sector.
Voorheen was met een boete van de Europese Commissie (of een nationale
mededingingsautoriteit) de kous in de meeste gevallen af, maar dat is niet langer het geval.
Niet alleen publiceerde de Europese Commissie vorige maand een voorstel voor een richtlijn
die het afdwingen van schadevergoeding door afnemers van partijen die betrokken waren bij
een kartel makkelijker moet maken, in Nederland worden intussen al
“kartelschadeprocedures” gevoerd door partijen die stellen dat zij te veel hebben betaald voor
de producten die zij hebben gekocht van partijen die onderdeel waren van een kartel.
Een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Nederland in de ABB/Tennet-zaak lijkt de weg
vrij te hebben gemaakt voor dit soort claims. In die zaak oordeelde de rechtbank dat als een
onderneming beboet wordt voor karteldeelname in een bepaalde periode, men er in beginsel
van uit mag gaan dat in die periode aan alle afnemers te hoge prijzen zijn gerekend. Het
verweer dat afnemers de hogere prijzen wel zullen hebben doorberekend aan hun klanten,
werd bovendien terzijde geschoven.
Handelaren in auto-onderdelen en autoproducenten die hebben ingekocht bij de beboete
producenten, zullen de messen in de komende periode dus slijpen….
Mededingingsrecht
25 januari 2012
Non-concurrentiebeding: toegestaan of
niet?
Een afspraak om een ander of elkaar niet, of maar beperkt, te beconcurreren is meestal niet
toegestaan en in ieder geval aan beperkingen gebonden.
Op grond van het mededingingsrecht is het in principe verboden dat ondernemingen,
waaronder personen die met ondernemingen kunnen worden gelijkgesteld, een nonconcurrentiebeding sluiten met als doel of effect dat activiteiten op een markt worden gestaakt
of niet worden opgestart. Dit zogenaamde kartelverbod heeft als hoger doel de bescherming
van de vrije concurrentie op de markt. Onder bepaalde omstandigheden worden nonconcurrentiebedingen van dit kartelverbod uitgezonderd. Waar moet u dan aan denken? En
wat zijn de gevolgen als tóch een non-concurrentiebeding wordt gesloten?
De meest eenvoudige voorbeelden van verboden non-concurrentiebedingen zijn afspraken
tussen concurrenten om elkaar te ontzien, bijvoorbeeld door klanten of markten te verdelen.
Dat verbod kan zelfs worden toegepast wanneer zulke afspraken impliciet zijn of alleen
blijken uit onderling afgestemd gedrag.
Voor sommige non-concurrentiebedingen blijft het verbod buiten toepassing. In de eerste
plaats zijn afspraken die slechts een gering effect op de markt hebben toch toegestaan. Dat
sprake is van een gering effect wordt echter niet snel aangenomen.
In het kader van een fusie, een overname of de verkrijging van zeggenschap over een
onderneming kan een non-concurrentiebeding worden toegestaan voor zover dit nodig is om
de waarde van de gekochte onderneming te beschermen. Op Europees niveau is beslist dat
non-concurrentiebedingen zijn toegestaan voor een beperkte duur en voor een beperkt gebied
voor zover dit als legitiem doel heeft om de waarde van de verkregen knowhow en/of
goodwill te beschermen. Als richtsnoer geldt dat het non-concurrentiebeding mag worden
gesloten voor circa twee tot drie jaar en moet zijn beperkt tot het gebied waarop de
onderneming actief is. Relatiebedingen en geheimhoudingsbedingen worden met nonconcurrentiebedingen gelijkgesteld.
Bij verticale overeenkomsten zoals een distributieovereenkomst geldt een uitzondering voor
non-concurrentiebedingen indien de leverancier en distributeur een niet al te sterke
marktpositie hebben. Onder die uitzondering valt ook de minimum afnameverplichting, ofwel
de verplichting voor de distributeur om tenminste 80% van zijn aankopen bij de leverancier te
doen. Dergelijke bedingen mogen worden gesloten voor maximaal vijf jaar en mogen in ieder
geval de looptijd van de overeenkomst niet overschrijden. Na vijf jaar kan de overeenkomst
voortduren maar moet wel opnieuw over het non-concurrentiebeding worden onderhandeld.
Bij stilzwijgende voortzetting van de overeenkomst wordt het non-concurrentiebeding dus
niet automatisch voortgezet en komt het na vijf jaar te vervallen. Als de overeenkomst in zijn
geheel eindigt, eindigt ook het non-concurrentiebeding. Voor zover het zou voortduren na het
einde van de overeenkomst, is het in principe verboden. Wanneer de onderneming van de
distributeur is gevestigd in gebouwen of op terreinen van de leverancier gelden ruimere
uitzonderingen.
Wat zijn de gevolgen wanneer een non-concurrentiebeding verboden is? Dergelijke
overtredingen kunnen in de eerste plaats leiden tot hoge boetes van de
mededingingsautoriteiten. Die boetes kunnen zowel worden opgelegd aan ondernemingen als
aan personen die opdracht of feitelijk leiding hebben gegeven aan een overtreding. In
Nederland kunnen de boetes voor ondernemingen oplopen tot 10% van de groepsomzet en die
voor personen tot EUR 450,000. Een verboden non-concurrentiebeding is daarnaast nietig.
Dit betekent dat daar geen beroep op kan worden gedaan en dat de concurrentie moet worden
getolereerd.
Wanneer sprake is van een overtreding, kan het verstandig zijn om dit op te biechten bij de
mededingingsautoriteiten. Dit heeft als voordeel dat een korting op de boete kan worden
verkregen die kan oplopen tot 100%, waardoor de boete overzichtelijk en mogelijk zelfs nihil
wordt.
Mededingingsrecht
15 november 2007
Clementieregels spelen werkgever en
werknemer tegen elkaar uit
Recent vaardigde de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) nieuwe
clementierichtsnoeren uit. Onderdeel van die regeling is dat een werknemer die de NMa
meldt betrokken te zijn geweest bij kartelafspraken zelf geen boete krijgt maar daarmee
boete-immuniteit voor de werkgever onmogelijk maakt. De regeling speelt werkgever en
werknemer tegen elkaar uit.
Ook werknemers (feitelijk leidinggevenden) kunnen sinds kort een persoonlijke boete krijgen
wanneer zij namens de werkgever kartelafspraken hebben gemaakt met een concurrent. Die
boete wordt hen kwijtgescholden (clementie) wanneer zij de NMa inlichten over de verboden
afspraak. Wie clementie verzoekt moet echter de overige betrokkenen bij het kartel
“verklikken”. Zij die verklikt zijn lopen dan risico op hoge boetes. Is de NMa eenmaal op de
hoogte van een kartel dan kunnen de overige betrokkenen geen (volledige) kwijtschelding van
boetes meer krijgen. Boetes van de NMa, de kranten berichten er geregeld over, kunnen in de
miljoenen lopen.
De nieuwe regeling kan opmerkelijke gevolgen hebben. Een voorbeeld: een werknemer heeft
zijn werkgever partij gemaakt bij een kartelafspraak, de werkgever wist daar niets van. Komt
de werkgever daar achter en ontslaat hij de werknemer om die reden, dan loopt de werkgever
het risico dat de werknemer de kartelafspraak zal melden bij de NMa. De werkgever zal dan
naar alle waarschijnlijkheid worden geconfronteerd met een hoge boete terwijl de ontslagen
werknemer vrijuit gaat. Een en ander zet de werkgever voor het blok: de werkgever zal zelf de
betrokkenheid bij het kartel moeten melden of erop moeten vertrouwen dat de ontslagen
werknemer geen clementie zal verzoeken. De boete zal de werkgever naar alle
waarschijnlijkheid niet op de werknemer kunnen verhalen. Wil de werkgever de
betrokkenheid bij het kartel niet melden, bijvoorbeeld omdat dan reputatieschade en claims
van benadeelden dreigen, dan wordt de onderneming in een chantabele positie gebracht.
De NMa maakt haar eigen richtsnoeren, spoort kartels op en legt boetes op aan betrokkenen
bij kartels. De NMa heeft haar bevoegdheden maximaal benut door “prisoners dilemma’s“ te
creëren in de nieuwe clementierichtsnoeren.
Ondernemingsrecht
22 oktober 2009
Schadevergoeding afgebroken
onderhandelingen zelden toegewezen
Bedenkt uw wederpartij zich en trekt zij zich terug uit onderhandelingen met u over een
bepaalde overeenkomst, dan heeft u soms recht op schadevergoeding. Die
schadevergoeding kan bestaan uit vergoeding van de gemaakte kosten en zelfs oplopen
tot het bedrag dat u had kunnen verdienen als er wel een overeenkomst was getekend,
het zogenaamde positief contractsbelang. Rechters kennen echter steeds minder snel
schadevergoeding vanwege afgebroken onderhandelingen toe. Een recente uitspraak
van de Rechtbank Breda bevestigt dat. Zeker als professionele partijen met elkaar
onderhandelen. In beginsel staat het partijen dan vrij onderhandelingen af te breken.
In de zaak waar de Rechtbank Breda in kort geding over besliste eiste een supermarktketen
dat een projectontwikkelaar met haar een overeenkomst zou sluiten over de realisatie van een
megasupermarkt bij het NAC Stadion in Breda. Partijen hadden daar lange tijd over
onderhandeld, maar uiteindelijk besloot de projectontwikkelaar met een concurrerende
supermarktketen in zee te gaan. De supermarktketen accepteerde dat niet. Zij stelde dat zij er
vanuit had mogen gaan dat de projectontwikkelaar alleen met haar zou blijven praten. Op veel
punten waren partijen het al eens. In zo’n vergevorderd stadium van de onderhandelingen zou
de projectontwikkelaar niet meer met een derde partij onderhandelingen mogen starten, aldus
de supermarktketen. De rechter wees de vorderingen van de supermarktketen echter af.
De rechter stelde voorop dat onderhandelende partijen in het algemeen vrij zijn om
onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de
wederpartij in de totstandkoming van de overeenkomst of in verband met de andere
omstandigheden van het geval, onaanvaardbaar zou zijn. De rechter nam in zijn afwegingen
mee dat beide partijen bij uitstek professionele partijen waren met veel ervaring met
projectontwikkeling. Dan mag als uitgangspunt gelden dat, alleen als dat expliciet zou zijn
afgesproken, de supermarktketen erop had mogen vertrouwen dat de projectontwikkelaar
exclusief met haar zou spreken.
De supermarktketen zal naar verwachting in de bodemprocedure een schadevergoeding van
de projectontwikkelaar vorderen. Als de bodemrechter de redenering van de rechter in kort
geding volgt en ook oordeelt dat de projectontwikkelaar de onderhandelingen had mogen
afbreken zal de bodemrechter de supermarktketen naar verwachting geen schadevergoeding,
of hoogstens een vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt tijdens het
onderhandelingstraject, toewijzen.
Het uitgangspunt lijkt dus weer bevestigd dat professionele partijen zich meestal mogen
terugtrekken uit onderhandelingen, ook al zijn die onderhandelingen al in een vergevorderd
stadium. Het is daarom goed afspraken te maken als u een naar verwachting lang en lastig
onderhandelingstraject ingaat. Als u verwacht tijdens de onderhandelingen veel kosten te
zullen maken (bijvoorbeeld omdat u ingewikkelde berekeningen moet uitvoeren of derden
moet inschakelen) is het niet onredelijk voor te stellen dat de partij die de onderhandelingen
afbreekt de kosten die de wederpartij tijdens de onderhandelingen heeft gemaakt zal
vergoeden. U kunt misschien niet tegenhouden dat uw wederpartij de onderhandelingen
afbreekt, maar kunt uw schade dan in ieder geval beperken zonder procedures te moeten
voeren. Anderzijds, als u op het laatste moment juist nog van gedachten wilt kunnen
veranderen, is het beter helemaal niets hierover af te spreken.
Ondernemingsrecht
13 augustus 2010
Werk uitbesteden? Pas op voor andermans
fouten.
Wie werk uitbesteedt aan een ander kan opdraaien voor de financiële gevolgen van fouten van
die ander, ook als het niet gaat om een ondergeschikte. Dat is kort gezegd de strekking van
artikel 6:171 BW, dat de aansprakelijkheid voor fouten van zogenaamde “independent
contractors” regelt. De regeling is met name van belang voor de aannemerij, maar kan ook in
andere settings een rol spelen.
De regeling beoogt het opdrachtgevers makkelijk te maken: geeft u een opdracht aan bedrijf
A, dat een deel van de opdracht door bedrijf B laat uitvoeren, dan kunt u - als er iets mis
mocht gaan - bij bedrijf A aankloppen. Bedrijf A moet dan uw schade vergoeden, maar mag
op haar beurt bedrijf B aanspreken. U hoeft, is de gedachte achter de regeling, niet bij te
houden aan welke bedrijven bedrijf A werk heeft uitbesteed.
Niet alleen opdrachtgevers, maar ook andere partijen die benadeeld zijn door fouten van een
partij die in opdracht van een andere partij werkt, kunnen een beroep doen op de regeling en
de partij die werk heeft uitbesteed aanspreken. De regeling kan (mede) daardoor opmerkelijke
gevolgen hebben.
In haar arrest van 18 juni 2010 heeft de Hoge Raad bovendien bevestigd dat ook als voor
iedereen duidelijk is welke partij de fout heeft gemaakt, het toch zo kan zijn dat een andere
partij de schade moet vergoeden.
In de zaak waar de Hoge Raad over oordeelde speelde het volgende. Een tulpenkweker
schakelde een bedrijf in dat voor haar bestrijdingsmiddel uitspoot over haar land. Een deel
van dit middel kwam terecht op het aangrenzende stuk land waar een ander bedrijf wortels
teelde. Daardoor bleken de wortels niet meer geschikt voor consumptie en leed de wortelteler
schade. De wortelteler sprak daarop de tulpenkweker aan en eiste schadevergoeding. Dat
lukte. De rechtbank (en later ook het Hof en de Hoge Raad) oordeelde dat de wortelteler
mocht kiezen wie hij aansprak en dat de tulpenboer op grond van artikel 6:171 BW
aansprakelijk was. De tulpenboer voerde nog aan dat de wortelteler wist dat het ging om een
fout van het bestrijdingsbedrijf en daarom niet bij hem had moeten aankloppen, maar met dat
argument maakte de Hoge Raad korte metten. De Hoge Raad oordeelde: “Weliswaar berust
artikel 6:171 onder meer op de gedachte dat een buitenstaander veelal niet kan onderkennen
of de schade te wijten is aan een fout van een ondergeschikte of van een ander die ter
uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht, maar dat brengt niet mee
dat de bepaling toepassing zou missen in een geval waarin het de benadeelde duidelijk is dat
de schade is veroorzaakt door een fout van een niet-ondergeschikte.”
Conclusie: Als u werk uit handen geeft aan een ander, kunt u op moeten draaien voor fouten
van die ander. Lijdt u schade en kan of wil de partij die uw schade heeft veroorzaakt uw
schade niet vergoeden (bijvoorbeeld door een faillissement), kijk dan nog na of die partij
wellicht in opdracht van een ander bedrijf heeft gewerkt. Als dat zo is, kunt u daar misschien
verhaal halen.
Tot slot: op grond van deze regeling kunnen alleen bedrijven worden aangesproken,
particulieren die werk door een ander laten uitvoeren hoeven dus niet bang te zijn voor
eventuele aansprakelijkheid op grond van artikel 6:171 BW. Bovendien gelden een aantal
uitzonderingen op de regel, bijvoorbeeld voor vrije beroepers die niet in een B.V. werken.
Een huisarts zal daardoor in beginsel niet aansprakelijk zijn voor fouten van zijn waarnemer.
Ondernemingsrecht
25 april 2009
Buitenlandse subcontractors: overtreden zij
de arbeidstijdenwet, bent u aansprakelijk!
Geeft u een deel van een werk uit handen aan een buitenlandse onderaannemer, dan
kunt u aansprakelijk worden gesteld voor diens overtredingen van de arbeidstijdenwet.
U kunt voor overtredingen van uw onderaannemer strafrechtelijk worden vervolgd en
boetes tot € 45.000 worden verschuldigd.
Aannemers maken steeds meer gebruik van in het buitenland gevestigde subcontractors
(onderaannemers) die op de Nederlandse markt actief zijn. Onderaannemers zijn zelf
verantwoordelijk voor de kwaliteit van hun werk en zijn in beginsel ook zelf verantwoordelijk
voor fouten of overtredingen die zij bij de uitvoering daarvan maken. In het algemeen maakt
het vanuit dit oogpunt bezien weinig uit of u een deel van het werk uitbesteedt aan een in
Nederland of aan een in het buitenland gevestigde onderaannemer.
Gaat het echter om de handhaving van de arbeidstijdenwet, dan is er wel verschil. Overtreedt
een Nederlandse onderaannemer de arbeidstijdenwet door bijvoorbeeld zijn werknemers geen
pauzes te gunnen, dan heeft de hoofdaannemer daar geen verantwoordelijkheid voor. Laat een
buitenlandse onderaannemer zijn werknemers echter langer dan toegestaan doorwerken, dan
heeft de Nederlandse hoofdaannemer mogelijk een probleem. Overtredingen van de
arbeidstijdenwet kunnen strafrechtelijk worden vervolgd en de boetes voor dergelijke
overtredingen (tot € 45.000,--) kunnen dan voor rekening van de Nederlandse hoofdaannemer
komen.
De wetgever heeft met de regeling beoogd hoofdaannemers een extra oogje in het zeil te doen
houden wanneer zij in het buitenland gevestigde ondernemingen inschakelen, maar bij
gebreke van bekendheid met de regeling is de vraag of dat doel wordt bereikt.
Voor overtredingen van de Arbo-wet geldt het onderscheid Nederlandse/buitenlandse
onderaannemer overigens niet. Daar geldt eenvoudigweg dat de hoofdaannemer moet instaan
voor de veiligheid op de werkvloer, ongeacht het land van vestiging van de onderaannemer.
Dat lijkt een stuk meer in lijn met de Europese regelgeving waarbinnen het vrije verkeer van
diensten centraal staat en een discriminerend onderscheid naar land van vestiging eigenlijk
niet past.
Mededingingsrecht
25 februari 2009
Besluit vrijstelling
combinatieovereenkomsten vervallen,
nieuwe regels voor samen inschrijven op
aanbestedingen
Sinds 1 januari 2009 zijn combinatieovereenkomsten niet meer automatisch vrijgesteld
van het kartelverbod. Voortaan zal de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) de
toelaatbaarheid van deze samenwerkingsvormen beoordelen aan de hand van
beleidsregels. Deze nieuwe beleidsregels zijn minder duidelijk dan het oude Besluit
Vrijstelling Combinatieovereenkomsten. Bouwbedrijven en andere ondernemingen die
in combinaties willen werken moeten voortaan zelf beoordelen of in hun geval
samenwerking is toegestaan of in strijd is met het kartelverbod. Maken zij afspraken die
niet blijken te zijn toegestaan, dan kunnen boetes tot 10% van de jaaromzet van de
betrokken ondernemingen worden opgelegd.
Afspraken tussen concurrenten zijn in veel gevallen verboden op grond van het kartelverbod
in de Mededingingswet. Wie het kartelverbod overtreedt kan worden geconfronteerd met
hoge boetes. Omdat samenwerking bij inschrijving op aanbestedingen zowel voordelen kan
hebben voor de opdrachtgever als voor de samenwerkende bedrijven waren zogenaamde
“combinatieovereenkomsten” (samenwerkingsovereenkomsten om aan aanbestedingen deel te
kunnen nemen) in veel gevallen vrijgesteld van het kartelverbod. Het Besluit Vrijstelling
Combinatieovereenkomsten op grond waarvan deze afspraken mochten worden gemaakt is nu
vervallen. Combinatieovereenkomsten zijn na 1 januari 2009 niet opeens verboden, maar de
nieuwe regels maken dat per geval moet worden bekeken of de combinatieovereenkomst is
toegelaten.
De duidelijke regels van het Besluit Vrijstelling Combinatieovereenkomsten zijn vervangen
door beleidsregels van het Ministerie van Economische Zaken. Deze beleidsregels zijn onder
andere gepubliceerd op de website van het Ministerie. Op grond van deze beleidsregels
moeten ondernemingen nu door middel van een zelfonderzoek (self assessment) beoordelen
of hun samenwerking onder een uitzondering van het kartelverbod kan vallen (in het kort: bij
efficiëntievoordelen en/of technische/economische vooruitgang) danwel de mededinging kan
beperken. De specifieke omstandigheden moeten dus per geval worden beoordeeld waarbij
niet langer meer van vuistregels mag worden uitgegaan. In de praktijk zal een weging moeten
worden gemaakt tussen efficiencyvoordelen en/of technische voordelen (zowel voor de
opdrachtgever als voor de combinanten) enerzijds en de kans dat de samenwerking leidt tot
het beperken van de concurrentie anderzijds.
Volgens de beleidsregels is een aantal combinatieovereenkomsten hoe dan ook toegestaan. In
ieder geval niet in strijd met het kartelverbod zijn:
(a) combinatieovereenkomsten tussen ondernemingen die geen concurrenten zijn; (b)
combinatieovereenkomsten tussen partijen die wel concurrenten zijn van elkaar maar de
opdracht niet zelfstandig kunnen uitvoeren;
(c) combinatieovereenkomsten die de mededinging niet merkbaar beperken;
(d) combinatieovereenkomsten die zijn aangegaan naar aanleiding van de wens van de
opdrachtgever;
(e) combinatieovereenkomsten tussen ondernemingen die tot hetzelfde concern behoren.
Alle overige combinatieovereenkomsten moeten individueel worden beoordeeld aan de hand
van de beleidsregels.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de huidige beleidsregels zijn in het najaar van 2008
concept beleidsregels gepubliceerd. Op grond van de conceptregels was combineren verboden
als een van de combinanten het werk ook alleen zou kunnen voeren. In de definitieve regels is
dit verbod niet terug te vinden, zodat mag worden aangenomen dat combineren is toegestaan
ook als een combinant het werk alleen kan maken maar dan moet de combinatie wel
efficiency en/of technische voordelen opleveren. Als de samenwerking wordt aangegaan om
risico’s te spreiden of restcapaciteit te benutten kan de combinatieovereenkomst volgens de
huidige regels bijvoorbeeld wel zijn toegestaan. De toelaatbaarheid zal per geval door middel
van self assessment moeten worden vastgesteld.
Hoe de beleidsregels in de praktijk zullen uitwerken is nog onduidelijk. Daar komt bij dat
regels de NMa niet binden: ook als een samenwerking op grond van de beleidsregels is
toegestaan kan de NMa alsnog vaststellen dat een bepaalde combinatie in strijd is met het
kartelverbod. Dit zal, totdat de regels verder zijn uitgekristalliseerd, onzekerheid geven wat
door alle spelers in de bouw als hinderlijk zal worden ervaren.
Mededingingsrecht
13 september 2007
De NMa staat op de stoep: Wat nu?
De NMa kan gebruik maken van verregaande onderzoeksbevoegdheden wanneer zij vermoedt
dat een bedrijf de mededingingswet overtreedt. Juridische bijstand tijdens het onderzoek kan
de schade beperken.
Als de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de NMa) het vermoeden heeft dat uw bedrijf
betrokken is bij een kartel of op een andere manier de mededingingswet overtreedt, kan zij
een onderzoek naar uw bedrijf starten. Zo’n onderzoek kan beginnen met een onaangekondigd
bezoek (een “dawn raid”) waarbij de NMa gebruik mag maken van vergaande
onderzoeksbevoegdheden. Zo mag de NMa de administratie inzien, forensic images maken
van de harde schijf van de computers binnen het bedrijf en uw medewerkers verhoren.
Bedrijven zijn tot op bepaalde hoogte verplicht mee te werken aan dergelijk onderzoek.
Mocht de NMa bewijs vinden van overtredingen van de mededingingswet dan kunnen boetes
worden opgelegd die kunnen oplopen tot 450.000 Euro of, indien dat meer is, 10% van de
jaaromzet van het concern waarvan het bedrijf deel uitmaakt.
Juridische bijstand tijdens zo'n onverwacht bedrijfsbezoek van de NMa kan de schade
aanzienlijk beperken.
Wanneer uw bedrijf wordt bezocht door de NMa, mag u de medewerkers van de Nma niet de
deur wijzen. Wel mag u hen verzoeken een moment te wachten voordat zij hun
werkzaamheden starten. Dat biedt de mogelijkheid een advocaat in te schakelen die het
onderzoek kan volgen. Is de advocaat tijdig ter plaatse dan kan hij of zij toezien op de
naleving van de regels die de NMa gedurende het onderzoek in acht moet nemen. De
advocaat kan eveneens de verhoren van medewerkers van uw bedrijf bijwonen.
De medewerkers van de NMa mogen alleen die informatie inzien die van belang is voor hun
onderzoek. Vragen zij naar bepaalde gegevens dan mag u hen die gegevens niet weigeren. U
bent echter niet verplicht uw gehele administratie open te leggen. Zo mag u inzage weigeren
indien en voor zover het verzoek om gegevens niet concreet is of indien het gaat om
zogenaamde geprivilegieerde informatie (bijvoorbeeld correspondentie van en aan uw
advocaat).
Voorkomen blijft beter dan genezen. Heldere interne beleidsregels ter voorkoming van
overtredingen van het mededingingsrecht kunnen veel ellende besparen. Indien u advies
wenst over dit onderwerp aarzelt u dan niet contact op te nemen.
Download