HOOFDSTUK 11 MOZES Dag 1 Onderdrukking van

advertisement
HOOFDSTUK 11
MOZES
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
Onderdrukking van het volk door
de farao
Exodus 1: 1 – 22
Mozes’ geboorte, groeit op aan
het hof
Exodus 2: 1 – 10
Vlucht van Mozes naar Midjan
Exodus 2: 11 – 22
Mozes
Knieboek
leiderschapsvaardigheden die hij aan het hof
heeft geleerd, leert Mozes in Midjan
eigenschappen die hem bij zijn latere taak van
pas zullen komen: bescheidenheid, geduld en
vertrouwen.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 weten de leerlingen dat de mensen van
het volk Israël als slaaf moeten werken;
 kunnen de leerlingen vertellen waarom de
koning van Egypte wil dat de jongetjes in
de rivier worden gegooid;
 weten de leerlingen welk plan de moeder
van Mozes bedenkt ;
 weten de leerlingen hoe Mozes uit het
water wordt gered;
 weten de leerlingen hoe het komt dat
Mozes moet vluchten;
 kunnen de leerlingen vertellen wat voor
werk Mozes in Midjan doet.
Algemene informatie
Deze week wordt er gestart met de verhalen
over Mozes.
Het volk Israël wordt onderdrukt door de farao
van Egypte. Dit is een farao die van Jozef nooit
heeft gehoord. De Israëlieten worden een
steeds groter volk en de farao ziet dat als
bedreiging. Straks is het volk Israël groter en
sterker dan Egypte! Daarom komen er
maatregelen die dit moeten voorkomen: de
Israëlieten moeten werken als slaven en
babyjongens moeten worden gedood. Zo
hoopt de farao Israël klein en zwak te houden.
Ondanks deze voorzorgsmaatregelen blijft het
volk zich uitbreiden. God is trouw aan wat Hij
beloofd heeft aan Abraham. Hij zorgt voor zijn
volk, ondanks de onderdrukking.
In de tweede vertelling gaat het vervolgens
over Mozes die geboren wordt in een
Israëlisch gezin. Zij luisteren niet naar het
bevel van de farao, maar houden hun zoontje
gespannen drie maanden verborgen. Ze
vertrouwen op God en Hij geeft op bijzondere
wijze uitkomst! Het jongetje wordt in een
mandje tussen het riet van de rivier de Nijl
gezet waar de prinses hem vindt. Wat een
wonder dat de moeder van Mozes hem tegen
betaling mag voeden en hij dus weer thuis
komt! Wanneer hij een jaar of drie is, gaat
Mozes bij de prinses wonen. Hij groeit als prins
op aan het hof en leert er de Egyptische taal,
cultuur, leiding geven, schrijven. Kennis en
vaardigheden die hij later goed kan gebruiken.
Hij wordt een machtig man!
De derde vertelling gaat over Mozes als
volwassen man. Wanneer hij een kijkje gaat
nemen bij zijn eigen volk, gaat het mis. Hij wil
het opnemen voor een mede Israëliet en doodt
een Egyptenaar. Hij kiest zijn eigen tijd en
wacht niet op Gods tijd. Hij denkt deze misstap
verborgen te kunnen houden, maar moet toch
vluchten voor de woede van de farao. Hij komt
terecht in Midjan, trouwt en sticht een gezin.
Hij gaat werken als schaapherder en leert zo te
overleven in de woestijn. God wil Mozes
gebruiken bij Zijn plan om Israël te bevrijden.
Naast
alle
kennis
en
Levend Water – groep 1
Liederen
 Psalm 81: 1 - Open maar uw mond
 Evangelische liedbundel 457 - Klein, klein
kindje je leven loopt gevaar
 Opwekking 42 - ‘k Stel mijn vertrouwen
 Elly & Rikkert - Wees niet bang
 Liedjes rond de bijbel - Jochebed
1
Hoofdstuk 11 Mozes
HOOFDSTUK 11 - DAG 1
ONDERDRUKKING VAN HET VOLK DOOR DE FARAO
Verteltekst
Exodus 1: 1 – 22

Achtergrondinformatie
Pitom en Raämses: voorraadsteden vlakbij de
oostelijke grens van Egypte. Hier ligt ook een
kanaal tussen de Rode Zee en de Nijl.
Op het land werken: de akkers in Egypte
moeten kunstmatig worden bevloeid omdat er
anders niets groeide.
Aandachtspunten
 Dit eerste hoofdstuk van Exodus geeft de
overgang aan tussen de situatie van de
Israëlieten in de periode van Jozef en de
periode van deze nieuwe koning. Het volk
Israël is flink gegroeid en daardoor worden
de
vijandige
gevoelens
van
de
Egyptenaren steeds groter. De farao doet
er alles aan om verdere uitbreiding van het
volk te voorkomen. Maar God blijft trouw
aan zijn belofte aan Abraham, Isaak en
Jakob! Hij gaat door met het plan dat Hij
met zijn volk heeft.
 Het is een verhaal wat bij de jongste
kleuters diepe indruk kan achterlaten.
Vertel het daarom beschouwend en niet
vanuit het perspectief van een persoon.
 Start de vertelling met het volk Israël. Ze
wonen al heel lang in Egypte. Hun familie
is groter en groter geworden. Zo groot dat
het nu moeilijk is al die mensen te tellen:
het is een volk geworden. En steeds
worden er weer nieuwe kinderen geboren.
Ze vinden het fijn in Egypte.
 Maar dan komt er een nieuwe koning. En
die koning heeft nog nooit gehoord van
Jozef. En weet ook niet wat Jozef allemaal
heeft gedaan. Nee, die koning ziet alleen
maar dat het volk Israël steeds groter
wordt en hij maakt zich zorgen. Want
straks zijn er meer mensen van het volk
Israël en willen zij de baas worden. Hij
bedenkt samen met zijn ministers een
gemeen plan: de mensen van het volk
Israël moeten hun slaven worden.
 Vertel dat de Israëlieten hard moeten
werken, heel hard. Dat ze stenen moeten
bakken en het land moeten besproeien. En
dat ze niet even mogen uitrusten, of in de
schaduw mogen gaan zitten. Er zijn
strenge oppassers die erop letten dat ze
hard doorwerken. Soms geeft zo’n
oppasser iemand zelfs een klap met een
zweep.
 Geef aan dat dit heel naar en zwaar is
voor het volk Israël. Door dit zware werk
zullen ze minder oud worden. Ook zullen
Levend Water – groep 1

ze door vermoeidheid niet snel in opstand
komen.
Ondanks deze uitbuiting, groeit het volk
door. De koning bedenkt dan nog een
plan, nog veel gemener. Hij roept de twee
vrouwen bij zich die helpen als er een
baby wordt geboren. “Vanaf nu zorgen
jullie niet meer voor de jongetjes als ze
geboren worden. Jullie moeten ze
doodmaken. Die kleine jongensbaby’s
meenemen en in de rivier gooien. Dan
kunnen dat later geen sterke soldaten
worden. Alle meisjes mogen wel blijven
leven.”
Dat is een slecht en gemeen plan.
Benadruk dat de beide vrouwen dit niet
doen, omdat ze weten dat God dat niet
goed vindt. Ze luisteren niet naar de
koning! Ondanks alle gemene plannen,
blijft de Here heel dichtbij zijn volk. Het
volk wordt steeds groter! Sluit het verhaal
daarmee af.
Introductie op de les
Hoe komt het dat het volk Israël in Egypte
woont?
Over dit verhaal (het werken als slaaf) staat er
in het knieboek van groep 3 een plaat.
2
Hoofdstuk 11 Mozes
HOOFDSTUK 11 - DAG 2
MOZES’ GEBOORTE, GROEIT OP AAN HET HOF
Verteltekst
Exodus 2: 1 – 10

Achtergrondinformatie
En hield het verborgen, drie maanden lang:
Jochebed vertrouwt erop dat God helpt en een
oplossing geeft (Hand. 7:20; Hebr. 11:23).
Voedster: aan de prinses wordt voorgesteld
een vrouw te zoeken die het kind kan voeden.
Omdat er zoveel jongetjes worden omgebracht
zal deze niet moeilijk te vinden zijn.



Aandachtspunten
 De essentie van dit verhaal is dat God
werkt aan zijn plan met zijn volk. Hij ziet
dat zijn volk wordt onderdrukt. Hij wil hen
gaan bevrijden en daar wil Hij later Mozes
voor gebruiken. Wanneer Mozes opgroeit
aan het hof, krijgt hij goede voorbereiding
op zijn latere taak. Hij groeit op tot een
machtig man (Hand. 7:22)
 Benadruk in dit verhaal het vertrouwen dat
Amram en Jochebed in God hebben. Zij
geloven dat God voor een oplossing gaat
zorgen en zijn niet bang voor het bevel van
de farao.
 Vertel dit verhaal vanuit het gezichtspunt
van Mirjam. Start de vertelling met de
zorgen die er zijn in het huis van Mirjam.
Er wordt een baby geboren, daar zijn ze
allemaal erg blij mee. Mirjam ook, ze is
heel blij met haar kleine broertje. Alleen
mogen zij en haar broer Aäron aan
niemand vertellen over het babybroertje.
Het moet geheim blijven, anders moet hij
in de rivier worden gegooid.
 Het gezin verstopt hun baby in hun huis.
Hij blijft helemaal geheim. Niemand weet
dat ze nu niet meer met vier mensen, maar
met vijf in hun huis wonen.
 Vertel dat het na drie maanden moeilijker
wordt om hem te verstoppen. De baby is
vaker wakker en kan al harder huilen.
Straks wordt hij ontdekt door de soldaten,
dan nemen ze hem mee. Daarom bedenkt
de moeder een plan.
 De moeder pakt een mandje van riet waar
de baby in kan liggen. De gaten en kieren
stopt ze dicht. Het wordt een bootje waar
hij in kan varen. Vertel dat de moeder
bezig is met het mandje, dat Mirjam
toekijkt en er vragen over stelt. Als het
mandje klaar is, legt haar moeder haar
broertje voorzichtig in het mandje. Samen
brengen ze het weg, ze zetten het mandje
in de rivier tussen het riet.
Levend Water – groep 1


Mirjam mag ook helpen! Zij moet tussen
het riet blijven staan om te kijken wat er
gebeurt.
Na een poosje ziet Mirjam een paar deftige
dames langs de rivier wandelen. Het is de
prinses met haar hofdames. Mirjam
verstopt zich nog beter! De prinses gaat
zich wassen in de rivier.
Blijf vertellen vanuit Mirjam. De prinses ziet
het mandje en vraagt zich hardop af wat
dat nou kan zijn.
Gelukkig vindt de prinses de baby lief, ze
heeft medelijden omdat hij zo huilt. Als
Mirjam dat hoort, komt ze te voorschijn. Zij
weet wel iemand die de baby borstvoeding
kan geven! Ze rent snel naar huis.
Haar moeder gaat natuurlijk snel mee! Wat
zijn ze blij! “Wilt u deze baby melk geven?
Als hij groot is, moet hij bij mij in het paleis
komen wonen. Dan doe ik alsof hij mijn
zoon is. Ik noem hem Mozes.” De prinses
wil haar zelfs geld ervoor geven! Wat zijn
Mirjam en haar moeder blij! Nu kan hij
veilig bij hen blijven!
Wanneer Mozes drie jaar is, is hij groot
genoeg om in het paleis bij de prinses te
gaan wonen. Hij krijgt prachtige kleren,
mag in het paleis wonen. Mozes moet ook
leren lezen en schrijven. Hij wordt nu een
echte prins! God heeft Mozes gered en
zorgt voor hem!
Introductie op de les
Wat heeft de farao gezegd over
babyjongetjes die geboren worden?
3
de
Hoofdstuk 11 Mozes
HOOFDSTUK 11 - DAG 3
VLUCHT VAN MOZES NAAR MIDJAN

Verteltekst
Exodus 2: 11 – 22
Achtergrondinformatie
Volwassen: Mozes is dan 40 jaar (Hand. 7:23).
De priester van Midjan: Midjan wordt gevormd
door nomadenstammen en zijn nakomelingen
van Abraham en zijn vrouw Ketura. Deze man
is waarschijnlijk de politiek en religieus leider
van een Midjanitische stam.
Reüel: betekent ‘vriend van God’. Een andere
naam voor deze schoonvader van Mozes is
Jetro. Dit betekent ‘zijne hoogheid’.


Aandachtspunten
 De essentie van dit verhaal, is dat God
aan het werk is met zijn plan om Zijn volk
te bevrijden. Hiervoor wil hij Mozes
gebruiken. Mozes voelt zich verbonden
met het volk en komt voor hen op, maar
Gods plannen zijn anders. Mozes moet
rustig leren wachten op Gods tijd.
 Vertel dit verhaal vanuit het gezichtspunt
van Mozes. Maak duidelijk dat Mozes een
volwassen man is geworden. Net zo oud
als de vaders van de leerlingen. Aan het
hof heeft Mozes erg veel geleerd. Hij kan
schrijven en lezen, Egyptisch praten,
leidinggeven. Hij staat bekend als een
machtige man! Ondanks zijn Egyptische
opvoeding en status, is hij trouw gebleven
aan zijn eigen volk.
 Benadruk dat Mozes heel goed weet dat
hij niet echt een prins is. Zijn echte vader
en moeder wonen ergens anders en zij
moeten erg hard werken voor de farao. Hij
denkt vaak aan de mensen van zijn eigen
volk. En op een dag, gaat hij er naartoe.
Hij wil eens gaan kijken.
 Wanneer Mozes ziet dat een slaaf, iemand
van zijn eigen volk, wordt mishandeld,
wordt hij boos. Zonder aarzeling kiest hij
de kant van zijn volk. Hij komt voor hen op
en slaat de Egyptenaar dood. Hij verstopt
het lichaam.
 Dit doet hij met gevaar voor eigen leven.
Mozes laat in dit verhaal zien dat hij
moedig is. Hij vindt het erg om iets te zien
wat niet eerlijk is.
 Leg de leerlingen vertellend uit dat
ondanks dat Mozes het goed bedoelt, het
toch niet goed is wat hij doet. Hij doet het
zonder na te denken, overhaast en vraagt
niet aan God wat hij moet doen. God wil
Mozes gebruiken om Zijn volk te bevrijden,
alleen nu nog niet. God wil dat later doen.
Dat is Gods plan.
Levend Water – groep 1

De dag nadat hij de Egyptenaar heeft
gedood, ziet Mozes een ruzie tussen twee
Israëlieten. Mozes grijpt in, maar daar
zitten zijn volksgenoten niet op te wachten.
Mozes voelt zich wel deel van het volk,
maar zo wordt hij door de Israëlieten niet
gezien. Voor hen is hij een Egyptische
prins!
Het is dus toch bekend geworden dat hij
een Egyptenaar heeft gedood. Geef aan
dat Mozes de woestijn in vlucht omdat de
farao woedend is en Mozes wil doden.
Vertel dat Mozes niet bang is voor de
farao, maar vertrouwt op God.
Hij komt in een land, waar mensen met
hun familie in tenten wonen. Hij ontmoet
daar de dochters van Reüel. Het zijn
herderinnen die elke dag hun kudde
drinken geven bij een put. Ze worden daar
lastig gevallen door andere herders die
hen wegjagen. En het water aan hun eigen
dieren geven. Mozes ziet weer iets wat
niet eerlijk is en helpt de herderinnen.
Omdat hij hen helpt, wordt hij uitgenodigd
om te komen eten. Hij blijft er wonen en
trouwt met Sippora.
Introductie op de les
Hoe komt het dat Mozes een prins is
geworden?
4
Hoofdstuk 11 Mozes
HOOFDSTUK 11 - DAG 4
MOZES
KNIEBOEK
Plaat
Op de plaat is een dobberend mandje in de Nijl
te zien. Vraag de leerlingen hoe dat mandje in
de rivier terecht is gekomen. Wat doet het
daar? Wie zien ze verder nog op de plaat?
Laat de leerlingen vertellen waarom de moeder
Mozes in het mandje heeft gedaan en waarom
Mirjam tussen het riet zit.
Bespreek zo het verhaal en betrek daarin de
vragen uit het knieboek.
Vragen
1. Wat zie je hier op de plaat?
2. Waarom heeft moeder Jochebed Mozes in
het mandje gestopt?
3. Wat gebeurt er als de prinses het mandje
ontdekt?
4. Wat zegt Mirjam tegen de prinses?
5. Bij wie gaat Mozes wonen als hij groter
wordt?
6. Wat betekent het dat de mensen van Israël
slaven zijn?
7. Hoe komt het dat Mozes moet vluchten?
8. Waar gaat Mozes wonen?
Levend Water – groep 1
5
Hoofdstuk 11 Mozes
HOOFDSTUK 12
MOZES NAAR DE FARAO
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Bij de braamstruik
Exodus 2: 23 – 4: 31
Eerste keer bij de farao
Exodus 5 – 6: 1
Tweede keer bij de farao
Exodus 6: 2 – 12
Exodus 6: 28 – 7: 25
Mozes naar de farao
Knieboek


kennen de leerlingen Gods naam die Hij
aan Mozes vertelt;
kunnen de leerlingen vertellen dat de farao
Mozes niet gelooft en het volk harder laat
werken;
weten de leerlingen dat God machtiger is
dan de farao.
Liederen
 Elly en de Wiebelwagen dl 5, nr. 4 - Je
kunt het wel
 Jan Visser - Mozes, ik roep
 Opwekking kids 40 - Je hoeft niet bang te
zijn
 Elly en Rikkert - Wie is er (Staat op:
Samen. Een boom vol liedjes (deel 3))
 Elly en Rikkert - In het heetst van de strijd
(Staat op: Een boom vol liedjes (deel 1))
Algemene informatie
Deze week gaan de vertellingen over Mozes
die geroepen wordt om naar de farao te gaan,
omdat het volk Israel dat in Egypte in
verdrukking leeft. God heeft hun verdriet
gezien en gehoord en wil zijn volk bevrijden.
Maar de farao erkent Gods macht niet.
In de eerste vertelling ontmoet Mozes God in
de brandende braamstruik. God wil Zijn volk
bevrijden van de farao. Mozes ziet op tegen de
opdracht die God hem geeft. Maar God stelt
hem gerust. Hij legt uit dat Hij Zijn volk zal
bevrijden. In Zijn naam zal Mozes tekenen
laten zien en het woord voor Hem doen. God
geeft Zijn Naam, want Hij zal doen wat Hij
zegt. Maar Mozes blijft twijfelen. Toch stuurt
God hem met zijn broer Aäron, als
woordvoerder, naar de farao.
In de tweede vertelling verzoekt Mozes de
farao om het volk feest te laten vieren in de
woestijn ter ere van God. Direct valt op hoe
wreed de farao is. Hij wil God niet kennen en
vindt het volk lui. De Egyptenaren mogen geen
stro meer aan het volk leveren om stenen te
maken. Ze moeten nu zelf op zoek naar stro
om de stenen stevig te maken. De farao maakt
het slavenwerk onmogelijk zwaar. Mozes en
het volk zijn boos en verdrietig. Ze hopen op
bevrijding. God belooft nog een keer dat Hij het
volk uit de handen van de farao bevrijdt.
In de derde vertelling gaan Mozes en Aäron
weer naar de farao toe. De tekenen van God
met de slang en de hand maken geen indruk.
De farao wil God niet erkennen. Egypte krijgt
de eerste straf; het water van de Nijl verandert
in bloed. God zal zijn macht laten zien.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 weten de leerlingen dat God Mozes naar
de farao stuurt;
 weten de leerlingen dat Mozes zijn taak
heel moeilijk vindt, maar dat God hem
altijd helpt;
 kunnen de leerlingen vertellen hoe het volk
reageert op Mozes boodschap;
Levend Water – groep 1
6
Hoofdstuk 12 Mozes naar de farao
HOOFDSTUK 12 - DAG 1
BIJ DE BRAAMSTRUIK
Verteltekst
Exodus 2: 23 – 4: 31
Achtergrondinformatie
Jaren gingen voorbij: het is veertig jaar
geleden dat Mozes gevlucht is voor de farao.
Ik ben die er zijn zal: God geeft Zichzelf deze
naam. Een mens kan God nooit helemaal
kennen. God laat zich vanaf dit moment
kennen als bevrijder van Zijn volk. Hij heeft
een verbond met dit volk. Hij zal voor hen
zorgen en het verlossen van zijn vijanden.

Aandachtspunten
 In dit verhaal schakelt God Mozes in om
Zijn volk te bevrijden. God maakt zich
bekend en stuurt Hem naar de farao in Zijn
naam.
 Start de vertelling met Mozes die voor zijn
schapen zorgt. Hij kijkt zoekend om zich
heen. “Waar is water. Waar kunnen de
schapen gras eten?” Het gebied is
rotsachtig en heeft weinig begroeiing. Er
zijn rondom hem bergen. Mozes is geen
jongeman meer. Hij woont nu al zo'n
veertig jaar in de woestijn.
 Doordat hij zo zoekend rondkijkt, ziet hij
opeens iets heel vreemds. Een struik die in
brand staat. Het vuur slaat omhoog, maar
de takken gaan niet kapot.
 De grond om de struik is heilig, want God
verschijnt in de struik en Hij waarschuwt
Mozes. De nieuwsgierigheid van Mozes
slaat om in eerbied. Leg uit wat eerbiedig
zijn is. God is zo groot en zelf ben je klein.
Daarom wil je heel netjes zijn en precies
doen wat Hij zegt.
Vlug trekt hij zijn sandalen uit en slaat zijn
handen voor zijn ogen. Benadruk dat
Mozes God zo groot vindt, dat hij niet
zomaar durft te kijken.
 Zonder dat Mozes erom heeft gevraagd,
krijgt hij een hele belangrijke opdracht. Hij
moet naar Egypte gaan, want God heeft
het gehuil van het volk gehoord. Hij gaat
hen daar weg halen, omdat ze niet in
Egypte horen te wonen, maar in het
beloofde land. Mozes kent Egypte heel
goed en is vaak in het paleis van de farao
geweest. Hij weet hoe hij met de farao
moet praten en wat netjes is.
 Maar Mozes schrikt van deze opdracht.
Wat, moet hij daar naar toe? Moet hij met
de farao gaan praten en het volk daar
vandaan leiden?
 “Zal het volk U wel kennen? Weten zij nog
wel wie U bent?” Met deze vraag krijgt
Levend Water – groep 1



Mozes van God het vertrouwen dat hij er
niet alleen voor staat. God, Ik zal er zijn,
gaat met Mozes mee. Zijn Naam zegt wie
Hij is. Hij is er altijd al en zal er altijd zijn.
Mozes blijft heel zenuwachtig. Hoe kan hij
dit allemaal gaan doen. Vertel dat God
hem
wil
geruststellen.
Hij
krijgt
wondertekenen mee. Hij schrikt van de
stok die in een slang verandert en dat zijn
hand heel erg ziek is. Mozes moet
erkennen dat voor God niets te wonderlijk
is. Laat de wonderen concreet zien door
een staf op de grond te gooien en uw hand
in of onder een kledingstuk te schuiven.
God kondigt gelijk de eerste straf aan. Als
de farao niet onder de indruk is van Gods
wondertekenen, zal de eerste plaag
gebeuren.
Ondanks alle geruststelling van God blijft
Mozes twijfelen. Hij wil niet naar de farao,
want hij vindt het moeilijk om te vertellen
wat God wil. “Hoe weet ik wat ik moet
zeggen? Ik vind het zo moeilijk om uit mijn
woorden te komen. Ik kan soms erg
stotteren, zeker als ik iets belangrijks moet
zeggen.” Vertel dat God Mozes nu streng
toespreekt. “Ik wil dat jij gaat en Ik help jou
om alles goed uit te leggen. Jouw broer
Aäron mag alle woorden die Ik aan jou
vertel, doorvertellen aan de mensen en de
farao.”
Eindig het verhaal dat Mozes vol is van
alles wat hij heeft gezien. Hij gaat het aan
zijn vrouw Sippora vertellen.
Introductie op de les
Wat gebeurt er met het volk van God in
Egypte?
Extra suggestie
Wandelstok of staf (zo'n stevige stok/tak die je
kan gebruiken met bergwandelen)
Plaat van het gebied rondom het Sinaigebergte
Knieboekplaat groep 3
7
Hoofdstuk 12 Mozes naar de farao
HOOFDSTUK 12 - DAG 2
EERSTE KEER BIJ DE FARAO
Verteltekst
Exodus 5 – 6: 1
Achtergrondinformatie
Stoppels: dit zijn de resten van de aren die
achterblijven op het land na het oogsten. Het
kost veel werk om het van het land af te halen.
Deze tijd heeft het volk niet als ze dezelfde
hoeveelheid stenen moeten leveren voor de
farao. Het stro geeft stevigheid aan de stenen.

Aandachtspunten
 In dit verhaal krijgt Gods volk nieuwe hoop.
God laat van Zich horen via Mozes en
Aäron. Maar eerst wordt de farao veel
gemener tegen de mensen. De mensen
moeten harder werken.
 Begin het verhaal dat Mozes op weg gaat.
Onderweg ontmoet hij zijn broer Aäron.
Het is geweldig om elkaar weer te zien na
40 jaar. Blij vertellen ze aan elkaar dat
God weer van Zich laat horen. Hij gaat het
volk bevrijden! Samen vertellen ze aan de
oudsten van het volk Gods boodschap.
 “God zal voor ons zorgen. Hij zal ervoor
zorgen dat we niet meer als slaven voor de
farao moeten werken.” Leg uit dat de
mensen stenen voor de farao maken. Ze
gebruiken klei en stro om stevige stenen te
maken. Met de stenen worden gebouwen
gemaakt.
 Vertel dat Mozes en Aäron naar de farao
gaan. Mozes kent het paleis nog goed.
Vertel dat hij rondkijkt en terugdenkt aan
de tijd dat hij er woonde. Maar de vorige
farao is er niet meer.
 Direct valt op dat de farao niks van God wil
weten. “Wie is Hij? Jullie verzinnen
smoesjes om minder te kunnen werken.”
 Hun vraag is om het volk te laten gaan,
maar de farao is wreed. Hij wil niet
luisteren naar hun vraag en verzint zelfs
een straf om het volk een lesje te leren.
 Nog op dezelfde dag moeten de
Egyptenaren stoppen met het geven van
stro. Dat heeft het volk wel nodig om de
stenen te maken, want zonder de stro zijn
de stenen niet meer stevig. Beschrijf de
verwarring bij het volk. “Hoe moeten we nu
stenen maken? Moeten we zelf op zoek
naar stro?” Overal moeten ze zoeken. Het
erge is dat ze nog steeds evenveel stenen
moeten maken. Het is een onmogelijk taak
om net zoveel stenen te maken!
 Vertel dat het volk zelf naar de farao gaat
om te vragen waarom ze geen stro meer
krijgen. Ze worden helemaal uitgescholden
Levend Water – groep 1
dat ze zo lui zijn. Ze zijn lui, omdat ze feest
willen vieren voor hun God. Boos en
verdrietig zijn de mensen als ze Mozes en
Aäron ontmoeten. “Wat moeten we nu?
Het werk is veel te zwaar! De farao wil ons
dood hebben.”
Ook Mozes begrijpt het niet. Door de
boodschap die hij moest doorgeven, wordt
het volk nog slechter behandeld. Weer
kondigt God aan dat de farao eerst zwaar
gestraft wordt, voordat hij het volk laat
gaan. God zal hen echt bevrijden.
Introductie op de les
Wat is er gebeurd
braamstruik?
8
bij
de
brandende
Hoofdstuk 12 Mozes naar de farao
HOOFDSTUK 12 - DAG 3
TWEEDE KEER BIJ DE FARAO

Verteltekst
Exodus 6: 2 – 12
Exodus 6: 28 – 7: 25
Achtergrondinformatie
Water uit de Nijl: wordt gebruikt voor de
landbouw, wassen en drinken van de mensen.
Het is een eerste levensbehoefte waar de
Egyptenaren tijdens de eerste plaag geen
gebruik van kunnen maken. De Nijl is zo
belangrijk voor de mensen dat ze er zelfs
liederen voor zingen en offers aan brengen.

Aandachtspunten
In dit verhaal gaat Mozes weer naar de farao.
De farao vindt God niet zo machtig en wil niet
luisteren, maar de farao zal uiteindelijk moeten
erkennen dat God groter is dan hij.
 Start de vertelling dat Mozes met zijn
hoofd in zijn handen zit na te denken. Het
volk vindt het nu zo moeilijk om in Gods
boodschap te geloven. “De mensen
worden zo zwaar gestraft door de farao.
Waarom heeft God hem naar farao toe
laten gaan? Wat moeten er nu gebeuren?”
 God komt opnieuw met Zijn belofte naar
Mozes toe. God komt dichtbij, want Hij
heeft het gehuil gehoord. Het volk is van
Hem. Iedereen zal dit weten, want Hij gaat
het volk bevrijden van de farao. God gaat
de farao en heel Egypte straffen. Dit geeft
Mozes hoop en hij gaat het nieuws aan het
volk vertellen. Maar de mensen willen niet
luisteren. “Kijk dan Mozes, het werk is veel
te zwaar. Na jouw bezoek aan de farao
moeten wij veel harder werken!”
 Voor Mozes is het heel moeilijk om naar
de farao te gaan. Hij weet van tevoren dat
de farao niet wil luisteren. God zegt ook
Zelf dat de farao eerst alles zal weigeren
en dat hij daarom zwaar gestraft wordt.
Het zal nog lang duren, voordat de farao
hen laat gaan.
 Daar lopen ze dan, weer naar het paleis
van de farao. Vertel dat Mozes aan Aäron
uitlegt wat hij moet zeggen. Alle woorden
die Mozes van God krijgt, vertelt Aäron
door aan farao.
 In het paleis staan ze samen voor de
farao. De farao kijkt Mozes en Aäron
streng aan. “Durven jullie terug te komen?
Wat denken jullie wel. Nog altijd te lui om
te werken.” Dan laten Mozes en Aäron
Gods wondertekenen zien. Beeld het
concreet uit door de staf die Aäron vast
houdt op de grond te gooien.
Levend Water – groep 1


“Ah, dat kunnen mijn tovenaars ook.” De
farao denkt dat hij net zo machtig is, maar
de slangen worden opgegeten door de
slang van God. Hij blijft boven de farao
staan. Ook al is de farao nog zo
onverzettelijk.
De volgende morgen staan Mozes en
Aäron al vroeg langs de oever van de Nijl.
Vertel, en laat eventueel zien met een staf,
dat Aäron zijn staf uitstrekt wanneer de
farao langs de Nijl staat. Aäron roept: “Laat
het volk gaan om feest te vieren voor God
in de woestijn. U wilt niet naar ons
luisteren, daarom krijgt u en heel Egypte
straf. Al het water van de rivier de Nijl
wordt bloed. Wel zeven dagen lang.”
Niemand kan zich meer wassen in de Nijl
of water drinken. Er kan niet meer in de
Nijl worden schoongemaakt en alle vissen
gaan dood.
Maar de farao is nog steeds niet onder de
indruk. Zijn eigen tovenaars kunnen water
ook veranderen in bloed. Hij hoeft toch niet
bang te zijn voor God als zijn tovenaars
hetzelfde kunnen.
Eindig het verhaal dat God wel machtiger
is dan de farao. De farao zal dat ook gaan
merken door alle straffen die zullen
komen, omdat hij niet naar God luistert.
Introductie op de les
Wat gebeurt er als Mozes tegen de farao zegt
dat hij het volk moet laten gaan?
Extra suggestie:
Wandelstok of staf (zo'n stevige stok/tak die je
kan gebruiken met bergwandelen)
9
Hoofdstuk 12 Mozes naar de farao
HOOFDSTUK 12 - DAG 4
MOZES NAAR DE FARAO
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk met de leerlingen de plaat. Mozes en
Aaron zijn op bezoek bij de farao. Laat de
leerlingen vertellen welk wonder God laat zien.
Hoe laat God zien dat Hij sterker is dan de
magiërs van de farao? Weten de leerlingen
hoe de farao reageert op de boodschap van
Mozes en Aäron? Leg uit dat God telkens aan
de farao gaat laten zien hoe sterk en machtig
Hij is.
Vragen
Bespreek de volgende vragen:
1. Wat ziet Mozes in de woestijn?
2. Wat doet Mozes bij de brandende
braamstruik?
3. Welke opdracht geeft God aan Mozes bij
de brandende braamstruik?
4. Wat vindt Mozes van de opdracht van
God?
5. Hoe helpt God Mozes om naar de farao te
gaan?
6. Hoe noemt God Zichzelf?
7. Wat voor wonderen doet Mozes voor de
farao?
8. Hoe laat God zien dat Hij veel sterker is
dan de farao?
Levend Water – groep 1
10
Hoofdstuk 12 Mozes naar de farao
HOOFDSTUK 13
GOD STRAFT DE FARAO
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Plaag twee tot en met negen
Exodus 7: 26 – 29
Exodus 8 – 11
Plaag tien en Pesach
Exodus 12
Exodus 13: 1 - 16
Doortocht door de Rietzee
Exodus 13: 17 – 15: 21
God straft de farao
Knieboek

begrijpen de leerlingen dat de Heer het is
die Zijn volk heeft bevrijd;
weten de leerlingen dat God toen en nu
alle macht heeft.
Liederen
 Psalm 136: 1 - Looft de Heer want Hij is
goed
 Alles wordt nieuw 108 - Met Mozes zijn wij
meegegaan
 Alles wordt nieuw 109 - De koning van
Egypteland
 Opwekking 277 - Machtig God sterke rots
 Elly en Rikkert - Hij is machtig (Staat op:
Bellen blazen, Weet je dat de lente komt,
De steen is weg.)
 Bijbelliedjes - Hoe kwam Mozes door de
Rode zee?
 Jan Visser - O, farao
Algemene informatie
Deze week gaan de verhalen over God die
Zijn volk bevrijdt van de Egyptenaren.
Op de eerste dag wordt verteld dat God hard
optreedt tegen de Egyptenaren, door nog acht
andere plagen te sturen. Hij laat zien dat Hij
alle macht heeft. Hij laat het niet alleen zien
aan de farao, maar ook aan Zijn eigen volk.
De farao weigert de macht van God te
erkennen en blijft zich tegen God verzetten.
De tweede dag wordt verteld van de laatste
plaag. Het is een verschrikkelijke plaag: de
engel van God gaat alle huizen in Egypte
binnen en doodt overal de oudste zoon. Maar
waar bloed van een lammetje aan de deur zit,
daar gaat de engel niet naar binnen, daar gaat
de engel voorbij. Dat is alleen het geval in
Gosen. Het volk Israël heeft de opdracht
gekregen het Pesachfeest te vieren. De
voorbereidingen zijn hiervoor getroffen. God
wil dat Zijn volk door deze maaltijd -ook later
in Kanaän- denkt aan de bevrijding uit Egypte.
Gods grote daden mogen de mensen nooit
vergeten en het moet worden doorverteld aan
de komende generaties.
In de derde vertelling bevrijdt God Zijn volk
voorgoed van de Egyptenaren. In een lange
geordende stoet volgt het volk Mozes. De wolk
wijst hen de weg. De farao met zijn leger zet
de achtervolging in. Het lijkt of het volk Israël
geen kant op kan, maar God maakt een pad
door de zee. Zijn volk leidt Hij daar droog
doorheen. Maar de Egyptenaren verdrinken.
God toont Zijn grote macht!
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 kunnen de leerlingen iets vertellen over de
plagen in Egypte;
 weten de leerlingen wat de tiende plaag is;
 kunnen de leerlingen iets vertellen over de
Pesachmaaltijd;
 kunnen de leerlingen vertellen wat er
gebeurt als de farao met zijn leger de
achtervolging inzet;
Levend Water – groep 1
11
Hoofdstuk 13 God straft de farao
HOOFDSTUK 13 - DAG 1
PLAAG TWEE TOT EN MET NEGEN
Verteltekst
Exodus 7: 26 – 29
Exodus 8 – 11
Achtergrondinformatie
Zijn staf: de herdersstaf van Mozes speelt een
belangrijke rol bij de verschillende plagen. Bij
zijn roeping kreeg Mozes de opdracht van God
deze staf mee te nemen en daarmee de
wonderen te doen.
Om in Egypte al deze wonderen te kunnen
doen: de Egyptenaren aanbidden vele goden.
Iedere god wordt afgebeeld als een dier, een
ding of iets uit de natuur. De kikvors wordt in
Egypte bijvoorbeeld als god vereerd, ook is er
de rundergod en de zonnegod. God laat met
de plagen zien (de kikkers, de veepest en de
duisternis) dat Hij machtiger is dan al de goden
van Egypte.


Aandachtspunten
 God treedt hard op tegen de Egyptenaren:
acht verschrikkelijke plagen treffen hen.
Met deze wonderen laat God Zijn macht
zien. Hij laat het zien aan de farao en de
Egyptenaren, maar ook aan Zijn eigen
volk. Iedereen moet inzien dat Hij de Heer
is! God gaat Zijn volk bevrijden! Bij de
vertelling kan de plaat van het knieboek
van groep 3 (hoofdstuk 15) gebruikt
worden, daarop staan de plagen
afgebeeld.
 Start de vertelling met Mozes en Aäron die
naar het paleis van de farao lopen. Ze
hebben een boodschap van God voor de
farao. “Laat Mijn volk gaan, anders zal Ik u
straffen. Dan zal Ik heel veel kikkers
sturen.” De farao is de baas over het land
Egypte en alle mensen die daar wonen.
Wie is die God van Mozes en Aäron?!
Daar gaat hij echt niet naar luisteren, hij
luistert naar niemand. Hij laat het volk echt
niet gaan! De farao kent de God van
Mozes en Aäron niet, de Egyptenaren
geloven in heel veel andere goden die
machtig zijn. Laat in de loop van de
vertelling duidelijk uitkomen, dat de God
van het volk Israël sterker is dan de goden
van Egypte.
 Laat bij alle plagen ook duidelijk uitkomen
dat de farao zich niet wil onderwerpen aan
God. Hij is heer en meester over Egypte
en gaat de strijd met de God van Mozes
en Aäron aan, die hij uiteindelijk zal
verliezen.
 Vertel beeldend van de verschillende
plagen. Bijvoorbeeld van de kikkers die
Levend Water – groep 1
overal rondspringen, de steekvliegen die
prikken, de angst van de mensen in de
duisternis. Ook de farao in zijn paleis heeft
er last van. Hij moet wel steeds aan Mozes
en Aäron vragen of ze tot hun God willen
bidden, dat Hij een eind maakt aan de
plagen. Toch laat hij het volk steeds niet
gaan. Dat is het refrein bij alle acht plagen.
Vanaf de vierde plaag (de steekvliegen) is
het land Gosen vrij van de plagen. God
laat hiermee aan de farao nog duidelijker
zien, dat Hij deze plagen stuurt. Hij kan
ervoor zorgen dat Zijn eigen volk hier geen
last van heeft. Hij heeft alle macht!
De farao wil niet toegeven dat God alle
macht heeft, ook al kan hij bijna niet
anders dan dit toegeven. Hij blijft weigeren
het volk te laten gaan. Na de negende
plaag stuurt hij Mozes en Aäron weg: “Ik
wil jullie nooit meer zien!” Mozes kondigt
namens God de laatste plaag aan. God
gaat door met Zijn volk te bevrijden! Hij zal
ervoor zorgen dat de Egyptenaren zullen
smeken dat het volk Israël zal vertrekken
uit Egypte. Eindig het verhaal door te
vertellen dat God machtiger is dan de
farao en alle goden waarin de
Egyptenaren geloven. God gaat zijn volk
echt bevrijden: Hij is de sterkste!
Introductie op de les
Wat hebben Mozes en Aäron tegen de farao
gezegd?
12
Hoofdstuk 13 God straft de farao
HOOFDSTUK 13 - DAG 2
PLAAG TIEN EN PESACH
Verteltekst
Exodus 12
Exodus 13: 1 - 16
Achtergrondinformatie
Het
pesachmaal:
pesach
betekent
‘voorbijgaan’. Er wordt feest gevierd, omdat de
engel voorbijgaat aan de deuren van de
Israëlieten. Door het bloed van het lammetje
aan de deurpost gaat de engel voorbij.

Aandachtspunten
 In deze vertelling gaat het erom dat God
Zijn volk bevrijdt van de Egyptenaren: de
engel van God doodt in elk huis de oudste
zoon. Ondertussen eten de Israëlieten de
Pesachmaaltijd: zij vieren feest omdat de
engel hun huis –met bloed aan de deurvoorbij gaat.
 Start de vertelling met Mozes die alle
oudsten van Israël bij elkaar roept. Mozes
vertelt dat ze binnenkort echt zullen
vertrekken uit Egypte. God stuurt de
laatste plaag en dan zal de farao het volk
laten gaan. God zal in de laatste nacht een
engel sturen die langs alle huizen in
Egypte gaat. Hij zal naar binnengaan en
overal de eerstgeborene doden, zowel bij
mensen als dieren. Het volk Israël kan
gered worden: als er bloed van een
lammetje op de deurposten gestreken is,
dan zal de engel voorbij gaan en dan zal
er dus niemand sterven in dat huis. Mozes
vertelt precies wat de mensen moeten
doen.
 Vertel hoe een vader aan het werk gaat,
terwijl hij aan zijn zoon uitlegt wat hij doet.
Hij kiest een lam of een bokje uit de kudde
en slacht dit. Het vlees wordt geroosterd.
Het bloed van het lammetje wordt
opgevangen in een schaal. Met een kwast
(gemaakt van takjes) strijkt de vader
(terwijl de zoon toekijkt) het bloed van het
lammetje aan de deurposten van hun huis.
De zoon stelt vragen die de vader
beantwoordt.
 Ook de moeders zijn aan het werk: ze
bakken broden. Die broden zien er anders
uit dan de kinderen gewend zijn: ze zijn
plat. Er was niet zoveel tijd om de broden
te bakken. De kinderen hoeven deze nacht
niet naar bed. De vaders en moeders
vertellen: “Deze nacht gaat God ons
bevrijden uit Egypte. We gaan straks op
reis. Trek je jas maar vast aan en je
schoenen.” Vertel hoe het gezin aan tafel
staat te eten. De maaltijd bestaat uit platte
Levend Water – groep 1


broden, kruiden die bitter smaken en het
vlees van het lammetje. Ook staat er een
beker met wijn op de tafel. In grote haast
wordt gegeten, want ze gaan bijna
vertrekken.
Terwijl de mensen van het volk Israël aan
het eten zijn, komt de engel van de Here
God uit de hemel. Alle huizen in Egypte
gaat hij langs en daar doodt hij de oudste.
Ook in het paleis van de farao. De engel
gaat ook naar de huizen in Gosen. Waar
bloed aan de deuren zit, daar gaat de
engel niet naar binnen: hij gaat voorbij!
De Egyptenaren worden wakker en
merken dat er iets verschrikkelijks is
gebeurd. Overal huilen mensen. Ze weten
allemaal hoe dit komt; dit heeft de God van
Israël gedaan! .Ze rennen naar de huizen
in Gosen en smeken de Israëlieten om
weg te gaan. Ze geven hun zelfs gouden
en zilveren sieraden mee. Als ze maar
weggaan. Ook de farao wil dat het volk
direct weggaat.
Nu is het zover: de Israëlieten pakken de
laatste spullen en dan verlaten ze hun
huizen. Uit alle huizen in Gosen komen de
mensen lopen, ook de dieren gaan mee.
Een hele lange rij met mensen. Ze gaan
weg uit Egypte op weg naar het beloofde
land! God heeft ervoor gezorgd dat ze
eindelijk weg mogen uit Egypte.
Introductie op de les
Welke plagen waren er in het land Egypte?
13
Hoofdstuk 13 God straft de farao
HOOFDSTUK 13 - DAG 3
DOORTOCHT DOOR DE RIETZEE
Verteltekst
Exodus 13: 17 – 15: 21
Achtergrondinformatie
Wolkkolom: een zichtbaar symbool van Gods
aanwezigheid en van zijn bescherming.

Aandachtspunten
 Benadruk in deze vertelling Gods grote
macht: Hij maakt een pad door de zee en
bevrijdt zijn volk voorgoed van de
Egyptenaren!
 Daar lopen de mensen van het volk Israël.
Mozes loopt voorop, mannen, vrouwen,
kinderen en dieren komen er in een lange
rij
achteraan.
Ze
hebben
alles
meegenomen, ook tenten voor onderweg.
Ze zijn op weg naar het beloofde land.
Vertel hoe blij de mensen zijn. Eindelijk
geen slaven meer, maar vrij! Ze zijn nog
rijk ook: ze hebben allemaal gouden en
zilveren sieraden meegekregen. God heeft
ervoor gezorgd dat de farao hen heeft
laten gaan. Ze zijn niet bang meer voor de
farao. Ze hebben een machtige God die
hen heeft bevrijd! Helemaal voorop gaat
de wolk van de Here, die wijst de weg. Als
het donker wordt, dan geeft de wolk licht
en kunnen ze toch nog verder lopen. God
zorgt ervoor dat ze het vol kunnen houden.
Na een paar dagen stopt de wolk. Mozes
vertelt de mensen dat ze hun tent mogen
opzetten, ze mogen even uitrusten. Ze zijn
dicht bij de zee.
 Ondertussen loopt de farao boos rond in
zijn paleis. Hij heeft er spijt van dat hij het
volk Israël heeft laten gaan. “Nu zijn we
onze slaven kwijt! Wie moet er nu voor ons
werken? We hadden ze nooit moeten laten
gaan.” Vertel hoe er een knecht bij de
farao komt. Hij vertelt dat het volk Israël
hun tenten heeft opgezet om uit te rusten.
Als de farao hoort op welke plaats ze dat
hebben gedaan, denkt hij dat ze zijn
verdwaald. Hij roept zijn grote leger bij
elkaar en gaat het volk Israël achterna. Hij
zal ze wel eens even terughalen.
 De Israëlieten zitten bij hun tenten, de
kinderen spelen in het zand. Ineens horen
ze een vreemd geluid; gedreun? Ze zien
stofwolken. Wat gebeurt er? Al snel
begrijpen ze dat het grote leger van de
farao eraan komt. Vertel van de angst die
ontstaat, ze kunnen geen kant op. Alleen
maar bergen en de zee, waar moeten ze
heen? Boos en angstig gaan ze naar
Mozes. “Mozes, hoe moet dat nu? Moeten
Levend Water – groep 1
we hier allemaal sterven? Dan hadden we
beter slaven kunnen blijven!” Mozes stelt
het volk gerust. “Wees niet bang. De Here
zal voor ons vechten, we hoeven zelf niets
te doen.”
Mozes geeft de opdracht rustig te blijven
en de tenten in te pakken. Ze gaan verder
trekken. De mensen pakken snel hun
spullen bij elkaar. Vertel hoe de wolk van
God nu niet meer voorop gaat, maar
achteraan. De wolk gaat tussen de
Egyptenaren en het volk Israël in. Aan de
kant van de Egyptenaren is de wolk heel
donker, zodat ze daar bijna niks kunnen
zien. Aan de kant van het volk is het licht.
Mozes gaat voorop. Hij loopt door tot hij bij
de zee staat. Dan strekt hij zijn arm met de
staf uit boven de zee. De zee wijkt terug;
er komt een pad! Het water staat links en
rechts als een muur. Zo trekt het volk
dwars door de zee! Vertel hoe de farao er
achteraan gaat en uiteindelijk met heel zijn
leger verdrinkt. Het hele volk Israël komt
veilig aan de kant. De mensen weten nu
dat God hen echt heeft bevrijd van de
Egyptenaren, ze hebben zelf niks gedaan:
wat een machtige God! Ze zingen een lied
om God te bedanken!
Introductie op de les
Wat is er gebeurd in de laatste nacht?
14
Hoofdstuk 13 God straft de farao
HOOFDSTUK 13 - DAG 4
GOD STRAFT DE FARAO
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk samen met de leerlingen de plaat: wat
zie je allemaal? Daarna kan vraag 7 gesteld
worden. Bespreek het moment van het verhaal
dat hierbij past. Hebben de leerlingen wel eens
bij de zee gestaan? Of erin gezwommen? Kun
je overal in het water staan? Wat doen de
golven? Laat het wonder goed uitkomen: God
maakt een pad door de zee! Het volk gaat met
droge voeten naar de overkant: wat een
wonder! Vraag 8 gaat over de farao, hoe het
met hem afloopt. Bespreek ook de andere
vragen. Maak duidelijk dat God doet wat Hij
belooft: Hij brengt Zijn volk naar het beloofde
land. Hij bevrijdt Zijn volk van de farao en Zijn
soldaten! Ook mag naar voren komen dat God
toen en nu alle macht heeft.
Vragen
1. Welke straffen komen er in Egypte?
2. Wat wil God duidelijk maken met alle
plagen?
3. Wat is de tiende plaag die Egypte treft?
4. Wat doet het volk Israël in de avond voor
ze gaan vertrekken?
5. Wanneer vertrekt het volk Israël uit
Egypte?
6. Wat doet de farao als het volk vertrokken
is?
7. Waar is het volk op de plaat? Wat is er
gebeurd?
8. Hoe loopt het af met de farao en zijn
leger?
Levend Water – groep 1
15
Hoofdstuk 13 God straft de farao
HOOFDSTUK 14
IN DE WOESTIJN
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Mara en Elim
Exodus 15: 22 – 16: 31
Bij de berg Sinai
Exodus 19
Het gouden kalf
Exodus 32
In de woestijn
Knieboek

Opwekking kids 17 - Kinderen van de
Vader
Opwekking kids 69 - Uw Woord is een
lamp voor mijn voet
Algemene informatie
Deze week gaan de vertellingen over de tocht
van de Israëlieten door de woestijn.
In de eerste vertelling gaat het over het volk
dat dorst heeft en naar water verlangt. Als ze
eindelijk water vinden, is het water te vies om
te drinken. Door hout in het water te gooien,
wordt het water zoet en kunnen ze er van
drinken. Ook de zorg van God voor zijn volk
komt in dit verhaal naar voren. God geeft de
mensen elke dag brood en vlees.
In de tweede vertelling gaat het over de
ontmoeting van God met zijn volk. Wat een
indrukwekkende gebeurtenis! God daalt af en
met veel vuur, rook, gedonder en bliksem
mogen de Israëlieten God ervaren bij de berg
Sinai.
In de laatste vertelling gaat het over het volk
dat heel snel God en zijn geboden vergeet.
Wanneer Mozes lang wegblijft, halen ze Aäron
over om een gouden beeld te maken. Aäron
maakt een gouden kalf. Het volk viert een
groot feest bij dit beeld. Als Mozes van de
berg afkomt, is hij zeer boos. Ook God is
ontzettend boos en wil niet meer mee met zijn
volk. Het volk wordt gestraft.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 kunnen de leerlingen vertellen dat de
Israëlieten klagen tijdens de tocht over
eten en drinken;
 kunnen de leerlingen vertellen dat God
voor zijn volk zorgt en hen eten en drinken
geeft;
 kunnen de leerlingen vertellen dat God zijn
volk ontmoet bij de berg Sinai;
 weten de leerlingen dat Aäron een gouden
kalf maakt;
 kunnen de leerlingen vertellen dat God en
Mozes ontzettend boos zijn op Aäron en
de Israëlieten.
Liederen
 Alles wordt nieuw 108 - Met Mozes zijn wij
meegegaan
 Opwekking 51 - Dit is mijn gebod
 Opwekking 59 - Mogen de woorden
Levend Water – groep 1
16
Hoofdstuk 14 In de woestijn
HOOFDSTUK 14 - DAG 1
MARA EN ELIM
Verteltekst
Exodus 15: 22 – 16: 31

Achtergrondinformatie
Daar waren de vleespotten tenminste gevuld:
in Egypte zijn de Israëlieten gewend geraakt
aan het goede eten: vis, vlees en allerlei
groentes. In de woestijn hebben ze dit eten
niet.
Omer: ongeveer 2,2 -4,5 liter
Manna: het manna lijkt op brood en smaakt als
een wafel met honing. Elke morgen is de grond
bedekt met manna schilfers, behalve op de
sabbat. Veertig jaar lang, zes dagen in de
week, ligt dit eten voor het oprapen.



Aandachtspunten
 In dit verhaal gaat het over de zorg van
God voor zijn volk. Ondanks het gemopper
van de Israëlieten, blijft God voor ze
zorgen en geeft ze op Zijn tijd eten en
drinken.
 Begin de vertelling vanuit een kind dat
graag iets wil drinken. Hij krijgt geen
drinken, want het drinken is op. Al drie
dagen lang hebben papa en mama de
kruiken niet kunnen vullen met drinken.
Ook de andere gezinnen hebben geen
water meer.
 Dan zien de mensen die vooraan lopen
gelukkig water. Vertel hoe blij ze zijn. De
kinderen en de grote mensen rennen erop
af. Er is eindelijk drinken. Vertel dan
beeldend dat ze water drinken en het
meteen weer uitspugen, want het water is
bitter. Het smaakt vies en is niet te
drinken.
 De mensen klagen en mopperen tegen
Mozes, dat ze na drie dagen eindelijk
drinken hebben gevonden en nu kunnen
ze het niet drinken. Vertel hoe Mozes met
God praat en hoe God Mozes helpt.
 Mozes gooit een stuk hout in het water en
het water wordt zoet. Eindelijk kan
iedereen drinken en de kruiken vullen met
water.
 Even later komen ze op een mooie plek
aan in de woestijn. Er zijn wel twaalf
waterbronnen en zeventig bomen. Wat
een schaduw en er is genoeg drinken voor
iedereen. Vertel hoe het volk hier lekker
kan uitrusten en bijkomen van de lange
reis.
 Wanneer het volk weer verder trekt,
beginnen ze al snel weer te klagen. Vertel
beeldend hoe ze mopperen tegen Mozes.
“Het eten is op. Hoe komen we aan brood?
Levend Water – groep 1
Hier in de woestijn is niets te vinden. In
Egypte hadden we genoeg te eten en
hadden we lekker vlees.”
Vertel dat Mozes het gemopper bij de Heer
brengt. Hij vraagt God om een oplossing.
God geeft het volk eten. Hij geeft brood uit
de hemel: manna.
’s Morgens zien de Israëlieten witte korrels
op de grond bij de tenten liggen. Het
smaakt naar honing.
Elke dag zien de Israëlieten dat God voor
ze zorgt. Ze verzamelen elke dag het
manna en op vrijdag verzamelen ze twee
keer zoveel. Op de sabbat is er geen
manna. ’s Avonds stuurt God kwakkels,
zodat ze ook lekker vlees kunnen eten.
Introductie op de les
Wanneer heb je wel eens hele erge dorst? Wat
doe je dan? Wat doe je als er geen drinken in
de buurt is?
17
Hoofdstuk 14 In de woestijn
HOOFDSTUK 14 - DAG 2
BIJ DE BERG SINAI
Verteltekst
Exodus 19
Introductie op de les
Stel je voor dat volgende week de koning(in)
op bezoek komt in de klas. Hoe gaan we ons
dan klaarmaken? (alles netjes opruimen,
schoonmaken, mooie kleren aan)
Achtergrondinformatie
Hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb:
de vrouwtjesadelaar draagt haar kleintjes op
haar vleugels als zij vliegt. Het verwijst hier
naar de manier waarop de Heer voor zijn volk
zorgt. Hij heeft ze uit het land Egypte bevrijd
en elke dag in de woestijn voor ze gezorgd.
Aandachtspunten
 In deze vertelling gaat het over de
ontmoeting van God met Zijn volk.
 Begin het verhaal dat de Israëlieten bij de
berg Sinaï zijn aangekomen. Ze mogen
hun tenten opzetten en uitrusten. Ze
blijven een jaar lang op deze plek.
 Vertel dat Mozes de berg opklimt en praat
met God. Mozes moet aan het volk vragen
of het volk wil luisteren naar God. Als ze
ja-zeggen en willen luisteren naar God,
dan belooft God dat Hij altijd de God van
Israël zal blijven.
 Mozes gaat van de berg af en vertelt tegen
het volk wat God verteld heeft. Het volk
zegt allemaal tegelijk: “We zullen alles
doen wat de Heer heeft gezegd.”
 Als Mozes dit tegen God vertelt, zegt God
dat Hij naar zijn volk toekomt. Voor deze
ontmoeting moeten de mensen zich
wassen en hun kleren wassen.
 Vertel beeldend hoe iedereen in het
tentenkamp druk is met wassen van kleren
en zichzelf wassen. En dat ze alles mooi
en schoonmaken, want over drie dagen
zullen ze God ontmoeten.
 Vertel beeldend hoe God zijn volk
ontmoet:
met
donderslagen,
bliksemschichten, in de wolk, met vuur en
rook, er is een zware aardbeving. Iedereen
beeft. De mensen mogen niet dicht bij de
berg komen. Niemand, ook de dieren niet,
mogen de berg aanraken, want God is
daar. God is heilig. Het volk luistert goed
naar al deze opdrachten en vol eerbied
blijven ze op afstand kijken naar de berg.
Iedereen beeft. Vol ontzag ontmoeten ze
hun God.
 Even later mag Mozes samen met zijn
broer Aäron de berg op. Op de berg vertelt
God aan Mozes de tien woorden. Dit is de
wet, zoals we die elke week in de kerk
mogen horen.
Levend Water – groep 1
18
Hoofdstuk 14 In de woestijn
HOOFDSTUK 14 - DAG 3
HET GOUDEN KALF

Verteltekst
Exodus 32
Achtergrondinformatie
Smolt hij om: Aäron smelt de gouden sieraden,
om deze te gebruiken voor het beeld. Het gaat
waarschijnlijk om een houten beeld met goud
overtrokken.
Jouw volk: God noemt het niet meer Mijn volk,
maar zegt tegen Mozes jouw volk. God neemt
afstand van zijn volk.
De Here God wil geen God meer zijn van
het volk. Maar Mozes praat met God en
vraagt om vergeving. Maar God geeft het
volk een straf. Hij gaat niet meer verder
mee met het volk, maar hij stuurt een
engel om het volk verder de weg te wijzen.
Introductie op de les
Neem een beeld(je) mee. En vraag aan de
kinderen: bidden wij tot een beeld(je)? Kan
een beeld luisteren en je horen? Praat er even
kort over door.
Aandachtspunten
 In dit verhaal gaat het over het volk dat
onder leiding van Aäron een gouden kalf
maakt, als Mozes op de berg Sinai is.
 Begin het verhaal met te vertellen dat
Mozes al 40 dagen en 40 nachten weg is
(bijna een hele zomervakantie). Hij is de
berg opgeklommen en is nog niet
teruggekomen. Vertel dat het volk
ongeduldig wordt. “Waar blijf Mozes? Hij is
al zolang weg! Wie brengt hen verder door
de woestijn naar het beloofde land als
Mozes niet terugkomt?” De mensen willen
graag zelf hun God zien.
 De mensen gaan naar Aäron toe en
zeggen dat ze god willen zien. Aäron moet
een god voor ze maken.
 Vertel dat Aäron meegaat in het plan van
het volk. Aäron vergeet om God eerst te
vragen wat hij moet doen. Hij verzamelt
goud en smelt het om tot een kalf. De
mensen hebben gouden sieraden genoeg.
Die hadden ze gekregen van de
Egyptenaren toen ze het land uitvluchtten.
 Wanneer het beeld klaar is, gaan de
mensen er voor knielen. Iedereen, ook
Aäron, is de geboden van God vergeten.
Ze gaan zelfs een feest vieren bij het
beeld!
 God zegt tegen Mozes dat hij naar het volk
terug moet gaan en maar moet kijken wat
daar voor ergs gebeurt.
 Vertel het handelen van Mozes beeldend.
Mozes komt naar beneden van de berg af
met de twee stenen platen. Hij ziet het
gouden kalf en ziet en hoort het feest dat
de mensen er voor geven. Mozes is
woedend. Hij is zo boos dat hij de twee
stenen platen, die hij van God heeft
gekregen, aan de voet van de berg
stukgooit. Dan grijpt Mozes het gouden
beeld en gooit het in het vuur en maakt het
helemaal stuk. Het as dat overblijft, gooit
hij in water en dit water moeten de mensen
opdrinken.
Levend Water – groep 1
19
Hoofdstuk 14 In de woestijn
HOOFDSTUK 14 - DAG 4
IN DE WOESTIJN
KNIEBOEK
Plaat
Bespreek de plaat. Wat doen de mensen op de
plaat? Wat rapen ze op? Hoe komt het daar?
Ga even kort door op het leven in de woestijn
wonen in tenten, rondtrekken etc.
Bespreek vervolgens de vragen.
Vragen
1. Waar mopperen de Israëlieten over als ze
door de woestijn lopen en op weg zijn naar
het beloofde land?
2. Hoe zorgt God dat het bittere water lekker
gaat smaken?
3. Welk eten geeft God de Israëlieten elke
dag?
4. Komt er elke dag manna uit de hemel?
Welke regels geeft God ze voor het rapen
van de manna?
5. Bij welke berg mag het volk heel lang
uitrusten?
6. God wil het volk ontmoeten. Hoe maken
de mensen zich klaar?
7. Wat gebeurt er als God het volk ontmoet?
8. Wat geeft God aan Mozes op de berg?
Levend Water – groep 1
20
Hoofdstuk 14 In de woestijn
HOOFDSTUK 15
BIJNA IN HET BELOOFDE LAND
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Tabernakel
Exodus 25: 1 – 9
Exodus 35: 4 – 36: 7
De twaalf verspieders
Numeri 13: 1 – 14: 38
Water van Meriba en dood Aäron
Numeri 20: 2 – 13 en 22 – 29
Bijna in het beloofde land
Knieboek



Algemene informatie
In deze week zijn de tegenstellingen tussen de
verhalen groot. Uit het verhaal van de
tabernakel blijkt dat het volk voor God leeft en
daarna lijkt het of ze het zijn vergeten. God wil
voor Zijn volk zorgen en komt dichtbij. Maar
het volk vindt het moeilijk om op Hem te
blijven vertrouwen.
In de eerste vertelling maakt het volk de
tabernakel. God legt precies uit hoe alles eruit
moet zien. Het volk geeft enorm veel
bezittingen en maakt prachtige voorwerpen
voor God. Alles in de tabernakel heeft
betekenis en is tot eer van God. De mensen
krijgen een plaats om God te eren en om
vergeving te vragen.
In de tweede vertelling worden er twaalf
verspieders uitgestuurd om het beloofde land
te bekijken. Het land is prachtig, maar er
wonen ook sterke mensen. De verspieders
Kaleb en Jozua geloven dat God dit land aan
hen geeft. God zal helpen om er te gaan
wonen. Maar de andere tien verspieders
zorgen ervoor dat het volk gaat twijfelen en
dat ze bang worden. Hun vertrouwen in God is
weg en ze willen Jozua en Kaleb zelfs doden.
God is woedend over ongeloof en wil alleen
verder met Mozes. Mozes treedt op als
middelaar. Het volk wordt niet gedood, maar
krijgt straf. De eerste veertig jaar moet het volk
in de woestijn blijven en de meesten zullen
sterven. Alleen Jozua en Kaleb zullen blijven
leven, omdat zij wel hebben geloofd.
In het derde verhaal is er geen water meer.
Het volk is ongerust en vertrouwt niet op Gods
zorg. God vertelt precies aan Mozes hoe het
wonder moet gebeuren, maar uit frustratie
handelt Mozes anders. God krijgt niet de eer
voor dit wonder, daarom krijgt Mozes straf. Hij
mag het beloofde land niet binnengaan.
kunnen de leerlingen vertellen wat de
twaalf verspieders in het beloofde land
zien en meenemen;
weten de leerlingen waarom het volk het
beloofde land niet in mag;
kunnen de leerlingen vertellen wat Mozes
en Aäron verkeerd hebben gedaan bij
Meriba;
weten de leerlingen dat God nog steeds
voor ons zorgt en dichtbij is.
Liederen
 Alles wordt nieuw IV, 2 - Mozes
 Jan Visser - Verspieders
 Timotheüs deel 1, nr.82 - Twaalf
verspieders
 Timotheüs deel 2, nr.222 - Is je deur nog
op slot
 Timotheüs deel 2, nr. 280 - Weet je 't wel,
je bent een tempel
Extra suggestie
 boekje 'Het huis van Goud'
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 weten de leerlingen dat God dichtbij het
volk wil wonen;
 weten de leerlingen dat God precies zegt
hoe de tabernakel eruit moet zien;
Levend Water – groep 1
21
Hoofdstuk 15 Bijna in het beloofde land
HOOFDSTUK 15 - DAG 1
TABERNAKEL
Verteltekst
Exodus 25: 1 – 9
Exodus 35: 4 – 36: 7

Aandachtspunten
 Leg in deze vertelling de nadruk op het feit
dat God dicht bij zijn volk wil wonen. God
geeft opdracht om een tent voor Hem te
maken: de tabernakel. God is heel
belangrijk en heeft recht op het
allermooiste. Alle spullen die voor de
tabernakel worden gebruikt, zijn prachtig
en speciaal voor Hem.
 In deze vertelling is het de bedoeling dat u
de tabernakel zichtbaar maakt. Geef een
soort rondleiding door tabernakel.
 Start de vertelling met een jongen die zijn
moeder van alles ziet opzoeken: stoffen,
sieraden en haar koperen spiegel. (Laat
eventueel mooie kleden en sieraden zien.)
“Mam, waarom zoekt u al deze spullen
op?”. Laat de moeder uitleggen dat God
Mozes de opdracht heeft gegeven een
prachtige tent te maken, die meegenomen
kan worden. God wil heel dicht bij de
mensen wonen. Net als de mensen, gaat
God ook wonen in een tent.
 Overal
zoeken
mensen
prachtige
geschenken uit voor God. Iedereen wil
meehelpen. Vrouwen maken van wol
prachtige kleden. Kunstenaars gaan aan
de slag. Er worden prachtige kleden
gemaakt en van het goud voorwerpen voor
in de tent. Op de berg heeft God tegen
Mozes precies gezegd hoe alles eruit moet
zien. Benadruk dat God bepaalt hoe de
tabernakel eruit ziet.
 De mensen maken heel veel mooie
spullen voor God. Er komt zelfs zoveel dat
de kunstenaars tegen Mozes zeggen dat
ze genoeg hebben. Er is genoeg om de
tabernakel precies zo te maken als God
wil.
 Dan komt de dag dat alles klaar is. Vertel
dat de mensen blij zijn. In het midden van
het kamp staat nu de tabernakel. God is zo
dichtbij.
 Vertel via het kind dat met zijn ouders naar
de tent van God gaat, de tabernakel. Laat
de vader uitleggen wat de jongen allemaal
ziet. “Kijk, daar is de tent van God”, zegt
vader. “Maar ik kan het nog helemaal niet
zien, er zit een soort schutting om heen
van allemaal witte kleden. Hoe moeten we
naar binnen?”, vraagt de jongen. Ga dan
stapje voor stapje de tabernakel bekijken.
Geef een rondleiding door de tabernakel
Levend Water – groep 1



door de ogen van de jongen. Gebruik
plaatmateriaal of een maquette.
Eerst ziet de jongen een omheining van
witte kleden. Je kan niet zomaar bij de
tabernakel komen. De plek waar God
woont is heilig. Hij wil dat alles in en
rondom de tent volgens Zijn regels wordt
uitgevoerd. Je moet door een prachtige
poort die heel wijd is. Iedereen is welkom.
Als je door de poort binnenstapt, kom je op
het voorhof. Voor je zie je de grote tent,
maar ook het brandofferaltaar en het
wasvat. Allerlei mensen komen binnen om
een offer te brengen. Leg uit wat er
gebeurt bij het brandofferaltaar. Iets
verderop, dichterbij de tabernakel, staat
het watervat. Alle koperen spiegels die de
vrouwen hebben gegeven zijn er in
verwerkt. De priesters moeten zich wassen
om de tent in te gaan.
Vertel dat de jongen vol ontzag naar de
tabernakel kijkt. Je kan niet in de
tabernakel kijken. Leg uit dat alleen
priesters naar binnen mogen om hun werk
te doen bij de gouden tafel met
toonbroden, de kandelaar en het
reukofferaltaar. Alle voorwerpen laten zien
dat God voor zijn volk wil zorgen en dat ze
bij Hem welkom zijn om Hem te eren en
vergeving
te
vragen.
Alleen
de
hogepriester Aäron mag een keer per jaar
in het allerheiligste van de tabernakel
komen. De ark staat achter een mooi
kleed.
Iedereen kan zien dat God in de
tabernakel woont. Hij wil heel dicht bij Zijn
volk zijn.
Introductie op de les
Als jij iets moois aan God mag geven, wat geef
jij dan?
Extra suggestie
 kleden, sieraden (start vertelling)
 plaatmateriaal tabernakel en voorwerpen
via internet: Bijbels museum,
 stapstenen groep 5
 knieboekplaat groep 3 tabernakel feest
 boekje: Het huis van goud
22
Hoofdstuk 15 Bijna in het beloofde land
HOOFDSTUK 15 - DAG 2
DE TWAALF VERSPIEDERS
Verteltekst
Numeri 13: 1 – 14: 38
Achtergrondinformatie
Twintig jaar en ouder: alle mensen die de
wonderen en tekenen in Egypte hebben
gezien.
Zij
worden
als
volwassen
aangesproken en zijn verantwoordelijk voor
hun ongeloof.
Enakieten: waarschijnlijk zijn deze reuzen 4,5
meter lang en 2 meter breed.

Aandachtspunten
 De tegenstelling met de vorige vertelling is
groot. De orde en gehoorzaamheid van het
volk slaat om in klagen en mopperen. God
is zo dichtbij, maar ze kunnen geen
vertrouwen opbrengen dat Hij hen helpt
om in het beloofde land te gaan wonen. Dit
wantrouwen en ongeloof zorgt voor de
strenge straf die God het volk oplegt. Ze
mogen het beloofde land niet ingaan, pas
na veertig jaar.
 Start de vertelling dat de verspieders, de
spionnen, op weg zijn. Leg uit dat de
spionnen het Beloofde Land gaan
bekijken. Ze willen weten hoe het er uit ziet
en hoe sterk de inwoners zijn. God heeft
beloofd dat het een prachtig land is. Laat
naar voren komen dat de mannen diep
onder de indruk zijn. Er is heel veel te
eten. “Wow, moet je hier kijken. Dit zijn de
grootste druiventrossen die ik ooit heb
gezien. Ja, laten we die meenemen naar
Mozes en het volk.”
 Maar er wonen ook andere mensen in het
beloofde land. Ze hebben huizen, sterke
steden en werken op het land. Als God wil
dat het volk er gaat wonen, moeten deze
mensen weg. “Dat gaat ons nooit lukken.
Kijk eens, hoe sterk en groot ze zijn! Dat
kunnen wij zelf niet winnen.”
 Als ze terugkomen bij het volk, loopt
iedereen uit om de verhalen te horen en
de druiventros te bewonderen. Iedereen is
blij als ze horen hoe mooi het land is.
Benadruk dat Kaleb en Jozua aangeeft dat
hij er alle vertrouwen in heeft. Zij zijn ervan
overtuigd dat God hen echt laat winnen.
 Maar de andere verspieders vinden dat de
mensen in beloofde land veel te sterk zijn.
“Het gaat echt niet lukken. Er wonen zelfs
reuzen!” Het volk wordt heel erg bang en
er wordt gehuild. Ze willen terug naar
Egypte.
 Ontzet horen Mozes, Aäron, Jozua en
Kaleb wat er gebeurt. “Nee, dit mogen de
Levend Water – groep 1

mensen niet zeggen. God heeft het nieuwe
land beloofd en zal echt helpen.” Vertel dat
ze hun kleren scheuren en op de grond
vallen. Het is echt heel erg dat het volk
God niet vertrouwt.
Het volk wordt woedend op Mozes, Aäron,
Jozua en Kaleb. “Jullie horen toch wat de
verspieders zeggen. Het land is mooi,
maar er wonen sterke mensen. Hoe
kunnen we dan winnen? Ga weg.”
Sommige mensen pakken zelfs stenen van
de grond om naar hen toe te gooien. Maar
dan gaat de wolk van God opeens omlaag,
de tabernakel in. Dit is het teken dat God
Mozes wil ontmoeten.
Vertel dat het volk buiten staat te wachten.
“Wat zal God tegen Mozes zeggen?” Gods
antwoord is hard en echt een straf. “Jullie
willen het land niet ingaan? Nu mogen
jullie het land niet ingaan! God is sterk en
machtig genoeg om jullie het beloofde land
te geven, maar jullie hebben niet op Hem
vertrouwd. De komende veertig jaar
moeten jullie in de woestijn wonen.
Iedereen zal doodgaan. Alleen jullie
kinderen mogen het land in.” Jozua en
Kaleb mogen wel het land in, omdat zij in
God blijven vertrouwen
Introductie op de les
Hoe is God met het volk op reis?
23
Hoofdstuk 15 Bijna in het beloofde land
HOOFDSTUK 15 - DAG 3
WATER VAN MERIBA EN DOOD AÄRON
Verteltekst
Numeri 20: 2 – 13 en 22 – 29
Achtergrondinformatie
Waren wij ook maar omgekomen: deze
mensen zijn in leven gebleven na de opstand
van Korach.
Geen ontzag voor mijn heiligheid: in het
uitvoeren van Gods opdracht laat Mozes geen
vertrouwen op God zien. Hij laat zijn eigen
woede de vrije loop en geeft geen ruimte aan
Gods wonder.

Aandachtspunten
 Tijdens de hele reis in de woestijn zorgt
God voor eten en drinken. Maar telkens
weer is er gemopper en weinig vertrouwen
op God. Het eindeloze gezeur maakt
Mozes en Aäron woedend, waardoor zij
Gods opdracht niet correct uitvoeren. God
krijgt niet alle eer voor dit wonder. Door
hun voorbeeldfunctie is de straf die God
geeft groot. Zij mogen het beloofde land
niet in.
 Start de vertelling dat het volk ongerust is
over het eten. “Er is geen drinken meer.
Wat moeten we nu? We gaan dood als er
niet snel water wordt gevonden. Het eten
is ook saai. In Egypte hadden we lekker
fruit en vlees.” De mensen zijn het zo zat,
dat ze naar Mozes en Aäron gaan.
 Mozes weet dat het volk tegen God
moppert
en
hij
gaat
naar
de
Ontmoetingstent. Als Mozes in de
Ontmoetingstent is, hangt de wolk van
Gods majesteit boven de tent. Iedereen
weet dat God dichtbij is. Vertel Gods
opdracht heel precies, zodat de leerlingen
het verschil tussen de opdracht en de
uitvoering kunnen horen.
 Vertel dat Mozes iedereen bij een rots laat
samenkomen. Boos kijkt hij de mensen
aan. “Jullie mopperen zo enorm veel! Wij
zullen ervoor zorgen dat er water uit de
rots komt.” Mozes slaat in zijn woede twee
keer op de rots. Vraag aan de leerlingen
wat Mozes anders doet dan God heeft
gezegd.
 Leg uit dat de straf die God geeft heel
zwaar is. Mozes en Aäron mogen het
beloofde land niet in. “Mozes, jij had aan
de mensen moeten laten zien dat Ik water
uit de rots laat komen. Nu lijkt het of jij
wonderen kan doen”, zegt God.
 Herhaal dat Aäron de hogepriester is. Hij is
de belangrijkste priester over alle priesters
en mag een keer in het jaar in het
Levend Water – groep 1
allerheiligste komen. Maar wie zal de
volgende hogepriester worden? Aäron
mag het nieuwe land niet in. Voor het oog
van het hele volk gaan Mozes, Aäron en
zijn zoon Eleazar naar boven.
Vertel
beeldend
dat
Aäron
zijn
priesterkleding uittrekt, Mozes geeft het
aan Eleazar. “Jij wordt de nieuwe
hogepriester. Deze kleren laten zien dat jij
werkt voor God.” Bovenop de berg sterft
Aäron. Het volk is heel verdrietig en
denken er wel dertig dagen aan.
Introductie op de les
Wat is een woestijn?
24
Hoofdstuk 15 Bijna in het beloofde land
HOOFDSTUK 15 - DAG 4
BIJNA IN HET BELOOFDE LAND
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk met de leerlingen de plaat. Laat de
leerlingen beschrijven wat ze zien. Het land is
mooi. Welke fruitbomen staan er op de plaat?
Wat is bijzonder aan de mannen die de
manden met druiven dragen? Kunnen de
leerlingen vertellen waarom de verspieders
bang worden? Leg aan de leerlingen uit dat
God dit prachtige land aan Zijn volk wil geven.
Het volk hoeft niet bang te zijn als ze Hem
vertrouwen.
Vragen
Bespreek de volgende vragen:
 Wat mag het volk voor God gaan maken?
 Wat wordt er allemaal gedaan om de
tabernakel te maken?
 Wat gaan de mensen doen in de
tabernakel?
 Op welke manier zorgt God voor jou en is
Hij heel dichtbij?
 Wat zien de twaalf verspieders in het
beloofde land?
 Waarom willen de mensen het beloofde
land niet binnen gaan?
 Wat voor straf geeft God aan het
ongelovige volk?
 Wat doen Mozes en Aäron verkeerd bij
Meriba?
Levend Water – groep 1
25
Hoofdstuk 15 Bijna in het beloofde land
HOOFDSTUK 16
DE NIEUWE LEIDER
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4
De koperen slang, Mozes naar de
hemel
Numeri 21: 4 – 9
Deuteronomium 34
Jozua, de nieuwe leider van het
volk
Jozua 1
Rachab gered door geloof
Jozua 2
De nieuwe leider
Knieboek
kunnen de leerlingen vertellen wat de
spionnen aan Rachab beloven.
Liederen
 Op Toonhoogte 305 - Wees standvastig
 Opwekking 42 - ‘k Stel mijn vertrouwen
 E&R 215 - Rachab
 Elly & Rikkert - Wees niet bang
 Alles wordt nieuw - Mozes
 Alles wordt nieuw - Zomaar te gaan…
Algemene informatie
In het eerste verhaal wordt verteld dat het volk
moppert op God en Mozes. Als straf stuurt
God giftige slangen, waardoor er veel mensen
sterven. Het volk vraagt Mozes om voor hen te
bidden, ze hebben er spijt van. De koperen
slang wordt op een stok rechtop in de grond
gezet en iedereen die in geloof daar aar kijkt,
blijft in leven. Ook in dit eerste verhaal komt
aan de orde dat Mozes afscheid neemt van het
volk. Hij draagt zijn leiderschap over aan
Jozua. Op de berg laat God hem het beloofde
land zien. Daarna sterft Mozes.
In de tweede vertelling belooft God aan Jozua
dat hij hem zal helpen. God zal het volk het
beloofde land geven. Jozua instrueert het volk
en het volk reageert met vertrouwen in het
leiderschap van Jozua. Ze beloven dat ze naar
hem zullen luisteren zoals ze ook naar Mozes
geluisterd hebben.
In het derde verhaal gaat het over de spionnen
die Jericho gaan verkennen. Ze brengen de
nacht door bij Rachab en zij beschermt hen
door hen te verstoppen voor de soldaten van
Jericho. Rachab toont in haar woorden haar
geloof in de God van Israël en vraagt
bescherming van haar en haar familie. Als
teken moet zij het rode koord uit haar raam
hangen. Als de spionnen bij Jozua terug zijn
spreken zij hun geloof uit dat God hen de
overwinning zal geven.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
kunnen de leerlingen vertellen waarom
er giftige slangen komen;
kunnen de leerlingen vertellen hoe de
mensen gered worden van de slangen;
weten de leerlingen dat Mozes sterft
en dat Jozua zijn opvolger wordt;
weten de leerlingen dat God Jozua zal
helpen als leider ;
weten de leerlingen wat de twee
verspieders meemaken in Jericho;
Levend Water – groep 1
26
Hoofdstuk 16 De nieuwe leider
HOOFDSTUK 16 - DAG 1
DE KOPEREN SLANG, MOZES NAAR DE HEMEL

Verteltekst
Numeri 21: 4 – 9
Deuteronomium 34
Achtergrondinformatie
Om Edom heen trekken: doordat het volk om
Edom heen moet trekken maken ze een lastige
tocht door een droge woestijn.
Giftige slangen: waarschijnlijk gaat het hier om
hoornslangen die veel voorkomen in die
streek. De beet van deze slang veroorzaakt
pijn die te vergelijken is met de pijn van een
brandwond.
Een koperen slang: God geeft een
mogelijkheid om aan de straf te ontkomen. In
Johannes 3:14 en 15 wordt de slang gezien als
voorafschaduwing van de gekruisigde en
opgestane Christus.


Aandachtspunten
 Deze vertelling kent twee essenties. Dat
maakt het lastig om de aandacht vast te
houden. Zorg daarom voor voldoende
vaart in het verhaal.
 De eerste kern is de straf die God geeft op
het gemopper van het volk. In plaats van
direct in de behoefte van de Israëlieten te
voorzien, stuurt Hij als straf de slangen.
God wil dat Hij om hulp wordt gevraagd.
En hulp geeft Hij: de enige manier om
gered te worden, is gelovig de blik op de
koperen slang te richten.
 De tweede kern in het verhaal is dat
Mozes sterft. Hij mag niet mee het nieuwe
land in. Mozes is daar verdrietig over,
maar de Here God laat Hem vanaf een
berg het nieuwe land zien.
 Vertel dit verhaal vanuit Mozes. Hij hoort
het gemopper van het volk: “Waren we
maar nooit weg gegaan uit Egypte! Nu
lopen we maar in de woestijn, alles is
droog, overal zand en het is zo warm.
Hadden we maar nooit naar Mozes
geluisterd. Nu hebben we niet eens water
en brood! Alleen maar manna, elke dag.
We zullen vast sterven hier in de
woestijn!”.
Mozes
schrikt
van
dit
gemopper, want het volk moppert eigenlijk
tegen God!
 Vertel dat God dit gemopper heel erg
vindt. Hij zorgt zo goed voor het volk, maar
ze blijven mopperen. Daarom stuurt Hij als
straf slangen naar het volk. Ze kruipen
tussen de tenten door, zelfs in de tenten!
En.. ze bijten! Dat doet zeer, maar is ook
heel gevaarlijk. De slangen zijn giftig, als je
erdoor gebeten wordt, zal je sterven!
Levend Water – groep 1



De mensen zijn heel bang. Ze proberen
weg te rennen, maar van alle kanten
komen slangen. Ze proberen zich te
verstoppen, maar de slangen zitten overal.
Moeders tillen hun kleine kinderen op. De
mensen huilen van angst! Maar het helpt
allemaal niets, veel mensen worden
gebeten en veel mensen sterven.
De mensen die niet gebeten zijn gaan naar
Mozes. “Help ons Mozes! We hebben er
spijt van dat we hebben gemopperd. Wil jij
bidden of God de slangen weer wil
wegsturen?” Mozes bidt, maar de Here
stuurt niet zomaar de slangen weg. Hij wil
dat de mensen eerst laten zien dat ze
geloven wat Hij zegt. Ze moeten laten zien
dat ze op de Here vertrouwen!
Vertel dat Mozes een slang maakt van
koper en op een stok rechtop in de grond
steekt. De mensen die vertrouwen en naar
de slang kijken, blijven leven! De mensen
worden weer beter, de slangen verdwijnen
weer de woestijn in.
Vertel dat het volk nu bijna bij het nieuwe
land is. Mozes neemt afscheid van het
volk. Hij praat nog een keer tegen het volk:
“Zullen jullie goed naar de Here God
luisteren? Als jullie doen wat Hij zegt, dan
zullen jullie het goed hebben in het nieuwe
land. Jozua wordt vanaf nu jullie leider.
Luister ook goed naar hem.”
Mozes gaat de berg op. Vanaf daar laat
God hem het land zien. Wat is het mooi! Er
groeien veel bomen en planten, er zijn
rivieren, het is een prachtige plek om te
wonen!
Mozes sterft op de berg en de Here God
begraaft hem. Mozes is heel oud
geworden, wel 120 jaar. Maar hij leek geen
oud mannetje! Tot op het laatst is hij nog
sterk en kan hij nog goed zien.
Introductie op de les
Waarom blijft het volk zo lang in de woestijn?
27
Hoofdstuk 16 De nieuwe leider
HOOFDSTUK 16 - DAG 2
JOZUA, DE NIEUWE LEIDER VAN HET VOLK
Verteltekst
Jozua 1
Achtergrondinformatie
Jozua: betekent: Jehova is verlossing. Het volk
wordt er zo aan herinnerd, dat Jozua op God
vertrouwt. De naam Jezus heeft dezelfde
betekenis.
Wees vastberaden en standvastig: een
aansporing die vaak wordt herhaald. Wanneer
Jozua en het volk vertrouwen op God en hem
gehoorzamen, hebben zij niets te vrezen.
Want God zal voor hen strijden!
Weerbare mannen: iedereen boven de 20.

drinken zorgen. Want over drie dagen,
zullen ze de rivier oversteken, naar het
nieuwe land. Het land dat God hen zal
geven!
Het volk vertrouwt Jozua. Ze zeggen dat
ze zullen doen wat hij zegt. Zoals ze ook
altijd naar Mozes hebben geluisterd.
Introductie op de les
Wat betekent het als je ‘dapper’ bent?
Aandachtspunten
 De kern van dit verhaal ligt in het nakomen
van de belofte die God heeft gedaan aan
Abraham, Isaak, Jakob en later ook aan
Mozes. God geeft het beloofde land in
bezit van Israël! God spoort Jozua aan om
dapper en moedig te zijn, vertrouwen te
hebben en te gehoorzamen. Dan heeft hij
niets te vrezen. God zelf zal de
overwinning geven!
 Jozua
zelf
kiest
niet
voor
een
leidinggevende positie. Het is God die hem
roept. Jozua is een van de twaalf
verspieders die eerder het beloofde land
verkenden. Samen met Kaleb was Jozua
ervan overtuigd dat de Heer hen de
overwinning zou geven.
 Vertel dit verhaal vanuit Jozua. Maak de
leerlingen vertellend duidelijk dat hij voor
een moeilijke opdracht staat en de grote
leider Mozes moet vervangen. Dat is niet
makkelijk.
 Maar dan praat God tegen hem! Jozua
hoeft zich geen zorgen te maken. God is
bij hem! Benadruk dat God Jozua eerst
een heleboel beloften geeft: Ik ga jullie het
land geven, elk stukje waar je zult lopen
wordt van jullie en Ik zal altijd bij jullie zijn.
Ook belooft God aan Jozua dat hij Jozua
net zo zal helpen als hij altijd bij Mozes
heeft gedaan.
 De opdracht die Jozua krijgt is dat hij
dapper moet zijn, vol vertrouwen op God.
Jozua moet God gehoorzamen en doen
wat God wil. Dan zal God altijd bij hem zijn
om hem te helpen. Dat zegt God wel drie
keer tegen Jozua. Zo belangrijk zijn die
woorden. Het succes van Jozua zal
afhangen van het luisteren naar Gods
Woord.
 Vertel dat Jozua het volk opdrachten geeft.
Iedereen moet voor genoeg eten en
Levend Water – groep 1
28
Hoofdstuk 16 De nieuwe leider
HOOFDSTUK 16 - DAG 3
RACHAB GERED DOOR GELOOF
Verteltekst
Jozua 2

Achtergrondinformatie
Vlas: van vlas kan garen gespind worden. De
stengels van vlas worden wel een meter lang.
Ze worden op het dag van de huizen
uitgespreid om ze te laten drogen.
Oversteekplaatsen: plaatsen waar het water
normaal gesproken niet meer dan een meter
diep was.
In
de
stadsmuur:
uit
archeologische
opgravingen in Jericho kan worden afgeleid
dat sommige huizen van Jericho op de
stadsmuren waren gebouwd, terwijl andere in
de muur waren gebouwd. Dat laatste gold voor
het huis van Rachab.

Aandachtspunten
 De essentie van dit verhaal is hoe het volk
wordt bemoedigd door de woorden van de
twee verspieders bij hun terugkomst. Wat
een vertrouwen in God spreekt er uit hun
woorden! God heeft hen het land in
handen gegeven, de inwoners zijn
doodsbang. Het sturen van de beide
verspieders is een daad van wijsheid en
niet van ongeloof. Ook brengt het bezoek
van de verspieders aan Jericho redding
aan Rachab en haar familie.
 Vertel dit verhaal vanuit één van de twee
spionnen. Ze krijgen van Jozua de
opdracht om het land te verkennen, maar
vooral de stad Jericho. Vertel hoe de
verspieders door de stad lopen: zijn er veel
soldaten? Ze zien dat er huizen op de
muren staan.
 Als het nacht wordt, zoeken ze een plek
om te slapen. Ze kloppen aan de deur van
een herberg. Daar kun je een nacht slapen
en je kunt er eten. De herberg is van
Rachab. Vertel dat deze herberg op de
stadsmuur is gebouwd.
 Vertel dat er ’s nachts hard op de deur van
de herberg wordt gebonsd! “Rachab, doe
open! Wij zijn soldaten van de koning en
we zijn op zoek naar spionnen van Israël.
Ze zijn gevaarlijk, we willen ze gevangen
nemen! We weten dat ze bij jou in de
herberg zijn!”
 Vertel dat de spionnen ook wakker zijn
geworden. Wat zal Rachab nu doen? Zal
ze hen verraden?
 Op het dak verstopt Rachab hen. Er liggen
daar grote balen vlas en stro. Daaronder
moeten de spionnen stil gaan liggen.
Benadruk dat ze dit doet uit geloof in de
Levend Water – groep 1
God van Israël. Ze gelooft dat Hij de ware
God is.
Rachab stuurt de soldaten de verkeerde
kant op. Rachab heeft de spionnen gered!
Vertel wat Rachab hen zegt en leg de
nadruk op haar geloof en vertrouwen in de
Here, terwijl ze niet eens bij het volk Israël
hoort! Ze vraagt om een belofte dat zij en
haar familie gespaard mogen blijven.
De spionnen ontsnappen via het rode
koord en verstoppen zich drie dagen in de
bergen voor de soldaten van Jericho.
Daarna gaan de spionnen terug naar
Jozua en vertellen hem alles. Leg de
nadruk op het geloof van de spionnen. Ze
hebben de sterke stad Jericho gezien en
de soldaten. Maar ze weten nu al dat ze
met de hulp van de Here zullen winnen!
Introductie
Wie is de nieuwe leider van het volk?
29
Hoofdstuk 16 De nieuwe leider
HOOFDSTUK 16 - DAG 4
DE NIEUWE LEIDER
KNIEBOEK
Plaat
Op de plaat staat Mozes met de koperen slang
in zijn hand.
Vraag de leerlingen wat er op de plaat allemaal
te zien is. Waarom kijken de mensen bang?
Waarom grijpt iemand naar zijn voet? Laat de
leerlingen het verhaal vertellen. Betrek de
eerste twee vragen daarbij. De volgende
vragen gaan over de overige verhalen van de
afgelopen week.
Vragen
1. Waarom komen er giftige slangen bij het
volk Israël?
2. Hoe worden de mensen gered?
3. Wat gebeurt er met Mozes?
4. Wie wordt de nieuwe leider van het volk?
5. Wat moeten de twee verspieders gaan
doen in Jericho?
6. Wie helpt de verspieders?
7. Wat beloven de verspieders aan Rachab?
8. Wat vertellen de verspieders aan Jozua?
Levend Water – groep 1
30
Hoofdstuk 16 De nieuwe leider
HOOFDSTUK 17
JOZUA
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Jozua, de overtocht
Jozua 3 en 4
Jericho
Jozua 6: 1 – 27
De Chiwwieten
Jozua 9: 1 – 27
Jozua
Knieboek



Elly en Rikkert - De muren van Jericho
(Staat op: Kom en zie, Kom maar gewoon)
Opwekking kids 26 - Liedje in mijn hart
Opwekking kids 220 - God is zo groot
Opwekking kids 252 - Ik wil klappen voor
God
Algemene informatie
Deze week gaan de vertellingen over de
eerste daden van Jozua als leider.
In de eerste vertelling komt dit al goed naar
voren, doordat God het volk door de Jordaan
leidt. Jozua leidt het volk droogvoets naar de
overkant, terwijl de priesters met de ark in de
rivier staan. Deze gebeurtenis laat zien dat
God Jozua echt als leider heeft aangesteld.
Een monument van twaalf stenen herinnert
het volk aan de doortocht.
In de tweede vertelling gaat het over de
inname van Jericho. Het volk loopt elke dag in
een stoet om de stad heen. Op de zevende
dag gaan ze zeven keer om de stad.
Vervolgens nemen ze onder luid geschreeuw
de stad in, zonder te vechten. Wat een
overwinning!
De derde vertelling gaat over het plan van de
Chiwwieten om vrede te sluiten met Jozua en
het volk Israël. De Chiwwieten doen alsof ze
van heel ver komen. Jozua gelooft de mannen
en sluit vrede. Hij vraagt God niet om raad. Na
drie dagen ziet Jozua dat hij bedrogen is door
de Chiwwieten. Als straf moeten de
Chiwwieten levenslang slavenwerk verrichten
voor het volk Israël.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 kunnen de leerlingen vertellen hoe het volk
Israël de rivier de Jordaan oversteekt;
 kunnen de leerlingen vertellen wat de
twaalf stenen betekenen die Jozua
neerzet;
 kunnen de leerlingen vertellen hoe het volk
Jericho inneemt;
 weten de leerlingen dat Rachab en haar
familie bewaart blijven;
 kunnen de leerlingen vertellen welk plan
de Chiwwieten hebben bedacht.
Liederen
 E&R 215 - Rachab
 E&R 269 - Jozua
 Alles wordt nieuw I, 10 - Jericho
Levend Water – groep 1
31
Hoofdstuk 17 Jozua
HOOFDSTUK 17 - DAG 1
JOZUA, DE OVERTOCHT
Verteltekst
Jozua 3 en 4

Achtergrondinformatie
De ark volgen: deze orde hoe de stoet moet
gaan lopen geeft aan dat God het volk zelf
leidt, zoals tijdens de tocht door de woestijn.
Tweeduizend el: een el is ongeveer 70
centimeter. De afstand tussen het volk en de
ark is vanwege de heiligheid van de ark
Aandachtspunten
 Dit verhaal gaat over een belangrijke
geschiedenis van het volk van God. Israël
gaat onder leiding van Jozua het beloofde
land binnen. Door de hand van God staat
de Jordaan droog en kan het hele volk
oversteken naar de overkant: het beloofde
land!
 Begin de vertelling dat het volk Israël
onder leiding van Jozua bij de Jordaan is
aangekomen. Aan de overkant is het
beloofde land. Ze kunnen de rivier niet
zomaar oversteken; er is geen brug.
Daarbij is de Jordaan in deze tijd van het
jaar heel hoog. De rivier kolkt van water,
het stroomt, het is al best gevaarlijk om er
dichtbij te komen. En je kunt er zeker niet
doorheen lopen of zwemmen.
 Jozua laat mannen door het tentenkamp
lopen die overal vertellen dat wanneer het
volk de priesters met de ark zien lopen, ze
hun tent moeten inpakken, meenemen en
de ark volgen.
 Jozua geeft de priesters de opdracht dat
ze de ark moeten meenemen en dat ze de
rivier de Jordaan in moeten stappen.
De priesters beginnen te lopen, de
Israëlieten zien het en nemen hun spullen
mee en gaan er direct achteraan. Als de
priesters in de Jordaan stappen, in de
rivier waar het water hoog staat, valt het
water weg. Om je voeten in het water te
zetten als priester is al veel geloof nodig!
Het water blijft aan beide kanten stilstaan
als een muur.
Vol verbazing kijkt het volk toe. De
Jordaan stroomt niet meer, het ligt droog
voor hun! De priester blijven met de ark
midden in de rivier staan. Het volk loopt
langs en steekt zo de rivier over. Benadruk
dat iedereen langs de priesters met de ark
loopt. Iedereen ziet de aanwezigheid van
God.
Als iedereen aan de overkant is, geeft
Jozua de opdracht dat twaalf mannen een
steen moeten pakken uit de rivier. Het is
Levend Water – groep 1

een zware steen die de mannen op hun
schouders tillen. De stenen zet Jozua neer
bij het kamp als een monument.
Jozua geeft iedereen de opdracht dat
wanneer kinderen vragen waarom die
stenen er zijn, ze moeten vertellen dat God
de Jordaan deed stilstaan en dat er een
pad is, zodat iedereen de Jordaan kon
oversteken. Wat een wonder van God!
Jozua pakt nog een keer twaalf stenen en
zet deze in de Jordaan, op de plek waar
de priesters met de ark staan. Deze
stenen staan daar nu nog. Wanneer Jozua
aan de kant staat en de priesters met de
ark ook, begint het water van de Jordaan
weer te stromen.
Het volk heeft het met eigen ogen gezien:
De tocht door de Jordaan is het bewijs dat
God aan de kant van Jozua staat.
Introductie op de les
Wanneer er een rivier of kanaal voor je is, hoe
kun je dan naar de overkant gaan?
32
Hoofdstuk 17 Jozua
HOOFDSTUK 17 - DAG 2
JERICHO
Verteltekst
Jozua 6: 1 – 27
Aandachtspunten
 Deze vertelling gaat over de overwinning
van het volk Israël op Jericho. Dit is
helemaal het werk van God.
 Begin de vertelling met de opdracht die
Jozua van God krijgt en dit doorgeeft aan
de priesters en zij geven het weer door
aan het volk.
 De opdracht is dat de ark meegaat als ze
Jericho
willen
overwinnen.
Zeven
priesters, met zeven ramshoorns gaan
voor de ark uit. Voor de priesters gaat het
leger. Het volk loopt achter de ark. De
ramshoorns klinken de hele tijd: wat een
lawaai! Het volk en het leger moet stil zijn.
Na één ronde om de stad gaat het volk
terug naar het kamp om uit te rusten. De
volgende dag heel vroeg gaan de priesters
weer met de ark naar Jericho. De zeven
priesters met de hoorns voor de ark uit, het
leger voorop. Het volk er achteraan. Weer
klinkt het lawaai van de hoorn, maar het
volk zelf is stil. Benadruk hoe apart dit
moet zijn geweest voor de mensen uit
Jericho.
 Vertel dat inwoners van Jericho denken
dat ze veilig zijn achter de dikke muren. De
poorten zijn dicht. Ze zien een volk om de
stad lopen, dat er een ark meegaat en ze
horen alleen maar de ramshoorns.
“Denken deze mensen dat je zo moet
vechten. Denken ze dat ze hiermee een
stad kunnen veroveren?”
 Vertel dat dit zes dagen lang duurt.
 Op de zevende dag staat weer iedereen
heel vroeg in de morgen klaar om naar
Jericho te gaan. Alleen vandaag lopen ze
zeven rondes om de stad. Wat zullen de
mensen uit Jericho denken. Het gaat nu
anders dan de vorige dagen. Wat zal er
gebeuren. Wanneer het volk zeven keer
gelopen heeft, roept Jozua dat iedereen nu
mag schreeuwen, want God gaat Jericho
aan het volk geven. Het volk gaat
ontzettend hard schreeuwen. Echt keihard!
Benadruk hoe overweldigend dat moet
klinken, zoveel mensen die zes dagen lang
stil zijn geweest en nu allemaal tegelijk
gaan schreeuwen. De muren storten in en
iedereen van het volk Israël kan de stad
binnen lopen. De Israëlieten winnen van
de mensen uit Jericho. Rachab en haar
familie wordt opgehaald uit de stad en mag
bij het volk gaan wonen. De stad wordt
Levend Water – groep 1

verbrand. Alleen het zilver, goud, koper,
brons en ijzer wordt meegenomen en
bewaard in de schatkamer van de Here
God.
Benadruk dat het volk Israël heeft
gewonnen, door te luisteren naar God.
Want deze eerste overwinning in het
beloofde land, is zeer bijzonder: er is niet
gevochten om de stad binnen te gaan! Het
is duidelijk te zien dat het de hand van
God is die zorgt voor de overwinning.
Introductie op de les
Wat is oorlog? Hoe win je een oorlog?
33
Hoofdstuk 17 Jozua
HOOFDSTUK 17 - DAG 3
DE CHIWWIETEN
Verteltekst
Jozua 9: 1 – 27
Achtergrondinformatie
We komen uit een ver land: de wet van Mozes
verbiedt het sluiten van een vredesverdrag met
de mensen uit het land Kanaän om te
voorkomen dat de Israëlieten andere
godsdiensten gaan overnemen.
Hout laten hakken en water laten putten:
minderwaardig werk dat vaak door slaven
wordt gedaan. De tabernakeldienst eist veel
hout voor offers en veel water voor de rituele
wassing. De Chiwwieten treden dus in dienst
bij de Heer en zullen waarschijnlijk bij de
tempelknechten worden gevoegd.

Aandachtspunten
 Deze vertelling gaat over het slimme plan
van de Chiwwieten. Het zorgt ervoor dat
de Chiwwieten niet gedood worden door
Jozua en het volk, maar kunnen blijven
wonen in het land Kanaän.
 Begin de vertelling met een groep mannen
die bij Jozua en het volk aankomen.
 Vertel beeldend hoe ze eruit zien: ze zitten
op ezels waar versleten en oude tassen
aan hangen. Ze hebben zakken voor de
wijn mee, die zijn gebarsten en zien er
heel oud uit. De sandalen die ze aan
hebben zien er oud uit en ze zijn
gerepareerd maar moeten eigenlijk worden
weggegooid. De kleren zijn vies, oud en
vol gaten. Het brood dat ze nog hebben is
kruimelig.
 De mannen vertellen dat ze heel lang
gereisd hebben en dat ze uit een heel ver
land komen. Ze willen graag vrede sluiten
met Jozua en het volk. Ze laten zien dat ze
heel ver ergens vandaan komen door te
wijzen op hun oude kleren, sandalen en
het oude brood.
 Vertel dat Jozua wil weten waarom deze
mannen vrede willen sluiten. De mannen
vertellen dat ze hebben gehoord hoe sterk
het volk is, omdat ze God hebben die alle
oorlogen voor ze wint.
 Benadruk dat Jozua gelooft wat de
mannen zeggen en dat hij vrede met ze
sluit. Hij vergeet om aan God te vragen of
het goed is dat ze vrede gaan sluiten.
Jozua belooft dat het volk deze mannen en
hun families niet zal doden.
 Na drie dagen willen de Israëlieten gaan
vechten. Ze komen bij de stad, maar dan
zien ze opeens dezelfde mannen die drie
dagen geleden nog bij hun waren
Levend Water – groep 1
gekomen om vrede te sluiten. Ze begrijpen
er niets van. “Hoe kan dat nou? De
mannen hadden verteld dat ze heel ver
weg wonen, maar ze wonen juist heel
dichtbij!” Jozua en het volk begrijpen dat
de mannen gejokt hebben om zo niet
gedood te worden. Jozua weet dan dat dit
zijn eigen fout is. Hij heeft vergeten om
God om raad te vragen.
Benadruk dat ondanks de leugen van de
Chiwwieten de Israëlieten en Jozua
moeten doen wat ze beloofd hebben. Ze
mogen de Chiwwieten niet doden. De
vrede die gesloten is, geldt nog steeds.
Maar Jozua zegt wel dat ze, omdat ze niet
eerlijk zijn geweest, slavenwerk moeten
doen. Ze moeten hun leven lang water
putten en hout hakken voor de Israëlieten.
Introductie op de les
Wat betekent het als je iets belooft?
34
Hoofdstuk 17 Jozua
HOOFDSTUK 17 - DAG 4
JOZUA
KNIEBOEK
Plaat
Bespreek de plaat. Hoe zien de mannen rechts
op de plaat eruit? Wie zijn die andere twee
mannen? Wie weet waar het over gaat?
Bespreek vervolgens de vragen.
Vragen
1. Hoe steken de Israëlieten de rivier de
Jordaan over?
2. Wat betekenen de twaalf stenen die Jozua
neer laat zetten op de oever?
3. Hoe winnen de Israëlieten van de stad
Jericho?
4. Wie uit de stad Jericho blijven in leven?
5. Welk plan bedenken de Chiwwieten?
6. Wat ziet en hoort Jozua als hij de
Chiwwieten ontmoet?
7. Wat zegt Jozua tegen de Chiwwieten?
8. Hoe komt Jozua er achter dat de
Chiwwieten gelogen hebben?
Levend Water – groep 1
35
Hoofdstuk 17 Jozua
HOOFDSTUK 18
RECHTERS
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

Debora
Rechters 4 en 5
De roeping van Gideon
Rechters 6
Gideon overvalt de Midjanieten
Rechters 7
Rechters
Knieboek


weten de leerlingen dat Gideon door de
Here wordt aangewezen om het volk te
bevrijden;
kunnen de leerlingen vertellen hoe het
kleine leger van Gideon de aanval opent;
begrijpen de leerlingen dat God zo machtig
is, dat Hij voor de overwinning zorgt!
Liederen
 Opwekking 126 - Jezus vol liefde
 Opwekking 42 - ‘k Stel mijn vertrouwen
 Elly en Rikkert - Gideon dappere held
 Elly en Rikkert - In ’t heetst van de strijd
 Elly en Rikkert - Hij is machtig
 Jan Visser - Dank U voor de wond’ren die
gebeuren
 Jan Visser - Ik ben bij je
 Jan Visser - Je hoeft niet bang te zijn
 Jan Visser - Zing wat je kan
 Alles wordt nieuw III, 3 - Dit is het lied van
Gideon
Algemene informatie
Deze week gaan de verhalen over twee
rechters: Debora en Gideon. Als de Israëlieten
in Kanaän wonen, vergeten zij wat God in het
verleden voor hen heeft gedaan. Zij dienen
andere goden en leven voor zichzelf. Daarom
stuurt God vijanden. Telkens als Gods volk tot
inkeer komt en om hulp roept, luistert God en
geeft Hij antwoord. Debora en Gideon wijzen
de mensen op Gods grote daden en houden
Gods geboden voor.
De eerste dag gaat over Debora, zij is een
profetes en spreekt tegelijk recht. De militaire
leider is Barak. Na jaren van onderdrukking
komt Gods volk tot inkeer en roept God om
hulp. Hij Zelf gaat voor hen strijden en bevrijdt
hen van jarenlange onderdrukking. In het lied
dat Debora en Barak maken, worden Gods
grote daden bezongen en zo doorverteld aan
alle mensen.
De tweede vertelling start met Gideon die in
het geheim zijn koren van het land haalt. Weer
zijn er vijanden gekomen omdat het volk God
niet meer dient. Gideon krijgt een engel op
bezoek, die vertelt hem dat hij het volk mag
gaan bevrijden. Door drie wonderen is Gideon
uiteindelijk overtuigd van zijn roeping.
In de derde vertelling vindt de werkelijke strijd
tegen de vijanden plaats. Gideon heeft maar
een klein leger overgehouden, omdat God
duidelijk wil maken dat Hij strijdt! Toch
bemoedigt God Gideon nog met het teken van
de droom. Door de verrassingsaanval van
Gideons kleine leger, zaait God paniek bij de
vijanden en geeft Hij zo de overwinning! Hij
heeft zijn volk opnieuw bevrijd!
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 weten de leerlingen waarom er vijanden
komen;
 kunnen de leerlingen vertellen hoe God, in
de tijd van Debora, Zijn volk bevrijdt van
de vijanden;
 kunnen de leerlingen vertellen waarom
Gideon in het geheim aan het werk is;
Levend Water – groep 1
36
Hoofdstuk 18 Rechters
HOOFDSTUK 18 - DAG 1
DEBORA
Verteltekst
Rechters 4 en 5
Achtergrondinformatie
Rechter: het Hebreeuwse woord hiervoor kan
ook vertaald worden met aanvoerder of leider.
De rechters wijzen de mensen steeds weer op
wat God voor Zijn volk heeft gedaan: God
heeft het volk bevrijd, beschermd en geholpen.
De mensen weten dit niet meer. Ook houden
rechters het volk Gods geboden voor.
Profetes: met haar profetische woorden spoort
Debora haar landgenoten aan weer volgens de
afspraken van het verbond te leven.
Hun rechtsgeschillen voorleggen: Debora heeft
de taak om recht te spreken, ze past de regels
van de wet van Mozes toe. Zij is de enige
rechter waarbij de Nederlandse betekenis van
het woord opgaat. Debora was niet (in directe
zin) een leider van het volk: Barak is de
legerleider.
Dal van de Kison: deze rivierbedding (waar het
leger van Sisera zich verzamelt) ligt aan de
voet van de berg Tabor waar de Israëlieten
zich verzamelen. De rivier ligt vaak droog. Bij
zwaar onweer kan dit in korte tijd vollopen,
waardoor de vlakte overstroomt.


Aandachtspunten
 In dit verhaal gaat het erom dat God
vijanden stuurt als Zijn volk Hem vergeet.
Als ze tot inkeer komen bevrijdt Hij Zijn
volk van hun vijanden. God gaat voorop in
de strijd.
 Start de vertelling aansluitend op de
inleiding. De mensen van het volk Israël
wonen nu in het land Kanaän. De
bevrijding uit Egypte is lang geleden, ze
zijn vergeten wat de Here God voor hen
heeft gedaan. Maar ze vergeten ook wat
de Here God wil, hoe ze moeten leven. De
mensen leven zoals ze dat zelf willen.
Daarom zorgt de Here God ervoor dat er
vijanden komen, die gaan vechten tegen
de Israëlieten. Eigenlijk zijn ze weer slaven
geworden! Ze denken nu pas weer aan de
Here: “Here, help ons!”
 Debora zit in de schaduw van de
palmboom. Elke dag komen er veel
mensen bij haar. Debora luistert goed en
geeft advies. De mensen vertrouwen haar,
want God heeft haar veel wijsheid
gegeven. Debora vertelt de mensen hoe
God wil dat ze leven.
 Barak krijgt de opdracht met zijn leger zich
te verzamelen op de berg. Vandaar gaan
ze vechten tegen het leger van de
Levend Water – groep 1
vijanden. De Heer zal ervoor zorgen dat ze
winnen. Barak vertrouwt niet voldoende op
God, hij wil graag dat Debora meegaat.
Debora gaat mee.
De vijanden zien dat de Israëlieten een
leger bij elkaar roepen. “Ze gaan allemaal
verzamelen op een berg, dat is ook geen
slimme plaats. Dan kan iedereen je zien.
Dat kun je beter in het geheim ergens
doen!” De vijanden verzamelen zich in het
dal.
Debora spoort Barak aan: “Vooruit, ga de
berg maar af het leger van de vijanden
tegemoet. De Here gaat voor ons uit!” De
vijanden zien het leger van de Israëlieten
de berg afstormen en op dat moment
ontstaat er grote paniek: het gaat onweren,
de rivier stroomt over en de vlakte
verandert in een moeras. De paarden
zakken weg in de modder. De vijanden
kunnen niet goed vechten, ze worden
allemaal gedood. De generaal van het
leger vlucht. Hij wil niet door de Israëlieten
gedood worden. Hij ziet een tent, daar kan
hij zich verstoppen. Daar woont een vrouw
en daar zullen andere mannen niet snel
gaan zoeken. Hier is hij veilig. Vertel hoe
de vrouw eerst gastvrij is, maar later deze
legerleider doodt. Er is door de dood van
de aanvoerder een eind gekomen aan de
oorlog. Debora en Barak maken samen
een lied om God te bedanken en aan alle
mensen te vertellen wat Hij heeft gedaan!
Introductie op de les
Weet je nog wat God heeft gedaan bij de
bevrijding uit Egypte? Vertel er eens over.
37
Hoofdstuk 18 Rechters
HOOFDSTUK 18 - DAG 2
DE ROEPING VAN GIDEON
Verteltekst
Rechters 6

Achtergrondinformatie
Meteen laaide er een vuur op: het vuur
betekent dat het om God gaat en dat Hij het
offer van Gideon aanneemt.
Aandachtspunten
 Ook in deze vertelling is de rode draad dat
God vijanden stuurt als Zijn volk Hem
vergeet en andere goden dient. Daarnaast
luistert God naar Zijn volk, als ze tot inkeer
komen en Hem om hulp roepen. Hij wijst
Gideon aan om het volk te bevrijden.
 Start de vertelling met Gideon die in het
geheim aan het werk is. Vertel de reden
hiervoor vanuit Gideon. “Het is bijna zover,
straks komen al die vijanden weer. Dit
gebeurt steeds, al zeven jaar lang. Met
hun kamelen zijn ze niet tegen te houden,
ze zijn met zoveel! Hun tenten zetten ze
zomaar ergens op en dan pakken ze alles
af van de Israëlieten! Alle oogst van het
land, maar ook alle dieren stelen ze! De
mensen zijn er arm van geworden, ze
hebben haast geen eten meer. Hoe moet
dat nou?”
 Gideon denkt aan de profeet die laatst
vertelde over wat God vroeger heeft
gedaan, toen Hij Zijn volk uit Egypte
bevrijdde. Toen vocht God voor Zijn volk.
Maar nu? Is Hij hen soms vergeten?
Gideon denkt ook aan het altaar voor het
huis van zijn vader. Gods volk bidt tot een
andere god. Ze brengen geen offers meer
aan de God van de hemel, maar aan Baäl.
Daar is God vast boos over! Zou God nog
wel luisteren naar Zijn volk?
 Terwijl Gideon bezig is, ziet hij ineens een
man onder de boom zitten. De engel
begroet Gideon als een dappere soldaat.
Maar Gideon reageert wantrouwig en legt
zijn vragen aan de engel voor. “Als God
voor Zijn volk zorgt, waarom gebeurt deze
ellende dan?” De engel maakt duidelijk
dat God Zijn volk niet vergeten is. Gideon
krijgt de opdracht Gods volk te bevrijden.
Vertel van de verbazing van Gideon dat hij
daarvoor de aangewezen man zou zijn. Hij
kan het volk bevrijden, omdat God hem
bijstaat. Dat is de belofte die hij krijgt.
 Gideon is nog niet helemaal overtuigd, hij
wil graag een teken. Het eten dat Gideon
haalt, is een groot offer, in deze tijd van
armoede. Als het eten door vuur verteerd
wordt en de engel ook verdwenen is, weet
Levend Water – groep 1


Gideon dat hij met God Zelf gesproken
heeft. Dat maakt hem bang, maar God
stelt hem gerust.
Het eerste dat Gideon gaat doen, is het
altaar van Baäl kapot maken. Voordat hij
kan gaan vechten tegen de vijanden, moet
er een duidelijke keus voor God alleen
gemaakt worden: de afgoden moeten weg!
Voor Gideon is dit een moeilijke opdracht,
omdat hij van te voren al weet dat de
mensen boos op hem zullen worden.
Daarom doet hij dit in de nacht, met hulp
van tien knechten van zijn vader. Hij zet er
een nieuw altaar voor de Heer neer en
maakt zo duidelijk dat God gediend moet
worden.
Als de vijanden weer het land binnen
komen stromen, komt de Geest van de
Heer over Gideon. Hij roept een leger bij
elkaar. Naast deze daadkracht is er toch
ook nog wel twijfel bij Gideon: ‘Ben ik wel
de juiste persoon?’ en daarnaast is Gideon
waarschijnlijk ook bang.
Door de tekenen van de schapenvacht en
de dauw geeft God aan Gideon de
bevestiging dat hij echt mag gaan strijden.
Na deze bevestiging durft Gideon God te
gehoorzamen.
Introductie op de les
Neem koren mee en laat de korrels erin zien.
Of meel. Vertel over het belang hiervan.
(Brood is in Gideons tijd niet in de winkel te
halen.)
38
Hoofdstuk 18 Rechters
HOOFDSTUK 18 - DAG 3
GIDEON OVERVALT DE MIDJANIETEN
Verteltekst
Rechters 7
Achtergrondinformatie
Kruiken: als troepen ten strijde trekken, zit de
proviand in kruiken.
Ramshoorn: instrument gemaakt uit de hoorn
van een ram. Meestal wordt de ramshoorn
gebruikt voor het aankondigen van oorlogen,
opstanden of Israëlitische feesten.

Aandachtspunten
 In deze vertelling gaat het erom dat God
Gideon de moed en de kracht geeft om
met een klein leger te vechten tegen het
enorme leger van de vijand. Door het
kleine leger van Gideon maakt God
duidelijk aan Zijn volk dat Hij de
overwinning geeft en niet de soldaten.
 Start de vertelling met Gideon die, net als
de vijanden, ook zijn kamp opslaat met zijn
leger. Zijn leger is wel veel kleiner dan dat
van de vijanden, maar de Here heeft
gezegd dat ze zullen winnen.
 Gideons leger is nog te groot! Het moet
straks overduidelijk zijn voor de mensen
van Gods volk dat niet de soldaten de
strijd hebben gewonnen, maar dat de Here
dat heeft gedaan. Daarom mogen alle
bange soldaten naar huis gaan. Tot grote
schrik van Gideon gaan er heel veel
mannen naar huis. Maar dan zegt de Here
dat zijn leger nog te groot is. Hij wijst
driehonderd mannen aan die mogen
blijven en de rest mag naar huis. U kunt
eventueel vertellen hoe deze mannen
uitgekozen worden (Rechters 7:4-7).
 In de nacht geeft God de opdracht aan
Gideon voor de aanval, Hij zegt erbij, dat
Hij de vijanden zal verslaan. Ook geeft
God hem nog de mogelijkheid van een
teken. Als Gideon nog niet zo goed durft te
gaan, zal de Here hem moed geven door
een teken. God geeft dit door de droom die
Gideon hoort. Vertel spannend hoe Gideon
het kamp van de vijand insluipt. Vertel wat
hij hoort en hoe hij God hiervoor dankt.
 Als Gideon terugkomt bij zijn soldaten,
bemoedigt hij de soldaten: “De Heer zorgt
dat we winnen, kom op we gaan!”
 Gideon verdeelt zijn leger in drie gelijke
groepen. Ze verdelen zich om het kamp
van de vijanden die een beetje in het dal
gelegerd zijn. Alle driehonderd mannen
hebben een kruik en een fakkel. Wanneer
Gideon het teken geeft, blazen alle
mannen op de ramshoorns, slaan ze hun
Levend Water – groep 1

kruiken stuk en ze zwaaien met hun
fakkels. Het geluid van al die ramshoorns
is overweldigend. Normaal gesproken
blaast alleen de legeraanvoerder op de
ramshoorn. Nu er driehonderd mannen
tegelijk blazen, denken de vijanden dat er
een enorm leger is! Tegelijk is daar het
geluid van al de kruiken die stukgeslagen
worden.
Het tijdstip van de aanval is verrassend
voor de vijanden. Het is ongeveer tien uur
‘s avonds. Meestal wordt er niet gevochten
in het donker. De wisseling van de wacht
heeft net plaats gevonden, de meeste
soldaten slapen.
Er breekt door deze verrassingsaanval
paniek uit bij de vijanden. Ze denken dat
de vijand het kamp is binnen getrokken,
daarom vechten ze in het donker tegen
iedereen die ze tegenkomen en dat zijn
hun eigen soldaten. De soldaten van
Gideon hoeven niet eens te vechten, ze
blijven staan. De Here strijdt voor hen. De
vijanden worden gedood of vluchten weg.
De mensen van Gods volk weten nu weer
dat God zo machtig is, dat Hij zijn volk
heeft bevrijd. Ze gaan Hem weer dienen.
Introductie op de les
Welke opdracht heeft
gekregen?
39
Gideon
van
God
Hoofdstuk 18 Rechters
HOOFDSTUK 18 - DAG 4
RECHTERS
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk samen de plaat: wat zien de leerlingen
allemaal? Komen ze er zelf op dat het nacht
is? Weten ze ook welk verhaal erbij hoort? Met
vraag 5 gaat het over de tenten op de plaat.
Bespreek met behulp van de vragen 6 tot en
met 8 verder hoe de aanval gaat. Met vraag 3
en 4 kan de voorgeschiedenis van Gideon
besproken worden. Bespreek met vraag 1
waarom er steeds vijanden zijn. Herhaal met
vraag 2 ook kort het verhaal van Debora. Maak
duidelijk dat het God is die voor de
overwinning zorgt!
Vragen
1. Waarom zijn er steeds vijanden tegen
Israël?
2. Hoe bevrijdt God zijn volk van de vijanden
in de tijd van Debora?
3. Wat is Gideon in het geheim aan het
doen?
4. Waarvoor kiest God Gideon uit?
5. Van wie zijn al die tenten die je op de plaat
ziet?
6. Hoe gaan de mannen van Gideon
vechten?
7. Waardoor schrikken de vijanden zo?
8. Hoe komt het dat het kleine leger van
Gideon toch wint?
Levend Water – groep 1
40
Hoofdstuk 18 Rechters
HOOFDSTUK 19
RUTH
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4


Reis vanuit Moab
Ruth 1
Ruth aan het werk
Ruth 2 en 3
Ruth trouwt met Boaz
Ruth 4
Ruth
Knieboek
Timotheüs deel 2, nr. 166 - Als je gelooft
Timotheüs deel 2, nr. 284 - Zaaien,
maaien, oogsten
Algemene informatie
Deze hele week gaan de vertellingen over
Ruth.
In het eerste verhaal gaat Noömi met haar
man en zonen in Moab wonen. Er heerst
hongersnood in Israël. Na een aantal jaar
sterven haar man en kinderen. Zij blijft alleen
achter in een vreemd land. Als Noömi hoort dat
het weer goed is in Israël, wil zij terug. Ruth wil
haar niet alleen laten en kiest vol overtuiging
voor een leven met Noömi en haar God.
In het tweede verhaal gaat Ruth aan de slag
om voor eten te zorgen. Zij komt te werken bij
Boaz. Boaz houdt van God en zorgt goed voor
zijn personeel. Hij heeft gehoord wat Ruth doet
voor Noömi en wil voor haar zorgen. Noömi is
onder de indruk van de hulp en erkent dat God
haar niet alleen laat. Zij bedenkt dat het goed
zou zijn als Ruth met Boaz trouwt.
In het derde verhaal wordt duidelijk dat Boaz
graag met Ruth wil trouwen. Hij regelt bij de
stadspoort de zaken om het land van Noömi te
kopen en met Ruth te trouwen. Het verdriet
van Noomi verandert in blijdschap. Samen met
Ruth en Boaz kan ze weer verder de toekomst
in.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 kunnen de leerlingen vertellen wat er met
Noömi in Moab is gebeurd en waarom zij
zo verdrietig terugkeert naar Israël;
 weten de leerlingen dat Ruth ervoor kiest
om bij Noömi te horen en in haar God te
geloven;
 kunnen de leerlingen vertellen waar Ruth
gaat werken en hoe Boaz voor haar zorgt;
 kunnen leerlingen vertellen hoe God
ervoor zorgt dat Noömi niet meer verdrietig
is, maar blij.
Liederen
 Jan Visser - Ruth
 Alles wordt nieuw IV, 5 - Ruth
 Elly en Rikkert - Ik zag een kuikentje
 Timotheüs deel 1, nr. 64 - Leg je hand
 Timotheüs deel 1, nr. 63 - Kom, laat je
lichtje schijnen
Levend Water – groep 1
41
Hoofdstuk 19 Ruth
HOOFDSTUK 19 - DAG 1
REIS VANUIT MOAB

Verteltekst
Ruth 1
Achtergrondinformatie
Moab: dit land ligt op een vruchtbaar plateau
ten noordoosten van de Dode Zee.
Lege handen late,n terugkomen: Noömi heeft
helemaal niks meer over. De tegenstelling
tussen alles kwijt zijn en weer leven in
overvloed met hoop is het thema van dit
bijbelboek.


Aandachtspunten
 In deze vertelling gaat een gezin van Gods
volk door de hongersnood weg uit het
beloofde land. Maar in het verre vreemde
land overlijden de vader en de zoons. De
vrouw Noömi blijft alleen achter met haar
schoondochters. Schoondochter Ruth kiest
ervoor om met schoonmoeder mee te
gaan. Zij kiest voor het land, het leven en
de God van Noömi
 Start de vertelling dat Elimelech beslist om
naar een ander land te gaan. “Laten we
gaan. Het regent al zolang niet meer. Alle
planten zijn doodgegaan, omdat ze geen
water hebben gekregen. Ons eten raakt op
en er groeit niets meer bij. Laten we naar
een andere plek gaan om te wonen.” In het
vreemde land Moab kunnen ze gewoon
blijven geloven in God en Zijn wet houden
zonder ruzie te krijgen met de inwoners.
Vertel dat Elimelech en Noömi vertellen
over God aan hun kinderen. Hun jongens
worden groot. Maar dan sterft Elimelech.
Noömi blijft achter met haar zoons. De
jongens trouwen, maar ook zij sterven na
tien jaar. Noömi blijft helemaal alleen
achter met haar schoondochters.
 Benadruk dat Noömi zich heel alleen voelt.
Ze denkt vaak terug aan haar eigen land.
Op een dag hoort ze dat het goed gaat in
Israël. Er is weer eten. Vertel dat ze ernaar
verlangt om weer naar huis te gaan.
 Alles wordt klaargemaakt voor de reis.
Ruth en Orpa helpen Noömi. Ze willen
voor haar zorgen. Maar als ze onderweg
zijn, raadt Noömi aan om niet bij haar te
blijven. “Ga terug naar Moab. Naar jullie
eigen ouders. Dan kunnen jullie opnieuw
trouwen! Als je bij mij blijft, ga je naar een
ver en vreemd land.” Noömi spreekt een
gebed voor haar schoondochters uit. Ze
wenst hen zegen toe. Alles wat er nu met
haar gebeurt is erg, maar God kan er wel
voor zorgen dat Ruth en Orpa weer een
eigen leven opbouwen.
Levend Water – groep 1
Alledrie zijn ze heel verdrietig. Ze missen
hun eigen man en willen niet uit elkaar
gaan. Dan geeft Orpa Noömi een
afscheidskus en draait zich om. Zij kiest
ervoor om verder te leven in haar eigen
land.
Ruth kiest er bewust voor om bij Noömi te
blijven. “Ik wil niet bij u weg. Ik wil bij u zijn.
Uw volk is mijn volk. Uw God is mijn God.”
Noömi ziet dat Ruth het zeker weet en niet
aan iets anders wil denken. Samen gaan
ze verder naar het dorp van Noömi.
Als ze in Bethlehem aankomen, herkennen
de mensen Noömi. “Kijk, is dat niet
Noömi? Waar is haar man? Ze had toch
kinderen?” Noömi is verdrietig. Vertel dat
ze tegen iedereen zegt dat ze haar niet
Noömi (liefelijk) moeten noemen, maar dat
ze haar maar Mara (bitter) moeten
noemen. Noömi en Ruth zijn alles kwijt
geraakt.
Introductie op de les
Ben jij wel eens in vreemd land geweest? Wat
is anders?
42
Hoofdstuk 19 Ruth
HOOFDSTUK 19 - DAG 2
RUTH AAN HET WERK

Verteltekst
Ruth 2 en 3
Achtergrondinformatie
Een efa gerst: 30 kilo gerst.
Aandachtspunten bij de vertelling
 In dit verhaal wordt duidelijk dat God zorgt
voor Noömi en Ruth. Ruth komt te werken
bij een familie van Noömi, die haar een
veilige werkplek biedt. Dat is niet het enige
wat Boaz biedt. Hij wil met haar trouwen,
daardoor hebben Ruth en Noömi weer
hoop en toekomst.
 Vertel dit verhaal vanuit het oogpunt van
Ruth. Start de vertelling dat ze aan de slag
wil om eten in huis te halen. Samen
hebben ze een huisje om in te wonen,
maar nu moet er nog eten op tafel komen.
Benadruk en leg uit hoe de mensen aan
hun eten komen. Je kan geen brood in de
winkel kopen. Gebruik de ervaringen en
gesprekspunten van de introductie. Veel
mensen zijn aan het werk op het land,
want er is koren op het land om brood van
te maken.
 “Het is goed als je aan het werk gaat, lieve
dochter. Ga naar het land. Dan zie je eerst
maaiers aan het werk. Daarachter lopen
vrouwen die de korenaren rapen en
samenbinden. Alles wat de vrouwen laten
liggen, mag jij oprapen”, legt Noömi uit.
Ruth gaat heel vroeg op stap. De zon is
nog maar net op.
 Vertel dat Ruth hard aan het werk is. Ze let
goed op en blijft dicht achter de vrouwen
werken, want het is niet fijn om alleen te
zijn. Dan ziet ze dat de maaiers stoppen.
Er komt een man aanlopen. Hij roept “De
Heer zij met jullie” en de maaiers roepen
vrolijk terug: “De Heer zegene U.” Dat zal
de baas zijn. Maar de baas gaat niet gelijk
weg. Als het etenstijd is, roept hij naar
Ruth dat ze erbij mag komen zitten en ze
krijgt heerlijk geroosterd graan.
 Benadruk dat het verbazingwekkend is dat
de baas Boaz zo goed voor Ruth zorgt. Hij
wil dat ze een veilige werkplek heeft en hij
geeft haar meer dan genoeg om mee naar
huis te nemen.
 Boaz laat blijken dat hij onder de indruk is
van Ruths inzet. Het is bijzonder dat ze
ervoor gekozen heeft om met Noömi mee
te gaan. Iedereen ziet aan haar dat ze
goed voor Noömi wil zorgen en dat ze haar
best doet.
Levend Water – groep 1
Als het avond is, heeft Ruth heel veel gerst
verzameld. Ze wil zo snel mogelijk naar
huis om aan Noömi te laten zien hoe goed
haar werkdag is gegaan. Noömi is
helemaal verbaasd als ze ziet wat Ruth
heeft verzameld. “Waar ben jij geweest?
Wie heeft er zo goed voor jou gezorgd?”
Noömi erkent in vers 20 dat God hen helpt
om hun leven weer op te bouwen.
Introductie op de les
Waar wordt brood van
plaatmateriaal zien.
gemaakt?
Laat
Extra suggestie:
Laat de kinderen gerst zien en hoe het gedorst
wordt.
 Plaatmateriaal van het dorsen met een
vlegel
 Plaatmateriaal van het wannen op de
dorsvloer
43
Hoofdstuk 19 Ruth
HOOFDSTUK 19 - DAG 3
RUTH TROUWT MET BOAZ
Verteltekst
Ruth 4
dat ze het helemaal geweldig vindt dat ze
oma wordt. Boaz en Ruth krijgen een
jongetje: Obed.
Achtergrondinformatie
Naar de poort: op deze plek worden
rechtszaken gehouden om problemen of
vragen op te lossen.
Land verkocht: Noömi wil haar land verkopen.
Om het land in de familie te houden, wordt het
land door een familielid gekocht. Door met
Ruth te trouwen, krijgt haar eerste zoon de
naam van haar overleden man Machlon. Haar
zoon houdt dan het recht op het erfdeel.
Introductie op de les
Wat heeft Ruth aan Boaz gevraagd?
Aandachtspunten
 In deze vertelling wordt duidelijk hoe graag
Boaz Noömi en Ruth wil helpen en voor
hen wil zorgen. Noömi's verdriet verandert
in blijdschap. God heeft haar weer een
thuis gegeven. Ruth heeft een schuilplaats
gevonden in het land Israël. God geeft
Ruth een man, Boaz, en ze krijgt een
zoon, Obed. Uit haar nageslacht wordt
David geboren, waaruit later ook de
Messias wordt geboren.
 Elke dag gaat Ruth naar het land, wel een
paar maanden lang (mei en juni). Op een
avond legt Noömi haar plan uit aan Ruth.
“Het zou zo fijn zijn als jij weer getrouwd
bent. Je kan aan Boaz vragen of hij met
jou wil trouwen, want hij is familie. Dan kan
hij voor jou en mij zorgen. Luister, je moet
het volgende doen:...” Leg beeldend uit
hoe Ruth zich helemaal klaarmaakt en in
het donker vertrekt naar de dorsvloer. Ze
gaat stilletjes aan het voeteneinde liggen.
 Benadruk dat Boaz het heel goed vindt wat
Ruth heeft gedaan. Hij ziet dat ze heel veel
van Noömi houdt door met hem te willen
trouwen. Als ze trouwen, hebben Ruth en
Noömi een veilige plek om te wonen.
 Als het bijna licht wordt, gaat Ruth weer
naar huis. Ze weet dat Boaz graag met
haar wil trouwen, want hij heeft haar gerst
meegegeven als bewijs. Hij moet eerst nog
belangrijke dingen regelen.
 Laat het gedeelte over het losserschap in
de vertelling achterwege. Herhaal dat Ruth
met lege handen in Israël kwam, maar dat
God voor haar zorgt. God beschermt haar
en laat haar nu trouwen met Boaz.
 Dan is het feest, een bruiloftsfeest. Boaz
en Ruth horen bij elkaar en Noömi mag
ook bij hen wonen. Laat tijdens het feest
naar voren komen hoe blij Noömi is. Nu is
ze niet meer de verdrietige vrouw die in
Bethlehem aankwam. Eindig het verhaal
Levend Water – groep 1
44
Hoofdstuk 19 Ruth
HOOFDSTUK 19 - DAG 4
RUTH
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk met de leerlingen de plaat. De mannen
en vrouwen zijn hard aan het werk. Laat de
leerlingen uitleggen wat ze doen en wat wordt
er van het graan gemaakt? Waarom loopt Ruth
achteraan? Hoe reageert Boaz op haar werk?
Benadruk dat God voor Ruth en Noömi zorgt.
Vragen
Bespreek de volgende vragen:
1. Waarom woont Noömi in een vreemd
land?
2. Waarom is Noömi zo verdrietig?
3. Noömi wil dat Ruth en Orpa in Moab
blijven. Wat kiest Ruth?
4. Wat gaat Ruth doen om eten te hebben
voor Noömi en haarzelf?
5. Hoe helpt God Noömi en Ruth?
6. Hoe helpt Boaz Noömi en Ruth?
7. Waarom is Noömi niet meer verdrietig,
maar juist blij?
Levend Water – groep 1
45
Hoofdstuk 19 Ruth
HOOFDSTUK 20
JEZUS
Dag 1
Dag 2
Dag 3
Dag 4

De twaalfjarige Jezus in de
tempel
Lucas 2: 41 – 52
Johannes de Doper doopt ook
Jezus
Matteüs 3
Lucas 3: 1 – 22
Verzoeking door satan
Lucas 4: 1 - 13
Matteüs 4: 1 - 11
Jezus
Knieboek

weten de leerlingen wat er gebeurt
wanneer Jezus Zich laat dopen;
weten de leerlingen wat er gebeurt in de
woestijn.
Liederen
 Opwekking 40 - Zoek eerst het Koninkrijk
 Elly & Rikkert - Het liegbeest (Staat op:
Bewaar het in je hart)
 Elly & Rikkert - Kleine witte duif (Staat op:
Kom en zie, Een boom vol liedjes (deel 1))
 Alles wordt nieuw IV, 15 - De twaalfjarige
Jezus
 Alles wordt nieuw II, 14 - Een stem in de
woestijn
 Alles wordt nieuw III, 7 - Jezus, diep in de
woestijn
Algemene informatie
Vanaf deze week gaan de vertellingen over het
Nieuwe Testament.
Het eerste verhaal gaat over de twaalfjarige
Jezus in de tempel. Voor het vieren van het
Pesach gaan de Joden naar Jeruzalem. Na
afloop van het feest gaat iedereen weer naar
huis. Er wordt gereisd in grote groepen en het
valt pas ’s avonds op dat Jezus niet bij het
reisgezelschap is. Na dagenlang zoeken
vinden ze Hem, in de tempel. Voor Hem een
logische plek! Hij is de Zoon van God! Jozef en
Maria snappen het niet. Voor hen is hij hun
zoon!
In de tweede vertelling gebeurt er iets
prachtigs! Johannes de Doper mag de mensen
vertellen over het komende Koninkrijk van
God. Iedereen die wil en zijn zonden wil
belijden, mag gedoopt worden. Veel mensen
worden door Johannes gedoopt. Ook Jezus
komt bij hem om gedoopt te worden. Johannes
weigert dit: het moet juist andersom! Jezus is
zonder zonde, Hij hoeft niet gedoopt te
worden! Maar Jezus wil gedoopt worden. Hij
wil Zich vernederen en klein maken, zodat alle
gelovigen bij Gods rijk kunnen komen.
Wanneer Jezus opstaat uit het water gaat de
hemel open! Een duif daalt op Jezus neer, het
teken van de heilige Geest. En uit de hemel
klinkt Gods stem, vol liefde over Zijn Zoon!
In de derde vertelling komt de duivel bij Jezus
in de woestijn om Hem te verleiden. Tot drie
keer toe daagt de duivel Jezus uit Zijn macht te
tonen. Maar Jezus weigert keer op keer. Hij is
op aarde gekomen om Zich te vernederen. Dat
is de wil van Zijn Vader. Na drie keer stuurt
Jezus de Satan weg.
Doelstellingen
Na afloop van dit hoofdstuk:
 kunnen de leerlingen vertellen waarom de
twaalfjarige Jezus in de tempel achterblijft;
 weten de leerlingen wat het werk is van
Johannes de Doper;
Levend Water – groep 1
46
Hoofdstuk 20 Jezus
HOOFDSTUK 20 - DAG 1
DE TWAALFJARIGE JEZUS IN DE TEMPEL
Verteltekst
Lucas 2: 41 – 52

Achtergrondinformatie
Twaalf jaar: op deze leeftijd worden Joodse
kinderen als volwassen beschouwd met
betrekking tot hun religie.
Pelgrimstocht: vanaf Nazareth is het ongeveer
180 kilometer naar Jeruzalem. Op een dag legt
men zo’n 40 kilometer af. Voor de veiligheid
reist men in grote groepen. Tijdens deze reis
zingen de mensen psalmen over de reis naar
Jeruzalem (Psalm 120-135). Bij het Pesach
worden vaak de Psalmen 113-118 gezongen.
Leraren: schriftgeleerden die in de voorhof van
de tempel de mensen onderwijs gaven door
met hen in gesprek te gaan. De leraren staan,
de leerlingen zitten.



Aandachtspunten
 Start de vertelling door terug te vragen wat
de leerlingen weten van Jezus: de engel
die het nieuws kwam brengen, geboren in
een stal, de herders en de wijzen die
kwamen kijken. Hij is een heel bijzonder
kind, de Zoon van God. Dit verhaal gaat
ook over Jezus, maar nu is Hij al groot. Hij
is 12 jaar, net zo oud als een kind uit groep
8.
 Vertel het verhaal vanuit Maria. Ze maakt
alles klaar voor de reis naar Jeruzalem. En
Jezus mag mee! Onderweg ernaar toe legt
ze uit wat ze in Jeruzalem gaan doen:
feestvieren omdat God hen heeft bevrijd
uit Egypte, heel lang geleden. Samen met
heel veel andere mensen gaan ze naar
Jeruzalem. Daar staat de tempel. Ze gaan
offers brengen om God te danken. En ze
eten platte broden, net als toen. Ze reizen
met heel veel andere mensen. Samen
zingen ze voor God.
 Na afloop van het feest gaat iedereen
weer naar huis. Ook Jozef en Maria
pakken hun spullen weer in. En dan is het
tijd om te vertrekken. Ze zien Jezus niet,
maar denken dat Hij bij andere kinderen is
van hun dorp. Hij zal wel gezellig met hen
meelopen naar huis. Vanavond zal Hij wel
weer bij hen komen.
 Maar ’s avonds komt Jezus niet. Jozef en
Maria schrikken: waar kan Hij nu zijn? Ze
vragen aan andere mensen of ze Jezus
hebben gezien en zoeken overal. Maar
nergens kunnen ze Hem vinden. Zou Hij
nog in Jeruzalem zijn? Ze gaan gauw weer
terug. In Jeruzalem zoeken ze overal: op
straat, in het hotel, op de markt. Waar kan
Levend Water – groep 1

Hij toch zijn? Ze zijn al drie dagen naar
Hem op zoek! Als laatste gaan ze naar de
tempel.
En daar, op de grond tussen allerlei
leraren in, zit Jezus. Hij luistert naar de
wijze mannen, Hij stelt vragen. De leraren
kijken elkaar aan, ze zijn verbaasd: “Deze
jongen is nog maar 12 jaar, maar wat weet
Hij veel! Hij stelt zulke goede vragen!” In
het knieboek van groep 3 staat hierover
een plaat.
Maar Maria let niet op de leraren, zij ziet
Jezus.
Eindelijk
hebben
ze
Hem
gevonden! Ze was zo ongerust, ze is een
beetje boos!
Jezus begrijpt dat niet. Het is toch logisch
dat Hij in de tempel is? Dat is het Huis van
Zijn Vader!
Maar Jozef en Maria snappen dat niet.
Voor hen is Hij gewoon hun zoon. Maar Hij
is de Zoon van God! Samen gaan ze weer
naar huis.
Jezus groeit op en wordt steeds wijzer. Hij
komt in de gunst van God en mensen.
Introductie op de les
Deze vertelling staat in het Nieuwe Testament.
In de tijd wordt dus een enorme sprong
gemaakt. Het is goed om dit kort te noemen.
Door de bijbel erbij te pakken kan het ook
zichtbaar worden gemaakt aan de leerlingen.
Laat zien waar het Bijbelgedeelte staat van het
vorige verhaal en blader vervolgens door naar
het Bijbelboek Lucas. Daartussen staan nog
heel veel verhalen die ook nog zijn gebeurd.
47
Hoofdstuk 20 Jezus
HOOFDSTUK 20 - DAG 2
JOHANNES DE DOPER DOOPT OOK JEZUS
Verteltekst
Matteüs 3
Lucas 3: 1 – 22

Achtergrondinformatie
Ruwe mantel: Johannes de Doper gaat
gekleed als de armen. Bovendien voedt hij
zich ook als de armen, door sprinkhanen te
eten. Hij leeft uiterst eenvoudig om het effect
van zijn woorden te vergroten. Sommigen zien
in zijn optreden een verwijzing naar de profeet
Elia (2 Koningen 18).
Dopen: de boodschap van Johannes is dat hij
de nakomelingen van Abram uitnodigt zich
weer tot God te keren. Hij bereidt de komst
voor van de Messias en roept de mensen op
zich weer te bekeren tot God. De doop van
Johannes werd voorafgegaan door erkenning
van de zonden. Deze doop moet gezien
worden als een volledige onderdompeling.
Gods gerechtigheid: Gods rijk zal niet kunnen
komen zonder vernedering van de sterkere.
Door de doop zet Jezus zich op één lijn met
alle mensen. Dat Jezus geen zondaar is blijkt
omdat Hij geen zonden te belijden heeft en
doordat de hemel voor Hem opengaat.
Duif: de duif symboliseert de Geest. Daaruit
blijkt dat het werk van de Geest niet het werk is
van een roofvogel, maar van de vreedzame
duif (Jesaja 11: 6-10). De duif heeft ook een
grote plaats in de offerdienst van het Oude
Verbond, net als het lam.



Aandachtspunten
 De essentie van deze vertelling is dat
Johannes mensen oproept om zich te
bekeren. Wie zijn zonden belijdt, mag
gedoopt worden!
 Start met te vertellen dat in dit verhaal
Jezus weer ouder is geworden dan in het
vorige verhaal. Toen was Jezus een
jongen van 12 (zo oud als een kind in
groep 8), in dit verhaal is Hij ongeveer 30
(zo oud als de vaders en moeders).
 De mensen van Israël weten niet dat
Jezus de Zoon van God is. Zij denken dat
Hij de zoon van Jozef is. Niemand weet
dat de Zoon van God op de aarde is
gekomen, maar dat gaat Johannes hen
vertellen!
 Vertel vanuit Johannes. Hij staat vlakbij
een rivier, langs een weg waar veel
mensen voorbijkomen. Als er mensen
langskomen, begint hij met ze te praten:
“De Koning van de hemel komt er aan! Het
duurt nu niet lang meer! Jullie weten toch
wel dat dat lang geleden is beloofd? Willen
Levend Water – groep 1
jullie bij die Koning horen? Zijn jullie daar
wel klaar voor?”
De mensen zijn wel wat verbaasd! Ze zien
aan Johannes dat hij een profeet is: hij
heeft een lange mantel aan. Ze willen
graag bij de Koning horen, maar weten
ook dat ze veel verkeerde dingen doen.
Maak dit concreet met de voorbeelden uit
Lucas:
soldaten,
tollenaars,
rijken.
Wanneer men zich bekeert, mag men
gedoopt worden.
Iedereen die spijt heeft van de verkeerde
dingen, wordt door Johannes gedoopt in
de rivier. Helemaal onder water! Er zijn
heel veel mensen die zich laten dopen. De
mensen gaan hem zelfs ‘Johannes de
Doper’ noemen.
Op een dag komt Jezus ook bij de rivier.
Hij loopt tussen de mensen door naar
Johannes toe en zegt dat Hij ook gedoopt
wil worden. Johannes is erg verbaasd!
“Moet ik U dopen? Dat kan ik niet! U hebt
nog nooit iets verkeerds gedaan! U moet
mij dopen, ik doe wel verkeerde dingen!”.
Maar Jezus wil erg graag dat Johannes
Hem doopt. Niet omdat Hij zonden heeft
gedaan, maar omdat er geen verschil moet
zijn met andere mensen. Samen lopen ze
de rivier in en Jezus gaat kopje onder.
Als Hij weer overeind komt gebeurt er iets
heel bijzonders! Uit de hemel komt een
duif, die daalt op Jezus’ hoofd. Die duif
betekent dat de heilige Geest bij Jezus is.
En uit de hemel klinkt de stem van God:
“Dit is Mijn Zoon die Ik liefheb. Ik ben zo
blij met Hem!”
Introductie op de les
Weten de leerlingen nog wat over Zacharias
en Elisabeth? Haal kort de geboorte van
Johannes aan.
48
Hoofdstuk 20 Jezus
HOOFDSTUK 20 - DAG 3
VERZOEKING DOOR SATAN
Verteltekst
Lucas 4: 1 - 13
Matteüs 4: 1 - 11

Achtergrondinformatie
Door de Geest meegevoerd: Gods Geest voert
Jezus mee om door de duivel op de proef te
worden gesteld. Het gaat hier om het verband
tussen beproeving en verzoeking. God stelt op
de proef om iemands geloof sterker te maken.
De duivel probeert te verleiden om iemand ten
val te brengen. De Geest kan iemand op de
proef stellen met het oog op het goede voor
hem, terwijl de duivel daarvan profiteert met
het oog op het kwaad, voor zover God dat
toestaat.
De duivel: andere benamingen zijn: aanklager,
beproever, satan.
Veertig: de duur van de beproeving is in
verband gebracht met de 40 jaar die het volk
Israël in de woestijn doorbracht. Mozes
verbleef 40 dagen op de berg Sinai. Elia
maakte een tocht van 40 dagen naar deze
berg toe.
Als U de Zoon van God bent: de duivel trekt de
positie van Jezus niet in twijfel, maar wil Jezus
verleiden om van deze positie te profiteren.
Niet naar de wil van God, maar om zondige
motieven.
Zijn engelen zal Hij opdracht geven: de duivel
citeert hier de woorden uit Psalm 91: 11-12.
Om Jezus te verleiden gebruikt de duivel het
woord van God.



Aandachtspunten
 Een moeilijk verhaal! De duivel probeert
Jezus te verleiden: wil Jezus Zich echt
vernederen? Wil Hij Zich echt klein
maken? De duivel wil dit voorkomen, want
dan kan Gods rijk niet komen!
 Jezus is afgezonderd in de woestijn. Er is
niemand bij Hem, Hij is helemaal alleen.
Hij wil in alle rust kunnen bidden. Dat doet
Hij niet 1 dag, of 2, maar wel 40 dagen
achter elkaar! (Net zolang als de
zomervakantie.) Na die 40 dagen heeft Hij
vreselijke honger, want er is geen eten in
de woestijn.
 Dan komt de duivel! De duivel was lang
geleden een engel die de baas wou
worden. God heeft hem uit de hemel
weggestuurd! De duivel wil niet dat
mensen
bij
God
horen.
Hij
wil
tegenhouden dat Jezus Koning wordt!
 De duivel ziet dat Jezus honger heeft en
wil daar graag gebruik van maken. Want
als Jezus nu naar hem gaat luisteren, dan
Levend Water – groep 1

is Hij ongehoorzaam aan de Here God.
Dan zal Jezus geen Koning kunnen
worden.
Daarom zegt de duivel: “Als U zo’n honger
heeft, waarom maakt U dan geen brood
van die stenen daar? U bent toch Gods
Zoon? Dan kunt U dat toch?”
Maar dat doet Jezus niet! Hij kàn het wel,
maar weet dat God voor Hem zal zorgen.
Hij vertrouwt dat God Hem eten zal geven.
Net als lang geleden, toen gaf God het
volk Israël ook eten in de woestijn.
Dan probeert de duivel het op een andere
manier. De duivel neemt Jezus mee naar
het dak van de tempel. “Hoog is het hier
hè? U bent toch de Zoon van God? Spring
dan naar beneden, de engelen zullen dan
toch komen om U te dragen? God stuurt
dan toch de engelen naar U toe, om ervoor
te zorgen dat U niet valt? Er staat toch in
de bijbel dat de engelen daarvoor zorgen?”
Maar Jezus antwoordt: “Mensen mogen
God niet dwingen iets te doen. Mensen
moeten geduldig zijn en rustig wachten op
Gods hulp. God is niet onze knecht!”
Dan probeert de duivel het op nog een
andere manier. Hij neemt Jezus mee naar
een hoge berg. “Wat een prachtig uitzicht
hier hè! Al het land, de bergen, de zeeën,
de dieren, de mensen… Alles mag U van
mij hebben. Maar, dan moet U nu op Uw
knieën en tot mij bidden”, zegt de duivel.
Maar dan wordt Jezus boos: “Ga weg hier,
jij duivel! Alleen tot God mogen we bidden!
Hij alleen is de Heer! En de hele wereld,
alles is van Hem en niet van jou!”
De duivel merkt dat hij het niet kan winnen
van Jezus. Hij heeft drie keer geprobeerd
om Jezus ongehoorzaam te maken aan de
Here God. Maar het is niet gelukt. Jezus
stuurt hem nu weg, en de duivel laat Hem
met rust. Meteen komen er engelen bij
Jezus om voor Hem te zorgen.
Introductie
Wat gebeurt er als Jezus bij Johannes komt?
49
Hoofdstuk 20 Jezus
HOOFDSTUK 20 - DAG 4
JEZUS
KNIEBOEK
Plaat
Bekijk en bespreek samen met de leerlingen
de plaat van dit hoofdstuk.
Wat zien ze allemaal? Weten ze wie de
mannen zijn die in het water staan?
Waarom zijn ze daar? En zien ze de duif ook
boven het hoofd van Jezus? Misschien weet
één van de leerlingen nog wat die duif
betekent. Vertel het hen anders nog een keer.
Loop daarna de overige vragen langs.
Vragen
1. Waar is Jezus, als zijn vader en moeder
Hem kwijt zijn?
2. Waarom wil Hij graag in de tempel zijn?
3. Wat vertelt Johannes de Doper aan de
mensen?
4. Wat betekent dopen?
5. Door wie wordt Jezus gedoopt?
6. Wat gebeurt er als Jezus gedoopt wordt?
7. Ben jij gedoopt?
8. Wat zegt Jezus tegen de duivel in de
woestijn?
Levend Water – groep 1
50
Hoofdstuk 20 Jezus
Download