Het verhaal van de Joden in Duitsland sinds de Romeinse tijd tot de Weimar Republiek. De Portugese Joden in Hamburg. Vanaf de 14e eeuw namen de religieus gemotiveerde Jodenvervolging en de gedwongen doop in Spanje toe. Het dieptepunt was 1492, het jaar waarin alle ongedoopte Joden werden uitgewezen uit het katholieke land van Ferdinand en Isabella. Tienduizenden vluchtten naar het buurland Portugal, waar ze vijf jaar later gedwongen werden gedoopt. Destijds ontstonden de “annussim”, de “gedwongenen”, door de Spanjaarden “marranos”, “varkens” genoemd. Dit waren officieel tot het christendom bekeerde Joden, die innerlijk Joods bleven. In handen van de Inquisitie werden zij gemarteld en verbrand. Veel van de annussim en nieuwe christenen, vooral de rijken in openbare functies, slaagden erin naar het buitenland te vluchten. Ze keerden terug tot het Jodendom en stichtten gemeenschappen in Noord-Afrika, Italië, Griekenland, Engeland, Zuid-Amerika en Nederland. Naar Hamburg kwamen zij als “Portugese christenen”, waarna ze weer openlijk tot het Jodendom terugkeerden en zich in 1612 als Joden mochten vestigen. Dat hadden ze te danken aan hun prestaties als scheepsbouwer, arts, goudsmid, bankier en importeur van suiker, tabak en andere goederen van overzee. Ze ontwikkelden ook de walvisvaart en de handel met Groenland. Rond 1600 hadden ze tot grote vreugde van de Hamburgse kooplieden het monopolie doorbroken van de machtige Zuid-Duitse handelsfirma’s op het gebied van kredietverstrekking en de internationale en overzeese handel. Een voorbeeld van zo’n gerespecteerde sefardische (Portugese) familie in Hamburg waren de Texeira’s. Abraham Texeira (15811666) was een nazaat van een annussimfamilie en zoon van een hofdame van de koningin van Portugal. Door dhr. O. SAUERMAN De voorgevel van steen van de Portugese synagoge Neveh Shalom in Hamburg In 1643 werd hij handelsvertegenwoordiger van de Spaanse Kroon in de Nederlanden. Korte tijd later verhuisde hij met zijn eveneens weer Joodse vrouw naar Hamburg en liet zichzelf en zijn volwassen zoon besnijden. Samen met sefardische Joden in Amsterdam en Engeland richtte Texeira een internationale bank op. Ook was hij hoofd van de Joodse gemeente van Hamburg. De sefardische Joden hadden vanaf 1612 per jaar een bedrag van 1000 mark aan de senaat betaald voor vestigings– en verblijfsrecht, dat in 1617 werd verdubbeld. In 1697 kreeg de burgerij van de senaat gedaan dat het bedrag werd verhoogd tot 6000 mark. De Portugese Joden moesten ook een ‘eenmalige’ som van 20.000 mark opbrengen en hun godsdienstuitoefening werd aan strikte beperkingen onderworpen. Hierna emigreerde een deel van de Joden vanwege deze vernederende eisen naar Amsterdam. Een keizerlijke commissie die de onenigheid tussen de burgerij en de senaat over de emigratie van een voor de economie zo belangrijke bevolkingsgroep moest bijleggen, bewerkstelligde voor de achtergeblevenen een gunstiger regeling, waarin geen sprake meer was van financiële eisen. Gedurende de 18de eeuw nam de betekenis van de sefardische Hamburgers sterk af. In de jaren ’20 van de twintigste eeuw was hun aantal nog ongeveer 200. Veel van de Hamburgse sefardische artsen werden al in de 17de eeuw lijfarts van een koning. “Mijn vader was een Portugese Jood, wiens grootvader met vele geloofsgenoten uit Portugal moest vluchten om niet in handen van de Inquisitie te vallen”, schreef de beroemde Henriëtte de Lemos (alias Herz) in haar memoires. Centrale Magazine - 17