DE ACTIE VAN EEN GROEP PORTUGESE JODEN Vrü Nederland uitte zich in gelijke geest. Het Parool noemde de Jodenster 'een slag in het gezicht van het gehele Nederlandse volk', een 'honen wegens onze lauwheid en lafhartige halfheid', maar, mede op grond van Pams inlichtingen, werden ook' de angst-mentaliteit en de al te grote buigzaamheid' van de Joodse Raad gelaakt die, aldus Het Parool, geheel 'op de verkeerde weg' was.' * Eerder gaven wij weer dat de Beneditty, lid van de Joodse Raad, in de vergadering van 7 mei de vraag aan de orde gesteld had of de Joodse Raad met de aanvaarding van de opdracht tot distributie van de Jodensterren niet te ver was gegaan. Er leefden bij de Beneelitry nog wel meer vragen - vragen waarover hij overigens, voorzover bekend, binnen. de Joodse Raad zweeg: handelde de bezetter wel juist door alle Joden op één hoop te gooien? mocht men de Joden van Portugese afkomst wel op één lijn stellen met de Z.g. Hoogduitse Joden? zou het wellicht mogelijk zijn, te bereiken dat de bezetter bereid was, te erkennen dat de Portugese Joden geen of misschien maar weinig 'Joods bloed' in de aderen hadden? Die vragen waren ook andere Portugese Joden zich in '41 gaan stellen en zulks had er toe geleid dat toen, vermoedelijk op initiatief van de Beneditty, een rapport van bijna veertig pagina's opgesteld was, 'De afkomst der dusgenaamde Portugese [eden", waarin aan de hand van Spaanse, Portugese en Britse historische studies betoogd was dat de Portugese Joden afkomstig waren uit 'een menggroep waarin het niet-semietische bloed belangrijk overheerste (Hispano- Latijns en West-Gotisch)', en dat het 'semietische bloed', 'voorzover aanwezig', 'Sefardisch' zou zijn 'en dus geheel verschillend van Askenasisch.' Voor dit rapport had de Amsterdamse advocaat mr. H. van Krimpen, die zich in tal van gevallen al moeite gaf, via Calmeyers bureau van Volljuden half- o£kwart-Joden te maken, in de herfst van' 41 Calmeyers persoonlijke aandacht gevraagd; Calmeyer had het aan Rajakowitsch voorgelegd, Rajakowitsch had het ter beoordeling naar het Reichssipp~'1amt in Berlijn gezonden. Dat bureau had nog niets van zich laten horen toen van Krimpen in de lente van '42 de Amsterdamse hoogleraar prof. dr. C. U. Ariëns Kappers bereid gevonden had, op schrift te stellen dat, blijkens onderzoekingen naar de schedelindex (de verhouding tussen de grootste lengte van de schedel en de grootste breedte), 'de Z.g. Portugese Israëlieten met de 1 Het Parool, 37 (Ia mei 1942), p. 6. 2 Exemplaar in Vu], HA Inneres, 153 a. 1093