Bs 4 De lever (binas 82D) 1 = leverslagader (zuurstof aanvoer) 2 = leverader 3 = poortader (opgenomen stoffen !) • Koolhydraatstofwisseling: De glucoseconcentratie van het bloed wordt constant gehouden onder invloed van insuline en glucagon uit de alvleesklier. – Glucose(oplosbaar) kan worden omgezet in glycogeen (onoplosbaar). – Glycogeen wordt onder andere in de lever en de spieren opgeslagen. • Eiwitstofwisseling. Vorming van niet­essentiële aminozuren uit andere aminozuren. – Afbraak van overtollige aminozuren. Afvalproduct o.a.ureum, afgifte aan het bloed. – Vorming van plasma­eiwitten (o.a. fibrinogeen en enkele andere stollingsfactoren). – Vetstofwisseling. Vorming van niet­essentiële vetzuren (uit andere vetzuren, aminozuren of monosachariden). – Vorming en afbraak van cholesterol. – Bij de afbraak worden galzure zouten gevormd. • Afbraak van dode rode bloedcellen. – Galkleurstoffen worden met de gal uitgescheiden. – IJzer wordt deels opgeslagen in de lever en deels uitgescheiden (naar rode beenmerg voor aanmaak nieuwe rode bloedcellen). • Ontgifting. – Alcohol, drugs en medicijnen e.d. worden onwerkzaam gemaakt. – Gifstoffen die niet onwerkzaam kunnen worden gemaakt, kunnen in de lever worden opgeslagen (bijvoorbeeld kwik). • – Bijzonderheden: Hepatitis B en C zijn virussen. Besmet raken kan door onveilige seks of via bloed (soa) 8 bs 5 Uitscheidingsorganen zijn organen die stoffen van het interne milieu naar het externe milieu transporteren: nieren: urine lever: gal longen: koolstofdioxide en water huid (zweetklieren): water en zouten De nieren (zie ook binas 85A) Bestaat uit 3 lagen: nierschors, niermerg en nierbekken. Functies van de nieren – Uitscheiding van afvalstoffen, lichaamsvreemde stoffen en overtollige stoffen uit het bloed. De verwijderde stoffen worden samen urine genoemd. – Constant houden van de osmotische waarde van het interne milieu. Functies van de 3 onderdelen van de nier: In de nierschors: vorming van voorurine. Nierbekken: verzamelen van urine. Niermerg: vorming van urine. Niereenheden liggen in nierschors en niermerg. Werking: Aanvoerend nierslagadertje: vertakt zich tot een haarvatenkluwen (glomerulus) binnen het nier kapseltje. )kapsel van Bowman) – door ultra filtratie ontstaat voorurine. – Afvoerend nierslagadertje:vertaktzich tot een haarvatennet om het nierbuisje en voorziet de cellen van het nierbuisje van voedingsstoffen en zuurstof. – Nierbuisje: door actief transport vindt terugresorptie van nuttige stoffen uit de voorurine plaats. Hierdoor wordt de osmotische waarde van het niermergweefsel hoger dan die van het nierschorsweefsel. – Verzamelbuisjes: door de hoge osmotische waarde in het niermergweefsel wordt 99% van het water aan de (voor)urine onttrokken, tijdens het transport naar het nierbekken. – Nieradertje: voert o.a. de teruggeresorbeerde stoffen af. Bij de terugresorptie worden nuttige stoffen aan de voorurine onttrokken. – Voorurine bevat veel water met o.a. glucose, ionen en ureum (in een lage concentratie). – Urine bevat (minder) water met o.a. ionen en ureum (in een relatief hoge concentratie). – Het hormoon ADH uit de hypofyse stimuleert de terugresorptie van water uit de voorurine. ADH zorgt ervoor dat de osmotische waarde van het interne milieu constant wordt gehouden.