Uitscheiding

advertisement
Uitscheiding
6A
Even opfrissen
• Homeostase
• Osmose
• Paling geboren in zout water, groeit op in zoet
water en paait in zout water.
– Waarom zou dit lastig kunnen zijn voor de paling?
– Wat zou een aanpassing kunnen zijn?
Osmoregulatie
• Manier van constant houden interne milieu
van organismen
• Is te beïnvloeden door organismen
– Op welke manier zou een organisme aangepast
kunnen zijn om ervoor kunnen zorgen om dit niet
buiten proporties te laten komen?
Vb. van aanpassingen droogte
• Insecten bezitten een waslaag
• Slakken: slakenhuis ter bescherming
• Zeevissen: huid en kieuwen laten water door.
Actief zouttransport via de kieuwmembranen.
• Zoetwatervissen: cellen hogere osm.waarde dan
milieu. Veel water opnemen en veel laag
geconcentreerde urine uitscheiden en zorgen dat
ze zouten vast houden. Zoutwater opname via
kieuwen.
• Zeevogels: te hoge zoutconcentratie in lichaam:
via zoutklieren in de kop afgegeven.
Droogte
• Wie heeft er een groter voordeel in een droge
omgeving: grote of kleine organismen?
Land zoogdieren
• Bevatten inwendige longen
• Wat gebeurt er ook alweer met de lucht
wanneer dit wordt ingeademd?
• Gebeurt dit ook bij uitademen?
• Wat zou een gevolg kunnen zijn?
• Bedenk een mechanisme om dit principe te
realiseren.
Osmoregulatie
• Filtratie: lichaamsvloeistof loopt onder druk
langs een membraan dat permeabel is voor de
te lozen stof. "Slechte" stoffen worden zo uit
het vat geperst en kan het gezuiverd verder
stromen.
• Actief transport: lichaam scheidt stoffen waar
het vanaf moet actief uit. Kost energie.
Nieren
• Nieren omgeven door
bindweefsel en vetweefsel
• Ontvangen ca. 25% van bloed
van grote bloedsomloop
• Onder alle omstandigheden
ontvangt de nier ongeveer
evenveel bloed
• In de nier zijn schors, merg en
bekken te onderscheiden
Niereenheid (nefron)
• In nierschors liggen
de niereenheden
• Een nier bevat ca. 1
miljoen van deze
eenheden
• De verzamelbuis
mondt uit in een
nierpapil, deze liggen
in het nierbekken.
Hierin wordt de urine
opgevangen en
vervoerd naar de
blaas
Nieren
• De nierslagader heeft bij elk nierkapseltje een
zijtakje: de glomerulus
• Functies:
– Handhaven van concentratie ionen in ons bloed (Na+,
K+, Cl-, H+)
– Regelen hoeveelheid water in het lichaam
– Handhaven van osmotische waarde van het bloed
– Verwijderen van stoffen die door de cellen gemaakt
zijn
– Verwijderen van vreemde stoffen die het lichaam
binnen gekomen zijn
Nieren
• Hoge druk op de nierslagader
• Poriën van haarvaten in glomerulus zijn makkelijk
doorlaatbaar voor kleine moleculen
• Door hoge druk: deel bloedplasma in Kapsel van
Bowman geperst: ultrafiltratie. Kost geen energie!
• Niet alle opgeloste deeltjes door membraan:
bloedplasma in de aanvoerende bloedvaten een
hogere osmotische waarde dan het vocht in het
nierkapseltje
• Voordeel?
Vorming urine
• Stijgende deel lis van Henle: gespecialiseerd in actief
opnemen van Na+ (Cl- volgt passief) uit voorurine.
Vervolgens worden de ionen afgegeven aan de
weefselvloeistof
• Deze cellen zijn niet in staat water te transporteren.
Hierdoor ontstaat er een hoge osmotische waarde in
het weefselvloeistof rond de lis en in de lis juist een
lage osmotische waarde
• Pas in de verzamelbuis verliest de voorurine zijn water
aan het weefselvloeistof in de merg
Vorming urine
• Dalende dunnen deel (1e buis) is juist erg permeabel voor
water en juist impermeabel voor Na+ en Cl-. Dit gedeelte ligt op
een plaats waar de osmotische waarde van het merg juist hoog
is.
• Bloedstroom vanaf glomerulus: komt terecht in een
weefselvloeistof met een relatieve hogere osmotische waarde.
Dit bloed stroomt in tegengestelde richting met lis van Henle
• Eenmaal bij de knik van de lis van Henle: bloed heeft ook een
hoge osmotische waarde (eerder was er immers water
afgestaan aan het weefselvloeistof!)
• Het bloed stroomt nu terug naar een omgeving met een lagere
osmotische waarde waardoor water het bloedvat ingaat
Download