SUBSIDIEREGLEMENT LOKAAL JEUGDWERK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 2 2. ERKENNING ALS JEUGDWERKINITIATIEF 4 3. SUBSIDIES VOOR STARTENDE INITIATIEVEN 5 4. WERKINGSSUBSIDIES 6 5. INFRASTRUCTUURSUBSIDIES 8 6. HUUR- EN ENERGIESUBSIDIES 10 7. MATERIAALSUBSIDIES 11 8. SUBSIDIES VOOR ONDERHOUD VAN LOKALEN 12 9. SUBSIDIES VOOR COMMUNICATIE 13 10. SUBSIDIES VOOR DEELNEMEN AAN CULTURELE ACTIVITEITEN 14 11. SUBSIDIES VOOR VERLIES BIJ ORGANISEREN VAN CULTURELE ACTIVITEITEN 14 12. SUBSIDIES VOOR KADERVORMING 15 13. KAMPSUBSIDIES 16 14. KAMPVERVOER 18 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: De Bierbeekse jeugdwerkinitiatieven die op het moment van de aanvraag zijn erkend door het gemeentebestuur, kunnen een subsidiedossier indienen. Artikel 2: De periode die in aanmerking genomen wordt voor de toekenning van alle subsidies loopt van 1 september tot 31 augustus. Deze periode wordt “werkjaar” genoemd. Artikel 3: De aanvragen voor subsidies dienen te gebeuren vóór 30 september. Subsidieerbare activiteiten die plaatsvinden na 31 augustus worden het volgende werkjaar in rekening gebracht. Subsidieaanvragen die te laat werden ingediend, kunnen geweigerd worden. Artikel 4: De subsidieaanvragen worden voor advies voorgelegd aan de jeugdraad, die vóór 30 november zijn advies voorlegt aan het schepencollege. Artikel 5: Het schepencollege kan slechts op basis van gegronde redenen het advies van de jeugdraad negeren en geeft hiervoor schriftelijk een verantwoorde motivatie aan de jeugdraad. Artikel 6: Na goedkeuring door het schepencollege worden de subsidies gestort op het door het jeugdwerkinitiatief meegedeelde rekeningnummer, dit ten laatste op 30 december. Artikel 7: Het schepencollege kan de toegekende subsidies geheel of gedeeltelijk weigeren of terugvorderen van het betreffende jeugdwerkinitiatief, indien: het jeugdwerkinitiatief niet meer voldoet aan de bepalingen van het reglement; de voorwaarden van dit reglement niet werden nageleefd; blijkt dat onjuiste gegevens werden verstrekt. Artikel 8: Van betreffende jeugdwerkinitiatieven wordt verwacht dat zij een open boekhouding voeren, zodat het schepencollege eventueel controle kan uitvoeren. Artikel 9: Telkens in juli wordt aan alle erkende jeugdwerkinitiatieven een administratieve bundel bezorgd. Deze bevat alle aanvraagformulieren met betrekking tot de subsidies waarvoor de erkende jeugdwerkinitiatieven in aanmerking kunnen komen. Tevens kan er steeds informatie verkregen worden bij de jeugddienst van de gemeente. Artikel 10: Per deelsubsidie krijgen de jeugdverenigingen een aanvraagformulier met de procedure en lijst van de nodige bijlagen. 2 Artikel 11: De verdeling van het budget over de verschillende deelreglementen (%): 1. Werkingssubsidies 2. Infrastructuursubsidies 3. Huur- en energiesubsidie 4. Materiaalsubsidies 5. Onderhoud aan lokalen 6. Communicatie 7. Deelnemen aan culturele activiteiten 8. Het zelf organiseren van culturele activiteiten met verlies 9. Kadervormingssubsidies 10. Kampsubsidies 25% 5% 10% 10% 2% 10% 4% 4% 10% 20% § 1. De startsubsidies worden eerst berekend. Daarna worden de deelsubsidies berekend volgens bovenstaande percentages. § 2.De Overschotten van de deelsubsidies die niet volledig worden aangewend, worden samengeteld en vervolgens verdeeld over de deelsubsidies met tekorten. Deze verdeling gebeurt ook volgens bovenstaande percentages. § 3. Indien het totale beschikbare budget ontoereikend is voor alle subsidieaanvragen, worden de subsidiebedragen van de deelsubsidies met een tekort procentueel herverdeeld binnen dit deelreglement. 3 ERKENNING ALS JEUGDWERKINITIATIEF Artikel 1: De toekenning van subsidies aan jeugdwerkinitiatieven, alsook de erkenning van jeugdwerkinitiatieven dient te gebeuren volgens volgende procedure: het jeugdwerkinitiatief dient bij de jeugddienst een aanvraag in, vergezeld van alle nodige bijlagen zoals beschreven in de aanvraagformulieren; de aanvraag wordt nagekeken op volledigheid en correctheid en wordt vervolgens voorgelegd aan de jeugdraad; de jeugdraad formuleert een advies, dat wordt bezorgd aan het schepencollege; het schepencollege beslist in eerstvolgende zitting over de gegrondheid van de aanvraag en zorgt voor de verdere afhandeling. Artikel 2: Om voor de erkenning in aanmerking te komen, moet de jeugdwerkvorm voldoen aan volgende voorwaarden: het moet gaan om een groepsbeleving, d.w.z. dat individuele begeleiding niet in aanmerking komt; de activiteiten moeten plaatsvinden in de vrije tijd, d.w.z. buiten de schooluren; het initiatief mag niet competitief gericht zijn en dus niet als primaire doelstelling deelname aan competities handhaven; minstens 10 activiteiten organiseren naar de doelgroep, op jaarbasis; gericht zijn naar kinderen en jongeren van 6 tot en met 24 jaar, of naar een deel van deze groep; het adres van de lokalen waar de activiteiten meestal plaatsvinden is gevestigd te Bierbeek. Artikel 3: De aanvraag tot erkenning moet schriftelijk ingediend worden bij de jeugddienst. Artikel 4: De jeugdraad geeft aan het schepencollege advies over de aanvraag tot erkenning. Artikel 5: Indien het schepencollege positief beslist over een erkenning van een jeugdwerkinitiatief, wordt dit jeugdwerkinitiatief vermeld op de erkenningslijst. Artikel 6: Indien niet meer aan de erkenningsvoorwaarden, zoals beschreven in artikel 2, voldaan wordt, of indien geen aanvraag tot subsidies wordt ingediend, kan het schepencollege de erkenning intrekken, na advies van de jeugdraad. Het schepencollege brengt het jeugdwerkinitiatief dat geschrapt werd, hiervan op de hoogte. Als dit jeugdwerkinitiatief opnieuw in aanmerking wil komen voor subsidiëring, moet het terug een aanvraag tot erkenning indienen. 4 SUBSIDIES VOOR STARTENDE INITIATIEVEN Artikel 1: Pas erkende jeugdwerkinitiatieven kunnen aanspraak maken op een financiële tussenkomst voor startende initiatieven. Deze subsidieaanvraag gebeurt gelijktijdig met de aanvraag tot erkenning. Artikel 2: De startsubsidie is een éénmalig bedrag dat voor één werkjaar wordt toegekend. Een startsubsidie bedraagt minimum 100 euro en maximum 500 euro. Artikel 3: De grootte van het toe te kennen bedrag wordt bepaald aan de hand van volgende criteria, na advies van de jeugdraad: aard van de werking frequentie van de werking aantal effectieve leden Artikel 4: De vereniging die de subsidie voor startende initiatieven ontvangt moet deze subsidie verantwoorden. Aan de hand van een dossier en bewijsstukken moet de vereniging bewijzen dat de subsidie gebruikt is voor de uitbouw van de werking. Indien de vereniging geen bewijsstukken kan voorleggen is ze verplicht de uitgekeerde subsidie terug te storten. 5 WERKINGSSUBSIDIES Artikel 1: Elk erkend jeugdwerkinitiatief dat tijdens het voorgaande werkjaar een jeugdwerking georganiseerd heeft, kan aanspraak maken op subsidiëring van werkingsmiddelen. Artikel 2: Puntenverdeling § 1. Puntenverdeling volgens totaal aantal leden vanaf 6 tot en met 24 jaar (leiding inbegrepen) op 31 augustus: Van 5 tot 15 leden: 1 punt Van 16 tot 30 leden: 2 punten Van 31 tot 50 leden: 3 punten Van 51 tot 70 leden: 4 punten Van 71 tot 95 leden: 5 punten Van 96 tot 120 leden: 6 punten Van 121 tot 150 leden: 7 punten Van 151 tot 180 leden: 8 punten Van 181 tot 210 leden: 9 punten Van 211 tot 240 leden: 10 punten Meer dan 240 leden: 11 punten § 2. Puntenverdeling volgens het aantal uren activiteit per jaar: Van 16 tot 40 uren: 1 punt Van 41 tot 80 uren: 2 punten Van 81 tot 120 uren: 3 punten Van 121 tot 160 uren: 4 punten Van 161 tot 200 uren: 5 punten Van 201 tot 240 uren: 6 punten Van 241 tot 320 uren: 7 punten Van 321 tot 400 uren: 8 punten Van 401 tot 520 uren: 9 punten Van 521 tot 750 uren: 10 punten Van 751 tot 1100 uren: 11 punten Meer dan 1100 uren: 12 punten Komen niet in aanmerking: leidings- en/of bestuursvergaderingen. activiteiten waarbij winst maken de doelstelling is. voorbereidingen van de activiteiten. de uren activiteit gedurende de kampen. § 3. Er kan bij de berekening maximaal 8 uren activiteit per dag in rekening worden gebracht. § 4. Er is een toekenning van 2 extra punten, per jeugdwerkinitiatief per jaar voor vertegenwoordiging in de jeugdraad. Wel is een aanwezigheid vereist op minstens de helft van het aantal vergaderingen. Artikel 3: aantal uren per lid Berekening aantal uren per activiteit per lid per jaar eerst wordt het totaal aantal uren activiteit per jaar apart berekend per leeftijdscategorie of groep. vervolgens worden de totalen van alle leeftijdscategorieën samengeteld en gedeeld door het totaal aantal leden van het jeugdwerkinitiatief. Zo bekomt men het gemiddeld aantal uren activiteit per lid per jaar. dit gemiddelde dient gebruikt te worden voor de berekening van het aantal punten. 6 Artikel 4: de berekening De berekening van het uiteindelijke subsidiebedrag volgens het puntensysteem per jeugdwerkinitiatief gebeurt als volgt: Totaal aantal punten van een jeugdwerkinitiatief Totaal aantal punten van alle jeugdwerkinitiatieven x bedrag Voorbeeld ter verduidelijking: Op 31 augustus telde jeugdwerkinitiatief ‘X’ 100 ingeschreven leden vanaf 6 tot en met 24 jaar. Totaal aantal leden = 100 (a) Vooreerst wordt het aantal uren activiteit van het voorbije werkjaar apart berekend per leeftijdscategorie: Stel: jeugdwerkinitiatief ‘X’ werkt met 3 leeftijdscategorieën: categorie 1 heeft 20 leden categorie 2 heeft 50 leden categorie 3 heeft 30 leden Categorie 1 kwam tijdens het voorbije werkjaar: o 10 maal samen voor een activiteit die 3 uur duurde (10 x 3 = 30) o 20 maal samen voor een activiteit die 2 uur duurde (20 x 2 = 40) Het totaal aantal uren activiteit voor leeftijdscategorie 1 bedraagt dus: (30 + 40) x 20. = 1400 (1) Categorie 2 kwam tijdens het voorbije werkjaar: o 20 maal samen voor een activiteit die 4 uur duurde (20 x 4 = 80) o 40 maal samen voor een activiteit die 6 uur duurde (40 x 6 = 240) o 5 maal samen voor een activiteit die 2 uur duurde (5 x 2 = 10) Het totaal aantal uren activiteit voor leeftijdscategorie 2 bedraagt dus: (80 + 240 + 10) x 50. = 16500 (2) Categorie 3 kwam tijdens het voorbije werkjaar: o 50 maal samen voor een activiteit die 3 uur duurde (50 x 3 = 150) o 10 maal samen voor een activiteit die 5 uur duurde (10 x 5 = 50) Het totaal aantal uren activiteit voor leeftijdscategorie 3 bedraagt dus: (150 + 50) x 30 = 6000 (3) Vervolgens worden de totalen van alle leeftijdscategorieën samengeteld: (1) + (2) + (3) = 1400 + 16500 + 6000 = 23900 o (b) Ten slotte wordt dit totaal gedeeld door het totaal aantal leden van het jeugdwerkinitiatief. Zo bekomt men het gemiddeld aantal uren activiteit per lid per jaar: (b): (a) = 23900: 100 = 239 (c) 7 INFRASTRUCTUURSUBSIDIES Artikel 1: De erkende jeugdwerkinitiatieven of vzw’s met als hoofddoel het beheren van de infrastructuur van erkende jeugdwerkinitiatieven, kunnen beroep doen op een specifieke toelage voor werken, bestemd voor het bouwen of de verbouwing van jeugdlokalen, en voor onderhoud, verfraaiings- of veiligheidswerken, met uitsluiting van gemeentelijke eigendom. Er wordt een onderscheid gemaakt naarmate het infrastructuurwerk (zonder subsidie) meer dan wel minder kost dan € 1.250. Subsidies voor werken boven € 1.250 mogen alleen aangevraagd worden volgens procedure 1. Voor kleinere uitgaven mag de eenvoudigere procedure 2 gevolgd worden. Artikel 2: Subsidies voor werken van meer dan € 1.250 § 1. 60 % van de kosten met max € 5.000 aan infrastructuursubsidies over een periode van drie jaar. § 2. In tegenstelling tot de algemene bepalingen van dit subsidiereglement, moet de aanvraag voor subsidiëring ingediend worden bij de jeugddienst vóór de aanvang van dergelijke omvangrijke werken. § 3. Elke aanvraag zal per jeugdwerkinitiatief afzonderlijk behandeld worden in de jeugdraad, die een gemotiveerd advies geeft aan het schepencollege. Op basis van dit onderzoek wordt prioriteit gegeven aan (één) bepaalde aanvra(a)g(en). Het schepencollege beslist principieel over de subsidieaanvragen. Na goedkeuring kunnen de werken aanvangen. § 4. De uitbetaling van de subsidies zal gespreid worden op basis van een planning die berust op overeenkomst. Het aanvragende jeugdwerkinitiatief dient systematisch (aan de hand van het werkplan en het financieel plan) rekeningen of facturen in van leveranciers of aannemers. Deze facturen worden getoetst aan het werkplan, het financieel plan en aan de uitgevoerde werken. De uitbetaling zal gebeuren binnen een termijn van twee maanden na het voorleggen van de facturen. § 5. Wijzigingen in de plannen zijn mogelijk, mits voorlegging aan en goedkeuring door het schepencollege. § 6. Indien blijkt dat de kostprijs van de werken hoger dreigt uit te vallen dan geraamd in de oorspronkelijke subsidieaanvraag, dient een bijkomende aanvraag tot het verkrijgen van subsidies ingediend te worden, samen met een motivering voor deze bijkomende subsidie. Na advies van de jeugdraad beslist het schepencollege over deze bijkomende subsidie, waarna bovenstaande procedure voor uitbetaling gevolgd wordt. Indien blijkt dat de kostprijs lager is dan geraamd in de oorspronkelijke subsidieaanvraag, wordt slechts 60% uitbetaald van de voorgelegde rekeningen of facturen. § 7. Jeugdwerkinitiatieven die gevestigd zijn in privé-eigendom of zich vestigen op privégronden worden aangeraden een overeenkomst van “recht van opstal” af te sluiten met de eigenaar. Een minimale vereiste om voor deze subsidies in aanmerking te komen, is dat de eigenaar er zich schriftelijk toe verbindt dat het betreffende jeugdwerkinitiatief minstens gedurende de volgende vijf jaren gebruik mag maken van de grond en de lokalen. Per schijf van € 2.500 dat het bedrag der werken stijgt boven € 12.500, wordt de termijn verhoogd met 1 jaar. Indien de werken een erg hoge kost met zich meebrengen, wordt de jeugdwerkinitiatieven aangeraden een vzw op te richten. 8 Artikel 3: Subsidies voor uitgaven van minder dan € 1.250 § 1. 60 % van de kosten met max € 5.000 aan infrastructuursubsidies over een periode van drie jaar. § 2. In tegenstelling tot de subsidies voor werken van meer dan € 1.250, mogen hier de subsidieaanvragen na de realisatie van de werken ingediend worden, zodat in één aanvraag de kosten van een heel werkjaar kunnen samengebracht worden. Indien de totaalkost méér bedraagt dan € 1.250, dient het jeugdwerkinitiatief een schriftelijke verklaring van de eigenaar voor te leggen, waarin deze verklaart dat het jeugdwerkinitiatief minstens gedurende de volgende vijf jaren gebruik mag maken van de grond en de lokalen. § 3. De uitgaven dienen gestaafd te worden door het voorleggen van de rekeningen of facturen op naam van het jeugdwerkinitiatief, of een afschrift hiervan. 9 HUUR-EN ERGIESUBSIDIES Artikel 1: Indien een erkend jeugdwerkinitiatief eigen lokalen huurt voor de normale jaarwerking, kan deze uitgave gesubsidieerd worden. Deze subsidie kan niet aangewend worden indien deze vereniging een lokaal huurt voor andere doeleinden (bv. voor een fuif). Artikel 2: Erkende jeugdwerkinitiatieven die zelf de verbruikskosten voor elektriciteit, water of verwarming dragen, kunnen hiervoor eveneens subsidies krijgen. Er moet dan wel aangetoond worden, via factuur of overschrijving, dat de vereniging deze kosten zelf heeft moeten betalen. Artikel 3: Jeugdwerkinitiatieven, die niet kunnen beschikken over eigen lokalen en sporadisch zalen dienen te huren voor hun werking, kunnen deze kosten inbrengen (bv. repetities voor toonmomenten of de toonmomenten zelf). Zalen die gehuurd worden, voor activiteiten die enkel ‘winst maken’ als doelstelling hebben, kunnen niet ingebracht worden (bv. een zaal huren voor een eetdag). Artikel 4: De subsidies zijn onderling niet cumuleerbaar. Artikel 5: De subsidie bedraagt 60 % van de betaalde huur- of energieprijs met een maximum van € 500 per jeugdwerkinitiatief per werkjaar. 10 MATERIAALSUBSIDIES Artikel 1: De aankoop van duurzaam materiaal, met minimum€ 70 per aankoop, in het kader van de normale werking van het JWI kan gesubsidieerd worden. Artikel 2: Volgende materialen komen in aanmerking voor subsidiëring: audiovisueel materiaal, muziekinstrumenten, kampeermateriaal (bv. tenten, ...), keukenmateriaal, allerhande gebruiksgoederen. Verbruiksgoederen worden niet gesubsidieerd, uitgaven voor infrastructuur kunnen gesubsidieerd worden via de infrastructuursubsidies. Artikel 3: Het materiaal blijft minstens vijf jaar eigendom van het jeugdwerkinitiatief en wordt gebruikt oor de normale werking van de vereniging. Het materiaal mag wel ter beschikking gesteld worden van derden. Artikel 4: De subsidie bedraagt maximaal 60 % van de aankoopprijs met een maximum van € 500 per jeugdwerkinitiatief, per werkjaar. 11 TOELAGE ONDERHOUD AAN JEUGDLOKALEN Artikel 1: Binnen de perken van de kredieten, daartoe goedgekeurd op de gemeentebegroting, kan er aan de jeugdwerkinitiatieven met een eigen jeugdwerkinfrastructuur, een toelage voor onderhoud van de jeugdlokalen worden verleend volgens de normen en voorwaarden die in dit reglement worden opgenomen. Artikel 2: Het lokaal moet als goede huisvader onderhouden worden: Lokaal: Ordelijkheid: in de gangen staat geen rommel. het lokaal is opgeruimd, alles heeft zijn plaats. Reinheid & hygiëne: afval zit in zakken en zakken zijn netjes weggeborgen. de wc’s en eventuele douches zijn proper. de keuken is netjes. er zijn voldoende vuilnisbakken. de vloeren zijn gepoetst. Veiligheid: brandbare en giftige spullen, glas en andere scherpe voorwerpen slingeren niet in het rond. nooduitgangen zijn duidelijk en goed bereikbaar. er zijn voldoende brandblussers en deze hangen op de voorziene plaatsen, aangeduid met een icoontje. Rond het lokaal: er slingert geen afval rond. Artikel 3: De jeugdlokalen kunnen 2 keer per jaar onaangekondigd gecontroleerd worden. Er is een controle zowel in het voorjaar als in het najaar. De jeugdlokalen moeten tijdens de twee controlemomenten goedgekeurd worden. Indien de controle negatief is, krijgt het jeugdwerkinitiatief een tweede kans om alsnog de lokalen in orde te stellen. Artikel 4: Het voorziene bedrag wordt verdeeld onder de jeugdwerkinitiatieven die in orde zijn met hun lokalen. Bv. Bedrag: € 250. Er zijn 5 verenigingen die een eigen lokaal te onderhouden hebben. Er zijn slechts 3 verenigingen tijdens de twee controles in orde = 250:3 = € 83,3 euro per jeugdwerkinitiatief. 12 SUBSIDIES VOOR COMMUNICATIE Artikel 1: De subsidie bedraagt 60 % voor drukwerk, kopies en online advertenties, voor zover het gaat om specifieke thema’s eigen aan de werking van het desbetreffende jeugdwerkinitiatief. De maximale tegemoetkoming per jaar per jeugdwerkinitiatief bedraagt hiervoor € 400. Bv. Kampboekje, briefjes naar ouders, toonmomenten,…. Artikel 2: De subsidie bedraagt 30% voor drukwerk, kopies en online advertenties voor evenementen en activiteiten waarbij winst maken de hoofddoelstelling is. De maximale tegemoetkoming per jaar per jeugdwerkinitiatief bedraagt hiervoor € 200 Bv. fuiven en eetdagen. Artikel 3: De subsidie bedraagt 60% voor het onderhouden van een eigen website. De maximale tegemoetkoming per jaar per jeugdwerkinitiatief bedraagt hiervoor € 50. 13 ONVOORZIEN VERLIES BIJ HET ZELF ORGANISEREN VAN CULTURELE MANIFESTATIES Artikel 1: Erkende jeugdwerkinitiatieven kunnen beroep doen op een subsidie voor culturele manifestaties, indien blijkt dat er een onvoorzien financieel verlies is. Artikel 2: Bedoelde culturele manifestaties hebben een open karakter, zijn specifiek gemaakt door en/of voor jongeren tussen 6 en 25 jaar en vinden plaats binnen de gemeentegrenzen. Deze manifestaties moeten tot het sociaal-cultureel werk kunnen gerekend worden, zoals bijvoorbeeld de organisatie van een popconcert, theater, film of andere financieel risicovolle, culturele manifestaties (fuiven, eetfestijnen en soortgelijke, zuiver winstgevende activiteiten, zijn dus niet subsidieerbaar). De culturele manifestaties moeten georganiseerd zijn door ofwel het erkend jeugdwerkinitiatief zelf, ofwel een groep van erkende jeugdwerkinitiatieven. Artikel 3: De subsidiëring van eigen georganiseerde culturele manifestaties bedraagt maximum 60 % van het geboekte, zuiver financieel verlies. Artikel 4: De aanvraag dient een dossier te omvatten waaruit blijkt dat er een onvoorzien financieel verlies geboekt is. DEELNEMEN AAN CULTURELE MANIFESTATIES Artikel 1: Georganiseerde groepsbezoeken (ongeveer 10 deelnemers) aan door derden georganiseerde, strikt culturele manifestaties. Artikel 2: Deze manifestaties moeten tot het sociaal-cultureel werk kunnen gerekend worden, zoals bijvoorbeeld theater of film (fuiven, uitstappen, eetfestijnen en soortgelijke zuiver winstgevende activiteiten komen niet in aanmerking). Artikel 3: De subsidie bedraagt 60 % van de toegangsprijs, met een maximum van 5 € per lid, aanwezig op het evenement. 14 KADERVORMING Artikel 1: Aan alle jongeren van minimum 16 jaar tot en met 24 jaar die hun hoofdverblijfplaats hebben op het grondgebied van Bierbeek, kan een toelage voor kadervorming uitgekeerd worden. Ook Bierbeekse jongeren van minimum 16 jaar tot en met 24 jaar die géén lid zijn van een erkend Bierbeeks jeugdwerkinitiatief, kunnen dus aanspraak maken op een subsidie voor kadervorming. Artikel 2: De toelage wordt verleend voor het volgen van een cursus, erkend door de afdeling Jeugdwerk van de Vlaamse Gemeenschap, gestaafd door een attest. De cursus dient bovendien een minimumduur van ten minste 4 uren te hebben. Per cursus kunnen de cursisten slechts in één Vlaamse gemeente en via één jeugdwerkinitiatief kadervormingssubsidies krijgen. Enkel indien niet-Bierbeekse jongeren die lid zijn van een erkend Bierbeeks jeugdwerkinitiatief, geen of slechts een gedeeltelijke subsidie kunnen krijgen in hun eigen gemeente, kunnen zij via het Bierbeeks jeugdwerkinitiatief ook aanspraak maken op een Bierbeekse tussenkomst met een maximum van het niet subsidieerbare bedrag in die andere gemeente. Artikel 3: De subsidie bedraagt 60% van de cursusprijs met een maximum van € 125 per persoon per cursus. 15 KAMPSUBSIDIES Artikel 1: De periode van het kamp moet minstens 4 nachten bedragen. Artikel 2: Het totale subsidiebedrag wordt als volgt berekend: Het basisbedrag bedraagt € 1 per dag per deelnemer (zowel leden als leiding tot en met 24 jaar), dag van vertrek en aankomst inbegrepen. Dagen waarop alleen leiding aanwezig is, kunnen niet in rekening gebracht worden. Het aantal kampdagen kan verschillen naargelang de leeftijdscategorie van de deelnemers. In dit geval wordt het bedrag per leeftijdscategorie berekend, waarna deze bedragen worden samengeteld. De totale som vormt het basisbedrag. Basisbedrag = aantal deelnemers x aantal dagen x 1 = (a) Dit basisbedrag wordt vermenigvuldigd met een factor die het aantal op het kamp aanwezige “gekwalificeerde leiding” (zie artikel 4) per 7 leden (deelnemers) weergeeft. Basisbedrag x factor = Basisbedrag x aantal gekwalificeerde leiding (art.4) = (b) aantal deelnemers / 7 De twee bovenstaande resultaten worden samengeteld om het totale subsidiebedrag te berekenen. Totale bedrag = Basisbedrag + basisbedrag x aantal gekwalificeerde leiding (art.4) = (a) + (b) aantal deelnemers / 7 Artikel 3: Voor de berekening van het subsidiebedrag mag als factor maximum de waarde 1 gebruikt worden, aangezien in dat geval minimum 1 gekwalificeerde leider per 7 leden aanwezig is (deze verhouding wordt als ideaal beschouwd). Wanneer de factor hoger ligt dan 1, moet de factor bijgevolg beperkt worden tot het maximum (= 1). Voorbeeld ter verduidelijking: Jeugdwerkinitiatief ‘X’ gaat van 1 tot 11 juli op kamp met 105 deelnemers, meer bepaald 85 leden (waaronder 15 leden onder de 10 jaar) en 20 leiders. De leiding vertrekt op 1 juli, de leden ouder dan 10 jaar vertrekken op 2 juli en de jongsten (< 10 jaar) gaan slechts één week op kamp (vanaf 5 juli). Alle deelnemers blijven tot het einde van het kamp (11 juli). Basisbedrag: het voorkamp van de leiding komt niet in aanmerking voor de berekening van het basisbedrag. berekening voor leiding en oudste leden (> 10 jaar): (20 + 70) x 10 dagen x € 1 = € 900 berekening voor jongste leden (< 10 jaar): ( 15 ) x 7 dagen x € 1= € 105 Basisbedrag = € 900 + € 105 = € 1.005 Factor: onder de leiding komen 15 personen in aanmerking als gekwalificeerde begeleider (voorwaarden: zie art. 3) berekening factor: 15 gekwalificeerde leiding = 1,23 85 leden / 7 16 aangezien de factor meer dan 1 bedraagt, wordt voor de berekening van het totale bedrag gewerkt met de maximumfactor = 1. Totale bedrag kampsubsidies: € 1.005 + (1.005 x 1) = € 2.010 17 KAMPVERVOER Artikel 1: Het vervoer is beperkt tot het Belgisch grondgebied. Artikel 2: Het jeugdwerkinitiatief zorgt voor voldoende mankracht bij het laden en lossen van de vrachtwagen(s), voor een exacte routebeschrijving en voor één begeleider die met de vrachtwagen meerijdt. Indien aan deze bepalingen niet voldaan wordt, kan het kampvervoer het volgende werkjaar geweigerd worden. Artikel 3: De aanvraag moet vóór 1 mei ingediend worden bij de jeugddienst, met het daarvoor voorziene aanvraagformulier. Artikel 4: Het schepencollege beslist over de toekenning van het kampvervoer (zonder voorafgaandelijk advies van de jeugdraad) en stelt het jeugdwerkinitiatief op de hoogte van zijn beslissing vóór 1 juli. Bij weigering dient ook de jeugdraad ingelicht te worden, met vermelding van de reden. 18